KNMG

17-01-2008

Onderzoek regionale structuur van de KNMG

Sinds 1998 kent de KNMG 23 districten. De KNMG-districten hebben bij hun oprichting een aantal taken meegekregen:
* Een ontmoetingsplaats te bieden waar artsen met elkaar kunnen kennismaken en discussiëren
* Het handhaven van een kwalitatief goede gezondheidszorg op provinciaal en gemeentelijk niveau
* Het gremium voor het landelijke bureau van de KNMG om contact te onderhouden met haar leden. Sinds het bestaan van de districtsbesturen is er echter ook kritiek op het functioneren ervan en de manier waarop deze taken worden uitgevoerd. Dit was aanleiding tot een onderzoek met als vraagstelling: Wat zijn de behoeften en verwachtingen van de leden van de KNMG, de leden van de federatiepartners en de bureauorganisaties en besturen van de federatiepartners bij de regionale structuur van de KNMG. Het onderzoek bestond uit twee onderdelen: een schriftelijke enquête onder 1955 leden en achttien interviews met sleutelpersonen (zes KNMG-districtbestuurders; drie regionale en vier landelijke bestuurders van de federatiepartners; drie directeuren van de federatiepartners; de voorzitter van de KNMG en de voorzitter van de regioambassadeurs).

De respons op de enquête is 34,8% (N=681). Opvallend is dat de grote meerderheid van de artsen (71,5%) behoefte heeft aan medisch-inhoudelijke activiteiten op regionaal niveau. Het blijkt de ondervraagden niet uit te maken wie deze activiteiten organiseert: regionale afdelingen van de eigen beroepsvereniging (56,9%), KNMG-districten (49,3%) of werkgroepen die zich met een bepaald thema/onderwerp bezighouden (52%). De ondervraagden hebben geen enkele behoefte aan sociale activiteiten. De helft van de artsen (54%) vindt het belangrijk dat de eigen beroepsvereniging regionaal georganiseerd is; dit blijkt vooral afhankelijk te zijn van welke beroepsvereniging men lid is (LAD 43%; LHV 88%; Orde 27%). In de enquête zijn ook vragen gesteld over de huidige districtenstructuur. Hierbij valt op dat een derde van de artsen (33%) soms een districtsactiviteit bezoekt, 5,1% doet dit regelmatiger. Een derde van de artsen (33,8%) is geïnteresseerd in het district waar men lid van is en een derde (36,1%) vindt het belangrijk dat er KNMG-districten zijn. Slechts 18,7% van de respondenten is tevreden over het functioneren van het KNMG-district waar men lid van is, 66.2% heeft hierover geen mening.

Vervolgens zijn sleutelpersonen geïnterviewd. Uit de interviews blijkt dat de noodzaak en de doelstellingen van de landelijke KNMG door alle geïnterviewden worden gedeeld en dat bijna alle geïnterviewden het belangrijk vinden dat de KNMG onderwerpen regionaal bespreekt. Vrijwel alleen districtbestuurders zien hiervoor de KNMG-districten als het beste instrument. De meeste geïnterviewden vinden dat de KNMG-districten onvoldoende in staat zijn om het contact met de achterban van de KNMG te onderhouden en dat de kosten van de districten niet in verhouding staan tot de baten (het bereik onder de leden).

Gezien de taken van de districten, functioneren de districten van de KNMG op dit moment onvoldoende. Mede hierdoor hebben de districten weinig steun van de federatiepartners. Alle deelnemers aan het onderzoek zien echter wel het belang van de regionale aanwezigheid van de KNMG op medisch-maatschappelijke onderwerpen. In het aangenomen beleidsplan KNMG 2007-2008 is opgenomen dat voor een goede uitvoering van de taken van de KNMG een geregelde peiling van de mening van de achterban, alsmede dialoog met de achterban onontbeerlijk is. De bovenstaande onderzoeksresultaten zijn aanleiding om in overleg met districtsbestuursleden en federatiepartners een andere invulling te geven aan aanwezigheid van de KNMG in de regio's.

Beleidsmedewerkers districten

Marian Hoekstra, m.hoekstra@fed.knmg.nl

Marlies de Rond, m.de.rond@fed.knmg.nl