Hoge Raad doet op 11 januari uitspraak in een proefprocedure over
verzwegen Luxemburgse bankrekeningen
's-Gravenhage, 8 januari 2008 - Eind 2001 is de belastingdienst een
onderzoek gestart naar Nederlandse belastingplichtigen die
buitenlandse bankrekeningen hadden verzwegen. Aanleiding voor dit
`Rekeningenproject' waren kopieën van microfiches van de Kredietbank
Luxemburg (KB-Luxbank) die de Belgische belastingautoriteiten aan de
FIOD hadden gezonden. Die microfiches waren gestolen door werknemers
van de KB-Luxbank. Hoe ze in handen van de Belgische overheid zijn
gekomen, is onduidelijk gebleven.
De Nederlandse belastingdienst heeft van enkele duizenden microfiches
kunnen achterhalen wie de Nederlandse rekeninghouders waren. De
belastingdienst heeft deze rekeninghouders aangeschreven en hen
gevraagd om gegevens en inlichtingen over hun buitenlandse
bankrekeningen te verstrekken. Daarbij heeft hij hen er op gewezen dat
belastingplichtigen op grond van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen verplicht zijn om gegevens te verstrekken ten behoeve
van de belastingheffing en dat het niet voldoen aan die verplichting
een strafbaar feit vormt. Een groot aantal heeft onder voorbehoud de
gegevens van de verzwegen bankrekeningen aan de inspecteur verstrekt.
Aan hen zijn (navorderings)aanslagen opgelegd over twaalf jaren, met
een boete van 50%.
De belastingdienst en advocatenkantoor NautaDutilh, dat optreedt als
gemachtigde voor een groot aantal belastingplichtigen, hebben
afgesproken dat enkele proefprocedures zullen worden gevoerd, waarin
met name aan de orde is of de belastingdienst de bevoegdheid heeft om
op basis van die gestolen microfiches een naheffing en een boete op te
leggen. Het hof Amsterdam heeft op 18 januari 2006 in één van die
proefprocedures uitspraak gedaan. Daarbij is de belastingdienst in het
gelijk gesteld (zie rechtspraak.nl, LJN AU9845).
Procedure bij de Hoge Raad
Tegen die uitspraak van het hof heeft NautaDutilh beroep in cassatie
ingesteld bij de Hoge Raad.
In cassatie is de zaak voor de belastingdienst behandeld door mr.
R.L.H. IJzerman, advocaat in Den Haag en voor de belanghebbende door
mr. R.A. Fibbe en mr. L.C.A. Wijsman, beiden advocaat in Rotterdam.
Advocaat-generaal mr. P.J. Wattel heeft in zijn conclusie van 1 juni
2007 geadviseerd tot het stellen van een prejudiële vraag (een vraag
van uitleg) aan het Hof van Justitie van de EG in Luxemburg. (zie
rechtspraak.nl, LJN BA8179)
De Hoge Raad doet op vrijdag 11 januari, 10.00 uur, uitspraak in deze
zaak. Rond 10.30 uur zal een samenvatting van de uitspraak naar de
pers worden gestuurd en op de website van de Hoge Raad worden
gepubliceerd.
Persraadsheer mr. W.A.M. van Schendel zal op 11 januari van 10.30 tot
12.00 uur aanwezig zijn voor het geven van een toelichting. Hij kan
telefonisch bereikt worden via het onderstaande nummer.
Den Haag, 8 januari 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 8 januari 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie