Gerechtelijke organisatie

Verdachte van poging doodslag op politie-agent en bedreiging van meerdere politie-agenten inbewaringgesteld

Op 16 januari 2008 heeft de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Roermond tegen een verdachte van poging doodslag op een politie-agent (feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van meerdere politie-agenten (feit 2) een bevel bewaring voor de duur van 14 dagen verleend. De rechter-commissaris heeft ondermeer het volgende overwogen:

"Gelet op vorengaande verklaringen van de politie-ambtenaren, in onderling verband en samenhang beschouwd, alsmede de zich in het dossier bevindende foto's van het door verdachte gebruikte mes, is de rechter-commissaris van oordeel dat zowel voor de feiten 1 als 2 ernstige bezwaren aanwezig zijn.

De stelling van de verdediging dat het mesje enkel bedoeld was om zichzelf iets aan te doen wordt niet ondersteund door de verklaringen in het dossier, temeer niet nu verdachte ten minste twee maal doelbewust in de richting van de verbalisanten is gelopen met het mes voor zich uitgestoken. Uit de verklaringen blijkt voorts dat verbalisant a uitsluitend door zijn eigen handelen aan een mogelijke aanval van verdachte is ontkomen. De rechter-commissaris is van oordeel dat gelet op de feitelijke omstandigheden zoals hiervoren samengevat weergegeven, alsmede het soort mesje, ernstige bezwaren kunnen worden aangenomen voor het onder 1 primair op de vordering staande feit.

De rechter-commissaris is op grond van de zich in het dossier bevindende stukken voorts van oordeel dat er ernstige bezwaren aanwezig zijn voor de bedreiging van alle in de vordering onder feit 2 genoemde verbalisanten, nu de verbalisanten zich zeer dicht bij elkaar bevonden en uit de verklaring van onder andere verbalisant b blijkt dat verdachte in de richting van alle verbalisanten kwam gelopen.

De verdediging heeft betoogd dat de vordering tot inbewaringstelling niet onverwijld is ingediend zodat er thans geen sprake meer is van gewichtige reden die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert zoals bedoeld in artikel 67a lid1 onder b. De rechter-commissaris is van oordeel dat de vordering tot inbewaringstelling spoedig genoeg is gedaan. Verdachte is immers eerst sedert vrijdag 11 januari 2008 in vrijheid, als gevolg van een beslissing van de rechter-commissaris. De strafbare feiten dateren van 10 januari 2008, zodat de rechter-commissaris van oordeel is dat de officier van justitie voortvarend genoeg de vordering tot inbewaringstelling heeft opgemaakt en ingediend.

De rechter-commissaris is van oordeel dat er geen sprake is van een onderzoeksgrond als bedoeld in de wet. De nog te horen getuige betreft een politieambtenaar. Niet te verwachten is dat verdachte de verklaring van deze politieambtenaar zal kunnen beïnvloeden indien verdachte in vrijheid zou worden gesteld. Ook het technisch onderzoek zal door verdachte niet kunnen worden belemmerd.

Overwegende, dat gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid bestaan, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen, te weten:
a. dat er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en/of waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht; b. dat er t.a.v. het als feit 1 primaire tenlastegelegde sprake is van een feit, waarop, naar de wettelijke omschrijving, een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde door dat feit ernstig is geschokt;
hetgeen blijkt uit de omstandigheid, dat:

a. verdachte zoals bij het plegen van het onderhavige delict naar voren is gekomen kennelijk beschikt over een naar ernstige agressie neigende mentaliteit, hierin bestaande dat verdachte op het moment dat hij te horen krijgt dat de politie niet weet waar de vrouw van de verdachte verblijft en/of krijgt te horen dat er in het politiebureau niet gerookt mag worden kennelijk helemaal doordraait, zich in elk geval in een dusdanig emotionele toestand bevindt vanwege het feit dat zijn vrouw is weggelopen en nog steeds is weggelopen en hij mede gezien de c cultuur zich door het weglopen van zijn vrouw wellicht (nog steeds) in zijn eer voelt aangetast, zodat zeer ernstig gevreesd moet worden dat verdachte na zijn invrijheidstelling zich ten overstaan van zijn vrouw en/of (een) ander(en) zal schuldig maken aan (een) ernstig geweldsdelict(en). Zulks klemt temeer nu verdachte heeft verklaard dat hij nog steeds geen contact heeft gehad met zijn vrouw en ook niet weet waar zijn vrouw verblijft;

VERLEENT een bevel tot bewaring tegen verdachte voor de termijn van veertien dagen."

Deze zaak betreft de verdachte die op 11 januari 2008 door een andere rechter-commissaris strafzaken op vrije voeten werd gesteld. Die beslissing heeft tot reacties geleid. In de media is ondermeer de indruk ontstaan dat de rechter-commissaris een gevaarlijke verdachte `zomaar' heeft vrijgelaten. De rol van de rechter-commissaris in deze zaak, en de omstandigheden die hebben geleid tot haar beslissing van 11 januari worden hieronder verduidelijkt.

De rechter had toen uitsluitend te oordelen over de vraag of de door de hulp-officier van justitie op 11 januari bevolen inverzekerstelling voor de duur van drie dagen wel of niet rechtmatig was. De rechter was van oordeel dat het onderzoek naar de strafbare feiten waarvan de verdachte werd beschuldigd, was afgerond. De getuigen waren gehoord, de betrokken politie-agenten hadden hun lezing van de toedracht van de feiten neergelegd in een proces-verbaal van bevindingen en de verdachte had tegenover de politie een bekennende verklaring afgelegd. Daaruit heeft de rechter afgeleid dat er geen onderzoeksbelang meer was om de verdachte nog langer vast te houden.

In het getoetste bevel inverzekeringstelling stond ook geen ander belang genoemd waarom de verdachte moest worden vastgehouden. Evenmin was daarin vermeld dat de vrijheidsbeneming van verdachte moest voortduren met het oog op een door de officier van justitie nog te nemen beslissing met betrekking tot het vervolg van de zaak. Tijdens de behandeling van de toetsingsvraag heeft de rechter-commissaris de officier van justitie (tijdens een schorsing van de behandeling) gebeld om te vragen waaruit het verdere onderzoeksbelang nog bestond. Daarbij zijn geen andere belangen naar voren gekomen dan die al in het bevel stonden. Een en ander heeft voor de rechter geleid tot de conclusie en het eindoordeel dat het bevel inverzekeringstelling onrechtmatig was.

Daaraan verbindt de wet de conclusie dat de rechter-commissaris het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte moet geven en aldus heeft de rechter-commissaris op die vrijdag de 11e besloten.

Voor alle duidelijkheid: op die 11e januari lag er geen vordering van de officier van justitie om de verdachte inbewaring te stellen voor de duur van 14 dagen, zodat de rechter-commissaris daarover op die dag ook niet had te oordelen.

Bron: Rechtbank Roermond Datum actualiteit: 16 januari 2008 Naar boven