Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst convenant kwaliteit kinderopvang
december 2007


1. Vooraf

De kwaliteit van de kinderopvang in Nederland moet goed geregeld zijn. Dat is in de eerste plaats nodig voor kinderen en hun opvoeders; voor kinderen is dit de belangrijkste ontwikkelingsfase in hun leven. Maar ook de aanbieders van kinderopvang hebben baat bij goede regels: die geven duidelijkheid en bevorderen eerlijke onderlinge concurrentie. Regels moeten wel flexibel genoeg zijn om verantwoord te kunnen ondernemen. Goede kwaliteitsregels hebben tenslotte een groot maatschappelijk belang. De kinderopvang is immers een niet meer weg te denken branche in onze samenleving.

Aanbieders en afnemers van kinderopvang hebben daarom samen landelijke kwaliteitseisen opgesteld voor de kinderopvang in Nederland. De Maatschappelijk Ondernemers Groep, de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang en BOinK belangenvereniging van ouders in de kinderopvang leggen die afspraken vast in dit convenant. Het convenant is ingegaan op 1 januari 2005 en geldt voor onbepaalde tijd. Het wordt op afgesproken tijden geëvalueerd en op basis daarvan bijgesteld.

De afspraken zijn basiseisen voor kwaliteit; het staat individuele aanbieders vrij hierin verder te gaan. De centrale vraag in de afspraken is: Wat vinden wij met elkaar als branche verantwoorde kinderopvang? Daarbij staan de ontwikkelingsmogelijkheden, de veiligheid en de gezondheid van het kind voorop. Het convenant regelt zaken als: aantal kinderen per leidster, huisvesting, omvang van de stamgroep, medezeggenschap, veiligheid, gezondheid en informatie aan ouders. Daarmee geeft de kinderopvang ook haar maatschappelijke rol aan in het integraal jeugdbeleid.

Dit is een bijzonder convenant. De branche neemt nadrukkelijk zelf de verantwoordelijkheid voor kwaliteit, nu de overheid dat in de Wet kinderopvang niet meer gedetailleerd voorschrijft. Partijen zien dit convenant als het fundament voor verdere verbeteringen die ze de komende jaren stapsgewijs met elkaar willen bereiken in de kinderopvang, vandaar de ondertitel: Verdere stappen naar de toekomst. Het convenant is voor partijen de basis voor goed toezicht in de branche.

Bij de verbeteringen spelen bestaande kwaliteitsinstrumenten (zoals certificeren) en zonodig nieuwe kwaliteitsinstrumenten (bijvoorbeeld prestatievergelijking aanbieders) een belangrijke rol. Ouders en toezichthouders krijgen daardoor beter zicht op de feitelijke kwaliteit van de kinderopvang. Het convenant versterkt kortom de ontwikkeling van de kinderopvang als een volwaardige branche die kwaliteit levert en aantrekkelijk is voor (nieuwe) aanbieders die onder dezelfde voorwaarden met elkaar kunnen concurreren.


2. Achtergrond en aanleiding convenant

De kinderopvang is de afgelopen vijftien jaar spectaculair gegroeid: van 20.000 plaatsen in 1988 naar ruim 200.000 plaatsen in kindercentra en gastouderopvang eind 2005. Hiervan maken meer dan 300.000 kinderen gebruik.

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wk) in werking getreden. Die stelt voorwaarden aan kinderopvang en regelt de kwaliteit in algemene termen. Artikel 49, eerste lid stelt dat kindercentra `verantwoorde kinderopvang' dienen te bieden. Dat betekent dat kinderopvang moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Voor de gastouderbureaus geldt een vergelijkbare norm. Het Rijk laat meer gedetailleerde uitvoeringsregels achterwege. De minister van SZW heeft de branche gevraagd zelf basiseisen voor kwaliteit op te stellen die als basis kunnen dienen voor het toezicht vanuit de GGD'en op de kinderopvang.

Uiteraard blijven naast dit convenant de eisen uit de overige wet- en regelgeving1 en de CAO- afspraken gelden. Voor aanbieders die zijn aangesloten bij de Branchevereniging ondernemers in kinderopvang geldt de CAO BKN, voor aanbieders die zijn aangesloten bij de MOgroep Kinderopvang geldt de CAO Kinderopvang. De CAO Kinderopvang is na Algemeen verbindend


1Naast de Wet kinderopvang onder meer: Arbeidsomstandighedenwet, Bouwbesluit, Warenwet, Infectieziektewet, Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid, Wet klachtrecht cliënten zorgsector.
---

verklaring ook van toepassing op aanbieders die bij geen van beide brancheorganisaties zijn aangesloten.
Aanbieders van kinderopvang moeten ingeschreven staan in het gemeentelijk register.


3. Afspraken over kwaliteitsaspecten

Deze paragraaf legt de gemeenschappelijke kwaliteitseisen voor dagopvang, buitenschoolse opvang (bso) en gastouderopvang vast. Uiteraard gelden op onderdelen afzonderlijke eisen voor dagopvang resp. bso; dit staat dan telkens apart aangegeven. De specifieke kwaliteitseisen voor gastouderopvang zijn in een aparte paragraaf ondergebracht.

Pedagogisch beleidsplan

Het belangrijkste in de kinderopvang is de manier waarop met kinderen wordt omgegaan. Daarom moet elke aanbieder een pedagogisch beleidsplan hebben voor zowel dagopvang als buitenschoolse opvang als gastouderopvang. Het pedagogisch beleidsplan is een belangrijke toetssteen voor ouders. Het gaat onder andere in op de vier pedagogische basisdoelen die genoemd worden in de memorie van toelichting van de Wet kinderopvang. Deze vier pedagogische basisdoelen hebben betrekking op sociale veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en de overdracht van normen en waarden.
De aanbieder werkt deze basisdoelen in overleg met de oudercommissie verder uit in het pedagogisch beleidsplan en handelt in de praktijk van de opvang naar dit plan. De oudercommissie wordt ook betrokken bij de actualisering van het pedagogisch beleidsplan.

Specifieke uitwerking voor dagopvang en bso
Het pedagogisch beleidsplan vermeldt tevens:

· de werkwijze, de maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroep;
· bij welke spel(activiteiten) kinderen hun stamgroep verlaten;
· hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere volwassenen;

· hoe de achterwacht2 geregeld is in het geval er slechts één pedagogisch medewerker aanwezig is.

In het beleidsplan wordt de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen beschreven. Het bevat een beschrijving van welke mogelijkheden er zijn voor kinderen voor de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competenties, van de wijze waarop de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd en van de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.
Daarnaast staat in het pedagogisch beleidsplan een beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroepen, en worden de (spel)activiteiten beschreven die kinderen buiten de stamgroep kunnen verrichten. Het pedagogisch beleidsplan vermeldt ook op welke wijze beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.
Deze beschrijving geeft ouders een goed beeld van de manier waarop er in het kindercentrum wordt gewerkt. De aanbieder en de personen die werken bij een kindercentrum handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan.

Aantal kinderen per pedagogisch medewerker en omvang stamgroep

Dagopvang
Er moeten duidelijke regels zijn voor het maximaal aantal kinderen dat één pedagogisch medewerker mag opvangen; het gaat dan om het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen. Kinderen en ouders moeten ook weten in welke stamgroep hun kind zit en welke pedagogisch medewerkers bij welke groep horen. De aanbieder heeft tegelijkertijd voor een goede bedrijfsvoering een zekere flexibiliteit nodig.
Dit is ook voor kinderen zelf belangrijk. Daarom is een open-deuren-beleid mogelijk waar dit op verantwoorde wijze kan. Kinderen maken dan gebruik van verschillende ruimtes en verlaten hun stamgroep. Het pedagogisch beleid geeft aan in welke situaties dat gebeurt.


2 Een achterwacht is een volwassen persoon met wie de aanbieder aantoonbaar de afspraak heeft gemaakt dat deze wordt ingezet in geval van een noodsituatie.

---

Dagopvang: stamgroep en leidster-kind ratio
Het uitgangspunt is: verantwoorde kinderopvang met vaste groepen kinderen in een eigen ruimte (stamgroepen), maar een open deuren beleid moet mogelijk zijn. Het is een gegeven dat niet iedere dag van de week dezelfde kinderen komen en dat pedagogisch medewerkers parttime op de groepen werken. Partijen vinden dat stamgroepen een goede basis zijn voor de sociaal emotionele ontwikkeling van een kind. Het werken met stamgroepen is het uitgangspunt, met in achtneming van de mogelijkheden voor open-deuren-beleid.

Partijen spreken hierover het volgende af3:

· Er wordt aan ouders en kinderen duidelijk aangegeven in welke stamgroep het kind zit en welke pedagogisch medewerkers in principe welke dag bij welke groep horen (dit geldt voor het structurele rooster, behoudens ziekte, verlof en vakantie)4.
· Een kind krijgt drie basisleidsters5 toegewezen. Per dag van de week is minimaal één van deze pedagogisch medewerkers werkzaam op de groep van dat kind (dit geldt voor het structurele rooster, behoudens ziekte, verlof en vakantie). Deze pedagogisch medewerkers zijn tevens het aanspreekpunt voor de ouders.
· Een kind maakt gedurende een week van niet meer dan twee verschillende basisruimtes6 gebruik. Uitgezonderd bij speciale activiteiten beschreven in pedagogisch beleidsplan.
· Voor dagopvang gelden de volgende regels: één pedagogisch medewerker per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar; één pedagogisch medewerker per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep moet een gemiddelde berekend worden voor de vaststelling van het aantal kinderen per pedagogisch medewerker volgens het toegevoegde schema in bijlage 1.

· De stamgroep dagopvang bestaat uit maximaal twaalf kinderen bij 0-1 jaar en maximaal zestien kinderen bij 0-4 jaar (waarvan maximaal acht kinderen tot 1 jaar).
· De kinderen kunnen bij activiteiten de stamgroepen verlaten; dan wordt de maximale omvang van de stamgroep tijdelijk losgelaten.Wel blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het totaal aantal aanwezige kinderen op de locatie. De op de locatie aanwezige pedagogisch medewerkers houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben.
· Voor de flexibiliteit in de organisatie is het mogelijk dat in de dagopvang ten hoogste drie uur per dag (niet aaneengesloten) minder beroepskrachten worden ingezet dan volgens de leidster-kind ratio is vereist, maar nooit minder dan de helft van het benodigde aantal pedagogisch medewerkers. Is er in zo'n situatie slechts één pedagogisch medewerker in het kindercentrum, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere volwassene als achterwacht in het kindercentrum aanwezig. Afwijken van de vereiste leidster-kind ratio is niet toegestaan tussen 9.30 en 12.30 uur en tussen 15.00 en 16.30 uur. Vóór 9.30 uur en na 16.30 uur mag de afwijking van de leidster-kind ratio niet langer duren dan anderhalf uur aaneengesloten en in de pauzeperiode tussen 12.30 en 15.00 uur niet langer dan twee uur aaneengesloten. Dit alles met een maximum van drie uur per dag.

Buitenschoolse opvang
Er moeten duidelijke regels zijn voor het maximaal aantal kinderen dat één pedagogisch medewerker mag opvangen; het gaat dan om het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen. Kinderen en ouders moeten ook weten in welke stamgroep hun kind zit en welke pedagogisch medewerkers bij welke groep horen. De aanbieder heeft tegelijkertijd voor een goede bedrijfsvoering een zekere flexibiliteit nodig. Dit is ook voor kinderen zelf belangrijk. Daarom is een open-deuren-beleid mogelijk waar dit op verantwoorde wijze kan.

Kinderen maken dan gebruik van verschillende ruimtes en verlaten hun stamgroep. Het pedagogisch beleid geeft aan in welke situaties dat gebeurt.

Buitenschoolse opvang: stamgroep en leidster-kind ratio


3 De eerste drie afspraken zijn niet van toepassing op kinderen die gebruik maken van een flexibel aanbod dat eruit bestaat dat de dagen waarop deze kinderen komen per week verschillen.
4 Zo zit op iedere maandag een kind altijd in dezelfde groep kinderen met dezelfde pedagogisch medewerkers.
5 Op de dagen waarop het kind aanwezig is, is dus een van deze drie pedagogisch medewerkers werkzaam. Er worden drie basisleidsters toegewezen in de situaties dat er in groepen met twee pedagogisch medewerkers tegelijk wordt gewerkt. Indien er in grotere groepen met drie pedagogisch medewerkers tegelijk wordt gewerkt, worden er maximaal vier basisleidsters toegewezen aan een kind.
6 Een basisruimte is de ruimte waar het kind het grootste deel van de dag aanwezig is.
---

Het uitgangspunt is: verantwoorde buitenschoolse opvang met vaste groepen kinderen (bso- stamgroepen), waarbij een open deuren beleid mogelijk is. Kinderen maken gebruik van verschillende ruimtes, verlaten hun groepsruimte of stamgroep en gaan soms uit school naar een buitenactiviteit zonder eerst op te starten in hun vaste stamgroep of groepsruimte.

Partijen spreken hierover het volgende af:

· Voor buitenschoolse opvang gelden de volgende regels: één pedagogisch medewerker per tien (aanwezige) kinderen.

· Als er kinderen in de leeftijd van 4-8 jaar in de stamgroep zitten geldt een maximale stamgroepgrootte van twintig kinderen. Bij stamgroepen die uitsluitend uit kinderen van 8- 12 jaar bestaan geldt dat in de leidster-kind ratio in plaats van een beroepskracht een extra volwassene als derde beroepskracht kan worden ingezet (bijvoorbeeld dertig kinderen met twee pedagogisch medewerkers en een extra volwassene, die meewerkt in het primaire proces). Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de stamgroep.

· De kinderen kunnen bij activiteiten de stamgroepen verlaten; dan wordt de maximale omvang van de stamgroep tijdelijk losgelaten. Wel blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het totaal aantal aanwezige kinderen op de locatie7. De op de locatie aanwezige pedagogisch medewerkers houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben.
· Voor buitenschoolse opvang kunnen ten hoogste een half uur per dag minder pedagogisch medewerkers worden ingezet dan volgens de leidster-kindratio is vereist, maar nooit minder dan de helft van het aantal benodigde pedagogisch medewerkers. Is er in zo'n situatie slechts één pedagogisch medewerker in het kindercentrum, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere volwassene als achterwacht in het kindercentrum aanwezig. Beslaat de opvang van de kinderen de gehele dag, dan geldt voor de afwijking van de leidster-kind ratio hetzelfde als bij de dagopvang.

Gecombineerde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang Voor gemengde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang wordt voor de vaststelling van het aantal kinderen per pedagogisch medewerker een gemiddelde gehanteerd, waarbij een maximum wordt gesteld aan het aantal 0-4 jarigen in de groep. Een nadere uitwerking is opgenomen in bijlage 2.

Huisvesting

De Wet kinderopvang stelt geen gedetailleerde eisen aan de binnenruimte. Partijen van het convenant vinden dat de houder van een kindercentrum moet zorgen voor passend ingerichte ruimtes voor spelen en rusten die in overeenstemming zijn met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Huisvesting is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit en wordt in dit convenant nader ingevuld.
Partijen vinden dat de opvang moet plaatsvinden in een veilige en gezonde omgeving met voldoende ruimte voor het aantal kinderen in de opvang.

Dagopvang

· Per kind moet minimaal 3,5 vierkante meter bruto oppervlak in de groepsruimte beschikbaar zijn8.

· Er is een afzonderlijke slaapruimte voor baby's van 0 tot 1,5 jaar.
· In de dagopvang is een aangrenzende, toegankelijke en veilige op de leeftijd afgestemde buitenspeelruimte beschikbaar met een bruto oppervlak van circa 3 tot 4 vierkante meter per kind.

Buitenschoolse opvang

· Per kind moet minimaal 3,5 vierkante meter bruto oppervlak in de groepsruimte beschikbaar zijn9.

· De buitenschoolse opvang moet een toegankelijke, vaste en passend ingerichte ruimte zijn speciaal voor naschoolse bezigheden van kinderen. De buitenruimte moet een bruto oppervlak van circa 3 tot 4 vierkante meter per kind omvatten en bij voorkeur aangrenzend zijn, maar mag ook in directe nabijheid liggen, mits goed en veilig bereikbaar.


7 Daarmee is het in de bso bijvoorbeeld mogelijk dat één pedagogisch medewerker met drie kinderen binnen is en twee andere pedagogisch medewerkers met 27 kinderen buiten aan het voetballen zijn.
8 Andere ruimte die is ingericht als speelruimte wordt evenredig toebedeeld aan de groepsruimte.
9 zie noot 8.

---

Medezeggenschap

Ouders worden actief betrokken bij het beleid van een kindercentrum of gastouderbureau. De aanbieder heeft daar ook belang bij: hij kan zijn klanten zo goed bedienen. De wet regelt dat een kinderdagverblijf of gastouderbureau een oudercommissie moet hebben. Partijen vinden dat de aanbieder aantoonbaar moeite moet doen om te bevorderen dat er een oudercommissie komt. De vorm van het overleg met de oudercommissie moet passen bij de organisatievorm van het bedrijf en haalbaar en doelmatig zijn voor ouders.

Teneinde ouders in de gelegenheid te stellen medezeggenschap uit te oefenen, dienen zij goed geïnformeerd te zijn over de gang van zaken in een kindercentrum of gastouderbureau. Partijen vinden dat ouders bij belangrijke onderwerpen op punten moeten kunnen adviseren; niet alle handelingen van de aanbieder vallen onder de medezeggenschap van ouders. Aanbieders moeten ook gewoon kunnen ondernemen. Het gaat er uiteindelijk om een voor alle partijen ­ aanbieder en afnemer ­ werkbare situatie te creëren die recht doet aan de gerechtvaardigde belangen van ouders èn aan de eigen verantwoordelijkheid van de aanbieders voor een goede bedrijfsvoering.

In de praktijk kan een spanningsveld ontstaan tussen de belangen van ouders en de verantwoordelijkheid van de ondernemer voor een goede bedrijfsvoering. Convenantpartijen vinden dat in dergelijke situaties een beroep gedaan moet kunnen worden op een onafhankelijke commissie die hierin adviseert. Partijen hebben het initiatief genomen om een landelijke klachtenkamer voor oudercommissies op te richten.

Partijen spreken hierover het volgende af:

· Medezeggenschap van ouders vindt, in aanvulling op wat de wet eist, zoveel mogelijk plaats via landelijk overeengekomen afspraken tussen partijen in de branche.
· Partijen hebben een voorbeeldreglement voor oudercommissies opgesteld. Hierin staan de rechten van ouders en de verplichtingen van de aanbieder. Het reglement geeft onder meer aan in welke gevallen de aanbieder advies moet vragen aan de oudercommissie.
· Dit reglement wordt actief uitgedragen naar de leden van de organisaties van aanbieders en naar de ouders (oudercommissies).

· Partijen spannen zich in voor een aanpassing van de wettelijke regeling voor de organisatie van de oudercommissies.

Veiligheid

De aanbieder voert een verantwoord veiligheidsbeleid. De Wet kinderopvang eist op dit punt van aanbieders van kindercentra een risico-inventarisatie (ri). Partijen vinden dat er aan de risico-inventarisatie ook een evaluatie gekoppeld moet worden. De risico-inventarisatie en evaluatie laat zien wat kinderen kan overkomen, hoeveel en welke ongevallen er met kinderen zijn geweest, wat de aanbieder hieraan doet of heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd. Deze gegevens zijn openbaar voor ouders en medewerkers. Voor het maken van de risico-inventarisatie is een model ontwikkeld dat aanbieders kunnen gebruiken. Uiteraard gelden ook de verplichtingen uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De Wet kinderopvang eist in het kader van veiligheid een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor werknemers en uitzendkrachten werkzaam in het primaire proces, andere werknemers die hun werkplek op de centra hebben, bemiddelingsmedewerkers bij gastouderopvang, gastouders en houders/bestuurders.
Maar indien de inzet zodanig kortstondig is dat de aanvraagprocedure langer duurt dan de aanwezigheid van de betreffende persoon wordt het paard achter de wagen gespannen. Convenantpartijen vinden het overleggen van een VOG wel noodzakelijk voor stagiaires die meer dan drie maanden worden ingezet in het primaire proces in de kinderopvang. Voor deze stagiaires geldt dat bij aanvang van hun eerste stageperiode de aanvraag voor een VOG gedaan moet zijn. Voor eventueel volgende stageperioden tijdens hun opleidingsperiode kan met overlegging van dezelfde VOG worden volstaan.

Gezondheid

De aanbieder voert een verantwoord gezondheidsbeleid. Dit is onderdeel van de wettelijk verplichte risico-inventarisatie. Partijen vinden dat er ook een evaluatie moet plaatsvinden. Voor de risico- inventarisatie is een model ontwikkeld dat aanbieders kunnen gebruiken. Daarbij moet bestaande wet- en regelgeving in acht genomen worden.

---

Ook in de gastouderopvang dient een veilige en gezonde omgeving geboden te worden, die voldoet aan de eisen van de Wet kinderopvang. Voor gastouderopvang geldt dat het gedeelte van de woning waarin de kinderen worden opgevangen rookvrij is ten tijde van de opvang.

Kwaliteit personeel

Personeelsbeleid en scholingsbeleid zijn in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de aanbieder. Die zorgt voor voldoende en goed opgeleid personeel. Kinderen en ouders hebben daar groot belang bij: het is een belangrijk aspect van kwaliteit waarop ouders een kindercentrum beoordelen. De aanbieder informeert ouders zo goed mogelijk over het personeelsbeleid voor zover de ouder dat nodig heeft om een goede keuze te kunnen maken voor verantwoorde kinderopvang.

Meldcode kindermishandeling
De aanbieder van kinderopvang in kindercentra of gastouderopvang heeft een meldcode voor kindermishandeling waarin een duidelijke procedure is vastgelegd die aantoonbaar gevolgd wordt in het geval van een (vermoeden) van kindermishandeling en/of seksueel misbruik. Dit vermoeden kan betrekking hebben op de thuissituatie van het kind of op de opvangsituatie.

Er is op landelijk niveau een model meldcode kindermishandeling ontwikkeld voor kindercentra en voor gastouderopvang. Ook is op landelijk niveau een protocol voor een vermoeden van seksueel misbruik binnen de organisatie beschikbaar. Partijen stellen voor om het landelijk model meldcode kindermishandeling in te voeren met dien verstande dat het mogelijk moet zijn voor organisaties om een gelijkwaardig model te hanteren, op voorwaarde dat deze elementen bevat zoals ook in het landelijk model. Convenantpartijen hebben afgesproken welke elementen een meldcode minimaal moet bevatten om als adequaat instrument bij een vermoeden van kindermishandeling te dienen; deze elementen zijn opgenomen in bijlage 3.

4. Specifieke eisen Gastouderopvang

Gastouderopvang is een bijzondere vorm van kinderopvang, op het woonadres van een gastouder of vraagouder. De opvang vindt plaats door tussenkomst van een gastouderbureau en op basis van een schriftelijke overeenkomst; ouders krijgen vooraf informatie over het beleid ten aanzien van veiligheid, gezondheid en over de omgang met de kinderen (pedagogisch beleid).

Specifieke uitwerking pedagogisch beleidsplan voor gastouderopvang In het pedagogisch beleidsplan wordt de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen beschreven. Het bevat een beschrijving van welke mogelijkheden er zijn voor kinderen voor de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competenties, van de wijze waarop de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd en van de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. Daarnaast geeft het beleidsplan een beschrijving van de samenstelling van het aantal kinderen dat door een gastouder wordt opgevangen en van de eisen die aan gastouderschap worden gesteld, waarbij in ieder geval als eis wordt gesteld dat de woning waar gastouderopvang plaatsvindt over voldoende speel- en slaapruimte voor kinderen beschikt en over voldoende buitenspeelmogelijkheden afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Deze beschrijving geeft ouders een goed beeld van de manier waarop er in de gastouderopvang wordt gewerkt. De aanbieder en de personen die werken bij het gastouderbureau handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan.

Aantal kinderen per gastouder
Volgens de Wet kinderopvang mag een gastouder na overleg met het gastouderbureau maximaal vier kinderen opvangen, eigen kinderen niet meegerekend.

Partijen spreken het volgende af:

· Het pedagogisch beleid van het gastouderbureau geeft duidelijkheid over het leeftijdsbeleid. Ouders weten dan hoeveel kinderen (inclusief eigen kinderen) in welke leeftijd per gastouder maximaal opgevangen worden.

· Indien gastouderopvang valt onder de AMvB innovatieve opvang dan mag de gastouder maximaal zes niet-eigen kinderen opvangen. Indien de gastouder meer dan vier niet-eigen kinderen opvangt, dan moet de achterwacht duidelijk geregeld zijn. Het gastouderbureau legt in het pedagogisch beleid vast hoe dat gebeurt.
· Zowel bij de reguliere gastouderopvang als bij de innovatieve gastouderopvang mogen er van de totaal tegelijkertijd opgevangen eigen en niet- eigen kinderen maximaal vier kinderen onder de 4 jaar zijn (dit is dus inclusief de eigen kinderen onder de 4 jaar).
---

Huisvesting gastouderopvang
De beschikbare speel- en slaapruimte en de buitenspeelmogelijkheden zijn onderdeel van de kwaliteitscriteria van het gastouderbureau; zij worden beoordeeld in relatie tot het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid gastouderopvang
Partijen vinden dat ook voor gastouderopvang het maken van een risico-inventarisatie en evaluatie een vereiste is.
In woningen waar de opvang plaatsvindt, moet jaarlijks een risico-inventarisatie en evaluatie plaatsvinden voor veiligheid en gezondheid, hoe te handelen in noodsituaties. Daartoe bezoekt het gastouderbureau elke opvangwoning minimaal eenmaal per jaar. De eerste risico-inventarisatie vindt plaats voordat de opvang via het gastouderbureau een aanvang neemt. De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid wordt in de opvangwoning uitgevoerd door of in aanwezigheid van de bemiddelingsmedewerker. Die inventarisatie is inzichtelijk voor ouders.

Kwaliteit gastouders
Gastouderbureaus formuleren criteria voor de kwaliteit van de gastouders en leggen deze aantoonbaar vast. Deze eisen worden jaarlijks getoetst tijdens een bezoek van het gastouderbureau aan de gastouder. Deze criteria zijn bekend bij de vraagouders. Convenantpartijen vinden het ook noodzakelijk dat - indien de opvang plaats vindt in het huis van de gastouder- alle volwassen huisgenoten van de gastouder een VOG overleggen.

Partijen vinden dat gastouders voorafgaand aan de start van de gastouderopvang via het gastouderbureau getoetst moeten worden op hun professionaliteit en hun houding ten opzichte van kinderen en ouders. Daarbij gelden de volgende kenmerken:
· lichamelijk en geestelijk gezond

· bereid zijn tot samenwerking met gastouderbureau en tot het volgen van aanvullende cursussen/trainingen/bijeenkomsten die gerelateerd zijn aan de opvangtaak.
· respecteren van privacygevoelige gegevens en geen informatie doorspelen aan derden
· openstaan voor en respecteren van andere gewoontes, culturen, levenswijzen, opvoedingsideeën

· beschikken over goede communicatieve vaardigheden en in staat zijn om op een professionele manier contact met de vraagouders te onderhouden en afspraken te maken
· kennis hebben van ontwikkeling van kinderen, positief staan ten opzichte van de pedagogische doelstellingen en deze in praktijk kunnen brengen (toevoegen: tekst wet)
· kennis hebben van EHBO voor kinderen (volgens eindtermen van Oranje Kruis)
· in staat zijn tot reflecteren op het eigen handelen
· kinderen niet alleen laten of het toezicht aan anderen overlaten
· regelmatig en gedurende minimaal een half jaar beschikbaar zijn voor opvang
· goede beheersing van de Nederlandse taal
· goed telefonisch bereikbaar

· in bezit van AVP verzekering/ inzittenden verzekering bij auto gebruik.

Kwaliteit gastouderbureaus
Het gastouderbureau heeft een begeleidende, bemiddelende en administratieve functie. Om deze taken goed uit te voeren, wordt aan onderstaande voldaan:
· De opvang wordt minimaal jaarlijks mondeling geëvalueerd met de vraagouders. De evaluatie wordt schriftelijk vastgelegd.

· Het gastouderbureau biedt scholingsmogelijkheden aan gastouders bij de start van hun werkzaamheden. Te denken valt aan een introductiecursus voor gastouders die gerelateerd is aan de daadwerkelijke opvangtaken. Zie bijlage 4.
· Het gastouderbureau organiseert themabijeenkomsten voor de gastouders en/of biedt cursussen/bijeenkomsten waarbij gastouders elkaar ontmoeten en ervaring kunnen uitwisselen.

· De intake bij vraag- en gastouder wordt persoonlijk en aan huis uitgevoerd door de bemiddelingsmedewerker.

· Per jaar vinden er minimaal twee huisbezoeken plaats, waarin in ieder geval de jaarlijkse risico-inventarisatie en evaluatie, de jaarlijkse toetsing van de criteria van de gastouder en de jaarlijkse evaluatie van de opvang plaatsvindt. Naast deze huisbezoeken vinden er in het kader van intake, eerste risico-inventarisatie en nieuwe koppelingen extra huisbezoeken plaats.

---


· De bemiddelingsmedewerkers beschikken aantoonbaar over voor gastouderopvang relevante pedagogische kennis.

· Gezien het aantal werkzaamheden dat per koppeling moet worden verricht, dient er een reële verhouding te zijn tussen de beschikbare formatie en het aantal koppelingen dat door het gastouderbureau wordt begeleid. Het gastouderbureau dient dit inzichtelijk te maken. Een overzicht van de noodzakelijke werkzaamheden is opgenomen in bijlage 4.
· Voor de vraagouder is de bereikbaarheid van het gastouderbureau als ook die van de gastouder duidelijk en aantoonbaar geregeld.
· De bemiddelingsmedewerkers dienen te voldoen aan de in de CAO voor de functie vastgestelde kwalificaties. De CAO schrijft voor: een MBO werk- en denkniveau én kennis van en inzicht in de processen van kinderopvang/gastouderopvang. Partijen doen de aanbeveling aan sociale partners om in de CAO een opleidingseis te stellen aan de vereiste opleiding van bemiddelingsmedewerkers.

5. Specifieke eisen andere vormen van opvang

Kleinschalige kindercentra met maximaal zes kindplaatsen per dag

Voor kleinschalige opvang gelden in beginsel dezelfde eisen als voor dagopvang omdat sprake moet zijn van eerlijke concurrentie tussen aanbieders. Partijen vinden dat deze centra moeten voldoen aan de regels voor de kinderopvang uit dit convenant. De achterwachtfunctie is duidelijk geregeld en het kindercentrum beschrijft in het pedagogisch plan hoe ze dit doet. De ouders worden minimaal eenmaal per jaar uitgenodigd om de onderwerpen te bespreken waarvoor de Wet kinderopvang ouders adviesrecht geeft.

24-uurs opvang

De 24-uurs opvang voldoet aan de eisen die gesteld worden voor kindercentra. De achterwachtfunctie moet net als in de kinderopvang geregeld zijn. Het kindercentrum beschrijft in het pedagogisch plan hoe het hieraan voldoet.

6. Evaluatie

De kinderopvang voert los van de wettelijke verplichtingen al enige jaren een eigen kwaliteitsbeleid, onder meer door het certificeren van instellingen. De afspraken in dit convenant geven daar een verdere impuls aan. Het doel is: verantwoorde kinderopvang, het goed informeren van ouders om hen goed te kunnen laten kiezen en meer dynamiek brengen in de branche.

Dit convenant is niet statisch. Partijen zullen de werking ervan in de praktijk nauwlettend volgen. Voor het volgen van het convenant in de praktijk hebben partijen een Stuurgroep samengesteld. Deze Stuurgroep komt periodiek bijeen en gaat zo nodig over tot evaluatie van de Convenantafspraken. Indien gewenst kan dit tot gewijzigde dan wel nieuwe afspraken leiden.

In 2008 zal de Stuurgroep met name de werking volgen van de nieuw gemaakte afspraken rondom de gastouderopvang en het effect daarvan in de inspecties. Zo mogelijk leidt dit tot aanvullende eisen, bijvoorbeeld rondom de ratio tussen formatie en aantal koppelingen. Gedurende 2008 zal er geen evaluatie plaats vinden inzake de vastgelegde structuurkenmerken, met uitzondering van de eis dat een niet aangrenzende buitenruimte in de buitenschoolse opvang goed en veilig bereikbaar moet zijn; zo nodig wordt deze afspraak nader geduid.

De Stuurgroep heeft tevens de opdracht concrete voorstellen te ontwikkelen vóór de volgende evaluatie van het convenant. Deze voorstellen hebben betrekking op: nadere uitwerking van de convenantafspraken als gevolg van de wijziging op de wet Primair Onderwijs; nadere uitwerking van afspraken over proceskwaliteitskenmerken; mogelijkheden onderzoeken van de uitwerking leidster-kind ratio; medezeggenschap (mogelijkheden onderzoeken van een gecombineerde oudercommissie). Andere onderwerpen die in deze Stuurgroep worden besproken zijn onder andere innovatie en buitenruimte.

Evaluatie gebeurt ook aan de hand van bestaande instrumenten zoals certificeren, de klachtenregeling en de leveringsvoorwaarden. Ook wordt bekeken in welke mate de kinderopvang aansluiting vindt bij het lokale jeugdbeleid.

---

Afhankelijk van de evaluatie van de AMvB innovatieve opvang wordt deze vorm van kleinschalige opvang straks integraal onderdeel van het convenant, met inachtneming van de wijzigingen die uit die evaluatie voortkomen.

6. Tot slot


· Partijen kunnen het convenant zonder instemming van andere partijen niet wijzigen.
· MOgroep Kinderopvang en de Branchevereniging zullen de naleving van de Convenantafspraken door hun leden als verplichting aan het lidmaatschap verbinden.

Utrecht, 12 december 2007

BOinK Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang de Branchevereniging Ondernemers in de kinderopvang MOgroep Kinderopvang


---

Bijlage 1
Schema voor de berekening van de leidster-kind ratio bij groepen dagopvang van samengestelde leeftijd.

Leeftijd Leidsters Maximale Leidsters Maximale Leidsters Maximale Leidsters Maximale aantal aantal aantal aantal 0 tot 1 1 4 2 8 3 12 ----
1 tot 2 1 5 2 10 3 15 4 16
2 tot 3 1 6 2 12 3 16 ----
3 tot 4 1 8 2 16 ---- ---- ---- ---- 0 tot 2 1 5 2 91 3 141 4 16 0 tot 3 1 5 2 101 3 151 41 16 0 tot 4 1 6 2 121 3 161 ---- ----
1 tot 3 1 6 2 11 3 16 ---- ----
1 tot 4 1 7 2 13 3 16 ---- ----
2 tot 4 1 7 2 14 3 16 ---- ----


1 Waarvan maximaal acht kinderen van 0 jaar


10

Bijlage 2
Schema voor de berekening van de leidster-kind ratio bij samengestelde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang

Convenantpartijen hebben afgesproken dat voor gemengde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang een gemiddelde wordt gehanteerd voor de vaststelling van het aantal kinderen per pedagogisch medewerker, waarbij een maximum wordt gesteld aan het aantal 0-4 jarigen in een groep. In deze bijlage is een uitwerking gegeven aan deze afspraak van Convenantpartijen.

In het kader van kwaliteit van kinderopvang is een samengestelde groep in de brede leeftijdscategorie van 0-13 jaar geen voorkeursoptie van Convenantpartijen. Maar in sommige situaties kan de kleinschaligheid een dergelijke groepssamenstelling noodzakelijk maken, waarbij bijvoorbeeld kinderen in de BSO-leeftijd voor een deel van de dag worden samengevoegd met de kinderen in de dagopvang. Met een goede, naar leeftijd gedifferentieerde werkwijze kan er dan nog steeds sprake zijn van kwalitatief verantwoorde kinderopvang. Gecombineerde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang kunnen in pedagogisch opzicht waardevol zijn, bijvoorbeeld wanneer de jongste BSO-kinderen en de oudste kinderdagverblijf- kinderen in een samengestelde groep verblijven, en hier in de pedagogische werkwijze nadrukkelijk condities aan worden gesteld.

Bij de uitwerking van de leidster-kind ratio in samengestelde groepen zijn onderstaande uitgangspunten gehanteerd:

- Voorondersteld wordt dat er sprake is van een gelijkmatige verdeling van de verschillende leeftijden over de groep.

- Vervolgens is het gemiddelde bepaald zoals opgenomen in Convenant, waarbij het aantal kinderen in relatie tot één pedagogisch medewerker de basis van de berekening vormt.
- In deze berekening heeft alléén aan het eind van de berekening afronding naar boven plaatsgevonden; het `doorrekenen' gaat uit van onafgeronde getallen.
- De tabel 0 tot en met 3-jarigen blijft onverkort van toepassing.

Indien met samengestelde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang wordt gewerkt, moet in het pedagogisch beleidsplan een duidelijke, naar leeftijd gedifferentieerde, beschrijving gegeven worden van de activiteiten en dagindeling van deze groep.

Convenantpartijen hebben afgesproken de praktijk van samengestelde groepen te monitoren op kwaliteit en te evalueren. Op grond hiervan kunnen de afspraken het en schema eventueel bijgesteld worden.

Leeftijd Leidsters Maximale Leidsters Maximale Leidsters Maximale Leidsters Maximale aantal aantal aantal aantal 0 tot 1 1 4 2 8 3 12 ----
1 tot 2 1 5 2 10 3 15 4 16
2 tot 3 1 6 2 12 3 16 ----
3 tot 4 1 8 2 16 ---- ---- ---- ----
4 tot 12 1 10 2 20 ---- ---- ---- ----
4 tot 8 1 10 2 20 ---- ---- ---- ----
8 tot 12 1 10 2 20 31 30 ---- ---- Leeftijd Leidsters Maximale Leidsters Maximale Leidsters Maximale aantal aantal aantal 0 tot 13 1 72 2 143 3 164
1 tot 13 1 85 2 156 3 167
2 tot 13 1 88 2 169 3 1610
3 tot 13 1 911 2 16 ---- ----


1 In plaats van een beroepskracht kan een derde volwassene als beroepskracht worden ingezet.
2 Waarvan maximaal vier 0 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal twee 0-jarigen.
3 Waarvan maximaal acht 0 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal vier 0-jarigen.
4 Waarvan maximaal twaalf 0 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal zes 0-jarigen.
5 Waarvan maximaal vier 1 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal twee 1-jarigen.
6 Waarvan maximaal acht 1 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal vier 1-jarigen.
7 Waarvan maximaal twaalf 1 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal zes 1-jarigen.
8 Waarvan maximaal vijf 2 tot en met 3-jarigen.
9 Waarvan maximaal tien 2 tot en met 3-jarigen.
10 Waarvan maximaal twaalf 2 tot en met 3-jarigen
11 Waarvan maximaal zes 3-jarigen

---

Bijlage 3
Criteria Meldcode Kindermishandeling

In het Convenant 2007 is door partijen aangegeven dat het voeren van een meldcode kindermishandeling voor alle kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus verplicht gesteld wordt. Er wordt aangedrongen op het volgen van de in 2006 opgestelde Landelijke Meldcode Kindermishandeling, een voorbeeldprotocol voor kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang en een voorbeeldprotocol voor gastouderopvang. Deze protocollen zijn terug te vinden op www.kindermishandeling.info, maar ook op te vragen via de brancheorganisaties.

Voor de opstelling van de Landelijke Meldcode gebruikten organisaties in deze branche ook al verschillende meldcodes en protocollen t.a.v. kindermishandeling. Om die "vooruitlopers" niet te benadelen door ze te dwingen de nieuwe Landelijke Meldcode in te voeren hebben partijen het initiatief genomen om criteria op te stellen waaraan een bestaande code of protocol, anders dan de Landelijke Meldcode, moet voldoen om gehandhaafd te mogen worden. In deze tekst vindt u de criteria puntsgewijs terug.


· De definitie van kindermishandeling dient conform de Wet op de Jeugdzorg (2005) te zijn. Die stelt: Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld.


· Het protocol moet een duidelijke uitsplitsing van verantwoordelijkheden bevatten. Dat omvat een uitsplitsing per organisatielaag in taken en bevoegdheden, waardoor er tijdens een meldingssituatie geen verwarring kan ontstaan.


· Het protocol dient een duidelijk stappenplan te omvatten met een tijdslijn. Dat stappenplan start bij de persoon, die een vermoeden heeft van kindermishandeling en loopt alle momenten van het proces langs tot en met de nazorg.


· Het stappenplan, dat ten minste ingaat op de te onderscheiden stappen vermoeden, overleg, plan van aanpak, beslissen, handelen, evaluatie en nazorg is voorzien van een heldere toelichting, dat voor alle betrokkenen bij het proces duidelijk te begrijpen is.


· Het protocol bevat aandachtspunten voor de gesprekvoering met verschillende partijen en hulpmiddelen voor het doorlopen van het stappenplan.


· Algemeen is bekend dat het erg moeilijk is om tijdig te signaleren dat er mogelijk sprake is van kindermishandeling. In het protocol dient daarom een lijst van signalen per ontwikkelingsgebied te zijn beschreven, waarmee leidsters via het protocol bekend worden gemaakt. De signalen dienen te worden uitgesplitst voor de groep van 0-4 jaar en de groep van 4-12 jaar.


· Er moet in het protocol ook aandacht besteed worden aan de mogelijke situatie waarin een medewerker van de organisatie de vermoedelijke dader is.


· In het protocol moet aandacht besteed worden aan de omgang met de Wet op Privacy.


· In het protocol moet praktische informatie terug te vinden zijn over de Bureaus Jeugdzorg en het Advies&Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dat omvat informatie over de werkwijze, maar ook contactgegevens.


· Het protocol moet aandacht besteden aan de verdere sociale kaart op dit gebied.


· Het valt aan te raden om naar achtergrondinformatie en verdere literatuur inzake kindermishandeling te verwijzen, zodat alle betrokkenen die zich verder willen verdiepen in het onderwerp daarin gefaciliteerd worden.
12

Bijlage 4
a. Werkzaamheden gastouderbureau met betrekking tot een koppeling en deskundigheid gastouders
b. Onderwerpen die deel uit moeten maken van de scholing van gastouders

a. Werkzaamheden gastouderbureau met betrekking tot een koppeling en deskundigheid gastouders

· Intake gastouder en vraagouder

· Koppelingsgesprek gastouder en vraagouder
· Risico-inventarisatie opvangwoning

· VOG's van gastouder en volwassen huisgenoten als de opvang in de woning van de gastouder plaatsheeft

· Jaarlijkse risico-inventarisatie en ­ evaluatie
· Jaarlijkse toetsing criteria gastouder
· Jaarlijks evaluatie opvang

· Begeleiding bij opvoedingskwesties, problemen en calamiteiten
· Organiseren en (laten) uitvoeren basiscursus gastouders
· Organiseren en (laten) uitvoeren van deskundigheidsbevordering gastouders

b. Onderwerpen die minimaal deel uit moeten maken van de deskundigheidsbevordering van gastouders

· EHBO aan kinderen

· Ontwikkeling kinderen 0-12 jaar

· Pedagogisch beleid en pedagogisch handelen
· Ontwikkeling volgen en signaleren

· Uitvoeren RIE veiligheid en gezondheid
· Veiligheid en gezondheid waarborgen

· Communicatie met ouders


13