Advocaat Anker&Anker: Geen boer verzekerd
Uitspraak gerechtshof brengt bezitters tractoren in grote problemen (10-01-2008)
Op 10 januari 2008 heeft het gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tegen een
31-jarige inwoner van Zuidoostbeemster. Het hof heeft bewezen verklaard dat onze cliënt op 5 maart
2006 in Middenbeemster een voertuig op de openbare weg heeft geplaatst, zonder dat voor dit voertuig
een aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten. De uitspraak betekent dat vrijwel alle bezitters van
tractoren een strafbaar feit begaan en het risico lopen dat hun voertuig in beslag wordt genomen.
Onze cliënt wordt bijgestaan door zijn raadsman, mr. Tjalling van der Goot.
Op grond van artikel 30 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) is een
bezitter van een voertuig verplicht te zorgen dat het voertuig op de openbare weg verzekerd is. Het niet
verzekerd plaatsen of rijden op de openbare weg is een strafbaar feit.
In de zaak van onze cliënt ging het om een motorrijtuig met beperkte snelheid, ofwel een
landbouwtrekker. Volgens het Voertuigregelment is een voertuig pas een landbouwtrekker indien het
motorrijtuig "met een door de constructie bepaalde snelheid van niet meer dan 25 km/u" kan behalen.
De verzekeringsmaatschappij had de verdediging schriftelijk bevestigd dat het voertuig verzekerd was.
Een afschrift van deze brief was door de raadsman overgelegd. Volgens de verdediging was daarmee
aan de wettelijke verzekeringsplicht voldaan.
Desondanks veroordeelde het gerechtshof onze cliënt. Uit technisch onderzoek was gebleken dat de
trekker een hogere snelheid dan 25 km/u kon bereiken. Omdat in de (standaard)clausule van de polis
stond vermeld dat de verzekering van kracht is indien de trekker een snelheid kan bereiken van ten
hoogste 25 km/u was volgens het hof de verzekeringsovereenkomst niet afgesloten op een
landbouwtrekker. Een landbouwtrekker zou immers niet sneller dan 25 km/u mogen rijden. Aldus was
volgens het hof geen sprake van een geldige verzekering.
Onze cliënt werd veroordeeld tot betaling van een geldboete van ¤ 380. Bovendien werd de tractor
onttrokken aan het verkeer.
Door de verdediging is inmiddels beroep in cassatie ingesteld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vrijwel alle tractoren en motorrijtuigen met beperkte
snelheid harder kunnen rijden dan 25 km/u. Uit het in 2006 opgestelde adviesrapport "Effecten
verhoging maximumsnelheid land- en bosbouwtrekkers" van Rijkswaterstaat volgt dat de feitelijke
rijsnelheid van landbouwtrekkers hoger is dan de wettelijke snelheid van 25 km/u. Ook blijkt uit dat
onderzoek dat de maximum snelheid van 25 km/u nauwelijks wordt nageleefd. Eind 2006 heeft
toenmalig minister Peijs van Verkeer in een brief aan de Tweede Kamer laten weten de
maximumsnelheid voor landbouwtrekkers per 2009 te verhogen naar 40 km/u.
Naar de mening van de verdediging treedt de rechter ten onrechte in de beoordeling van de
polisvoorwaarden. Op grond van diverse bepalingen in de WAM heeft een eventueel slachtoffer na een
ongeval met een dergelijk voertuig gewoon recht op vergoeding door de verzekeraar. De positie van
een eventueel slachtoffer wordt dus niet aangetast. Juist deze bescherming van benadeelden is de
achtergrond van de verzekeringsplicht in de WAM.
Nu een overgroot deel van de landbouwvoertuigen sneller kan rijden dan 25 km/u betekent dit op grond
van deze uitspraak van het gerechtshof Amsterdam dat een afgesloten de
aansprakelijkheidsverzekering geen gelding heeft. Immers, volgens het hof is een voertuig dat sneller
kan rijden dan 25 km/u geen landbouwtrekker. Indien in de verzekeringspolis is opgenomen dat het om
een landbouwtrekker gaat, is volgens het hof deze verzekering niet van kracht. Elke bezitter die met
zo´n voertuig gebruik maakt van de openbare weg maakt zich aldus schuldig aan een strafbaar feit.
Bovendien loopt elke bezitter het risico dat de trekker in beslag wordt genomen en nadien door de
rechter wordt onttrokken aan het verkeer.
De uitspraak heeft dus verstrekkende gevolgen voor met name de landbouw.
Het beroep in cassatie zal worden behandeld door de Hoge Raad in Den Haag. Naar verwachting zal
pas in het najaar van 2008 uitspraak worden gedaan.