Algemene Onderwijsbond

datum: 15 januari 2008
Vier van de tien leraren in het voortgezet- of middelbaar beroeps onderwijs mogen van hun directie niet de cursus of opleiding volgen die zij willen. Als belangrijkste reden voor de weigering worden genoemd dat de directie geen opleidingskosten wil betalen, dat de urennorm gehaald moet worden of dat er geen invallers te vinden zijn. Dat blijkt uit een onderzoek onder 3155 werknemers in het onderwijs die het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen uitvoerde in opdracht van de Algemene Onderwijsbond. De resultaten worden volgende week in het Onderwijsblad gepubliceerd.

âDe uitkomsten bevestigen het beeld dat wij van veel collegaâs horen: de urennorm en het gebrek aan invallers dwarsboomt de professionaliseringâ, aldus voorzitter Walter Dresscher van de AOb. âTreurig, omdat het onderzoek ook laat zien dat leraren maar al te graag hun vakkennis willen verdiepen. En dat zou voor de kwaliteit van het onderwijs alleen maar toe te juichen zijn. Maar nu zitten leraren die zelf de kwaliteit willen verbeteren klem door de regels rondom de urennorm en het gebrek aan invallers.â

Tussen de verschillende onderwijssectoren loopt het weigeringspercentage van cursussen of opleidingen flink uiteen. Op hogescholen komt dat met 28 procent het minste voor, in het basisonderwijs ligt dat met 31 procent een fractie hoger. In het voortgezet onderwijs zegt 41 procent van het personeel dat ze niet de cursus mogen doen die men ambieert, op rocâs is dat 44 procent. In beide sectoren is de inspectie het afgelopen jaar streng gaan controleren op het aantal uren dat er wordt lesgegeven.

Kijkend naar de redenen van de weigering dan worden de kosten met 22 procent het vaakst genoemd. Direct daarna zegt 21 procent dat de strenge urennorm oorzaak is van de weigering. 16 procent zegt dat het gebrek aan invallers daar de oorzaak van was. In de grote groep overige redenen wordt in de open antwoorden vaak aangegeven dat een combinatie van alle drie deze factoren reden was voor een weigering.