Kamerbrief met een toekomstvisie op de veehouderij
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DL. 2007/3569
16 januari 2008
onderwerp bijlagen
Toekomstvisie op de vveehouderij
Toekomstvisie op de eehouderij 3784792
---
Geachte Voorzitter,
Tijdens het debat over de LNV-begroting op 31 oktober jl. heb ik u kort de kernpunten van
mijn toekomstvisie op de veehouderij uiteengezet. Ik heb toen aangegeven dat ik deze
visie binnenkort nader zou toelichten. Hierbij bied ik u de uitgewerkte visie aan.
Kernboodschap
In 15 jaar moet de veehouderij in Nederland zich hebben ontwikkeld tot een in alle
opzichten duurzame veehouderij, met een breed draagvlak in de samenleving. Dan bedoel
ik een veehouderij die produceert met respect voor mens, dier en milieu waar ook ter
wereld. Die inzet zie ik als een van mijn belangrijkste opgaven in mijn beleid voor voedsel,
natuur en landbouw. Ik ben me bewust van het gevoelige karakter van de discussie over
de veehouderij. Voedsel en natuur raken onze basisbehoeften. De veehouderij heeft daar
alles mee te maken. Ze produceert immers voedsel én gaat over vogels en zoogdieren,
over levende wezens dus. Dat vraagt om een grote betrokkenheid bij en verantwoordelijk-
Ministerie van Landbouw, heid voor welzijn en gezondheid. Houden van dieren mag zich verheugen in grote maat-
Natuur en Voedselkwaliteit schappelijke aandacht met zowel positieve als negatieve opvattingen en emoties. Uit
Directie Landbouw ervaring kan ik zeggen dat het een voorrecht is om met dieren te mogen werken. Die
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401 ervaring maakt me vastbesloten mijn ambitie van een duurzame veehouderij waar te
2500 EK 's-Gravenhage maken. Hoe dan ook, mijn oproep aan betrokken partijen in politiek, sector en samen-
Telefoon: 070 - 3786868 leving is de discussie over de veehouderij op basis van verantwoordelijkheid, respect en
Fax: 070 - 3786100 vertrouwen met elkaar te voeren.
Uitdagingen voor de veehouderij
De veehouderij staat op een belangrijk kruispunt in zijn bestaan. In de naoorlogse jaren
lag de nadruk op verhoging van de productie. In de jaren 80 en 90 hadden we in
Nederland echter de grenzen bereikt van wat ons milieu aankon. Bovendien kreeg ons
land te maken met enkele grote uitbraken van dierziekten zoals varkenspest, aviaire
influenza en mond- en klauwzeer. Het besef groeide dat het anders moest. Het moest
duurzamer. Inmiddels zijn er grote stappen richting een duurzamere veehouderij gezet. Er
zijn echter ook nieuwe uitdagingen bijgekomen. Die wil ik samenvatten in vier punten:
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 2
Allereerst de internationalisering van de voedselketen en het wereldvoedselvraagstuk. De
wereld verstedelijkt snel. Daardoor neemt zowel de fysieke als de psychologische afstand
tussen voedselproductie en consumptie toe. Daarnaast leidt de mondiale bevolkingsgroei
en de toenemende welvaart in landen als China en India tot een grotere vraag naar vlees
en zuivelproducten. De druk op het mondiale ecosysteem neemt daarmee toe. Bovendien
neemt de vraag naar energiegewassen toe. Zelfvoorziening per land is hierbij geen
oplossing. Dat is niet de manier waarop je de groeiende urbane bevolking van een
verantwoord en gezond voedselpakket voorziet. Ook ontneem je boeren uit ontwikkelings-
landen daarmee de mogelijkheid hun inkomen te verbeteren door te exporteren. De
ontwikkeling gaat dan ook terecht een andere kant op: vrije wereldmarkt en afbouw van
Europese bescherming. De Nederlandse veehouderij ontkomt, kortom, niet aan inter-
nationale concurrentie, evenmin aan de noodzaak van duurzaam produceren.
Daarmee samen hangen de mondiale uitdagingen van energie en klimaat. De veehouderij
zal toe moeten naar klimaat- en energieneutrale ketens. De emissie van CO2, methaan,
lachgas en andere broeikasgassen moet worden beperkt. Ook kan de veehouderij een
bijdrage leveren aan de productie van duurzame energie. Die uitdagingen gelden niet
alleen vanuit milieuoptiek, maar ook vanuit de wetenschap dat de schaarste aan fossiele
brandstoffen tot grote politieke onrust in de wereld kan leiden.
Een derde uitdaging is de trend van kwantiteit naar kwaliteit. In onze Noordwest-Europese
samenleving zijn mensen steeds meer op zoek naar kwaliteit van leven. Niet alleen neemt
daarmee de vraag naar gezond en gemakkelijk voedsel van hoge kwaliteit toe, maar ook
de behoefte aan beleving van natuur en recreatie. Bovendien verandert de maatschappe-
lijke opvatting over de vraag hoe dieren gehouden zouden moeten worden. De aandacht
voor dierenwelzijn is dan ook geen hype, maar onderdeel van een bredere ontwikkeling in
de maatschappij, en een nieuwe kijk op duurzaamheid. De veehouderij zal moeten
voldoen aan de groeiende vraag naar kwaliteit en beleving van voedsel en voedsel-
productie. Tegelijkertijd zal de consument zijn verantwoordelijkheid moeten nemen en
moeten beseffen dat kwaliteit een prijs heeft. Zichtbaarheid, transparantie en verbinding
zijn hierbij de kernwoorden.
Tenslotte zijn er in Europa demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing, bevolkings-
afname, multiculturalisering en verstedelijking van het platteland die nieuwe eisen zullen
stellen aan producten en de wijze van productie door de veehouderij. Bovendien zal het
marktperspectief van de veehouderij veranderen. Innovatie, diversiteit en kwaliteit zijn
daarbij kernwoorden.
Deze nieuwe uitdagingen maken, enerzijds, dat de veehouderij van de 21e eeuw, net als
iedere andere gezonde economische sector, niet kan ontkomen aan de dynamiek van de
vrije markt. Anderzijds zal verduurzaming in de veehouderij in goede samenwerking
tussen sector, samenleving en overheid moeten plaatsvinden, ook op internationaal
niveau. We staan daarbij voor enkele belangrijke vraagstukken. Een hoog niveau van
dierenwelzijn is bijvoorbeeld een maatschappelijke waarde met eigen principes, maar die
waarde kan botsen met andere belangrijke waarden, zoals goede arbeidsomstandigheden
en bescherming van het milieu.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 3
Ook kan de Nederlandse veehouderij zich uit de markt prijzen. Hoe promoten we dan het
dierenwelzijn, en voor welke dieren zetten we ons in, ook de buitenlandse?
Schaalvergroting is een andere uitdaging: het is onvermijdelijk vanwege internationale
concurrentie, het maakt investeren in milieu en dierenwelzijn gemakkelijker. Tegelijkertijd
zijn de landschappelijke inpassing en de aandacht voor het individuele dier belangrijke
elementen. Wat is mijn antwoord op deze uitdagingen?
Mijn visie
Mijn antwoord is dat de Nederlandse veehouderij verduurzaamt in al zijn facetten: people,
planet en profit. Die visie vraagt niet om een trendbreuk, maar wel om een duurzaamheids-
prong. Systeeminnovaties zijn daarbij cruciaal. Ik zie over 15 jaar een palet aan productie-
systemen die alle zijn gestoeld op een verantwoorde filosofie, nl. het leveren van kwaliteits-
producten met respect voor mens, dier en milieu. Dat kan gaan om voedsel, energie,
maatschappelijke diensten en grondstoffen voor andere economische sectoren. Kringlopen
zijn vergaand gesloten, verbindingen met omgeving en maatschappij open. Een hoog-
waardige technologie ondersteunt een verantwoorde filosofie bij het oplossen van
dilemma's. Hoe zie ik dit concreet?
Op het gebied van people zie ik een veehouderij die qua productiewijze, beleving en
verbinding inspeelt op maatschappelijke wensen. Veehouders staan financieel op eigen
benen, maar krijgen in gebieden waar hun bedrijf een noodzakelijke rol speelt als hoeder
van de identiteit van een uniek cultuurlandschap een maatschappelijke bijdrage.
Veehouderij is dan immers een publiek goed, als baken van rust, ruimte, herkenbaarheid
en groen. In zulke gebieden, maar ook rond onze steden, zie ik bovendien veel verbrede
bedrijven ontstaan. Deze bedrijven spelen een cruciale rol in het verbinden van stad en
land, van mens, voedsel en natuur. Ook de productie van streekproducten zal daarbij een
toenemende rol spelen. Boeren zullen soms een klein bedrijf hebben dat nicheproducten
produceert, zoals vlees van een bepaald varkensras dat een unieke smaak heeft, en soms
een groot bedrijf, zoals een boerderij met 10.000 varkens. Beide bedrijfstypen zullen qua
architectuur en bedrijfsvoering goed moeten passen in het landschap en bij de wensen
van de maatschappij.
Naast de mens zal in de veehouderij het dier centraal staan. Stallen en bedrijfsvoering zijn
tegen die tijd om het dier heen gebouwd op een wijze die wordt gedragen door de
samenleving. Het vee vertoont natuurlijk gedrag, krijgt daglicht en ondergaat nauwelijks
tot geen fysieke ingrepen. Tegen de meeste bestrijdingsplichtige dierziekten kan
gevaccineerd worden. Het gebruik van medicijnen is sterk teruggebracht door preventieve
gezondheidsmaatregelen en het fokken van robuuste dieren. Ook doen veehouders veel
aan preventie. Transport van slachtvee over lange afstand vindt niet meer plaats. Tenslotte
zijn de dieren voor burgers zichtbaar, ofwel in het landschap, ofwel op het bedrijf.
Op het gebied van planet zie ik een veehouderij die bijdraagt in de voorziening van
duurzame energie. De milieuverliezen in de vorm van broeikasgassen, ammoniak, fijn stof
en geur zijn vergaand geminimaliseerd. Bedrijfsvoering en een brede toepassing van
nieuwe technologieën zorgen voor een nagenoeg gesloten productiecyclus. Voer-mest
kringlopen zijn grotendeels gesloten op bedrijfs-, nationaal of Noordwest-Europees
niveau.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 4
Het veevoer dat van buiten die regio wordt geïmporteerd is gegarandeerd duurzaam
geproduceerd. Qua ecologische voetafdruk zijn biologische en gangbare veehouderij naar
elkaar toe gegroeid, maar vanuit verschillende concepten van duurzame veehouderij.
Daarnaast zijn er vanuit de markt nieuwe productieconcepten ontstaan die alle een eigen
invulling geven aan het concept duurzame veehouderij, als teken van de toegenomen
maatschappelijke diversiteit en technische mogelijkheden.
Op het gebied van profit zie ik een veehouderij die kan concurreren op de wereldmarkt.
Nederland richt zich daarbij op het kwaliteitssegment van de Noordwest-Europese markt:
wat uit Nederland komt is topklasse! Naast prijs staat daarbij kwaliteit voorop. De
Aziatische groeimarkt wordt vooral bediend vanuit Brazilië en de VS, al vinden ook
Nederlandse kwaliteitsproducten, zoals zuivel, daar hun weg. Het voedselpatroon in
Noordwest-Europa verschuift langzaam van vlees naar plantaardige eiwitten en verse
dierlijke kwaliteitsproducten uit de regio. De supermarkten nemen bovendien alleen nog
maar dierlijke producten af die duurzaam geproduceerd zijn. Consumenten zijn in staat
snelle, bewuste en verantwoorde keuzes te maken door duidelijke labels en voorlichting
over productiewijzen en gezond en veilig eten. Daarnaast houden maatschappelijke
organisaties de consument, de producent én de overheid scherp. In het kader van de WTO
zijn aspecten als dierenwelzijn en milieu in de onderhandelingsagenda opgenomen.
Anderzijds zijn met ontwikkelingslanden afspraken gemaakt om markttoegang te
verbeteren, dumping van producten te voorkomen en een duurzame landbouw ter plekke
te stimuleren.
Mijn ambitie
Om deze visie te realiseren moeten aan het eind van deze kabinetsperiode de opgaven en
het tijdpad naar een integraal duurzame veehouderij binnen 15 jaar duidelijk zijn voor
samenleving, sector en overheid. Mijn ambitie tot 2011 kent zes speerpunten:
· Allereerst systeeminnovaties: Hier ga ik fors op inzetten. Op dit moment worden er
innovatieve stal- en houderijsystemen ontwikkeld die integraal duurzaam zijn.
Voorbeelden zijn het Rondeel en de Plantage voor de legpluimveehouderij. Ook voor
koeien en varkens worden innovatieve systemen ontwikkeld. Bovendien kunnen de
biologische houderijsystemen nog verder ontwikkeld worden. Kruisbestuiving is in
deze uitdaging de regel. De eerste systemen worden inmiddels al in praktijk gebracht.
Systeeminnovaties kosten tijd, maar in 2011 moeten zowel voor kippen, koeien als
varkens de eerste systemen operationeel zijn. Niet alleen dient minimaal vijf procent
van alle stallen tegen die tijd integraal duurzaam te zijn. Er moet ook een duidelijk
perspectief zijn op grootschalige toepassing in de jaren daarna. De sector en de
samenleving worden actief betrokken bij het ontwerpen van nieuwe stal- en houderij-
systemen. Daarnaast speelt Wageningen UR in dit innovatietraject een belangrijke rol,
maar ook partijen als de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht
worden betrokken. Bovendien gaat het innovatienetwerk een inspirerende en
stimulerende rol spelen. Cruciaal is hierbij de verbinding tussen kennis/onderzoek en
praktijk.
· Ten tweede het welzijn en de gezondheid van dieren: Dit is een van de prioriteiten uit
het coalitieakkoord. In de Nota Dierenwelzijn leg ik niet alleen de principes en het
afwegingskader voor dierenwelzijn neer, maar ook de nationale en de internationale
inzet voor de komende periode.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 5
De ambitielat van veehouders ligt hoog, de naleving wordt beter, en diervriendelijke
consumptie, en daardoor productie, wordt gestimuleerd. Ook wordt de dialoog met
de samenleving over dierenwelzijn versterkt en wordt er een nieuwe agenda
opgesteld voor kennis en onderzoek. Parallel hieraan zie ik de Nationale Agenda
Diergezondheid. Het toekomstige diergezondheidsbeleid zal zich nog meer dan
voorheen richten op een integrale afweging van alle maatschappelijke belangen. Het
diergezondheidsbeleid zal sterkere verbindingen leggen tussen de productiewijze in
de veehouderij en de wensen van de samenleving.
· Ten derde maatschappelijke inpassing: Mensen moeten de veehouderij weer kunnen
beleven en weten hoe hun voedsel wordt geproduceerd. Ook het belang en de
bekendheid van streekproducten moet worden versterkt. Boeren kunnen op regionaal
niveau afstemmen hoe ze deze ambities in hun gebied willen vormgeven. De verbrede
bedrijven kunnen daar een sleutelrol in spelen. Ook moeten moderne, grotere
veehouderij bedrijven goed worden ingepast in hun omgeving. In 2011 is de
verbinding tussen veehouderij en maatschappij structureel sterk: de veehouderij staat
midden in de samenleving. Dat moet blijken uit concrete initiatieven van boeren, al
dan niet met maatschappelijke organisaties. Dieren moeten door de burgers te zien
zijn via webcams in stallen of in bezoekersruimten op het bedrijf. Burgers - jong, oud,
allochtoon en autochtoon - komen vaker op de boerderij. De kennis over voedsel-
productie door de boer is bij stedelingen aanzienlijk vergroot waardoor deze bewuster
zijn vlees, eieren en melkproducten inkoopt.
· Ten vierde energie en milieu: Voor milieu liggen er harde afspraken op diverse
terreinen. In 2011 zullen de milieuverliezen in de vorm van broeikasgassen,
ammoniak, fijn stof en geur stevig zijn teruggebracht en moet er een duidelijk tijdpad
zijn richting minimalisering van de milieuverliezen. Ik zet mij in voor een adequaat
Vierde Actieprogramma Nitraat. Bovendien zal ik me hard maken voor een tweede
derogatie voor de Nitraatrichtlijn in 2009 die zich goed verhoudt met de vereiste
waterkwaliteit van de Kaderrichtlijn Water. Daarbij gaat het mij in de kern om een
optimaal gebruik van dierlijke mest en het beperken van kunstmest: om een kleiner
energiebeslag dus. Met de veehouderij is verder een tijdpad opgesteld om de sector
energie-efficiënt te maken en om te bouwen tot een producent van duurzame energie.
Tussen bedrijfsleven en NGO's zijn afspraken gemaakt over uitgangspunten en criteria
voor duurzame sojaketens, een internationaal erkend certificeringsysteem voor de
mainstream soja, handel, en de verwerking en consumptie van sojabonen, -olie en
-schroot. Daardoor importeert de EU alleen nog duurzaam geproduceerde soja.
Kleinschalige sojaproducenten worden ondersteund om aan de certificeringeisen te
kunnen voldoen. Regionale alternatieven voor soja worden gestimuleerd om de
ontwikkeling van grotendeels gesloten systemen (waaronder de voer-mest kringloop)
op Europees niveau te bevorderen.
· Ten vijfde markt en ondernemerschap: De administratieve en nalevingslasten voor
veehouders gaan verder terug. Hetzelfde geldt voor belemmeringen voor innovaties.
Wat betreft internationale handel krijgen non-trade concerns, zo mogelijk in deze
WTO-ronde, maar vooral in toekomstige onderhandelingen veel meer aandacht. Dit
kan gebeuren door het opnemen van een zogenaamde `continuation clause' in het
nieuwe Landbouwakkoord, uiteraard met oog voor de gevolgen voor ontwikkelings-
landen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 6
In de onderhandelingen rond het toekomstige Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
streef ik naar versterking van innovatief en duurzaam ondernemerschap waarin
boeren kunnen inspelen op flexibeler wereldmarktprijzen. Bovendien streef ik naar
een milieu- en diervriendelijker beleid. Boeren moeten zoveel mogelijk financieel op
eigen benen staan, maar ze moeten een eerlijke beloning krijgen voor maatschappe-
lijke diensten waarvoor geen markt is te ontwikkelen. Ook moet de veehouderij
worden ondersteund in gebieden waar haar aanwezigheid voor behoud van onze
unieke agrarische cultuurlandschappen noodzakelijk is.
· Ten slotte verantwoord consumeren: Dit laatste speerpunt acht ik cruciaal voor een
duurzame veehouderij. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de consument,
maatschappelijke organisaties én marktpartijen, zoals de verwerkende industrie, de
retail, de foodservice en de horeca. In 2011 moet de gemiddelde consument zich
bewust zijn van de impact van zijn consumptiegedrag op mens, milieu en dieren-
welzijn, waar ook ter wereld. Hij moet dan echter ook een duidelijke keuze hebben in
meer of minder onderscheidende duurzame producten zodat hij via het winkel-
wagentje zijn invloed kan laten gelden. Enerzijds zal ik stimuleren dat toeleveranciers,
producenten en supermarkten duurzaam geproduceerde producten ontwikkelen en in
de markt zetten. Anderzijds wil ik de consumentenvraag naar dergelijke producten
stimuleren. In het kader van mijn visie `Voedsel en consument' zal ik nader ingaan op
de uitwerking van deze ambitie.
Mijn aanpak
Hoe wil ik die ambities waarmaken? Als minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit wil ik de sector en de samenleving niet vanuit Den Haag een blauwdruk
opleggen van een duurzame veehouderij. Ik geloof daar niet in. Mijn vertaling van het
concept duurzame veehouderij is anders. De concrete invulling in zijn veelkleurige en
diverse verschijningsvormen moet vanuit de dynamiek en het samenspel tussen de
ondernemers en de samenleving zelf komen. In mijn visie kan een duurzame veehouderij
dan ook vele gezichten hebben: grondgebonden, niet-grondgebonden, grootschalig,
kleinschalig, etc. Een duurzame veehouderij is bovendien vitaal en innovatief, aangezien
maatschappelijke eisen voor wat duurzaam is, in de tijd kunnen veranderen. De
veehouderij moet de ruimte krijgen flexibel hierop in te kunnen spelen. Waar het om gaat
is dat aan de hoogste mogelijke voorwaarden op het gebied van people, planet en profit is
voldaan: gezonde en sterke dieren in een duurzaam en dus diervriendelijk houderij-
systeem, internationaal concurrerend, een gesloten kringloop qua milieubelasting en
voldoen aan maatschappelijke wensen qua productiewijze en beleving. Schaal op zich is
voor mij dan ook geen onderwerp, het gaat om de uitwerking op al deze voorwaarden.
Voor een megabedrijf is dus ruimte, mits men er in slaagt het project in te passen in de
wensen van de samenleving, bijvoorbeeld door aan te sluiten bij landschappelijke
kenmerken in de architectuur, door de dieren onder te brengen in overzichtelijke stallen,
door transparantie en verbindend ondernemerschap. Bovendien verwacht ik bij het
ontwerp en de inrichting van megastallen een extra `plus' voor aspecten als dierenwelzijn,
diergezondheid, arbeidsomstandigheden, agrologistiek, hergebruik, en milieu.
Ondernemers met megastallen moeten een maatschappelijke voorhoedepositie willen
waarmaken. Wat dat betekent kan per ontwerp verschillen. De concrete uitwerking moet
dus per geval worden bekeken.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 7
De sector zal met provincies, gemeenten en maatschappelijke organisaties bekijken hoe
men tot een aanvaardbare afweging kan komen tussen de verschillende aspecten van
duurzaamheid. Met de minister van VROM zal ik betrokken partijen faciliteren in deze
discussie.
De overheid stelt de randvoorwaarden vast waarbinnen ondernemers en maatschappelijke
organisaties kunnen werken aan verduurzaming. Ik zal nagaan of er maatregelen mogelijk
zijn die effectief een duurzaamheidsprong kunnen bevorderen. Dat betekent dat ik niet
principieel nee wil zeggen tegen ingrijpen in de markt. Prijsbeleid in klassieke zin kan me
echter niet overtuigen. Niet alleen blijken de juridische, administratieve en handels-
technische bezwaren ronduit overweldigend, het is ook duur, zoals de uitkomsten van het
prijsexperiment bij de biologische landbouw leren. Kortom, het werkt niet. Bovendien is er
weinig draagvlak voor zo'n beleid bij boeren en supermarkten. Ook dit argument moet
niet onderschat worden: verduurzaming is in mijn ogen een manier van denken en doen.
Het moet tussen de oren van de mensen zitten. Ik wil vooral stimuleren, niet voor-
schrijven. Dan gaan de luiken dicht. Wel wil ik duidelijke normen stellen, met een helder
tijdpad. Ook zal ik de optie van dwang nadrukkelijk open houden als de ambitie en de wil
ontbreekt om een doorbraak richting duurzaamheid te forceren. Die indruk heb ik
evenwel totaal niet. De vele initiatieven die innovatieve ondernemers en maatschappelijke
organisaties op dit moment nemen, zullen met een extra duw in de rug van de overheid in
de komende jaren het punt kunnen bereiken dat ze de norm zullen gaan worden voor de
afwachtende middenmoot.
In een benadering waarbij de dynamiek en het samenspel tussen de ondernemers en de
samenleving centraal staat, dient ook aandacht te zijn voor de houding en het gedrag van
consumenten. Zij hebben met hun aankoopgedrag invloed op de wijze waarop voedsel
geproduceerd wordt. Op dit moment zet ik diverse instrumenten in om bewuster
aankoopgedrag bij consumenten te stimuleren en ik heb de ambitie om dit de komende
jaren actief te blijven doen.
Met welke instrumenten wil ik deze omslag bewerkstelligen? De belangrijkste zijn:
· Innovatiesubsidies om voorlopers in de veehouderij financieel te steunen bij de
ontwikkeling van nieuwe producten, procédés, systemen en technologieën.
· Fiscale instrumenten voor duurzame investeringen, gekoppeld aan de maatlat
duurzame veehouderij, die ik met mijn collega van VROM verder wil ontwikkelen.
· Investeringssteun voor duurzame investeringen in bijvoorbeeld integraal duurzame
stalsystemen.
· Onderzoek, zoals de lopende onderzoeken naar systeeminnovaties of de maat-
schappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij.
· Stimuleringsgelden voor onder meer netwerken van innovatieve ondernemers en
maatschappelijke organisaties, of het bevorderen van duurzame grondstoffenketens
zoals soja.
· EU en nationale wetgeving om duurzaamheid te bevorderen.
· Geld voor agrarisch onderwijs, voor stimuleren duurzaamheid bij de bron.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 januari 2008 DL. 2007/3569 8
· Ten slotte werk ik aan de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve instrumenten gericht
op het stimuleren van de consument tot een duurzaam en bewust aankoopgedrag,
zoals etikettering, convenanten met marktpartijen en maatschappelijke organisaties,
publiek-private maatschappelijke programma's, internationale afspraken, voorlichting,
educatie, bewustwording en ondersteuning van marktontwikkeling voor nieuwe,
duurzaam geproduceerde producten. Een duurzame veehouderij kan immers alleen
bereikt worden als overheid, producent en consument deze ambitie in woord en daad
waarmaken. De kritische burger zal zich ook als kritische en verantwoordelijke
consument moeten gedragen.
Vervolgtraject
Dit is mijn voorlopige pakket aan instrumenten, maar op dat pakket alleen kan de opgave
van duurzaamheid niet stoelen. Ook de andere betrokkenen zullen duidelijkheid moeten
geven over hun inzet: boeren, toeleveranciers, verwerkende industrie, retail, catering,
horeca, maatschappelijke organisaties. Ik moedig hen aan ook hun pakket op tafel te
leggen als basis voor een gezamenlijke aanpak. Met deze partijen wil ik het komend jaar
concrete lange termijn ketenafspraken maken over een breed scala aan onderwerpen die
een duurzame voedselproductie en -consumptie aangaan, waaronder de verduurzaming
van de veehouderij. Nog vóór de zomer van 2010 wil ik de voortgang richting duurzaam-
heid evalueren in overleg met de sector en maatschappelijke organisaties. Dan zal ik
bezien of een verandering van aanpak en ambitie nodig is.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit