Raad voor de Journalistiek

Recente uitspraken Raad voor de Journalistiek

Hieronder volgen samenvattingen van recente uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Via de link die onder elke samenvatting is vermeld, kunt u de volledige uitspraak opvragen. Een uitspraak wordt altijd eerst aan de desbetreffende partijen gestuurd en enkele dagen later op de website van de Raad gepubliceerd.
---

Uitspraken vastgesteld d.d. 27 december 2007
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. C.M. Buijs, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en M. Ülger, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. L.F. Egmond, plaatsvervangend secretaris.

M.C.W. Zwakhalen / H.J. Korterink en Aktueel Sportief Uitspraak: gegrond
De klacht richt zich tegen het artikel "Hoe kan ik bewijzen dat ik het niet gedaan heb?" dat gaat over de strafzaak betreffende onder meer de moord op de ouders van klaagster.
De Raad stelt voorop dat een journalist vrij is in zijn selectie van nieuws. (zie punt 1.2. van de Leidraad). Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Het stond verweerders dan ook vrij om te bepalen of, en zo ja op welke manier, zij aandacht zouden besteden aan de strafzaak. Het stond hen op zichzelf ook vrij om daarover op kritische wijze te berichten en vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van de veroordeling van Olaf H, maar daarbij dienden zij wel eenzijdige en tendentieuze berichtgeving te vermijden. (zie punt 1.5. van de Leidraad) Naar het oordeel van de Raad had het in de rede gelegen dat verweerders genuanceerder en minder selectief over de strafzaak hadden bericht.
Verder is niet gebleken dat met het plaatsen van de foto van klaagsters dochter een maatschappelijk belang is gediend, dat zwaarder weegt dan haar individuele belang. Weliswaar is de foto met klaagsters instemming gemaakt in het kader van de onthulling van het monument ter nagedachtenis van klaagsters ouders, maar dat betekent nog niet dat deze foto 13 maanden na die gebeurtenis zonder verdere navraag bij klaagster geplaatst had mogen worden. Voor verweerders had duidelijk moeten zijn dat plaatsing van de foto na zo'n lange periode, zonder dat klaagsters dochter of haar familie daartoe aanleiding hadden gegeven, voor klaagsters dochter een ongewenste inbreuk op haar privéleven zou zijn; dat spreekt nog temeer nu de foto geplaatst werd bij een artikel waarvan de suggestie uitgaat dat degene die veroordeeld was voor (onder meer) het toebrengen van ernstig letsel aan klaagsters dochter, ten onrechte zou zijn veroordeeld. Plaatsing van de foto achterwege kunnen blijven, zonder dat afbreuk zou zijn gedaan aan de inhoud en nieuwswaarde van het artikel. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad)
Verweerders hebben derhalve grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: foto's, slachtoffers/nabestaanden Publicatie op www.rvdj.nl/2007/81

X / M. Ruepert en Panorama
Uitspraak: gegrond
In Panorama is een artikel gepubliceerd onder de kop "De Doodseskaders van de Nedermaffia". Kern van de klacht is dat in het artikel ten onrechte de volledige naam van klager is vermeld en dat feiten ten onrechte als vaststaand zijn gebracht.
Volgens de Raad vormt de vermelding van klagers naam een ongerechtvaardigde aantasting van diens privéleven. Niet is gebleken dat met die vermelding een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele belang van klager. Klager had anoniem kunnen worden genoemd of hoogstens met initialen kunnen worden aangeduid, zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van de berichtgeving. Niet valt in te zien dat door het weglaten van klagers volledige naam een onaanvaardbare onduidelijkheid voor de lezer zou zijn ontstaan. Klagers naam is wellicht door enkele media eerder volledig vermeld, maar niet is gebleken dat klagers naam veelvuldig voorkomt op internet. (zie punten 2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2007/11)
Verder overweegt de Raad dat het artikel de lezer weinig ruimte laat voor een andere conclusie dan dat vaststaat dat klager een bijdrage heeft geleverd aan een moord, terwijl ten tijde van de publicatie de rechter nog geen uitspraak had gedaan over hetgeen klager ten laste was gelegd. Gelet op de zware beschuldiging had het in de rede gelegen als verweerders evenwichtiger en meer genuanceerd over de strafzaak tegen klager hadden bericht. Verweerders hebben zodanig eenzijdig en suggestief over de strafzaak bericht dat zij daarmee grenzen hebben overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: verdachten/veroordeelden
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/82

D. O'Sullivan / W. Keuning en de Volkskrant
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Prachtige lamp, maar kan-ie ook uit?". Volgens klager is onder meer ten onrechte vermeld dat de door hem ontworden lamp niet uit kan.
Naar het oordeel van de Raad heeft klager echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de lamp kan worden uitgeschakeld als de lamp reeds licht geeft. Derhalve is niet gebleken dat de desbetreffende passages in het artikel en de kop op dit punt relevante onjuistheden bevatten. Aangezien ook verder geen sprake is van wezenlijk onjuiste berichtgeving, hebben verweerders geen grenzen overschreden. Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/83

F.A.C.J. van der Vorm / J. van den Dongen, B. Olmer en De Telegraaf Uitspraak: gegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "'Koninklijke directeur beschuldigd van diefstal'", waarin aandacht is besteed aan de penibele financiële situatie van de stichting Koninklijk Verbonden, waarvan klager directeur is. Door de inhoud en opmaak van de publicatie, waarbij een foto van klager met een balkje voor zijn ogen is geplaatst, wordt de sterke suggestie gewekt dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en verduistering. Hierdoor zijn het imago en de integriteit van klager in aanzienlijke mate aangetast. Aldus is sprake van een zodanige diskwalificatie van klager dat verweerders deze niet zonder een deugdelijke grondslag hadden mogen publiceren. Een dergelijke grondslag ontbreekt echter. De beschuldiging en diskwalificatie ten aanzien van klager vinden onvoldoende steun in de in het artikel genoemde feiten en zijn voornamelijk gebaseerd op een beschuldiging van anonieme `betrokkenen'. Zo is vermeld dat betrokkenen klager beschuldigd hebben van verduistering en dat ze de FIOD hebben ingelicht wegens vermeende fraude met btw-afdracht. Klager heeft echter in zijn stukken en ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat van een onderzoek door de FIOD niet is gebleken. Verweerders hebben door te handelen en na te laten als hiervoor bedoeld, de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: foto's, vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2007/84

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 17 december 2007
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, dr. M.J. Broersma, E.J.M. Lamers en drs. P. Olsthoorn, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X en Y / M. Ekhart en De Telegraaf
Uitspraak: deels gegrond c.q. onthouding oordeel De klacht is gericht tegen berichtgeving in De Telegraaf over het stallen van paarden in het woonhuis van klaagsters. Zowel klaagsters als verweerders hebben een uitgebreide beschrijving gegeven van hetgeen zich in de dagen rondom de gewraakte artikelen heeft afgespeeld. In hoeverre Ekhart zich bij het verzamelen van de gegevens voor de artikelen hinderlijk ten opzichte van klaagsters heeft gedragen, heeft de Raad niet kunnen vaststellen. De standpunten van de partijen ter zake verschillen daarvoor te zeer en er is voorts onvoldoende materiaal voorhanden op grond waarvan de Raad kan bepalen welk standpunt juist is. De Raad onthoudt zich op dit punt dan ook van een oordeel.
Het voorgaande brengt voorts met zich mee dat niet van alle door klaagsters gestelde onjuistheden is vast te stellen in hoeverre daadwerkelijk van een onjuistheid sprake is. Voor zover een aantal onjuistheden door klaagsters aannemelijk is gemaakt, zijn die onjuistheden niet zodanig dat daarmee grenzen zijn overschreden. In zoverre is de klacht ongegrond.
Verder overweegt de Raad dat het de journalist vrij staat om een kleurrijk beeld te schetsen van de betrokken persoon. Verweerders hebben in dit geval echter in de artikelen een groot aantal persoonlijke gegevens vermeld. Het vermelden van al deze persoonlijke gegevens staat in geen verhouding tot het maatschappelijk belang van de publicatie. Door niettemin al deze gegevens in de artikelen te vermelden hebben verweerders jegens klaagsters journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond. (zie punten 1.2. , 1.3. en 2.4.1. van de Leidraad). Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: misbruik van positie
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2007/80

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 17 december 2007
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, dr. M.J. Broersma, mr. T.E. Klein, E.J.M. Lamers en drs. P. Olsthoorn, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend secretaris.

mr. drs. C.B.A. Spil RA / prof. dr. mr. M. Pheijffer en het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (MAB)
Uitspraak: onbevoegd c.q. ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het door Pheijffer geschreven artikel "De totstandkoming van IFAC-standaarden: de beste stuurlui staan aan wal". Allereerst acht de Raad zich onbevoegd te oordelen over de klacht tegen Pheijffer. Onbestreden is dat deze geen journalist is. Van journalistieke werkzaamheden als bedoeld in de Statuten is geen sprake, nu is gebleken dat Pheijffer niet tegen betaling meewerkt aan het MAB. Ook voor het gewraakte artikel heeft Pheijffer geen financiële vergoeding ontvangen.
Voor zover de klacht is gericht tegen de hoofdredacteur van het MAB, overweegt de Raad dat het MAB is aan te merken als een tijdschrift als bedoeld in de Statuten. Er is geen grond voor het oordeel dat het plaatsen van het artikel niet kan worden aangemerkt als een journalistieke gedraging als bedoeld in de Statuten, zodat de Raad over deze klacht kan oordelen.
Niet is gebleken dat het artikel de door klager gestelde onjuistheden bevat. Verder kan de aanduiding "de beste stuurlui staan aan wal", mede gezien de context van het artikel, niet als diffamerend worden aangemerkt. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat het artikel grotendeels een beschrijving bevat van het proces van totstandkoming van nieuwe regels en dat daarbij door de auteur een aantal criticasters van die regels is uitgenodigd om eerder in dat proces hun kritiek te uiten. Mede gelet hierop is er evenmin grond voor het oordeel dat in het artikel een ernstige beschuldiging jegens klager wordt geuit. Dit brengt met zich dat voor hoor en wederhoor geen aanleiding bestond. Met betrekking tot de door klager ingezonden reactie wijst de Raad erop dat het de redactie vrij staat om ingezonden brieven en andere reacties van een naschrift te voorzien of niet te plaatsen, tenzij plaatsing geboden is vanwege bijzondere omstandigheden. Hoewel klager in het artikel met naam is genoemd, is van zulke bijzondere omstandigheden geen sprake. De hoofdredacteur van het MAB heeft dan ook geen grenzen overschreden. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: ingezonden brieven
· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/79

---

Hieronder volgen twee samenvattingen van uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Voor de volledige uitspraken wordt u verwezen naar de website: www.rvdj.nl waar u onder "Uitspraken" met behulp van het bij de samenvatting vermelde volgnummer de uitspraak kunt opvragen.

Uitspraken vastgesteld d.d. 13 december 2007
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, dr. M.J. Broersma, mr. T.E. Klein, E.J.M. Lamers en drs. P. Olsthoorn, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend secretaris.

A. Katoen / B. Hulzebos en het Dagblad van het Noorden Uitspraak: ongegrond
Kern van de klacht is dat verweerders ten onrechte niet zijn overgegaan tot de door klager verzochte publicatie over misstanden in Groningen. Volgens klager leidt de weigering van verweerders ertoe dat zij meewerken aan criminele activiteiten.
Een journalist en zijn redactie zijn vrij in de selectie van nieuws (zie punt 1.2. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek). Het stond verweerders dan ook vrij om te bepalen of zij aandacht zouden besteden aan de door klagers opgeworpen kwestie. Verweerders hebben aannemelijk gemaakt dat zij eigen onderzoek hebben verricht naar de door klager opgeworpen kwestie. Na afronding van dat onderzoek hebben verweerders gemeend dat zij, al dan niet door toedoen van klager, over onvoldoende materiaal beschikten om over de kwestie te publiceren. Op basis van deze afweging hebben zij in redelijkheid kunnen besluiten af te zien van publicatie. Daarbij is in aanmerking genomen dat de kwestie een aantal beschuldigingen betrof, in welk geval bijzondere zorgvuldigheid is geboden. (vgl. onder meer: Cool tegen NRC Handelsblad e.a., RvdJ 2005/17). Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders dan ook geen grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, misbruik van positie, selectie van nieuws

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/77

SP Afdeling Harlingen (in oprichting) / J. van der Heide en Van Wad tot Stad
Uitspraak: deels gegrond c.q. onthouding oordeel De klacht is gericht tegen het artikel "Harlinger Werkgroep SP voelt zich gepasseerd". Klager heeft gesteld dat er is sprake van belangenverstrengeling bij de betrokken journalist. Verweerders hebben betwist dat het artikel is geschreven door J. van der Heide zonder daarbij aan te geven wie wel de auteur van het gewraakte artikel is. Uit hetgeen klager hieromtrent naar voren heeft gebracht kan naar het oordeel van de Raad niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wie de auteur van het gewraakte artikel is. Aldus kan evenmin worden bepaald of bij het opstellen van het artikel belangenverstrengeling een rol heeft gespeeld. De Raad onthoudt zich op dit punt dan ook van een oordeel.
De Raad stelt verder dat een journalist in de berichtgeving een duidelijk onderscheid behoort te maken tussen feiten, beweringen en meningen (zie punt 1.4. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek). Het artikel bevat verschillende negatieve uitlatingen aan het adres van klager en er wordt in het artikel op enigszins denigrerende wijze over klager gesproken. Deze negatieve uitlatingen zijn zodanig in het artikel vervat dat zij als feiten zijn gepresenteerd. Aldus is bij dit artikel, mede bezien in het licht van de door klager naar voren gebrachte onjuistheden, onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de feiten en de meningen van de auteur. In zoverre hebben verweerders dan ook grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Voor zover de klacht is gericht tegen het niet toepassen van hoor en wederhoor overweegt de Raad dat in het artikel weliswaar op enigszins denigrerende wijze over klager gesproken, maar dat het artikel niet een zodanige ernstige beschuldiging bevat dat verweerders ten onrechte wederhoor achterwege hebben gelaten. Ook anderszins wordt klager naar het oordeel van de Raad niet door het artikel op dusdanige wijze gediskwalificeerd dat wederhoor toegepast had moeten worden. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, misbruik van positie

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/78

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 12 december 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, T.R. Harkema, mw. F. Santing, mw. drs. P.C.J. van Schaveren en mr. A.H. Schmeink, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. drs. M.M. van der Smissen, plaatsvervangend secretaris.

stichting MaDi Amsterdam Zuidoost en Diemen / M. Dinjens, R du Pré en de Volkskrant
Uitspraak: gegrond
In de Volkskrant is het artikel "Zuidoost wist al jaar van misstanden" verschenen. Naar aanleiding daarvan heeft klaagster zich allereerst tot verweerders gewend en rectificatie verzocht. Vervolgens heeft klaagster contact opgenomen met de Ombudsman van de Volkskrant. De Ombudsman heeft in zijn rubriek aandacht aan de kwestie besteed onder de kop "Anonieme brief met vervelende gevolgen". Daarna heeft klaagster zich tot de Raad gewend.
Volgens de Raad laat het artikel de lezer weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat klaagster en haar directeur disfunctioneren. Die beschuldigingen zijn voor een groot deel gebaseerd op een brief waarover de verslaggeefster beschikte. Verweerders hebben kennelijk geen onderzoek gedaan naar de status van die brief. Uit de stukken blijkt dat het niet ging om een brief van medewerkers van klaagster - zoals in het artikel is gesteld - maar om een anonieme brief die door een werknemer van een andere organisatie naar de verslaggeefster was gestuurd. Voorts blijkt dat het wederhoor van de directeur van klaagster onvolledig en daardoor onjuist in het artikel is weergegeven. Verweerders hebben derhalve met de berichtgeving journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster gehandeld. (zie punten
2.2.3 en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad) Verder overweegt de Raad dat de journalist van wie blijkt dat hij onjuist dan wel op een wezenlijk punt onvolledig heeft bericht - zo mogelijk op eigen initiatief - op zo kort mogelijke termijn behoort over te gaan tot een passende en ruimhartige rechtzetting, die ondubbelzinnig duidelijk maakt dat de berichtgeving in de te rectificeren publicatie of uitzending niet juist was. (zie punt 6.1. van de Leidraad) Verweerders hebben dit ten onrechte nagelaten. De publicatie van de Ombudsman kan daaraan niet afdoen, nu de Ombudsman onafhankelijk van de redactie van de krant functioneert. De hoofdredacteur heeft de fouten erkend in zijn brief aan de Raad, naar aanleiding van de klacht. Verweerders hebben echter niet in de eigen kolommen van de krant bericht het eens te zijn met het oordeel van de Ombudsman. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat verweerders de onzorgvuldige berichtgeving deugdelijk hebben rechtgezet. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie Publicatie op www.rvdj.nl/2007/74

mr. drs. W.G.J. Bennink / Texelse Courant
Uitspraak: gegrond
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het artikel "Zegsman vliegveld omstreden. `Bennink heeft voor- en tegenstanders'". Het artikel bevat een aantal beschuldigingen aan het adres van klager die hem ernstig diskwalificeren. Deze beschuldigingen zijn bovendien afkomstig van een persoon waarmee klager in conflict is. Niet is gebleken dat de geuite beschuldigingen worden ondersteund door andere, onafhankelijke bronnen. Aldus is niet gebleken dat voor de berichtgeving voldoende grondslag bestond. (zie punten 2.3.1. en 2.2.5 van de Leidraad van de Raad en vgl. onder meer RvdJ 2007/60) Verder heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij voldoende serieuze pogingen heeft ondernomen klager te bereiken om diens visie op de kwestie te vernemen. Overigens had verweerder kunnen vermelden dat klager niet bereikbaar was, maar dat heeft hij nagelaten. De Raad deelt de mening van verweerder niet dat in deze zaak snelle publicatie
- zonder wederhoor - vanuit een ernstige misstand of maatschappelijk belang te verdedigen is. Aangezien de beschuldigingen betrekking hebben op klager, kan niet worden geconcludeerd dat verweerders aan de verplichting tot toepassing van wederhoor hebben voldaan door een anonieme zegsman aan het woord te laten. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad en vgl. onder meer RvdJ 2007/6 en RvdJ 2003/6) Verweerder heeft dan ook journalistiek onzorgvuldig gehandelde door over klager te berichten zoals hij heeft gedaan en na te laten voldoende wederhoor toe te passen.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/75

Federatie Nederlandse Zionisten en Likoed Nederland / NOVA (NOS/NPS/VARA)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van NOVA is aandacht besteed aan de Zesdaagse Oorlog, die 40 jaar geleden plaatsvond. Kern van de klacht is dat in de uitzending een op eigen ervaringen gebaseerde mening wordt verkondigd die afwijkt van de reguliere geschiedschrijving en negatief oordeelt over Israël, en dat verweerder daarom wederhoor had behoren toe te passen maar dat heeft nagelaten.
De Raad stelt voorop dat een journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is dan ook aan de redactie om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Er bestaat geen journalistieke norm die meebrengt dat een (hoofd)redactie bij een uitzending over een bepaald onderwerp (alle) voor- en tegenstanders aan het woord dient te laten. (zie punt 1.2. van de Leidraad van de Raad en vgl. onder meer RvdJ 2007/44)
In de reportage gaat het om de visie van de heer Mühren, oud-waarnemer van de Verenigde Naties, op bepaalde historische gebeurtenissen. Die visie is gebracht als `andere kijk' op die gebeurtenissen en is niet als feit gepresenteerd. Voor de kijker bestaat voldoende ruimte voor een andere conclusie dan dat de Zesdaagse Oorlog volledig aan Israël te wijten zou zijn. Verweerder was dan ook niet gehouden om een aan Mühren tegengestelde mening weer te geven.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor, selectie van nieuws
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/76

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 12 december 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. F. Santing, mw. drs. P.C.J. van Schaveren en mr. A.H. Schmeink, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. drs. M.M. van der Smissen, plaatsvervangend secretaris.

H. AbiFarès / E. Mulder en Trouw
Uitspraak: deels gegrond
De klacht is gericht tegen het voorpagina-artikel "Nieuwe Arabische letters liggen nu al onder vuur" en het vervolgartikel "De politieke lading van een Arabisch lettertype".
Klaagster heeft allereerst gesteld dat verweerders slechts het doel hebben gehad om het werk van een persoonlijke vriend van Mulder onder de aandacht te brengen. Verweerders hebben ter zitting uiteengezet dat de hoofdredactie extra aandacht heeft besteed aan controle van de publicatie, juist omdat het onder meer ging om een goede bekende van Mulder. Mulder heeft daar ook zelf om gevraagd. Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit punt de journalistieke zorgvuldigheid in acht hebben genomen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. (zie punt 1.5. van de Leidraad van de Raad). Verder heeft klaagster gesteld dat verweerders op onzorgvuldige wijze citaten van klaagster hebben gebruikt. In dat verband heeft de Raad overwogen dat de journalist die iemand wil interviewen diegene dient te laten weten met welk doel hij informatie vergaart. De te interviewen persoon moet voldoende geïnformeerd kunnen beslissen of hij aan een publicatie wil meewerken. Van onzorgvuldige journalistiek is sprake wanneer een citaat van de geïnterviewde wordt gebruikt in een andere context dan hij mocht verwachten op grond van hetgeen hem door de interviewer is meegedeeld. De geïnterviewde moet opnieuw worden gevraagd of hij ermee instemt dat zijn uitlatingen worden gepubliceerd indien de aard of inhoud van een publicatie in de loop van het redactionele proces zozeer wordt gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan wat hij redelijkerwijs mocht verwachten. (zie punt 2.7. van de Leidraad) Mulder heeft een voorgesprek met klaagster gehad ter voorbereiding op een tweegesprek. Vervolgens heeft klaagster niet willen meewerken aan het tweegesprek. Niettemin heeft Mulder citaten van hetgeen klaagster in het voorgesprek heeft verteld opgenomen in zijn publicatie. Daarmee heeft hij de citaten gebruikt in een andere context dan klaagster mocht verwachten. Er was immers slechts sprake van een voorbereiding op een tweegesprek. Door vervolgens het verzoek van klaagster om bepaalde passages te schrappen niet in te willigen heeft Mulder - in het licht van de weigering van klaagster om aan een tweegesprek mee te werken - niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, misbruik van positie
· Aard van de publicatie: citaat, interview Publicatie op www.rvdj.nl/2007/73

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 23 november 2007
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, M. Ülger, drs. L.W. Verhagen, mw. drs. I. Wassenaar en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X en Y / regiohoogeveen.nl
Uitspraak: onbevoegd
Op de website www.regiohoogeveen.nl zijn in augustus 2004 en juli 2005 artikelen geplaatst die gaan over klagers. Op de website is de mogelijkheid geboden te reageren op deze artikelen. Van deze mogelijkheid is door verschillende bezoekers van de site gebruik gemaakt.
Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het plaatsen van de artikelen en de reacties op de site www.regiohoogeveen.nl dan wel het niet verwijderen van die publicaties is aan te merken als een journalistieke gedraging in de zin van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek. Daarbij overweegt de Raad onder meer dat uit de website niet kan worden opgemaakt dat de artikelen elementen van eigen journalistiek onderzoek bevatten. Voorts biedt de website onvoldoende grond voor het oordeel dat de beheerder van de site www.regiohoogeveen.nl de site beheert als een journalist in de zin van artikel 4 van de Statuten. De Raad acht zich dan ook onbevoegd de klacht te beoordelen. Trefwoorden:

· Procedure: bevoegdheid

· Aard van het medium: internet, website Publicatie op www.rvdj.nl/2007/68

G.H. de Jong / Leeuwarder Courant
Uitspraak: ongegrond
Naar aanleiding van het artikel "Bouwstop blijft voor zorgflat in hartje Sint Annaparochie" heeft klager een ingezonden brief gestuurd met de kop "Gekleurde berichtgeving zorgcentrum St. Annaparochie". Klagers brief is in gewijzigde vorm in de Leeuwarder Courant geplaatst onder de kop "Zorgcentrum Sint Anne".
Volgens de Raad heeft klager onvoldoende duidelijk in zijn brief naar voren gebracht dat de voornaamste reden van het inzenden daarvan was gelegen in zijn stelling dat verweerder bij het opstellen van het artikel ten onrechte geen hoor en wederhoor had toegepast. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de essentie van klagers brief bestond uit de daarin vier opgesomde punten. Nu die punten in de publicatie juist zijn weergegeven, heeft verweerder geen grenzen overschreden door de brief van klager in te korten op de wijze zoals hij heeft gedaan. (zie punt 5.2. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Rectificatie/weerwoord: ingezonden brieven
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven Publicatie op www.rvdj.nl/2007/69

Levensmiddelengroothandel `De Kweker' / `De Smaakpolitie' (SBS) Uitspraak: ongegrond
In het televisieprogramma `De Smaakpolitie' wordt onder andere aandacht besteed aan de hygiëne van horecagelegenheden. Uit het programma blijkt dat de presentator daarbij onder meer informatie verstrekt over de regelgeving ter zake en dat hij de bezochte keukens daaraan toetst. Voorts wordt in het programma onderzoek gedaan naar bacteriegehalten van aangetroffen keukengerei. Mede gelet op al deze omstandigheden is sprake van een programma van informatieve aard als bedoeld in artikel 4 van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek, zodat de Raad bevoegd is om over de klacht te oordelen. In de gewraakte uitzending heeft de eigenaresse van een eetcafé, toen zij werd aangesproken op het feit dat filet americain over de datum was, gezegd: "Nou, maar die komt net bij de kweker vandaan. Die is voor 's avonds om weg te geven."
Voor zover al zou kunnen worden aangenomen dat de term `de kweker' voor de gemiddelde kijker verstaanbaar is geweest en aan de kijker duidelijk is geweest dat daarmee op klaagster is gedoeld, dan nog is geen sprake van een beschuldiging aan het adres van klaagster, op grond waarvan wederhoor noodzakelijk zou zijn geweest. Aan de kijker wordt voldoende duidelijk gemaakt dat het verlopen van de houdbaarheidsdatum van de filet americain naar het oordeel van verweerder aan het eetcafé is te wijten. Verweerder heeft niet journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster gehandeld. (zie punten
1.3. en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad) Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/70

Politie Hollands Midden / L. van den Oever, P. Logcher en AD Groene Hart
Uitspraak: deels gegrond
In het personeelsblad van Politie Hollands Midden `HM Profiel' is het artikel "Al twee nieuwe collega's door actie `collega's werven collega's'" gepubliceerd. In het artikel wordt melding gemaakt van een succesvolle wervingsactie van een mannelijke medewerker, die een vrouwelijke oud-collega heeft overgehaald opnieuw bij klaagster te komen werken. Daarbij wordt vermeld dat de desbetreffende personen een relatie hebben gekregen en een huis gaan kopen. De volledige namen van die personen zijn in het artikel vermeld. Vervolgens is op de website en in de papieren editie van het AD Groene Hart het artikel "Agent wint bonus én vriendin" van Van den Oever verschenen. In dat artikel zijn eveneens de namen van de desbetreffende personen vermeld. Klaagster heeft tegen deze publicatie bezwaar gemaakt. Daarna is nog een column van Logcher gepubliceerd onder de kop "Betaalde liefde bij de politie", waarin eveneens aandacht wordt besteed aan het artikel in HM Profiel.
Er bestaat geen grond voor het oordeel dat met het publiceren van het artikel van Van den Oever afspraken zijn geschonden. Het stond verweerders vrij om op basis van de gegevens waarover zij beschikten een artikel tot stand te brengen. Bovendien is in het artikel vermeld waaruit de daarvoor gebruikte gegevens afkomstig waren. (zie punt 1.3. van de Leidraad van de Raad)
Echter, dat de namen van de medewerkers ook zijn vermeld in het personeelsblad ontslaat verweerders niet van hun journalistieke verantwoordelijkheid om de ter zake vereiste belangenafweging te maken. Daarbij is relevant dat het personeelsblad een beperkte oplage kent, zeker in verhouding tot de krant van verweerders. Niet is gebleken dat met de vermelding van de namen van de betrokken politiemedewerkers een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele belang van die medewerkers. Het artikel van Van den Oever had voor wat betreft de aanduiding van de politiemedewerkers geanonimiseerd kunnen worden, zonder dat afbreuk zou zijn gedaan aan de inhoud en nieuwswaarde ervan. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2007/31) Met het vermelden van de volledige namen van de betrokken politiemedewerkers is hun privacy verder aangetast dan redelijkerwijs noodzakelijk was. Verder is aannemelijk geworden dat partijen naar aanleiding van het artikel van Van den Oever afspraken hebben gemaakt over de bescherming van de privacy van de betrokken politiemedewerkers. Hoewel de enkele toezegging dat niet verder over de privékwestie zou worden gepubliceerd niet de vrijheid van een columnist aantast, is met de vermelding van de volledige namen van de betrokkenen in de column hun privacy opnieuw onevenredig aangetast. Voor zover de klacht betrekking heeft op de schending van de privacy van de betrokken politiemedewerkers is deze derhalve gegrond.
Verder zijn met de column geen grenzen overschreden (zie punt 3.1 van de Leidraad).
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: afspraken, bronnen, selectie van nieuws

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: grievende berichtgeving
· Aard van de publicatie: column

· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/71

J. van der Goot / Fries Journaal
Uitspraak: deels gegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Dwaze zuipschuit slaat weer toe", waarin aandacht is besteed aan de omstandigheid dat voor de tweede maal een aantal leden wordt geroyeerd van de vereniging Fryske Boerepream, waarvan klager voorzitter is. In dat verband is klager aangeduid als `dwaze zuipschuit' en `idioot'. Het artikel is niet geplaatst en opgemaakt als column of opiniërend stuk, maar als feitelijke berichtgeving.
Zoals de Raad in zijn uitspraak over een eerdere klacht van klager (RvdJ 2006/78) heeft overwogen met betrekking tot de aanduiding `dwaze zuipschuit', wordt klager aldus neergezet als een niet serieus te nemen persoon en wordt zijn integriteit als voorzitter van de vereniging aangetast. Zowel met die aanduiding als met de aanduiding `idioot' is sprake van een zodanig diffamerende kwalificatie, dat verweerder deze niet zonder deugdelijke grondslag had mogen publiceren. Van een dergelijke grondslag is echter niet gebleken. Op dit punt heeft verweerder grenzen overschreden. (zie punten 1.4. en
3.1. van de Leidraad van de Raad en vgl. ook RvdJ 2006/59) Klager heeft verder gesteld dat in het artikel ten onrechte is gesproken over een convenant. Voor zover ter zake sprake is van een omissie, acht de Raad die - bezien in de context - niet dermate ernstig dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Op dit punt is de klacht ongegrond.
Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, grievende publicatie Publicatie op www.rvdj.nl/2007/72

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 15 november 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema, mw. E.J.M. Lamers en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X / Ublad
Uitspraak: ongegrond
In november 1999 en juli 2001 zijn artikelen geplaatst in het Ublad, het magazine van de Universiteit van Utrecht, waarin klager, destijds student aan de Universiteit van Utrecht, wordt geïnterviewd. Zijn volledige naam is daarbij vermeld. De artikelen zijn op de website van het Ublad geplaatst en daar nog steeds te raadplegen. In augustus 2006 heeft klager verweerder verzocht de artikelen te verwijderen van de site of in elk geval te anonimiseren. Verweerder heeft dat verzoek afgewezen. Tegen die afwijzing is de klacht gericht. Bij tussenbeslissing (RvdJ 2007/8) is klager in zijn klacht ontvankelijk verklaard. Vanwege de aard van de zaak heeft de Raad vervolgens advies gevraagd van een deskundige. Het advies, waarvan een samenvatting in de uitspraak is opgenomen, is opgesteld door H. Blanken. De Raad stelt voorop dat klager ten tijde van de publicatie van de artikelen daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Klager heeft betoogd dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor plaatsing op internet. Uit het advies valt op te maken dat in zaken als de onderhavige het particuliere, het publieke en het commerciële belang om de voorrang strijden. De vraag is of, en zo ja: hoe, die belangen tegenover elkaar moeten worden afgewogen. Klager noch verweerder heeft zijn commerciële belang aan de orde gesteld. De geboden belangenafweging is dan ook betrokken op het particuliere belang - dat klager niet jaren na dato geconfronteerd wenst te worden met meningen of opvattingen die hij niet meer heeft of huldigt - en het publieke belang. De Raad onderkent het grote belang van een betrouwbare en integere archivering. In navolging van het advies meent de Raad dat de samenleving is gebaat bij goed functionerende, zo volledig mogelijke en dus betrouwbare archieven, waarvan de inhoud niet kan worden gewijzigd. Slechts in bijzondere gevallen is denkbaar dat op dit maatschappelijk belangrijke principe een uitzondering wordt gemaakt. De Raad realiseert zich terdege dat de opkomst en het succes van internet met de daaraan gekoppelde `zoekmachines' aan de praktijk van archivering en de toegankelijkheid van archiefbestanden een bijzondere dimensie heeft toegevoegd. De deskundige verwoordt dat treffend door de opmerking dat `wij allen bekende Nederlanders zijn geworden'. Daar staat tegenover dat de (nieuws)consument de publicaties op internet naar waarde heeft leren schatten. Zo kan het publiek bekend zijn met de mogelijkheid dat de mening van een in enig bestand figurerende persoon in de loop der tijd is veranderd. Mede gelet op de pragmatische afweging zoals geformuleerd in het advies, is de Raad van oordeel dat in dit geval het particuliere belang van klager minder zwaar weegt dan het publieke belang van verweerder. Verweerder heeft geen grenzen overschreden. Trefwoorden:

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Aard van het medium: internet, website Publicatie op www.rvdj.nl/2007/67

---