De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk SV/WV/2008/1172
Datum 16 januari 2008
Onderwerp Maximering ziekengeldlasten uitzendsector
Bij de invoering van de maximering van de ziekengeldlasten voor de uitzendsector heb ik
aangegeven dat ik eind 2007 opnieuw zou bezien of de regeling nog steeds voldoet aan de
criteria die bij de invoering van de regeling zijn gehanteerd. Met bijgevoegde notitie voldoe ik
aan deze toezegging. Op basis hiervan is de conclusie dat de huidige regeling voldoet en er
geen redenen zijn deze te wijzigen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Bijlage(n):
Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector
Ons kenmerk SV/WV/2008/1172
Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector
1. Inleiding
Sinds 30 december 2004 zijn de ziekengeldlasten voor de uitzendsector gemaximeerd. In de
memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel
waarmee de maximering is ingevoerd, is aangegeven dat de regeling eind 2007 opnieuw zou
worden bezien. Dit aan de hand van de criteria die bij de invoering van de regeling zijn
gehanteerd.1
In deze notitie worden eerst de achterliggende redenen van de maximeringsregeling
weergegeven. Vervolgens wordt nagegaan of de regeling in de huidige situatie nog steeds
voldoet aan de criteria die bij invoering zijn gehanteerd. Tot slot volgen conclusies.
2. Maximering ziekengeldlasten uitzendsector
Een uitzendkracht is in dienst van de uitlenende organisatie, maar verricht zijn
werkzaamheden bij de inlenende organisatie. Deze bijzondere positie van uitzendarbeid is
reden geweest om de ziekengeldlasten van uitzendkrachten niet alleen door de uitzendbranche
te laten financieren, maar deels ook door alle werkgevers samen. In de eerste plaats omdat alle
werkgevers gebruik kunnen maken van uitzendarbeid. In de tweede plaats omdat inlenende
organisaties zich gewoonlijk meer richten op de aanpak van ziekteverzuim bij de eigen
werknemers dan bij de uitzendkrachten die zij inlenen. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat
de inlenende organisatie bij ziekte van de uitzendkracht niet verplicht is het loon door te
betalen (de uitzendkracht heeft recht op ziekengeld in het kader van de Ziektewet). Daarnaast
speelt mee dat de inlenende organisatie voor een zieke uitzendkracht niet aan de
poortwachterverplichtingen hoeft te voldoen. Het UWV ondersteunt de re-integratie van zieke
uitzendkrachten. Deze re-integratie is moeilijker dan de re-integratie van zieke werknemers
met een werkgever, want het UWV heeft niet de mogelijkheid om passende arbeid in de eigen
organisatie aan te bieden. De re-integratieinspanningen van het UWV zijn direct gericht op
werkhervatting door de zieke vangnetter bij een nieuwe werkgever.
3. Vormgeving maximeringsregeling
Bij de invoering van de maximering van de ziekengeldlasten voor de uitzendsector is ervoor
gekozen om 75% van de totale ziekengeldlasten van uitzendkrachten voor rekening van de
uitzendsector te laten komen en 25% voor rekening van alle werkgevers. De uitzendsector
financiert zijn deel van de lasten via een aparte premie die onderdeel is van de sectorpremie in
het kader van de Werkloosheidswet (WW). De overige lasten worden vanuit het Algemeen
Werkloosheidsfonds gefinancierd. Voor de betreffende percentages is gekozen, omdat de
invoering van de maximering samenviel met het verlengen van de
loondoorbetalingsverplichting (en het recht op ziekengeld) van één naar twee jaar. De
ziekengeldlasten van de uitzendsector namen hierdoor met een kwart toe.
1 Kamerstukken II, 2004/05, 29718, nrs. 3 en 6.
---
Ons kenmerk SV/WV/2008/1172
De gekozen maximeringsregeling is bij de invoering getoetst op de volgende criteria. De
lastentoedeling aan de uitzendsector en de overige werkgevers moet redelijk zijn. Daarnaast
moet de uitzendsector na de invoering van het maximum (financieel) worden geprikkeld het
ziekteverzuim te beperken. Verder moet de regeling zo eenvoudig mogelijk van vorm zijn.
De regeling is op basis van de actuele situatie nogmaals op deze criteria beoordeeld.
In de regeling is de uitzendsector overwegend zelf financieel verantwoordelijk voor de
beheersing van de ziekengeldlasten van uitzendkrachten. Sinds de invoering van de
maximering hebben zich geen relevante wijzigingen voorgedaan in de arbeidsverhouding
tussen het uitzendbedrijf, de zieke uitzendkracht en het inlenende bedrijf. De oorspronkelijke
redenen om alle werkgevers samen ook een deel van de ziekengeldlasten van uitzendkrachten
te laten dragen, gelden nog steeds. Vanuit het oogpunt van redelijkheid zijn er derhalve geen
redenen de huidige lastentoedeling te wijzigen.
De afgelopen jaren is de hoeveelheid uitzendarbeid flink toegenomen als gevolg van de
oplevende economie. Zo is het het aantal uren dat betaalde uitzendarbeid is verricht (het
uitzendvolume) met ca. 33% toegenomen vanaf het laatste kwartaal van 2004 (84 mln uur)2 tot
en met het laatste kwartaal van 2006 (112 mln uur)3. Tegelijkertijd zijn de totale
ziekengeldlasten van uitzendkrachten met ca. 23% gestegen van 160 mln4 in 2005 tot 196
mln5 in 2006. In 2007 zullen deze lasten naar verwachting uitkomen op 236 mln.6 De groei
van het uitzendvolume in de periode 2005-2006 is dus groter dan de toename van de
ziekengeldlasten.
De eindevaluatie van het Arboconvenant Uitzendbranche bevestigt het beeld dat de toename
aan ziekengeldlasten in periode 2005-2006 kan worden toegeschreven aan de toename van de
uitzendpopulatie.7 Tevens laat de evaluatie van het convenant zien dat de frequentie waarin
uitzendkrachten zich ziek melden is gedaald en de gemiddelde ziekteduur korter geworden.
Volgens de evaluatie is het aannemelijk dat deze ontwikkeling kan worden toegeschreven aan
de maatregelen die de uitzendbranche heeft getroffen om het ziekteverzuim terug te dringen.
2 Zie p. 26 van het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt Mei 2006 van het Ministerie van SZW, Kamerstukken II,
2004/05, 29544, nr. 21.
3 Zie p. 21 van het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt September 2007 van het Ministerie van SZW, Kamerstukken II,
2007/08, 29544, nr. 110.
4 Waarvan 120 mln voor rekening van het Sectorfonds Uitzendbedrijven en 40 mln voor rekening van het
Algemeen Werkloosheidsfonds. Zie de Financiële nota sectorfondsen 2006-2007, juni 2006, p. 7.
5 Waarvan 147 mln voor rekening van het Sectorfonds Uitzendbedrijven en 49 mln voor rekening van het
Algemeen Werkloosheidsfonds. Zie ook de Oktobernota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2006-2007,
oktober 2006, p. 43.
6 Waarvan 177 mln voor rekening van het Sectorfonds Uitzendbedrijven en 59 mln voor rekening van het
Algemeen Werkloosheidsfonds. Zie ook de Oktobernota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2006-2007,
oktober 2007, p. 45.
7 Zie de Eindevaluatie Arboconvenant Uitzendbranche, arboconvenantenreeks, juni 2006; en de UWV Kwartaal
Verkenning 2006-IV, §4.1.
---
Ons kenmerk SV/WV/2008/1172
Daarnaast valt op dat het risico van het aanvragen van een WIA-uitkering door zieke
uitzendkrachten vrijwel gelijk is aan het risico bij werknemers met een vast dienstverband en
laag is in vergelijking met andere groepen die recht hebben op ziekengeld (zoals zieke
werklozen).8
Verder heeft de invoering van de maximering van de ziekengeldlasten het systeem van
premiegroepen in de uitzendsector ongewijzigd gelaten. Er zijn vijf premiegroepen met elk een
eigen premiepercentage dat afhankelijk is van de ziekengeldlasten van de organisaties die tot
de premiegroep behoren.9 De prikkelwerking die van het systeem van premiegroepen uitgaat,
is derhalve behouden gebleven.
Al met al kan worden geconstateerd dat met de invoering van de maximering van de
ziekengeldlasten in de uitzendsector, de prikkel in de uitzendsector om het ziekteverzuim te
bestrijden is behouden. Hierbij moet worden bedacht dat de huidige regeling het voordeel heeft
dat de uitzendbranche te allen tijde geprikkeld blijft om het ziekteverzuim terug te dringen,
ook nadat in de verzuimbestrijding succes is geboekt. Immers, het terugdringen van de
verzuimlasten werkt voor driekwart door in (lagere) ziekengeldlasten voor de uitzendsector.
Ten slotte is van belang dat het huidige systeem van maximering van de uitkeringslasten van
de uitzendbranche eenvoudig en goed uitvoerbaar is voor het UWV. Bij de implementatie en
uitvoering hebben zich geen problemen voorgedaan.
5. Conclusie
Op basis van het bovenstaande is de conclusie dat de vormgeving van de maximering van de
ziekengeldlasten van de uitzendsector in de actuele situatie nog steeds aan de criteria voldoet
die bij de invoering van de regeling zijn gehanteerd. Derhalve is er geen aanleiding de huidige
regeling te wijzigen.
8 UWV Kwartaal Verkenning 2007-III, p. 28-29.
9 Binnen twee premiegroepen wordt onderscheid gemaakt in drie risicogroepen (laag midden en hoog risico).
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid