Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over gouden handdrukken voor
ambtenaren in de provincie Noord-Brabant
7 januari 2008
Antwoorden op kamervragen van het lid Van Raak (SP) over gouden
handdrukken voor ambtenaren in de provincie Noord-Brabant.
1. Vraag
Wat is uw reactie op het feit dat de provincie Noord-Brabant de
afgelopen tien jaar 32 keer disproportioneel gebruik heeft gemaakt van
afvloeiingsregelingen voor ambtenaren?
2. Vraag
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit in de toekomst niet zal voorkomen?
Antwoorden 1 en 2
Ik doe geen uitspraken over de in het krantenartikel aangehaalde 32
cases. Ik heb die cases niet onderzocht, maar beschouw het ook niet
als mijn taak of verantwoordelijkheid om een opvatting te hebben over
individuele ontslagzaken van andere organisaties. De uitvoering van
het personeelsbeleid (inclusief de afwikkeling van ontslaggevallen) is
een zaak van het provinciebestuur. Iedere overheid heeft hier een
eigen verantwoordelijkheid.
Ik hecht eraan op te merken dat de kwalificatie "disproportioneel"
afkomstig is van de Zuidelijke Rekenkamer, die in opdracht van de
provincie Noord-Brabant onderzoek heeft gedaan naar ontslagregelingen
in de periode 1997 - 2007. De Zuidelijke Rekenkamer heeft bij in
totaal 32 dossiers (van de onderzochte 885 dossiers) het oordeel
"bedenking" uitgesproken om de reden dat de betaling naar het oordeel
van de Rekenkamer "disproportioneel" is. Hiervan is naar de mening van
de Rekenkamer sprake, indien na zorgvuldige weging de getroffen
regeling niet in een redelijke verhouding bleek te staan tot de feiten
zoals in het dossier aangetroffen . Het is aan Provinciale Staten
van Noord-Brabant om een uitspraak te doen over dat rapport en de
daarin gebezigde kwalificaties en de consequenties voor beleid en
uitvoering die daaraan verbonden zouden moeten worden. Provinciale
Staten hebben (volgens een nieuwsbericht van de provincie d.d. 14
december 2007) Gedeputeerde Staten opgedragen om vóór 1 april 2008 te
komen met een "eenduidig en terughoudend beleid" voor
ontslagregelingen. Dit beleid dient de aanbevelingen van de Rekenkamer
onverkort te volgen. Ook is er een motie aangenomen die pleit voor een
"innovatief en adequaat leeftijdsbewust personeelsbeleid".
Gedeputeerde Staten hebben zich op het standpunt gesteld dat de kosten
van de 32 regelingen voor de provincie, gelet op de gemiddelde
leeftijd en de arbeidsmarktpositie van betrokkenen, lager zijn dan de
kosten die de provincie, als eigenrisicodrager, kwijt zou zijn geweest
voor een reguliere WW-uitkering en de daarop aanvullende provinciale
bovenwettelijke WW-regeling. Daarmee is de discussie in Provinciale
Staten beëindigd.
Het kabinet hecht sterk aan een transparante, betrouwbare, integere en
efficiënte overheid die op een verantwoorde en matige wijze omgaat met
de publieke middelen en die over de besteding van die middelen
openheid geeft en verantwoording aflegt. Ik stel vast dat het
provinciebestuur zich zeer bewust is van de bijzondere publieke
verantwoordelijkheid als overheidsorgaan en dat mede daarom de
aanbevelingen van de Zuidelijke Rekenkamer worden onderschreven door
Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, ook omdat die passen bij de
door de Rekenkamer gesignaleerde trendbreuk in het provinciale
personeelsbeleid vanaf 2003.
Ongeveer de helft van de 32 ontslagzaken betrof overigens
prepensioenregelingen of daarmee vergelijkbare vervroegde
uittredingsregelingen. Door middel van de VPL-regelgeving (ingevoerd
per 2006) probeert het kabinet VUT- of VUT-achtige regelingen voor
oudere werknemers fiscaal te ontmoedigen. Dat geldt zowel voor
collectieve als voor individuele regelingen. Ik ga ervan uit dat dit
soort arrangementen voortaan minder vaak zal voorkomen. Dit, mede
omdat de aandacht voor (het belang van) leeftijds- (of
levens-fase)bewust personeelsbeleid de afgelopen jaren is toegenomen.
Verder wijs ik in dit verband op de in 2006 in werking getreden Wet
openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT).
Deze wet regelt ook de melding van ontslaguitkeringen, voor zover het
totaal van het jaarinkomen inclusief de ontslaguitkering meer bedraagt
dan het gemiddelde ministerssalaris.
Het belangrijkste instrument tegen disproportionele en bovenmatige
ontslagregelingen is niet wet- en regelgeving of toezicht en zelfs
niet openbaarmaking, maar een professioneel en volwassen werkgever
schap, zowel in de relatie met individuele werknemers als in de
relatie met vakbonden (aan de CAO-tafel). Ik constateer dat overheids
werkgevers hier serieus mee bezig zijn (met wat mij betreft
Noord-Brabant als goed voorbeeld).
3. Vraag
Hoe vaak is in andere provincies in dezelfde periode sprake geweest
van een disproportioneel gebruik van afvloeiingsregelingen? Zo neen,
bent u bereid ook in andere provincies nader onderzoek te laten doen?
Antwoord 3
Provincies zijn zelf verantwoordelijk voor hun uitgaven. De
Provinciewet regelt de wijze waarop verantwoording van provinciale
uitgaven geschiedt. Het college van Gedeputeerde Staten verantwoordt
de uitgaven aan Provinciale Staten. In dat kader is de beoordeling van
afvloeiingsregelingen en het provinciale personeelsbeleid dan ook een
aangelegenheid van het provinciale bestuur. Uit navraag bij het IPO is
gebleken dat in Provinciale Staten van enkele provincies naar
aanleiding van de casus Noord-Brabant vragen zijn gesteld aan
Gedeputeerde Staten van die provincies over vertrekregelingen. De
beantwoording daarvan en de discussie daarover heeft niet geleid tot
negatieve beoordelingen van de gemelde vertrekregelingen.
Signalen dat er sprake is of zou kunnen zijn van taakverwaarlozing
door provincies hebben mij niet bereikt. Er is voor mij dan ook geen
aanleiding om vanuit het Rijk nader onderzoek te verrichten bij
provincies.
Het Parool, 12 december 2007.
Rapport "Loon naar werken. Ontslagregelingen provincie
Noord-Brabant" d.d. 6 december 2007, Zuidelijke Rekenkamer, blz. 6 (te
downloaden via www.zuidelijkerekenkamer.nl (extern) of via de link
www.brabant.nl/Nieuws/2007/StatenonderschrijvenaanbevelingenRekenkamer
.aspx (extern) )
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties