Preconceptiezorg

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG/ZP-2822072

11 januari 2008

De toenmalige Minister van VWS heeft op 5 november 2004 de Raad verzocht om een overzicht te geven van de stand van de wetenschap aangaande bewezen effectieve maatregelen die vóór de conceptie genomen kunnen worden om de gezondheid van moeder en kind te bevorderen. Op 20 september jl. heeft de Gezondheidsraad mij zijn advies Preconceptiezorg toegezonden. Ik doe u hierbij het advies ter informatie toekomen.

Het advies

De Raad heeft op systematische wijze actuele wetenschappelijke inzichten en kennis over preconceptiezorg op een rij gezet. Er is steeds meer kennis beschikbaar over factoren die de gezondheid van een toekomstig kind kunnen beïnvloeden. Kennis over dergelijke risico's is niet breed bekend en bereikt de ouders-van-straks helemaal niet, versnipperd of te laat. Juist hoogrisicogroepen, zoals groepen met een lage sociaal-economische status en migranten zijn vaak niet op de hoogte.
Het rapport omvat een aantal specifieke beleidsaanbevelingen en randvoorwaarden rondom preconceptiezorg ten aanzien van de inhoud ervan, de organisatie, de kwaliteitsbewaking en de regie op landelijk niveau. Kernboodschap is dat er een algemeen programma voor preconceptiezorg zou moeten komen dat breed toegankelijk is. De elementen die deel zouden moeten uitmaken van dat programma worden beschreven in het advies en betreffen een zeer breed terrein: van adviezen over gezonde voeding en het omgaan met genotmiddelen en medicijngebruik totaan het opsporen genetische risico's, preconceptionele screening op dragerschap en het aanbieden van genetische counseling.
Belangrijk onderdeel van een preconceptiezorgprogramma zoals de Raad voorstaat is het zogenaamde preconceptieconsult in de eerste of tweede lijn.
Gezondheidsraad geeft expliciet aan dat de vraag naar de effecten en de kosten van preconceptiezorg zich nog niet laat beantwoorden. Ook geeft de Raad aan dat een oordeel over de financieringswijze van preconceptiezorg casu quo een preconceptieconsult buiten het kader valt van dit advies.

Reactie

Langer gezond leven begint vóór de conceptie. Dat leert ons het advies van de Gezondheidsraad. Preconceptiezorg kan bovendien bijdragen aan minder aangeboren afwijkingen en perinatale sterfte. Preconceptiezorg is daarmee een vorm van preventie en sluit op zich aan bij de visie op gezondheid en preventie `gezond zijn en gezond blijven' die ik 24 september jl. aan uw Kamer heb gestuurd.
Het advies gaat vooral in op het Wat rond preconceptiezorg, maar laat nog veel vragen open over het Hoe en het Wie. Wel is duidelijk dat preconceptiezorg gaat over een zeer breed terrein en daarmee adresseert aan een veelheid van partijen, waaronder ook de (landelijke) overheid.
Gezien de complexiteit van het onderwerp en het gegeven dat er een aantal trajecten lopen die relevant zijn voor mijn beleid preconceptiezorg, kan ik op dit moment nog geen definitief standpunt bepalen. Met mijn standpunt op het advies van de Gezondheidsraad wil ik uw Kamer een volledig beeld kunnen schetsen, zeker waar het eventuele overheidsverantwoordelijkheid en maatregelen betreft. Ik wil mij beraden op de volgende vraagstukken. Een van de aandachtspunten daarbij is de rol van de overheid.
1. Bewustwording van de bevolking cq. de doelgroep en toegankelijke en betrouwbare publieksinformatie.

2. Het bereiken van hoogrisicogroepen.

3. Verzekerde prestatie ingevolge de Zorgverzekeringswet, waarbij de vraag aan de orde is of het regelen als verzekerde prestatie een oplossing is voor het probleem dat de Gezondheidsraad schetst. Op dit moment kunnen verzekeraars en aanbieders in het lokaal overleg al afspraken maken over de inhoud en de levering van een preconceptieconsult en het tarief daarvoor onder de beleidsregel Innovatie. Ik vind het van belang om de resultaten van deze regeling te betrekken bij mijn beleid.

4. De resultaten van de Taskforce Foliumzuur. Deze taskforce is ingesteld naar aanleiding van de motie Ormel van uw Kamer kunnen worden meegenomen in een bredere aanpak preconceptiezorg. De resultaten komen in het voorjaar van 2008 beschikbaar.

Ik zal uw Kamer op 1 mei 2008 informeren over de stand van zaken.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink