De Pont stichting
Brabant Nu
Elf jonge kunstenaars uit Brabant
12 januari tm 6 april 2008
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Noord-Brabantse Kunst
Stichting (NBKS) organiseert De Pont een tentoonstelling met werk van
een nieuwe generatie kunstenaars uit Brabant. De tentoonstelling werd
samengesteld door Alex de Vries, voormalig directeur van de
kunstacademie in 's-Hertogenbosch (1997-2001) en moderator van de
kunstenaarsgesprekken die sinds 2004 in samenwerking met de NBKS
worden georganiseerd. In dit kwartaalbericht gaat Alex de Vries nader
in op de kunstsituatie in Brabant en op zijn keuze voor elf jonge
kunstenaars, die ieder een eigen `wolhok' in het museum tot hun
beschikking krijgen.
De kunstenaars in deze tentoonstelling behoren tot de generatie die
geboren is tussen ruwweg 1970 en 1980. Ze maken allemaal volop gebruik
van de rijke infrastructuur die kenmerkend is voor het kunstklimaat in
Brabant. Met twee academies voor beeldende kunst en vormgeving, een
docentenopleiding en een designacademie heeft Brabant de grootste
academiedichtheid van Nederland. Het niveau van de musea in de grotere
Brabantse steden stelt een hoge kwalitatieve norm aan de praktijk van
de beeldend kunstenaars, maar ook kleinere steden als Helmond en Oss
beschikken over musea met een uitdagend tentoonstellingsbeleid.
Daarnaast zijn er in Brabant opvallend veel kunstenaarsinitiatieven.
Sommige, waaronder Artis in 's-Hertogenbosch en Lokaal 01 in Breda,
maken presentaties waarvan het belang het regionale duidelijk
overstijgt. Steeds opnieuw vinden kunstenaars elkaar in (tijdelijke)
ateliercomplexen, zoals TAC in Eindhoven en KOP in Breda. Daar worden
gezamenlijk activiteiten opgezet om de eigen positie te bepalen.
Kunstenaars melden zich aan voor werkperiodes in de verschillende
werkplaatsen zoals Daglicht en Beeldenstorm in Eindhoven en het EKWC
in 's-Hertogenbosch om projecten te ontwikkelen. Er worden in eigen
beheer tijdschriften opgezet en publicaties uitgegeven, er worden
lezingenavonden georganiseerd en debatten gevoerd. De meeste
kunstenaars voelen weinig behoefte om uit Brabant weg te gaan. Daar is
ook nauwelijks reden toe. Ze zijn goed in staat vanuit de eigen
omgeving hun plaats in de wereld te bevechten.
De kunst uit Brabant wortelt in een stevige traditie en is vitaler dan
ooit. Daarvoor leveren ook de kunstenaars in Brabant Nu het bewijs.
Opvallend genoeg hebben ze geen nieuwe media nodig. Ze laten zien dat
de tekening, het schilderij, de foto, de sculptuur en het object
minstens zo levensvatbaar zijn als technologische hoogstandjes of
digitale communicatiemiddelen. Bram Hermens (1979) gebruikt het meest
directe artistieke uitdrukkingsmiddel dat er is: de tekening. Hij
maakt veelal monumentale werken - in De Pont toont hij wandtekeningen
- waarin hij gebeurtenissen uit de actualiteit weergeeft in een
eclectische mengeling van stijlelementen uit de Hellenistische
periode, de Hoog-Renaissance en de Barok. Het is een kunstenaar die
weet waar hij vandaan komt en wat hij daarmee wil.
Kunstenaars zetten per defiitie het beeld naar hun hand. Deze elf doen
dat letterlijk mèt de hand. Zelfs de twee fotografen in de expositie,
Annie Draaijer (1972) en Wiesje Peels (1975), kiezen ervoor om te
werken met analoge camera's. Tegelijkertijd deinzen ze er niet voor
terug om de modernste technieken in te zetten voor hun afdrukken op
groot formaat. Anachronisme en regressie zijn niet aan de orde. De
manier waarop schilder en tekenaar Jakob Fioole (1978) de
verschijningsvorm van het stedelijk leven en de uitwassen daarvan in
kaart brengt, is volkomen hedendaags. En ook de raadselachtige
schilderijen van Lotte van Lieshout (1978) die een mythische wereld
verbeelden, zijn duidelijk ontleend aan de waanwereld van vandaag de
dag.
In die handmatige manier van werken gaan de kunstenaars het experiment
niet uit de weg. Sandra van der Meijden (1981) kiest voor haar
schilderijen ongewone materialen als gebruikstextiel als drager en
bedient zich van onconventioneel schildersgereedschap. De kunstenaars
gaan de confrontatie aan met de hen omringende wereld. Hun werk is
niet zozeer geschilderd naar de waarneming, maar komt voort uit de
ervaring. Van oudsher hebben schilders in Brabant in het landschap een
rijke voedingsbodem gevonden, zoals ook Daniëlle van Broekhoven (1975)
laat zien. Terwijl Marjolijn de Wit (1979) een wereld schildert waarin
the facts of life keihard binnendringen, kiest Tobias Schalken (1972)
als beeldhouwer voor een andere strategie. Zijn grote sculpturen zijn
droomgestaltes van verwondering en verweer.
Vanuit de plek waar ze wonen en werken zoeken deze kunstenaars een
eigen positie in de kunstwereld en een eigen verhouding tot de
maatschappij. Persoonlijke ervaringen worden gesublimeerd en soms ook
gerelativeerd. Eveline van de Griend (1976) heeft sinds haar jeugd in
Nigeria een ambivalente relatie met het uiterlijk. Wat er schuil gaat
achter de schoonheid van haar gebeeldhouwde hoofden, is meer dan zich
laat aanzien.
De jonge generatie kunstenaars uit Brabant bewijst dat ieder
clichébeeld terzijde geschoven kan worden. Kijk maar naar Helmut Smits
(1974). Zijn alternatief voor het gekende is even rigoureus als
verstrekkend: hij toont ons het ongekende. Alles wat we kennen, kan
een andere gedaante krijgen. En dat gaat ook op voor de kunst uit
Brabant.