Samenvatting conclusie Erven Endstra tegen Uitgeverij Nieuw Amsterdam
Vandaag, vrijdag 18 januari 2008, heeft advocaat-generaal D.W.F.
Verkade een conclusie genomen in de zaak van:
1. Endstra
2. Endstra,
tegen:
1. Uitgeverij Nieuw Amsterdam BV
2. Bart Middelburg
3. Paul Vugts.
Een conclusie is een onafhankelijk rechtsgeleerd advies aan de Hoge
Raad. De conclusie laat zich als volgt samenvatten.
1. In 2003-2004 heeft de vastgoedhandelaar W. Endstra in het geheim
een vijftiental gesprekken gevoerd met politieambtenaren. Deze
gesprekken, die merendeels in een rondrijdende auto plaats hadden en
waarvan geluidsopnamen werden gemaakt, staan bekend als `de
achterbankgesprekken'.
W. Endstra is op 17 mei 2004 om het leven gebracht.
De onderhavige civiele procedure heeft betrekking op de uitgave door
Nieuw Amsterdam, in 2006 van een door de journalisten Middelburg en
Vugts samengesteld boek `De Endstra-tapes', waarin de
achterbankgesprekken zijn weergeven. De erven Endstra vroegen
hiertegen een verbod op (onder meer) auteursrechtelijke gronden.
2. Zowel de rechtbank (11 mei 2006, LJN: AX1292) als het gerechtshof
(8 februari 2007, LJN: AZ8071) te Amsterdam oordeelden dat de
achterbankgesprekken niet onder de Auteurswet vallen. Het hof overwoog
onder meer dat aan de achterbankgesprekken, waarin Endstra de door hem
op basis van vragen van rechercheurs verschafte informatie op zijn
manier heeft verwoord, weliswaar een daarmee samenhangend eigen
karakter en een persoonlijk stempel niet kan worden ontzegd. Maar het
hof oordeelde dat ook nodig was dat het werk door zijn maker als
coherente creatie is geconcipieerd, en dat de maker er bewust voor
heeft gekozen zijn verhaal in deze vormgeving te gieten. Het hof
oordeelde dat dit bij Endstra's achterbankgesprekken niet het geval
was.
3. Advocaat-generaal Verkade is van mening dat het hof hiermee te
strenge eisen voor auteursrechtelijke bescherming heeft gesteld. Eisen
als `coherent concipiëren' of `bewust vormgeven' maken z.i. geen deel
uit van het geldend Nederlandse auteursrecht. Het invoeren van zulke
eisen stuit ook op principiële en praktische bezwaren. Een op het
object zelf gebaseerde beoordeling van het `eigen oorspronkelijk
karakter en persoonlijk stempel', zoals tot nu toe gebruikelijk,
volstaat.
Het criterium van het hof zou ook onwenselijke consequenties hebben
voor werken van kinderen of geestelijk gehandicapten. De
advocaat-generaal wijst (in nrs. 4.32.1-4.32.4) als voorbeeld mede op
de door Anne Frank bewust voor publicatie geschreven zgn. B-versie van
haar dagboek, en meent dat de bescherming van haar eerdere A-versie
niet afhankelijk moet zijn van criteria als nu door het hof
gehanteerd.
4. In deze zaak moet de Hoge Raad zich tevens (voor het eerst)
uitlaten over de proceskosten in zaken van intellectuele eigendom
(I.E.), waarop een Europese Richtlijn van 2004 (nr. 200/48/EG)
betrekking heeft. Die Richtlijn kan in I.E.-zaken een vele malen
hogere proceskostenveroordeling meebrengen dan voorheen gebruikelijk.
A-G Verkade stelt de Hoge Raad voor om over de uitleg van die
Richtlijn enige prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van
Justitie van de EG. Die vragen hebben dus niét betrekking op het
auteursrecht op de `Endstra-tapes'.
Een advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad.
Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te
beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie
en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader
commentaar.
LJ Nummer
BC2153
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 18 januari 2008 Naar boven