Raad van State
Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200704927/2
Publicatie datum: donderdag 10 januari 2008
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Almelo
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken
---
200704927/2.
Datum uitspraak: 10 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
1. {verzoekers sub 1},
2. {verzoeker sub 2A} en {verzoeker sub 2B},
allen wonend te Almelo
hangende het hoger beroep van:
de stichtingen Almelose Woonstichting Beter Wonen en Stichting Woon-
en Verzorgingscentrum Friso
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 juni 2007 in de zaken
nrs. 06/530, 06/531 EN 06/532 in het geding tussen:
1. {verzoeker sub 2A},
2. {verzoeker sub 2B},
3. {verzoekers sub 1},
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2005 heeft het college van burgemeester
en wethouders van Almelo (hierna: het college) aan de stichtingen
Almelose Woningstichting beter Wonen (hierna: Beter Wonen) en Woon- en
Verzorgingscentrum Friso (hierna: Friso) vrijstelling en
bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een zogenoemd
zorgcentrum met woningen aan de Rustweg 1 te Almelo.
Bij besluit van 13 maart 2006 heeft het college de door {verzoekers
sub 1} en {verzoekers sub 2} daartegen gemaakte bezwaren ongegrond
verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de
rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) de door {verzoekers sub 1} en
{verzoekers sub 2} daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en
dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben Beter Wonen en Friso bij brief, bij de
Raad van State ingekomen op 13 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De
gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 augustus 2007.
Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college de door
{verzoekers sub 1} en {verzoekers sub 2} gemaakte bezwaren opnieuw
ongegrond verklaard.
Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 30 oktober 2007, hebben
{verzoekers sub 1} en bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 1
november 2007, hebben {verzoekers sub 2} daartegen beroep ingesteld.
De desbetreffende beroepschriften heeft de rechtbank doorgezonden naar
de Raad van State. {verzoekers sub 2} hebben de gronden van het beroep
aangevuld bij brief van 4 december 2007.
Voorts hebben {verzoekers sub 1} en {verzoekers sub 2} de Voorzitter
verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft die verzoeken ter zitting behandeld op 20 december
2007, waar {verzoekers sub 1}, vertegenwoordigd door {gemachtigde}, en
{verzoekers sub 2}, bijgestaan door mr. J.G.J. van den Bergh, en het
college, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Nie, advocaat te Enschede,
zijn verschenen. Voorts zijn daar Beter Wonen en Friso, beide
vertegenwoordigd door mr. J. Gundelach, advocaat te Enschede, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Beter Wonen en Friso wensen de bouw van het zorgcentrum op 7
januari 2008 te hervatten. De verzoeken van {verzoekers sub 1} en
{verzoekers sub 2} strekken ertoe dat te voorkomen.
2.2. In het midden kan blijven of te verwachten valt dat de uitspraak
van 4 juni 2007 in de bodemprocedure in stand zal blijven. Naar
voorlopig oordeel zal, ook als dat het geval is, het besluit van 18
september 2007 in de bodemprocedure in stand blijven, althans zal
tenslotte niet blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning voor
het bouwplan mocht worden verleend. Daartoe wordt mede in aanmerking
genomen dat de gemeenteraad de bevoegdheid om krachtens artikel 19,
eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te
verlenen aan het college heeft overgedragen en derhalve aan de door de
gemeenteraad vastgestelde Hoogbouwvisie en Nota hoogbouwbeleid niet de
betekenis toekomt die {verzoekers sub 1} en {verzoekers sub 2} daaraan
gehecht willen zien. Naar voorlopig oordeel is niet gebleken van door
het college gevoerd beleid, waarmee de verlening van vrijstelling in
strijd is. Voorts is de ruimtelijke onderbouwing, welke bij het
besluit van 18 september 2007 aan het verlenen van de vrijstelling ten
grondslag is gelegd, naar voorlopig oordeel toereikend. Gelet hierop,
bestaat aanleiding om de verzoeken af te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2008
392.