31262)

Bestuurlijke handhaving (31122 en 31262)

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP-CB-U-2823292

18 januari 2008

Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief van 20 december 2007 over de verhouding tussen de Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (31122) en de wijziging van de Warenwet in verband met de opneming van de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang op te leggen en enkele andere wijzigingen enerzijds (31262) en de Vierde tranche Awb (29702) en de bijbehorende Aanpassingswet vierde tranche Awb (31124) merk ik het volgende op.

Zoals in de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 31 122 staat te lezen (nr 3, blz. 7), loopt de juridische vormgeving van dat wetsvoorstel vooruit op de vierde tranche van de Awb; dit betekent dat de terminologie van de wetsbepalingen reeds in overeenstemming is met die van de vierde tranche en dus niet meer hoeft te worden getoetst aan de "leidraad met de 91 vuistregels". Van afwijkende bepalingen is geen sprake. Hetzelfde geldt voor wetsvoorstel 31262. Zie daarvoor de toelichting op artikel op artikel I, onderdeel G en artikel IV.

Omdat ten tijde van de indiening van wetsvoorstel 31 122 (27 juli 2007) rekening werd gehouden met de mogelijkheid dat dit wetsvoorstel eerder dan de vierde tranche het Staatsblad zou bereiken, is in hoofdstuk 1 de procedure voor het opleggen van een bestuurlijke boete opgenomen. Zoals eveneens in de hierboven aangehaalde memorie van toelichting is gezegd, wordt dat eerste hoofdstuk geschrapt zodra de vierde tranche in werking treedt. Indien dat laatste het geval is vóórdat wetsvoorstel 31 122 in werking treedt, vindt schrapping van dat eerste hoofdstuk plaats bij nota van wijziging op wetsvoorstel 31 122. Er bestaat geen bezwaar tegen om voor de toelichting van dat schrappen dan te verwijzen naar de "vuistregels" 65 tot en met 90 van de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet. Indien wetsvoorstel 31 122 eerder dan de vierde tranche in werking treedt, ligt wijziging van de Aanpassingswet in de rede.

Bij de indiening van wetsvoorstel 31262 is er vanuit gegaan dat dat voorstel niet eerder in werking zal treden dan de vierde tranche. Mocht op enig moment blijken dat de behandeling van wetvoorstel 31262 ver vooruit gaat lopen op de behandeling van de vierde tranche, dan zal, teneinde onnodig oponthoud van wetsvoorstel 31262 te voorkomen, voor dat voorstel een nota van wijziging worden ingediend. Dat is echter nu niet aan de orde.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink