Rechtbank 's-Gravenhage

Verzoek om voorlopige voorziening Panorama Mesdag afgewezen

's-Gravenhage, 14 januari 2008 - De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (sector bestuursrecht) heeft vandaag uitspraak gedaan in het geding tussen de B.V. Panorama Mesdag, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Het dictum van de uitspraak luidt dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Daarbij heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen:

Verzoekster heeft gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen hangende het bezwaar tegen een drietal besluiten, welk bezwaar momenteel bij verweerder in behandeling is. Het betreft de volgende besluiten:


- de sloop- en aanlegvergunning van 16 mei 2007 die betrekking heeft op de sloop van het oude zwembad aan de Mauritskade 4-6 te Den Haag,
- het besluit van 28 november 2007 waarbij verweerder heeft geweigerd de bouwwerkzaamheden op het bouwterrein aan de Mauritskade, hoek Zeestraat, stil te leggen wegens vermeende overtreding van de Woningwet (handelen in strijd met de voor de bouw van een fitnesscentrum met zwembad en bijbehorende voorzieningen en een parkeergarage verleende reguliere bouwvergunning van 30 juni 2006) en van artikel 11, eerste en tweede lid, van de Monumentenwet.

Kort gezegd heeft verzoekster gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, welke erop neerkomt dat de bouwwerkzaamheden voorlopig worden stilgelegd. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat de bouwwerkzaamheden aan de parkeergarage, bestaande uit het drukken en trillen van damwanden en het boren van een palenwand, hebben geleid tot een onverwacht grote zetting en verschuiving van de kolommen waarop het rotondegebouw - met daarin het panoramaschilderij van H.W. Mesdag - rust. Volgens verzoekster kunnen de kap- en draagconstructie van het gebouw en de fundering geen verdere verzakkingen en verschuivingen verdragen. Bij voortzetting van de bouwwerkzaamheden vreest verzoekster, naast schade aan het panoramadoek, een onveilige situatie die mogelijk kan leiden tot sluiting van het museum.

Ten aanzien van de aanleg- en sloopvergunning voor de sloopwerkzaamheden die betrekking hebben op het oude zwembad heeft verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening, nu de sloopwerkzaamheden (nagenoeg) geheel zijn voltooid.

Wat verweerders besluit van 28 november 2007 betreft geldt het volgende. Randvoorwaarde voor handhavend optreden in de door verzoekster gewenste zin is dat de voorwaarden van de bouwvergunning worden overtreden. De bouwvergunning zelf is geen onderwerp van geschil. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd geraakt dat sprake is van niet-naleving van de voorwaarden van de bouwvergunning. In die voorwaarden is onder meer opgenomen dat de maximaal toelaatbare rotatie (hoekverdraaiingsmarge) van het gebouw van Panorama Mesdag
1:1200 is. Voorshands wordt met verweerder aangenomen dat deze hoekverdraaiingsmarge betrekking heeft op zettingsverschillen, en dat binnen deze rotatie-eis enige zetting, zowel horizontaal als verticaal, mogelijk is. Dat de genoemde marge is overschreden, is voorshands niet aannemelijk geworden. Wel is duidelijk dat er bij het aanbrengen van de buisschroefpalenwand aan de zijde van Panorama Mesdag grotere zettingen zijn opgetreden bij enkele kolommen van het rotondegebouw dan was berekend. In de bouwvergunning is hierover opgenomen dat als de berekende zettingen worden overschreden, ook al wordt voldaan aan de "rotatie-eis", de werkzaamheden die hierop betrekking hebben dienen te worden stilgelegd. De werkzaamheden kunnen dan pas doorgang vinden als de Dienst Stedelijke Ontwikkeling daarvoor toestemming heeft gegeven. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt ervan uitgegaan dat overeenkomstig deze procedure is, en waar nodig in de toekomst zal worden, gehandeld. Wat er ook zij van de gegrondheid van de vrees van verzoekster voor verdere verzakkingen, de bouwvergunning bevat dienaangaande geen voorschriften zodat die vergunning in zoverre geen aanknopingspunt biedt voor de verzochte bouwstop.

Voorshands is niet aannemelijk dat bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden in strijd met de bepalingen van de Monumentenwet wordt gehandeld. Het vergunningenvereiste van artikel 11, tweede lid, ziet niet op werkzaamheden waarvan wordt gesteld dat deze schade opleveren aan een naastgelegen monument. Het eerste lid van artikel 11 veronderstelt dat schade aan een monument is of wordt toegebracht. Of dit het geval is staat niet vast.

Het vorenstaande neemt niet weg dat, zeker in dit geval, op verweerder een zware verantwoordelijkheid rust waar het gaat om de naleving van wettelijke regels en vergunningvoorwaarden. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten voor de juistheid van de veronderstelling van verzoekster dat verweerder zich van die verantwoordelijkheid niet of onvoldoende bewust is.

Nu niet valt te verwachten dat de aangevochten besluiten in de bezwaarprocedure moeten worden herroepen is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen plaats.

Partijen ontvangen op korte termijn de schriftelijke gemotiveerde uitspraak.


Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 14 januari 2008