Vooruitgang in gemeentelijk toezicht kinderopvang
De uitvoering van de Wet kinderopvang is in 2006 ten opzichte van 2005
verbeterd. Aan de wettelijke verplichting om alle locaties
kinderopvang en gastouderbureaus te onderzoeken is echter niet
voldaan. In 2006 is 70 procent van de locaties geheel onderzocht en
begin 2007 nog eens 20 procent. Bij 10 procent heeft geen onderzoek
plaatsgevonden. Dit heeft als risico dat van die locaties nu onbekend
is of de kinderopvang kwalitatief voldoende is. Dit blijkt uit
rapportages van de Inspectie Werk en Inkomen over het toezicht op de
kinderopvang.
In 2006 had nog maar de helft van de gemeenten een vastgesteld
toezicht- en handhavingsbeleid. Eind 2007 is deze situatie verbeterd:
meer dan 90 procent heeft toezichtbeleid vastgesteld, meer dan 85
procent handhavingsbeleid.
Een handhavingsbeleid is volgens de IWI een onmisbare voorwaarde voor
een goede handhavingspraktijk. In gemeenten met een handhavingsbeleid
op het gebied van de Wet kinderopvang worden beduidend meer
tekortkomingen gerapporteerd. En het percentage tekortkomingen dat
wordt aangepakt, ligt ook er hoger dan in gemeenten zonder
handhavingsbeleid.
Risico's voor de toekomst ziet de inspectie in situaties waar het
budget leidend wordt voor toezicht en handhaving en als het in
ontwikkeling zijnde risicogestuurd toezicht niet goed wordt ingevoerd.
In 2006 was het gemeentelijke kinderopvangregister bij de meeste
gemeenten op orde. Het geeft ouders en houders van
kinderopvangbedrijven voldoende zicht op de feitelijke situatie in een
gemeente.
Het ontbreekt veel gemeenten nog aan een goede gemeentelijke
verantwoordingsadministratie. Daardoor missen ze adequate
sturingsinformatie in de relatie met de GGD. Ook is het daardoor
moeilijk om de gemeenteraad en de minister de juiste informatie over
de uitvoering van het toezicht in de kinderopvang te geven. Het lijkt
IWI een goede zaak als er op landelijk niveau initiatieven komen om
het voor gemeenten makkelijker te maken zich beter te verantwoorden.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de kwaliteit
van de kinderopvang. Het feitelijke toezicht op de kwaliteit van de
kinderopvang voert de GGD uit. Ouders en kinderen moeten erop kunnen
rekenen dat houders van kinderopvanglocaties en
gastouderbureaus de wettelijke kwaliteitseisen naleven en dat de
gemeenten hierop toezicht houden en als dat nodig is ook handhaven.
De beleidsverantwoordelijkheid voor de Wet kinderopvang is in 2006 bij
de minister van Onderwijs, cultuur en wetenschap ondergebracht. Met
ingang van 1 januari 2008 is het landelijk toezicht op het
gemeentelijk toezicht op kwaliteit van de kinderopvang ondergebracht
bij de Inspectie van het Onderwijs.
persbericht IWI, 18 januari 2008
Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.
Inspectie Werk en Inkomen