en Vendrik over de slechte gezondheid van bewoners van probleemwijken

Antwoorden op kamervragen van Van Gent en Vendrik over de slechte gezondheid van bewoners van probleemwijken

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG-K-U-2822480

15 januari 2008

Antwoorden van minister Klink en mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, op kamervragen van de Kamerleden Van Gent en Vendrik over de slechte gezondheid van bewoners van probleemwijken (2070805810).

Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het Nivel-onderzoek naar de gezondheid van bewoners in de veertig Vogelaarwijken? 1)

Antwoord 1
Het Nivel onderzoek betreft de gezondheid van bewoners van achterstandswijken in het algemeen en dus niet de veertig aandachtswijken(Vogelaarwijken) in het bijzonder.

Vraag 2
Wat is uw reactie op de uitkomsten van dit onderzoek? Wat vindt u van de constatering dat, ook als factoren als leeftijd, inkomen en etniciteit worden uitgesloten, de gezondheidstoestand van bewoners van oude wijken fors slechter is?

Antwoord 2
In het Nivel rapport worden geen conclusies getrokken over de gezondheidstoestand in het algemeen van bewoners van achterstandswijken. Het onderzoek richt zich op het beantwoorden van de vraag welke aandoeningen vaker voorkomen onder bewoners van achterstandsgebieden en de omvang van de werklast van de huisarts. Nivel rapporteert welke aandoeningen vaker voorkomen onder bewoners van achterstandswijken in vergelijking met inwoners van andere delen van stedelijke gebieden, namelijk hoge bloeddruk, astma/COPD, migraine of maagpijn. Nivel concludeert echter ook dat een aantal andere aandoeningen juist vaker voorkomen in de andere stedelijke gebieden, zoals ziekten van het bewegingsapparaat.

Uit een eerste verkenning van de gezondheid van de bewoners van de 40 aandachtswijken door het RIVM blijkt dat deze over het algemeen slechter is dan die van de gemiddelde Nederlander. Begin 2008 heeft het RIVM een meer gedegen rapportage over de gezondheid in de aandachtswijken beschikbaar. Gezien de slechtere gezondheid van bewoners van achterstandswijken vinden wij het van belang dat bij de aanpak aandachtswijken de betreffende gemeenten ook aangeven op welke wijze zij de gezondheid van de inwoners gaan verbeteren. Meerdere gemeenten hebben aangegeven in hun aandachtswijken te willen experimenteren om te komen tot gezonde wijken. De ministeries van VWS en WWI zijn in overleg met deze gemeenten om deze experimenten verder vorm te geven. De Sectie Gezondheidsfondsen van de Vereniging van Fondsenwervende Instellingen hebben hun medewerking aan deze experimenten toegezegd.

Vraag 3
Kunt u aangeven in hoeverre de luchtkwaliteit in de woningen zelf of in de woonomgeving een oorzaak is van het relatief vaak voorkomen van astma/COPD in de oude wijken? Zo neen, bent u bereid daar onderzoek naar te laten verrichten?

Antwoord 3
Het Nivel onderzoek bericht dat astma of COPD vaker voorkomt onder bewoners van achterstandswijken in vergelijking met de bevolking van andere delen van stedelijke gebieden. Uit epidemiologisch onderzoek is de causale relatie tussen luchtkwaliteit (o.a. de concentratie fijn stof) en astma/COPD aangetoond (rapport Gezondheidsraad Astma, allergie en omgevingsfactoren van 2007; publicatienr. 2007/15). Uit het onderzoek Milieuaandachtsgebieden van het RIVM (J. Jabben et al, 2007) blijkt dat in meer dan de helft van de aandachtswijken er sprake is van een zeer groot aantal woningen dat is blootgesteld aan slechte buitenluchtkwaliteit (al dan niet in combinatie met belasting door geluid, bodem-vervuiling en/of risico's externe veiligheid).

Het zou dus kunnen dat de luchtkwaliteit heeft bijgedragen aan het relatief vaker voorkomen van astma/COPD. Er is echter geen specifiek inzicht in de luchtkwaliteit in woningen in de 40 aandachtswijken. Relaties tussen gebouwkenmerken en gezondheidseffecten zijn overigens zeer moeilijk te leggen. Enerzijds omdat het kunnen vaststellen van de gezondheidseffecten meerdere jaren vergt, anderzijds omdat vele andere causale factoren een rol spelen, zoals persoonsgebonden aspecten als roken. Onder andere afhankelijk van het in antwoord 2 aangekondigde onderzoek van het RIVM zal nader bezien moeten worden of maatregelen (en/of onderzoek) op dit gebied nodig is. Wij vinden het hoe dan ook van belang om in de experimenten genoemd onder 2 het verbeteren van het binnenmilieu van woningen en scholen in de aandachtswijken waar mogelijk mee te nemen, evenals het verbeteren van het buitenmilieu in deze wijken.

Vraag 4
Deelt u de mening van de onderzoeker dat de bron van de slechte gezondheid vooral gezocht moet worden in de leefstijl van bewoners? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?

Antwoord 4
De onderzoeker stelt het volgende: `Om de gezondheid in achterstandswijken te verbeteren, moeten we ons om te beginnen concentreren op de leefstijl. En bij het opknappen van die wijken, moeten we ook de gezondheidszorg in die wijken versterken'. Wij onderschrijven dit met de aanvulling dat naast leefstijl en gezondheidszorg ook de leefomgeving een belangrijke invloed heeft op de genoemde aandoeningen. Om die reden vinden wij het van belang dat er - zoals onder vraag 2 aangegeven - voorbereidingen worden getroffen om in de aandachtswijken te komen tot gezonde wijken, waarbij maatregelen genomen worden die zich op deze drie factoren richten.

Vraag 5
Erkent u dat huisartsen in oude wijken het relatief zwaar hebben? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid met de verleners van eerstelijnszorg, onder anderen de huisartsen en tandartsen, in overleg te treden om te bezien op welke manier de zorg in oude wijken verbeterd kan worden?

Antwoord 5
Het is bekend dat veel huisartsen in oude wijken een hogere werklast hebben dan in andere wijken. In het bekostigingssysteem wordt daarmee rekening gehouden via een opslag op het inschrijftarief (module populatiegebonden vergoedingen).

De verbetering van de zorg in oude wijk is de taak van lokale partijen zoals patiënten/consumentenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten. Op dat niveau kan het beste worden bekeken welke specifieke behoeften en zorgvragen er in de wijk leven en hoe die, gegeven de specifieke omstandigheden, het beste kunnen worden beantwoord. Wij hebben regelmatig overleg met alle betrokken partijen - zoals koepels van zorgaanbieders, patiëntenorganisaties en verzekeraars - in het Landelijk Overleg Versterking Eerstelijnszorg. Daarin komt ook aan bod hoe we er op landelijk niveau voor kunnen zorgen dat positieve randvoorwaarden worden gecreëerd om dit verbeterproces lokaal op te pakken. Het gaat daarbij om meer ruimte in wet- en regelgeving, bijvoorbeeld via de module Innovatie en Modernisering in de huisartsenbekostiging en de module geïntegreerde eerstelijnssamenwerkingsverbanden. Het gaat daarbij ook om het ontwikkelen van diverse instrumenten die lokale partijen kunnen gebruiken, zoals de Vraag-Aanbod-Analyse. Wij hebben op dit moment nog geen signalen ontvangen dat dit onvoldoende is.

Vraag 6
Bent u alsnog bereid samen met gemeenten en verzekeraars een convenant te sluiten om te komen tot een betere integratie van de eerstelijnszorg? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Wij zijn van mening dat het sluiten van een convenant niet nodig is om de eerstelijnszorg te versterken. Gemeenten hebben door de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de mogelijkheid gekregen om een meer samenhangend beleid te ontwikkelen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. In de Wmo zijn zogenaamde prestatievelden omschreven waaraan gemeenten moeten voldoen. De gemeente moet er voor zorgen dat iedere burger volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Elke gemeente mag zelf bepalen hoe ze de maatschappelijke ondersteuning organiseert. De verantwoordelijkheid van de gemeente is vastgelegd in 9 prestatievelden. Het prestatieveld bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten', is ruim en breed geformuleerd. Leefbaarheid laat zich definiëren als `het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten'. Ketensamenwerking, met bijvoorbeeld curatieve zorg, zien gemeenten als een belangrijke ontwikkeling om de dienstverlening aan cliënten te verbeteren, vooral aan kwetsbare burgers die zijn aangewezen op een samenhangend aanbod van diensten. In de praktijk blijkt dat gemeenten en verzekeraars deze ontwikkeling invullen door samenwerkingsverbanden op te zetten met als doel een kwalitatief goede eerstelijnszorg met een tevreden patiënt.

Vraag 7
Bent u bereid in uw wijkaanpak extra aandacht te besteden aan preventieve gezondheidsmaatregelen, zoals het geven van gerichte voorlichting over een gezonde leefstijl of het aanbieden van gezonde maaltijden op scholen?

Antwoord 7
Wij verwijzen hiervoor naar vraag 2 en 4. Indien gemeenten willen overgaan tot een experiment kunnen zij in overleg treden met het ministerie van VWS en het ministerie voor WWI. De accountmanagers van de wijkenaanpak zullen de gemeenten daarover benaderen. Daarbij kan ondermeer gebruik gemaakt worden van de activiteiten van de landelijke werkplaats `Gezonde School'. Het Centrum Gezond Leven bij het RIVM coördineert deze werkplaats. Hierin werken verschillende gezondheidsbevorderende instellingen samen met GGD'en aan samenhangende Gezond Leven Programma's voor scholen.

Vraag 8
Bent u bereid extra te investeren in sportvoorzieningen in oude wijken, om langs die weg de gezondheid van bewoners verder te verbeteren? Kunt u daarnaast reageren op de suggestie van het Convenant overgewicht ervoor te zorgen dat binnen een straal van maximaal 400 meter van een woonhuis er een buitenspeelruimte zou moeten zijn voor kinderen?

Antwoord 8
Wij vinden het net als de opstellers van het Convenant overgewicht belangrijk dat er voldoende buitenspeelruimte moet zijn op loopafstand voor kinderen. Het zijn echter de gemeenten die daar uitvoering aan moeten geven. Waar mogelijk stimuleert en faciliteert het kabinet gemeenten daarin. Zo heeft het kabinet in de beleidsbrief De kracht van sport van augustus 2007 de Impuls brede scholen, sport en cultuur aangekondigd. De combinatiefuncties die daarmee mogelijk worden, kunnen ook ten goede komen aan de jeugdige bewoners van oude wijken. Verder heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 14 april 2006 aan alle gemeenten een beleidsbrief speelruimte toegestuurd om de Nota Ruimte op dit punt nader uit te werken. In deze beleidsbrief roept de Minister gemeenten op om in nieuw te ontwikkelen wijken drie procent van de ruimte te reserveren voor buitenspeelruimte.

In het kader van Operatie Jong is aan alle gemeenten het handboek Speelruimtebeleid gestuurd. Dit instrument helpt gemeenten om zowel in nieuwbouwwijken als in de bestaande woonomgeving op een adequate wijze speelruimte aan te leggen. In 2007 is een nulmeting uitgevoerd om het omgaan van gemeenten met deze norm en het uitgebrachte handboek speelruimtebeleid te monitoren.


1) www.nivel.nl, 29 november 2007