ChristenUnie
Drugs weghalen uit straatbeeld
Drugs weghalen uit straatbeeld
vrijdag 11 januari 2008 11:21 De ChristenUnie wil een landelijk verbod
op het gebruik van drugs in openbare ruimtes. "Het gedoogbeleid van
drugs in Nederland is tweeslachtig, en dat is niet onze keuze", aldus
Kamerlid Ed Anker.
In de notitie 'Doorbreek taboe, verban drugs uit openbare ruimte'
(2004) van de ChristenUnie, worden enkele voorstellen gedaan om het
drugsbeleid aan te pakken. Want ondanks de aanscherpingen heeft het
drugsbeleid in Nederland nog altijd een tweeslachtig karakter. Hoewel
de handel in drugs, ook softdrugs, officieel is verboden, wordt dit in
de praktijk toegestaan. De omstandigheid dat softdrugs alleen in
coffeeshops mogen worden verhandeld, maakt weinig indruk. Immers:
straathandel `voelt' niet crimineel als de verkoop in een nog altijd
groot aantal coffeeshops wel wordt gedoogd en als softdrugsgebruik in
bepaalde buurten en gelegenheden als normaal wordt gezien. Hier geldt
nog altijd het adagium: gedogen is mogen. Dit werkt in de praktijk
hardnekkige knelpunten in de hand, die officiële beleidsdoelstellingen
als het voorkomen van drugsgebruik in de weg staan, zoals het
aantrekken van buitenlandse 'coffeeshoptoeristen'.
De ChristenUnie vindt dat het drugsbeleid - zelfs als je er voor kiest
een beperkt aantal coffeeshops te handhaven - onverkort moet
uitstralen dat alle drugshandel, ook de softdrugshandel, illegaal is
en dat, ongeacht de vraag of daadwerkelijke vervolging van de
gebruiker plaatsvindt, softdrugsgebruik en gebruik van populaire
harddrugs als XTC en cocaïne in elk geval onverstandig is en dus
ernstig moet worden afgeraden. Dat betekent dat
de norm moet worden: alle drugsgebruik, dus inclusief gebruik van
softdrugs en drugs als cocaïne en XTC, zijn maatschappelijk gezien
niet normaal. In de notitie stelt de ChristenUnie dan ook voor om het
taboe in het drugsbeleid te doorbreken, namelijk het taboe van het
niet aanpakken van het gebruik van drugs.
Een van de peilers van het Nederlandse drugsbeleid is tot dusverre dat
het bezit wel, maar het feitelijke gebruik niet wordt vervolgd. In het
verlengde daarvan zijn de gebruikers altijd min of meer ongemoeid
gelaten. Zeker softdrugsgebruik is maatschappelijk gezien goeddeels
aanvaard en tot op belangrijke hoogte geldt dat ook voor gebruik van
drugs als XTC en cocaïne in het uitgaanscircuit. Je `mag' bijvoorbeeld
rustig een joint roken op straat.
Als het aan de ChristenUnie ligt komt daar snel een einde aan. In 2005
stemde een meerderheid van de Kamer in met een voorstel van de
ChristenUnie en VVD, om op landelijk niveau softdrugs te weren uit
openbare ruimtes. Maar toenmalig minister Donner (CDA) van Justitie
zag hier geen niets in. Volgens hem hadden gemeenten voldoende
mogelijkheden dit via de plaatselijke verordering (APV) te regelen.
Het probleem met de APV is dat er eerst een concrete aanleiding moet
zijn voor z'on verbod, zoals het verstoren van de openbare ruimte.
Daarnaast is het gevaar van een blowverbod in één bepaalde wijk, dat
de problemen slechts verschuiven naar een andere wijk of stad. Een
landelijk verbod geeft duidelijkheid.
Volgens Ed Anker is het zaak om het gebruiken van drugs uit het
'normale' circuit weg te halen door een openbaar gebruiksverbod. "Je
wilt je kinderen niet in een park laten spelen waar een blower high
zit te worden op een bankje. Als we een goed voorbeeld willen meegeven
aan onze jeugd kunnen we toch niet gedogen dat een willekeurige burger
gewoon drugs kan gebruiken op straat? Alsof het de normaalste zaak van
de wereld is!"
Daarnaast zorgen samenscholende blowers vaak voor overlast en
verloedering van de openbare ruimte. In stadsdeel De Baarsjes in
Amsterdam is het blowverbod wegens succes verlengd. Anderhalf jaar
geleden voerde de gemeente rond het Mercatorplein een blowverbod in.
Uit een evaluatie blijkt dat de bewoners zich sindsdien veiliger
voelen en dat de overlast is gedaald.