Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Landbouw
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen die gesteld zijn in verband met de behandeling van de nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid (28286, nr. 76). De antwoorden kunt u terugvinden in de bijlagen bij deze brief. Tevens treft u in de bijlage de door u gevraagde achtergronddocumenten bij de nota's. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Bijlagen:

- Antwoorden op de feitelijke vragen over de nationale agenda diergezondheid
- Antwoorden op de feitelijke vragen over de nota dierenwelzijn
- WUR-analyse nota Dierenwelzijn landbouwhuisdieren
- WUR-analyse diergezondheid/Nationale Agenda Diergezondheid
- UU-analyse gezelschapsdieren

- Resultaat enquête dierenwelzijn

- Uitnodiging consultatiebijeenkomsten nota dierenwelzijn Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Landbouw
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
20 december 2007 DL. 2008/66 18 januari 2008
Beantwoording schriftelijke vragen
dierenwelzijn en diergezondheid
(28286, nr 76)
7

1
Schriftelijke vragen en antwoorden nota dierenwelzijn Ambitieniveau
9
Bent u bereid om met organisaties, die opkomen voor de belangen van dieren en daarbij dus niet handelen uit eigenbelang, maar een maatschappelijke waarde vertegenwoordigen in tegenstelling tot de sectorale belangenbehartigers, een belangrijke rol te laten spelen bij het opkrikken van de ambities in deze nota?

14
Kunt u aangeven of u in het geval van het afschaffen van de apartheid, slavernij en kinderarbeid ook liever had gewacht totdat op Europese of mondiale schaal hierover overeenstemming was bereikt? Zo ja, waarom en hoe verhoudt zich dit tot de veranderende inzichten en kennis van een samenleving over morele en ethische kwesties en de wens om daar wat aan te doen? Zo neen, waarom wenst u wel af te wachten daar waar het om een beter dierenwelzijn gaat?
18 Kunt u aangeven op welke wijze u in het licht van het coalitieakkoord van dit kabinet respect voor het dier en een respectvolle omgang met het dier in deze nota verder heeft uitgewerkt? Kunt u puntsgewijs aangeven hoe na uitvoering van deze nota het respect voor dieren is toegenomen, op welke terreinen en op welke wijze dat zichtbaar wordt? Kunt u daarnaast aangeven op welke meetbare wijze de respectvolle omgang met het dier wordt verbeterd? 20
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling van het beleidsprogramma van dit kabinet, namelijk dat 'productiedieren en gezelschapsdieren beter worden behandeld' heeft vertaald naar meetbare en concrete verbeteringen? Welke dieren worden na het uitvoeren van de nota dierenwelzijn beter behandeld, hoeveel beter worden ze behandeld en op welke wijze draagt u zorg dat dit doel wordt behaald?
22
Kunt u aangeven waarom uw ambitieniveau voor de korte termijn zo laag is en hoe dit zich verhoudt tot uw hogere ambitieniveau op de lange termijn van 15 jaar? Kunt u aangeven of u voorkomt dat u de echte ambities ten aanzien van de verbetering van het dierenwelzijn in Nederland overlaat aan uw opvolger? Zo ja, hoe?
23
Kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke tijdsspanne u de door u geschetste ambities voor de lange termijn in de komende vijftien jaar wilt realiseren? Kunt u daarbij een overzichtelijk schema maken waarin de daarvoor benodigde stappen uiteen worden gezet en mijlpalen voor de komende vijftien jaar worden gemarkeerd?
24
Kunt u aangeven welke stappen u nu al zult ondernemen om te voorkomen dat de door u geschetste lange termijndoelstellingen en ambities ten aanzien van de verbetering van het welzijn van dieren door uw opvolger op de lange baan worden geschoven of niet worden doorgevoerd? 25
Kunt u aangeven welke mijlpalen ten aanzien van de verbetering van dierenwelzijn u tot 2022 heeft gepland om uw lange termijn ambities nu al gestalte te geven? 35
Kunt u aangeven hoe het kan dat alle dierenwelzijnsorganisaties, die u betrokken heeft bij het opstellen van de nota, teleurgesteld zijn over het resultaat?
2
36
Kunt u aangeven op welke wijze u heeft besloten de suggesties, verzoeken, opmerkingen en gesignaleerde problemen van de dierenwelzijnsorganisaties wel of niet mee te nemen en welke overwegingen daarbij doorslaggevend zijn geweest?
38
Kunt u aangeven of u een economische analyse heeft laten uitvoeren om de kosten in kaart te brengen die zijn gemoeid bij het doorvoeren van dierenwelzijnsverbeteringen voor een dierwaardig leven van dieren in Nederland? Zo ja, op welke wijze? 39
Kunt u aangeven in hoeverre de met de verbetering van dierenwelzijn gepaarde kosten mee hebben gespeeld bij het bepalen van het ambitieniveau van de voorgestelde maatregelen in de nota dierenwelzijn?
41
Kunt u aangeven welke criteria u heeft gehanteerd in het opstellen van de doelstellingen en in welke volgorde deze hebben bepaald in hoeverre het voortduren van dierenwelzijnsproblemen door u wordt geaccepteerd? Kunt u aangeven op welke wijze u heeft bepaald dat andere criteria, zoals kosten voor het aanbrengen van dierenwelzijnsverbeteringen, inkomensgevolgen, vrije handels overwegingen, Europese regelgeving, etc. van meer doorslaggevend belang zijn dan een striktere invulling van het leidend beginsel uit het coalitieakkoord, namelijk een respectvolle omgang met het dier?
85
Kunt u aangeven op welke wijze u de zorgen van de Nederlandse samenleving over hoe we met dieren omgaan heeft meegenomen in de nota? Kunt u daarbij concreet aangeven op welke wijze deze zorgen tot uiting zijn gekomen in meetbare doelstellingen en concrete maatregelen om het dierenwelzijn te vergroten? Kunt u aangeven op welke wijze de overheid verantwoordelijkheid zal gaan nemen in het wegnemen van deze zorgen en in hoeverre deze zorgen zullen leiden tot strengere wettelijke kaders in de manier waarop we met dieren omgaan? 87
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert dat de samenleving eist dat het welzijn van dieren beter wordt gegarandeerd en dat u anderzijds een tijdshorizon van 15 jaar wilt hanteren terwijl juist nu de samenleving vraagt om grote verbeteringen? 93
Kunt u aangeven waarom u de langetermijndoelstellingen niet heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
100
Kunt u aangeven of in uw beleid de economische consequenties voor veehouders of de zorg en het respect voor dieren leidend is geweest in het opstellen van deze nota? Kunt u aangeven waar dat uit blijkt?

101
Kunt u aangeven in hoeverre u bij het bepalen van de randvoorwaarden waarbinnen de veehouderij haar eigen verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van gehouden dieren, economische afwegingen heeft gemaakt waarbij niet het basisniveau van het welzijn van dieren als criterium werd genomen, maar de kosten die gemoeid zijn bij het overstappen op dit basisniveau van dierenwelzijn? Waaruit blijkt dat u dit wel/niet heeft gedaan?
114
Kunt u aangeven op welke wijze uw constatering dat als Nederland voorop zal lopen met dierenwelzijn, de dieren er per saldo niets mee opschieten zich verhoudt tot het besluit om een eeuw geleden de kinderarbeid in Nederland af te schaffen?
3

116
Kunt u aangeven of u in het hypothetische geval dat u degene was die kinderarbeid in Nederland had kunnen afschaffen dezelfde keuze gemaakt en kinderarbeid in Nederland had laten voortduren omdat de arbeid zich anders zou verplaatsen naar kinderen in andere landen? Zo neen, kunt u aangeven waarom het in geval van kinderarbeid een andere discussie is?
187
Kunt u duidelijk maken op welke wijze u in de totstandkoming bent omgegaan met het door u genoemde spanningsveld tussen economie en dierenwelzijn? In hoeverre zijn economische gevolgen leidend gebleken bij het stellen van doelen en het bepalen van het ambitieniveau? Kunt u daarbij concrete voorbeelden geven?
240
Kunt u aangeven of u bij het bepalen van haar beleidsambities in de veehouderij, de benodigde dierenwelzijnsverbeteringen als uitgangspunt heeft genomen of dat u zich vooral heeft laten leiden door de economische belangen die de sector heeft? 250
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die spelen in de melkveehouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en randvoorwaardenstellend beleid?
268
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die spelen in de kalverhouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en randvoorwaardenstellend beleid?
274
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die spelen in de dikbilhouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en randvoorwaardenstellend beleid?
276
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die spelen in de varkenshouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en randvoorwaardenstellend beleid?
295
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die spelen in de pluimveehouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en randvoorwaardenstellend beleid?
Ik heb in de nota dierenwelzijn gekozen voor doelstellingen ter verbetering van het dierenwelzijn met een tijdshorizon van vijftien jaar. Deze vind ik ambitieus en realistisch. Ik doe concrete voorstellen, om op termijn grote stappen te bereiken in de verbetering van het dierenwelzijn. De overheid is niet als enige verantwoordelijk voor een goed dierenwelzijn. Voor het waar maken van de ambitie tot verbetering van het dierenwelzijn is een breed maatschappelijk draagvlak nodig. Ik neem zelf initiatief tot een groot aantal acties en daag de andere maatschappelijke partners uit
4
hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Juist door het stellen van haalbare doelen neem ik de zorgen in de Nederlandse samenleving over het dierenwelzijn serieus. Het realiseren van deze doelstellingen kan de overheid niet alleen. Grote welzijnsverbeteringen zijn niet van vandaag op morgen te realiseren.
In de nota is bij elk hoofdstuk aangegeven wat mijn aanpak is ter uitvoering van de beschreven ambitie en geef ik aan een groot aantal concrete acties te gaan uitvoeren. Ik sta een evenwichtige aanpak voor met kennisontwikkeling, stimulering marktvraag, regelgeving en handhaving. Samen met andere partijen maar niet vrijblijvend.
De ambities in de nota zijn voorzien voor een bepaald jaar in deze kabinetsperiode. Voor een groot aantal is een deadline genoemd. Alle ambities op de verschillende in de nota genoemde diergroepen worden uitgevoerd via het vierjarige werkprogramma. Ik herken de gesuggereerde parallel tussen mijn dierenwelzijnsbeleid met het afschaffen van kinderarbeid, apartheid en slavernij volstrekt niet. Bij het uitvoeren van mijn ambitie tot verbetering van het dierenwelzijn wacht ik niet af tot er Europese of mondiale overeenstemming is bereikt. Nederland heeft met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Flora en Faunawet vooruitstrevende wetgeving. Ik streef naar een voorhoede in Europees verband en zet mij daarom in voor het vormen van een diervriendelijke coalitie binnen de Europese Unie. Ik heb mij het afgelopen jaar internationaal ingezet voor verbetering van het dierenwelzijn en zal dit ook blijven doen.
Er is geen integrale economische analyse van de Nota dierenwelzijn uitgevoerd. Ik heb het Landbouw Economisch Instituut (LEI) de economische gevolgen van een verbod op verrijkte kooien voor leghennen en van een sanering van de nertsenhouderij in kaart laten brengen. Deze rapporten heb ik op 7 respectievelijk 21 september 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op basis van het LEI-rapport over de verrijkte kooien heb ik besloten niet over te gaan tot een eenzijdig Nederlands verbod op dergelijke kooien.
Werkprogramma

15
Wanneer wordt het aangekondigde werkprogramma dierenwelzijn naar de Kamer gestuurd?
17 Kunt u aangeven wanneer we het werkprogramma van de in de nota genoemde acties kunnen verwachten?
Het werkprogramma, waarin de in de nota dierenwelzijn genoemde acties verder zijn uitgewerkt, is bijna gereed. Mijn streven is dat u het nog ontvangt voor het Notaoverleg op 28 januari as. Consultatierondes
29
Kunt u aangeven waarom in de consultatierondes gemiddeld één dierenwelzijnsorganisatie per ronde is uitgenodigd om deel te nemen, tegenover drie a vier belangenbehartigende organisaties met een economisch belang vanuit de desbetreffende sector? 30
Kunt u aangeven hoe u door de beperkte mogelijkheid van dierenwelzijnsorganisaties om deel te nemen een goed beeld heeft gekregen van de knelpunten, problemen en misstanden in de wijze waarop dieren in Nederland worden behandeld?
31
Kunt u aangeven hoe u, zoals u ze zelf noemt, de 'zwakke waarden' voldoende de kans heeft gegeven om geuit te worden in de consultatierondes en welke inspanningen u hiervoor heeft
5
verricht om de belangen van het dier, zoals onder anderen vertegenwoordigd door dierenwelzijnsorganisaties serieus te nemen?
32
Kunt u aangeven in hoeverre u de inbreng van de verschillende deelnemers tijdens de consultatierondes heeft gebruikt voor de verdere vormgeving en inhoud van uw nota en in hoeverre u verschillende belangen heeft afgewogen? 33
Kunt u aangeven waarom u belangenbehartigende organisaties uit de veehouderij, visteelt, huisdieren, circusdieren, etc. die met name economische belangen van hun leden vertegenwoordigen heeft uitgenodigd om deel te nemen aan de consultatierondes? 34
Kunt u aangeven in hoeverre u de economische belangen, die deze organisaties vertegenwoordigen, heeft meegenomen in de verdere vormgeving en invulling van de nota en in hoeverre u deze heeft afgewogen tegen de noodzakelijke verbeteringen voor het welzijn van dieren zoals is verwoord door onder anderen de betrokken dierenwelzijnsorganisaties? 37
Kunt u per organisatie, die u heeft geconsulteerd ter voorbereiding op deze nota, aangeven welke van de door hen gemaakte opmerkingen wel zijn meegenomen en welke niet en waarom deze opmerkingen niet zijn meegenomen? Kunt u in ieder geval ingaan op de inbreng van de volgende organisaties: Dierenbescherming, Varkens in Nood, Dier en Recht, de Vissenbescherming, Wilde dieren de tent uit en de Faunabescherming?
314
Kunt u aangeven of organisaties die opkomen voor de belangen van hobbydieren zijn betrokken bij de totstandkoming van de nota Dierenwelzijn? Zo ja, hoe? Wat is hierbij de input geweest en op welke wijze is deze verwerkt in de nota?
Voor de consultatiebijeenkomsten was een representatieve samenstelling van de deelnemers een leidend vertrekpunt. Daarbij was het niet alleen van belang dat alle partijen die een behoorlijke en relevante achterban vertegenwoordigen aanwezig waren, maar er tevens sprake was van een voor de discussie werkbare omvang van de groep. Zo zijn er voor de bijeenkomsten steeds verschillende dierenwelzijnsorganisaties uitgenodigd als ook vertegenwoordigers van de diverse sectoren en van de hobbydierhouders (zie bijlage lijst genodigden). Inherent aan de organisatievorm en -graad betekent dat feitelijk dat er bij de bijeenkomsten getalsmatig meer vertegenwoordigers van de diverse sectoren waren dan van de dierenwelzijnsorganisaties. Dit betekent echter niet dat daardoor de economische belangen in de beleidsafweging zwaarder hebben gewogen.
Als objectief vertrekpunt voor de discussie lag er voor iedere bijeenkomst een analyse van de Wageningen-UR die de belangrijkste en meest ernstige welzijnsknelpunten voor de verschillende sectoren benoemde. Het betrof hier een samenvatting van het WUR-rapport dat u hierbij ook toegestuurd krijgt. Of de belangrijke welzijnsknelpunten tijdens een bijeenkomst al dan niet aan de orde kwamen, was daardoor niet afhankelijk van de aanwezigheid en inbreng van de dierenwelzijnsorganisaties.
Dierenwelzijn is een complex onderwerp waar tal van waarden een rol spelen. Zo is er op dit moment bijvoorbeeld een breed maatschappelijk draagvlak voor een verbetering van het dierenwelzijn, wil de consument tegelijkertijd een betaalbaar voedselpakket, zijn er grote nationale economische belangen in het geding en spelen er tal van ethische discussies. Het is de taak van de politiek om in die complexe situaties afwegingen te maken en de kaders te bepalen. Dat is wat gedaan is in deze nota. Daarbij zijn economie en dierenwelzijn heel belangrijk maar niet het enige dat telt, ook milieu, voedselveiligheid en diergezondheid zijn bij die afweging van groot belang.

6
Verantwoordelijkheid verschillende maatschappelijke partners 46
Kunt u aangeven waarom u vertrouwt op het bedrijfsleven als het gaat om het stellen van welzijnseisen aan het houden van zeer kwetsbare groepen dieren? Kunt u aangeven waarom de samenleving, welke dierenwelzijn een van de belangrijkste maatschappelijke waarden acht, gebaat is bij het overlaten van het opstellen en uitvoeren van welzijnseisen aan de sector zelf? 47
Kunt u aangeven welke belangen, andere dan economische, gediend zijn bij het overlaten van het opstellen van dierenwelzijnseisen aan een sector?

103
Op welke verantwoordelijkheid van de houder van dieren doelt u precies? Kunt u dit nader toelichten?

105
Waarop baseert u de veronderstelling dat, middels de zelfregulering die u voorstaat, genoemde doelen gehaald kunnen worden? Is er zicht op de resultaten van een beleid dat vooral uitgaat van zelfregulering? Welke verwachtingen mogen we ontlenen aan de evaluatie van het beleid van de afgelopen jaren?

106
Over welke randvoorwaarden spreekt u? Gaat het hier om minimumnormen voor dierenwelzijn en duurzaamheid?

107
Hoe wordt de voortgang van zelfregulering gemonitord? Hoe wordt er eventueel bijgestuurd? Zijn er tussentijdse doelen gesteld en evaluatiemomenten ingelast?
111
Wat gaat er gebeuren, mochten de sector, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen er samen niet uitkomen?

123
Kunt u aangeven hoe uw streven naar het realiseren van een hoger niveau van dierenwelzijn en het daarbij toekennen van een belangrijke rol aan het marktmechanisme zich verhoudt tot uw eerdere uitspraak dat het vooral de overheid is die hoeder is van het publieke belang en de zwakke waarden in de samenleving?
382
Welke criteria hanteert u bij het bepalen of kaderstelling vanuit de overheid wel of niet noodzakelijk is als het gaat om dierenwelzijn in de verschillende sectoren? Gaat het hierbij louter om de economische waarde?
De verantwoordelijkheid voor het welzijn van het gehouden dier ligt primair bij de houder van dat dier. Voor een eigenaar van voor productie gehouden landbouwhuisdieren komt daar nog bij, dat hij - naast het zorgdragen voor de huisvesting en verzorging van zijn dieren - ook moet voldoen aan de eisen die de markt stelt. Dit maakt de andere partijen in de keten en de consument mede verantwoordelijk voor het welzijn van landbouwhuisdieren. Verbetering van dierenwelzijn in de veehouderij zie ik als een integraal onderdeel van de verdere verduurzaming van de veehouderij op alle aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen: people, planet en profit. De overheid bepaalt de randvoorwaarden waarbinnen gehandeld kan worden. Daarnaast stimuleert de overheid kennisontwikkeling en verspreiding en bevordert vernieuwingen door de sector in de bedrijfsvoering en de markt. In de nota dierenwelzijn heb ik per sector aangegeven wat mijn prioriteiten zijn bij de inzet op verbetering
7
van het dierenwelzijn. Ik daag de dierhouderij uit zijn verantwoordelijkheid te nemen voor bovenwettelijke verbeteringen en de andere maatschappelijke organisaties de hunne. Concreet streef ik er de komende jaren naar samen met de andere betrokken partijen te komen tot een substantieel tussensegment (vlees tussen gangbaar en biologisch) in het schap van de supermarkten en hiertoe in 2008 een convenant te sluiten. Ethische aspecten
19
Kunt u aangeven op welke wijze u de door u genoemde 'verantwoordelijkheid die de mens draagt voor de aarde' concreet heeft uitgewerkt in zichtbare en meetbare doelstellingen wat betreft dierenwelzijn per diergroep?
66
Waar is het verschil in gelegen tussen het welzijn van dieren en de ethische aspecten rondom de wijze van omgaan met dieren?
69
Kan er naast een definitie van dierenwelzijn niet ook een ethisch toetsingskader komen? 72
Kunt u aangeven waarom de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren niet zijn meegenomen in de nota? Hoe is deze keuze tot stand gekomen? 73
Deelt u de mening dat de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren een essentiële rol spelen in de beleidsvorming rondom dierenwelzijn? Zo ja, bent u bereid de nota te herschrijven waarbij deze ethische aspecten de grondsteen vormen? Zo neen, kunt u dit toelichten? 74
Bent u voornemens een apart beleidsstuk te presenteren rondom de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren of hier een apart overleg over te agenderen? Zo neen, wat bedoelt u dan met de zin "Het spreekt voor zich dat deze vraagstukken er toe doen in het publieke debat, maar ze moeten onderscheiden worden van het vraagstuk van dierenwelzijn"? 84
Kunt u aangeven waarom een ethisch kader ontbreekt in de nota?
184
Kunt u aangeven welk ethisch kader u hanteert in de uitwerking van de nota dierenwelzijn als het gaat om de mate waarin een dier mag worden gebruikt door de mens voor de productie van dierlijke producten?
Het kabinet huldigt bij de omgang met dieren de opvatting dat de mens dieren mag gebruiken voor eigen doeleinden zoals die in de Nederlandse samenleving aanvaardbaar worden gevonden zoals voeding, sport, gezelschap, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de mens zorgt draagt voor de gezondheid en welzijn van het dier.
In deze nota zijn daarom de voornemens van het kabinet opgenomen om nadere invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid en het verder verbeteren van het dierenwelzijn. Hierbij geldt de intrinsieke waarde van het dier - dat voorkomt uit de ethiek - als het uitgangspunt. Rondom het houden van dieren spelen ook vele andere maatschappelijke vraagstukken. Enkele daarvan zoals de vraag of het houden van dieren voor alle nu gebruikelijke doeleinden toegestaan moet blijven, en de vraag of bepaalde dodingsmethoden aanvaardbaar zijn, vinden hun oorsprong
8
in ethische opvattingen. Deze vraagstukken gaan niet direct over dierenwelzijn. Ik wil deze vraagstukken onderscheiden van het welzijnsvraagstuk. Deze onderwerpen krijgen hun plaats in de maatschappelijke debatten over de dierhouderij en in het verkeer tussen Kamer en kabinet.
Om deze redenen heb ik geen voornemen om een aparte nota over de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren uit te brengen.
Definitie dierenwelzijn
67
Doet het versmallen van de definitie van dierenwelzijn tot het hebben van wel of geen ongerief recht aan het huidige maatschappelijke debat en de normen en waarden, die wenselijk zijn in de omgang met dieren?
68
Is de definitie, die een combinatie is van een deel van de definitie van Bracke en de vijf vrijheden van Brambell, een geaccepteerde en algemeen gehanteerde definitie in de wetenschap? 75
Op welke wijze worden de vijf vrijheden van Brambell (vrij van honger, dorst, onjuiste voeding, thermaal en fysiek ongerief, pijn, verwonding of ziekten, angst, chronische stress en de vrijheid om een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben) die u noemt als parameters voor een goed dierenwelzijn, doorvertaald naar uw beleid in deze nota? 79
Wat bedoelt u met het 'respecteren' van de vijf vrijheden in uw definitie van dierenwelzijn? In hoeverre is de houder van een dier hieraan gebonden? 82
Kunt u aangeven op welke wijze u de definitie van dierenwelzijn, namelijk dat de houder van dieren de vijf vrijheden van het dier respecteert, in de praktijk heeft ingevuld? Kunt u daarbij aangeven wat u onder het 'respecteren van de vijf vrijheden' verstaat en in welke mate deze vijf vrijheden gerespecteerd dienen te worden? Welke meetbare criteria hanteert u daarbij? 386
Kunt u aangeven op welke wijze gezelschapsdieren binnen het huidig wettelijk kader kunnen rekenen op een verzorging die minimaal voldoet aan de vijf vrijheden van Brambell? In de wetenschap zijn niet alleen in de loop der tijd verschillende definities voor dierenwelzijn gehanteerd, ook zijn er op dit moment meerdere definities die naast elkaar worden gebruikt. Het is dan ook een illusie te denken dat de in de nota opgenomen definitie de enige en algemeen geaccepteerde definitie is of wordt. De definitie is bedoeld als werkdefinitie en bevat de belangrijkste geaccepteerde wetenschappelijke uitgangspunten zoals de internationaal geaccepteerde vijf vrijheden van Brambell en het feit dat dieren, net als mensen, een zeker adaptievermogen hebben om zich aan te passen aan de omgeving. In mijn ogen biedt deze definitie daarmee een goed vertrekpunt voor de nota en de ambitie op langere termijn.
Daarbij wil ik opmerken dat voor iedere definitie geldt dat die nog geen directe handvatten biedt voor concrete normvoorschriften voor regelgeving of concreet handelen van de houder van dieren. Het is daarom dat ik het werk in het EU Welfare Quality programma zo belangrijk vind. In dit programma worden onder andere concrete indicatoren ontwikkeld die het mogelijk maken het welzijn van de dieren te meten aan de dieren zelf.
9
Toetsingskader ongerief
70
Kunt u aangeven waarom een toetsingskader ontbreekt om te bepalen welk dier welke mate van ongerief mag ondergaan?
71
Kunt u aangeven hoe u bepaalt welke soorteigen gedragingen dieren in gedomesticeerde omstandigheden nog moeten kunnen uitoefenen om zo de integriteit van het dier niet aan te tasten en om zo op een respectvolle manier met dieren om te gaan? Kunt u aangeven in hoeverre u dit toetst aan onomstotelijk vastgestelde criteria? Kunt u daarbij concreet ingaan op de behoefte aan varkens om te wroeten en in hoeverre een met plastic omhulde ketting is toegestaan om aan deze behoefte van wroeten te kunnen voldoen? Op basis van welke criteria heeft u bepaald dat een ketting toelaatbaar is om aan het wroetgedrag van varkens tegemoet te komen? 83
Kunt u aangeven welk toetsingskader u hanteert om te kunnen vaststellen welke mate van ongerief is toegestaan?
Er zijn wetenschappelijk onderbouwde methoden om het ongerief bij dieren te meten. Voor de bepaling van de belangrijkste welzijnsknelpunten heeft WUR gebruik gemaakt van zo'n methode. In dit verband wil ik ook wijzen op de ontwikkeling van welzijnsmonitor voor landbouwhuisdieren in het kader van het Europese Animal Welfare Quality programma. Op basis van deze geobjectiveerde meetmethoden kunnen ook normen of niveau's van dierenwelzijn worden afgeleid.
Voor de vragen inzake afleidingsmateriaal verwijs ik naar mijn antwoorden gegeven op de vragen 5 tot en met 11 van kamerstuk 2060723780.
92
Waarom leidt bij circussen en dierentuinen het maatschappelijke draagvlak wellicht tot investeringen en aanpassingen en bij andere 'ethische' kwesties als het doden van eendagshaantjes niet?
Ook ethische kwesties kunnen tot investeringen en aanpassingen leiden. Zo wordt onderzoek gedaan naar andere methoden rond de kwestie doden van eendagskuikens en zal er een debat worden gevoerd over de ethische kanten hiervan wat tot aanpassing van beleid, regelgeving en praktijk kan leiden.
Integraal beoordelingskader
4
Wat zijn de overwegingen geweest om de integrale beleidsaanpak op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid, ruimtelijke ordening én milieu, die door eerdere kabinetten in gang is gezet, los te laten en over te gaan op een gefragmenteerde aanpak? Welke initiatieven gaat u ondernemen om tot een integrale aanpak te komen? 40
Kunt u aangeven of u het lijden van dieren in Nederland als leidend principe hebt gekozen bij het stellen van doelen en maatregelen in uw dierenwelzijnsnota of dat u zich vooral heeft laten leiden door het kostenplaatje dat aan het verbeteren van dierenwelzijn hangt? Kunt u aangeven op grond van welke criteria en randvoorwaarden u heeft besloten tot het stellen van doelen en verbeterpunten?

10
86
Kunt u aangeven in hoeverre u de analyses van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) en de Universiteit Utrecht (UU) waarin wordt gesteld dat er wezenlijke welzijnsknelpunten zijn, hebt meegenomen in uw nota? Waar blijkt dat uit en hoe heeft u deze bevindingen vertaald naar kaderstellende maatregelen en/of doelstellingen om deze welzijnsknelpunten weg te nemen? 208
Kunt u aangeven op welke wijze u zult omgaan met mogelijke conflicterende eisen aan stalsystemen als het gaat om het afvangen van emissies en het vergroten van dierenwelzijn? Kunt u aangeven welk belang dan zal prevaleren en op basis van welke criteria u hierin keuzes maakt? 209
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat het welzijn van dieren zal lijden onder de strengere eisen die worden gesteld aan om de milieu effecten van de (intensieve) veehouderij zoals het afvangen van ammoniak en andere schadelijke emissies? Kunt u aangeven op basis van welke criteria u de milieumaatregelen toetst op dierenwelzijn?
216
Kunt u aangeven op welke wijze u dierenwelzijn beziet in relatie tot andere factoren? Op welke wijze gaat u voorkomen dat het welzijn van dieren het onderspit delft als u deze afweegt tegen andere waarden? Welke criteria heeft u daarvoor ontwikkeld? 217
Kunt u aangeven of het welzijn van het dier of milieumaatregelen zwaarder weegt in uw beleid als ze niet samengaan? Kunt u garanderen dat het welzijn van het dier niet zal lijden bij de maatregelen die worden genomen om de milieuproblemen van de veehouderij aan te pakken? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
218
Kunt u aangeven op welke wijze het afwegingskader verder vormgegeven zal worden en of dierenwelzijn daarin als een van de factoren zal worden opgenomen die tegen elkaar worden afgewogen of als randvoorwaarde waarbij het nemen van maatregelen op andere terreinen het welzijn van dieren niet mag schaden?
219
Kunt u aangeven welke wetenschappelijke disciplines zijn betrokken bij het ontwikkelen van het afwegingskader en waarom deze disciplines volgens u toereikend zijn om een afwegingskader te ontwikkelen dat voldoet aan de zorg van de samenleving over het welzijn van dieren in Nederland?
220
Kunt u aangeven of de onderzoekers die aan het afwegingskader werken, daarnaast ook onderzoek uitvoeren in opdracht van het agrarische bedrijfsleven? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u belangenverstrengeling tracht te voorkomen? Zo neen, op welke wijze heeft u dat getoetst?
221
Kunt u aangeven in hoeverre in het afwegingskader economische belangen impliciet of expliciet worden meegenomen in het opstellen ervan?
222
Kunt u aangeven welke andere waarden worden meegenomen in het opstellen van het afwegingskader en welke belangen het zwaarst zullen wegen? 223
Kunt u aangeven waar het welzijn van het dier staat ten opzichte van de andere waarden in het afwegingskader en hoe de toetsing door de overheid zal plaatsvinden op het moment dat het afwegingskader klaar is?

11
233
Op welke wijze zal het dierenwelzijnsbeleid worden afgestemd op het afwegingskader dat eind 2008 gereed zal zijn, waarmee welzijn en andere maatschappelijke waarden worden afgewogen in geval van ingrijpende koerswijzigingen? Zullen ethische aspecten ook deel uitmaken van dit afwegingskader?
Als teruggekeken wordt naar de ontwikkelingen van de afgelopen 50 jaar kan worden vastgesteld dat stap voor stap meerdere waarden centraal zijn komen te staan. Stond bij de ontwikkeling van de veehouderij eerst vooral groei van de productie tegen lage kosten centraal, in de loop van de tijd zijn daar milieu, arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn bij gekomen. Niet in alle gevallen zijn integrale oplossingen voor de vraagstukken waar de veehouderij mee te maken kreeg, ontwikkeld.
Daarom heb ik besloten een integraal afwegingskader te laten ontwikkelen. Dit afwegingskader is in mijn ogen een methode om inzichtelijk te maken welke waarden in het geding zijn bij veranderingen in de veehouderij. Op deze manier wordt voor de samenleving duidelijk wat de gevolgen zijn van beleidskeuzes. In 2008 laat ik deze methode ontwikkelen en in enkele praktijksituaties uit proberen. Ik denk aan een methode waarbij naast wetenschap ook maatschappelijke partijen betrokken zijn bij het in beeld brengen van de gevolgen. In ieder geval zullen dierenwelzijn, milieu, economie, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden worden meegenomen. Ethische aspecten maken geen onderdeel uit van het afwegingskader. Ik stel me voor dat de aspecten die een rol spelen kunnen veranderen, afhankelijk van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Ik heb de opdracht verstrekt aan Wageningen UR en hierbij zullen wetenschappers uit verschillende disciplines (zoals maatschappij, dier en milieu) zijn betrokken. De vraag of de onderzoekers ook onderzoek uitvoeren voor andere opdrachtgevers is niet relevant. Wat telt is dat de onderzoekers goed wetenschappelijk onderzoek verrichten. De bestaande systemen van kwaliteitsbewaking volstaan daarvoor.
De uiteindelijke weging van de waarden ten opzichte van elkaar vormt geen onderdeel van het afwegingskader, maar is nu bij uitstek het domein van degene de beleidsbeslissingen neemt. Voor zover het gaat om beslissingen ten aanzien van de veehouderij is de inzet van het kabinet om te streven naar integraal duurzame houderijsystemen waarbij de verschillende waarden op een hoog niveau worden gerealiseerd. Voor dierenwelzijn betekent dit dat de komende jaren substantiële voortgang moet worden geboekt. Op voorhand wordt echter niet de ene waarde geplaatst boven de andere.
Handhaving
3
Welke stappen gaat u ondernemen om de (illegale) handel op internet in dieren aan te pakken? De dienst opsporing van de AID zal ook komend jaar inzet plegen om illegale handel via het internet op te sporen.
81
Kunt u aangeven op welke wijze u bepaalt of dieren chronisch stress ervaren en op welke wijze in de wet is verankerd dat het veroorzaken van chronische stress wordt voorkomen? Kunt u aangeven op welke wijze u deze uitgangspunten heeft geborgd in handhaving, controle en sanctionering van houders van dieren die dieren chronische stress bezorgen? Of dieren chronische stress ondervinden als gevolg van menselijk handelen of ingrijpen, wordt doorgaans op basis van onderzoek bepaald. Dit onderzoek vormt de basis voor voorschriften in regelgeving waardoor ernstige en langdurige stress zoveel mogelijk wordt voorkomen. Wanneer uit de beoordeling van de situatie volgt dat het wenselijk is om door middel van regelgeving
12
aanvullende beperkingen te stellen, worden voorschriften vastgesteld. Voorbeelden zijn de voorschriften omtrent diertransport en de oppervlaktevoorschriften voor het houden van bepaalde dieren. Ook de regels met betrekking tot het afleidingsmateriaal voor varkens kunnen als voorbeeld worden aangehaald. Het uitoefenen van toezicht op de naleving van deze voorschriften en het vervolgen van overtreders, moet bijdragen aan de naleving van deze voorschriften door de houders. Overtredingen ten aanzien van landbouwhuisdieren zijn als economisch delict strafbaar gesteld in artikel 1, onder 4o, van de Wet op de economische delicten. Hierop staat een maximum straf van zes maanden hechtenis, een taakstraf of een boete van de vierde categorie (¤ 18.500,-). Is er geen sprake van een economisch delict, dan bedraagt de hoogste op te leggen geldboete een boete van de derde categorie (¤ 7.400,-)
129
Wat zijn de principes van het programmatisch handhaven? Programmatisch handhaven is een planmatige methode, waarbij handhavings- en nalevingsinstrumenten zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet. Dit is gericht op de bevordering van naleving en zo worden de risico's van niet-naleving zo optimaal mogelijk beheerst.

130
Op welke wijze worden de mogelijkheden voor Toezicht op Controle en het gebruik van private kwaliteitssystemen onderzocht? Door wie wordt dit onderzoek uitgevoerd? Wordt de Kamer over de resultaten geïnformeerd en zo ja wanneer?
Initiatieven voor private controlesystemen worden door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit getoetst aan de in het beleidskader Toezicht op controle (Kamerstukken II 2004/05, 29 515, nr. 63) neergelegde voorwaarden.
Verder verwijs ik u naar mijn brief van 21 december 2007, Kamerstukken II 2007/08, 28 286, 30 401, 21 501-32 , nr. 93.

133
Hoeveel procent van het budget van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) bestaat uit uw financiële steun?
De LID is geheel zelfstandig en als zodanig ook zelf verantwoordelijk voor haar begroting. Niettemin heb ik in 2007 nog ingestemd met een verhoging in de tegemoetkoming van de kosten tot 300.000 euro.

134
Wat moet onder capaciteitsuitbreiding bij de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) verstaan worden als het budget voor deze diensten daalt?
135
Welke garantie kan gegeven worden dat voor de hobby- en gezelschapsdieren de handhaving door de AID voldoende blijft?
Het kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt om de capaciteit van de handhaving voor dierenwelzijn uit te breiden. Dit is opgenomen in de financiële paragraaf van de nota. Deze uitbreiding is niet onderhevig aan de bezuinigingstaakstelling die het kabinet heeft afgesproken. Ook ten aanzien van de handhaving van de regelgeving met betrekking tot hobby - en gezelschapsdieren zal de methode van het programmatisch handhaven worden toegepast. De capaciteit bij de AID ten behoeve van gezelschapsdieren wordt uitgebreid. Naast de AID draagt vooral de LID zorg voor de handhaving bij deze sector.
13

137
Kunt u aangeven hoe vaak er sinds de inwerkingtreding van de Gwwd een maximumstraf is opgelegd voor het overtreden van het verbod op dierenmishandeling? Zo neen, waarom bestaat hier geen overzicht van? Bent u bereid het aantal overtredingen van het verbod op dierenmishandeling en de hierbij opgelegde straffen te registreren, zodat er een eenduidig overzicht ontstaat, ontwikkelingen gemonitord kunnen worden en er kan worden bezien of de huidige strafmaat voldoende ruimte biedt?
Navraag door Justitie bij het Openbaar Ministerie (OM)heeft geleerd dat deze informatie niet uit het bedrijfsprocessensysteem (COMPAS) van het OM kan worden gegenereerd. Om de gevraagde informatie alsnog boven tafel te krijgen zouden door het OM alle sinds de inwerkingtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren afgedane zaken handmatig moeten worden doorgenomen. Dit zou zeer veel tijd en capaciteit van het OM vergen en is derhalve niet proportioneel. Of deze informatie wel uit het nieuwe bedrijfsprocessensyteem (GPS) van het OM zal kunnen worden gegenereerd is nog niet duidelijk. Dat hangt onder meer af van de wijze waarop de rechters vonnissen in GPS zullen gaan registreren. Daar bestaat nog geen duidelijkheid over.
316
Bent u voornemens de controle op dierenwelzijn bij hobbydieren te verscherpen? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze zullen de controles op dierenwelzijn en de naleving van de informatie over dierenwelzijn worden vormgegeven? De welzijnsproblemen bij de hobbydieren worden vooral veroorzaakt door onwetendheid bij de houders. Het voorkomen van deze problemen kan vooral worden bereikt door het opheffen van de kennislacune en niet door het aanscherpen van controles. Ik ben dan ook niet voornemens om de controle te verscherpen.
Kennis
54
Welke onderzoeken vinden op dit moment in Europa plaats naar beleidsvorming en welzijnsproblemen voor dieren?
Binnen de Europese Unie vinden tal van onderzoeken plaats ten behoeve van dierenwelzijn. Alle informatie over onderzoeken die door de EU worden (mede-)gefinancieerd wordt gepubliceerd op het Europese portaal "EU-agrinet". Dit portaal bevat informatie over onderzoeken die hebben plaatsgevonden, nu worden uitgevoerd of nog uitgevoerd gaan worden. Het meest omvangrijke en zeer belangrijke onderzoeksprogramma dat op dit moment wordt uitgevoerd is Welfare Quality. In Welfare Quality werken zo'n 150 onderzoekers verbonden aan 40 verschillende instituten en universiteiten, en afkomstig uit 13 verschillende Europese landen, samen. Het programma strekt zich uit over alle belangrijke landbouwhuisdieren (runderen, varkens en pluimvee). Binnen Welfare Quality is met name het onderzoek naar een welzijnsmonitor voor de genoemde diersoorten noemenswaardig.

141
Op welke wijze gaat u de komende jaren in kennisontwikkeling investeren? Wat zijn de gebruikelijke financieringskaders?
Naast het investeren in fundamentele wetenschappelijke kennis via kennisbasisonderzoek investeer ik ook in kennis waar op dit moment in de praktijk behoefte aan is via beleidsondersteunend onderzoek, om de noodzakelijke verbeteringsslagen en ambitie van de Nota Dierenwelzijn te realiseren. Tevens zullen perspectiefvolle initiatieven aangedragen door bedrijfsleven mede worden ondersteund. De gebruikelijke financieringskaders zijn via DLOprogrammering (DLO staat voor Dienst Landbouwkundig onderzoek) en via Open Programmering.
14

142
Wat is de inhoud van het onderzoeksprogramma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)?
Het betreft een geïntegreerd en interdisciplinair onderzoeksprogramma dat antwoorden moet verschaffen op de vragen die rijzen rond het dilemma tussen efficiënte productie en dierenwelzijn. Belanghebbenden als fokkerijorganisaties, veehouders, instellingen voor diergezondheid, maatschappelijke organisaties, retailers, ethici en dier-, markt-, en consumentenwetenschappers worden daar gericht bij betrokken. De vragen bestrijken ook een breed terrein, dat zich over zowel de bètawetenschappen als de gammawetenschappen uitstrekt. Ze gaan over de ethische en biologische grenzen van het aanpassingsvermogen van dieren en de consequenties daarvan voor dierenwelzijn, en over de mogelijkheden tot verwaarding van dierenwelzijn en de relatie met maatschappelijke trends en consumentengedrag.

143
Kunt u toezeggen dat de Kamer de Kennisagenda Dierenwelzijn ontvangt voor het overleg over de Nota Dierenwelzijn?
Nee, de Kennisagenda Dierenwelzijn is nog in ontwikkeling. Mijn streven is om deze agenda in de loop van 2008 gereed te hebben.
Educatie

147
Wat wordt er in het onderwijs gedaan op het gebied van de omgang met dieren en het respect voor de natuur, naast de voorlichting over voedsel? In het primair en voortgezet onderwijs zijn de doelstellingen (kerndoelen genaamd) dat de leerlingen in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren leren onderscheiden en benoemen. Ze leren hoe die planten en dieren functioneren in hun leefomgeving. Ook leren zij over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Ze leren met zorg om te gaan met het milieu. Daarnaast leren de leerlingen zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen, waaronder waarden en normen die betrekking hebben op dieren en natuur.
Scholen bepalen zelf de wijze waarop zij deze doelstellingen realiseren, bijvoorbeeld welke onderwijsmethode zij hanteren en of ze de leerlingen vaak of minder vaak direct met de natuur in aanraking brengen.

148
Welke categorieën dieren worden in de pilot 'Houden van dieren' meegenomen? Wanneer kan deze pilot afgerond worden?
De pilot "Houden van dieren" zal dit voorjaar ontwikkeld worden. Bij het bepalen van de categorieën van dieren zal gekeken worden naar het reeds beschikbare (les)materiaal en mogelijke aansluiting daarbij. Gestreefd wordt de ontwikkeling van de pilot dit jaar af te kunnen ronden.
Stimuleren consumentenvraag
Campagne Voedingscentrum
98
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat consumenten over voldoende kennis, informatie en ondersteuning beschikken om een redelijke afweging te maken bij hun aankoop van dierlijke producten, heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?

15

151
Deelt u de mening dat consumenten en burgers alleen verantwoord kunnen kiezen als zij inzicht hebben in alle aspecten van het productieproces van dierlijke producten en dat daarom in voorlichtingscampagnes aandacht besteed dient te worden aan de dierenwelzijnsknelpunten in de gangbare veehouderij? Zo ja, op welke wijze geeft u hier vorm aan? Zo neen, waarom niet?
164
Waar zijn de procenten, waarmee gegoocheld wordt (85% en 33%), op gebaseerd en hoe gaat dit gemeten worden? Is het gat tussen 85 en 33% niet wat te groot?
171
Kunt u aangeven waarom u in de campagne gericht op het stimuleren van duurzame producten met als prioriteit het thema dierenwelzijn, consumenten niet verder wil informeren dan dat een kip of een varken niet kan kiezen en de consument wel?
172
Kunt u aangeven waarom u er niet voor heeft gekozen om in deze campagne veel sterker de omstandigheden waarin gangbaar geproduceerde kippen en varkens zich bevinden aan de consument duidelijk te maken, bijvoorbeeld over de ingrepen die zij moeten ondergaan en de huisvesting waarin zij zich bevinden?

173
Kunt u aangeven of u alsnog bereid bent om veel duidelijker in de informatiecampagnes aan te geven onder welke omstandigheden kippen en varkens worden gehouden en welke systemen een hoger dierenwelzijn garanderen en welke het laagste niveau zijn? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?

174
Kunt u de doelstelling dat '85% van de Nederlandse bevolking realiseert zich dat men door de keuze voor bepaalde producten invloed heeft op het welzijn van dieren in de veehouderij' verder concretiseren en aangeven wat u bedoelt met 'realiseren', 'bepaalde producten', 'invloed' en 'welzijn van dieren in de veehouderij'? Kunt u daarbij aangeven welk kennisniveau deze 85% van de Nederlanders dient te bezitten over houderijsystemen van landbouwhuisdieren en toegestane ingrepen?

175
Kunt u de doelstelling dat 'in 2011 33% van de consumenten dierenwelzijn mee weegt bij de aankoopbeslissing van vlees' verder concretiseren? Kunt u bevestigen dat u tevreden bent als 33% van de consumenten zegt na te denken over dierenwelzijn bij de aankoop van vlees? Hoe verhoudt zich dat dan tot uw eerste doel waarin u iets soortgelijks beoogt of bent u pas tevreden als dierenwelzijn bij 33% van de consumenten daadwerkelijk de keuze voor de aankoopbeslissing heeft bepaald?

176
Gaat u op uw website ook aandacht geven aan de dierlijke producten die alleen voldoen aan de wettelijk eisen en dus niet bovenwettelijk diervriendelijk produceren en waarbij de mate van diervriendelijkheid van een dusdanig niveau is dat dierenwelzijnsknelpunten blijven voortduren? Zo ja, zet u de negatieve dierenwelzijnsaspecten, de zogenaamde knelpunten als verwoord door WUR en UU ook op deze site zodat de consument ook op de hoogte is van de tekortkomingen van de wettelijke systemen? Zo neen, waarom niet en hoe voorkomt u dat consumenten alleen inzicht krijgen in de verschillen tussen de bovenwettelijke systemen zoals het tussensegment en biologisch en geen zicht hebben op de manier waarop dierlijke producten aan de onderkant van de markt zijn geproduceerd?
Mijn inzet is om consumenten te stimuleren om te kiezen voor duurzaam geproduceerde voedselproducten. Zoals aangegeven in de Nota Dierenwelzijn is het onderwerp dierenwelzijn daarbinnen voor mij een van de prioriteiten. Om dit te stimuleren zet ik enerzijds in op het faciliteren van een herkenbaar productaanbod met een hoger niveau van dierenwelzijn.
16
Anderzijds zet ik daarvoor in op het bevorderen van de bewustwording en kennis bij consumenten.
Een herkenbaar productaanbod draagt bij aan het betrekken van dierenwelzijn bij keuzes in de winkel. Hier wil ik actief op inzetten via onder meer etikettering en het sluiten van een convenant met betrokken partijen. Ik kom hier elders op terug in mijn beantwoording van de door u gestelde vragen.
Het bewustzijn van consumenten bevorder ik met onder meer met educatie en een campagne van het Voedingscentrum en inzet op educatie waarover u mij enkele vragen gesteld heeft. Uw vragen over educatie komen elders in mijn beantwoording terug. Over de campagne van het Voedingscentrum kan ik u melden dat zij momenteel met een meerjarige campagne aandacht vragen voor de wijze waarop ons voedsel is geproduceerd. Deze campagne is in 2007 en 2008 met name gericht op dierenwelzijn. Voor het thema dierenwelzijn zijn doelstellingen geformuleerd met zowel aandacht voor bewustzijn en kennis van consumenten als voor hun gedrag. Bij het opstellen van deze doelstellingen is gebruik gemaakt van consumentenonderzoek door een extern bureau. Als concrete doelen zijn benoemd: In 2011 realiseert 85% (was 65%) van de Nederlandse bevolking zich dat men door de keuze voor bepaalde producten invloed heeft op het welzijn van dieren in de veehouderij. Op dat moment weegt 33% (was 22%) van de consumenten dierenwelzijn mee bij de aankoopbeslissing van vlees. Bovenstaande doelen zijn in mijn ogen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden geformuleerd. Ik ben derhalve van mening dat deze doelen niet verder hoeven te worden geconcretiseerd. Het gaat hierbij overigens om twee ambities van verschillende aard. Dit verklaart ook het verschil in hoogte van de streefcijfers. Ik deel uw mening dat consumenten en burgers alleen verantwoord kunnen kiezen als zij inzicht hebben in alle aspecten van het productieproces. Op de website van het Voedingscentrum komen daarom alle veehouderijsystemen aan bod. Hierbij is nadrukkelijk ook aandacht voor de gangbare veehouderij die zich in de productie beperkt tot de wettelijke eisen. Op de website van het Voedingscentrum is zowel kennis te vinden over de veehouderijsystemen zelf en hoe de producten die daaruit afkomstig zijn, zijn te herkennen. Hierbij is ook aandacht voor de positieve en negatieve aspecten die met deze systemen verbonden zijn. Deze informatie is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens waarin -voorzover van toepassing- onderzoek van de door u genoemde instituten betrokken is.
De campagne gaat daarmee dus duidelijk verder dan de boodschap dat een kip of een varken niet kan kiezen en de consument wel. Deze boodschap dient als een herkenbare slogan om dit vraagstuk bij consumenten onder de aandacht te brengen. Ik ben het daarom niet eens met uw suggestie dat de houderij-omstandigheden of de bijbehorende knelpunten onvoldoende in deze campagne aan bod zouden komen.
Tussensegment en convenant

104
Wat is de bedoeling van uw visie over 15 jaar, zijn dan alle producten diervriendelijk of zijn er dan nog steeds verschillende producten op de markt waarbij de consument moet kiezen tussen verschillende dierenwelzijnsniveaus?

108
Hoe gaat het toezicht geregeld worden in het markt- en consumentenspoor zodat de verbetering daadwerkelijk behaald gaat worden?

109
Zijn er positieve of negatieve prikkels bedacht waardoor de sector beloond gaat worden voor inzet op het gebied van verbetering van dierenwelzijn?

17
Allereerst wil ik opmerken dat nu en ook in de toekomst de producten in de winkelschappen tenminste voldoen aan de vigerende wettelijke dierenwelzijnseisen. Ik voorzie een ontwikkeling dat de komende jaren de wettelijke welzijnsnormen op Europese schaal in kleine stapjes op een hoger niveau worden gebracht. Daarnaast zal er ruimte blijven voor innovaties en marktsegmenten met onderscheidende extra dierenwelzijns- en duurzaamheidsclaims. Bij toezicht gaat het om toezicht op de naleving van door de overheid vastgestelde verboden en verplichtingen. Daarvan is in dit kader geen sprake. Het kabinet ondersteunt een deel van de investeringen van welzijnsverbeterende maatregelen in stallen via fiscale maatregelen (MIA en Vamil) en andere financiële stimuleringsmaatregelen zoals een investeringsregeling voor integraal duurzame en diervriendelijke stallen.
119
Kunt u aangeven hoe u de door uw gewenste verantwoordelijkheid van retail, horeca en consument voor een beter dierenwelzijn in Nederland zich verhoudt tot het feit dat meer dan 70% van de dierlijke productie in Nederland wordt geëxporteerd?
120
Kunt u aangeven op welke wijze u de buitenlandse consument, retail en horeca, welke goed is voor ruim 70% van de Nederlandse productie gaat aansporen om bij hun aankoopgedrag rekening te houden met het welzijn van dieren in Nederland?

121
Kunt u aangeven of u de verantwoordelijkheid van retail, horeca en consument voor een beter dierenwelzijn in Nederland van voldoende sturingskracht vindt getuigen, gezien het feit dat zij nog geen 30% uitmaken van de totale vraag naar Nederlandse dierlijke producten, om de Nederlandse veehouderijsector meer dierenwelzijnsvriendelijk te laten opereren?
156
Kunt u aangeven of u consumenten in het buitenland, die een marktaandeel hebben van 70% van de totale hoeveelheid dierlijke producten die in Nederland worden geproduceerd, gaat aansporen om meer diervriendelijk vlees te consumeren? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en accepteert u dan het voortbestaan van een veehouderij die dieronvriendelijk vlees voor de buitenlandse markt blijft produceren? Het kabinet heeft geen mogelijkheden om het aankoopbedrag van de buitenlandse consument direct te beïnvloeden. De Nederlandse overheid speelt wel een belangrijke rol bij het faciliteren van ontwikkelingstrajecten voor nieuwe diervriendelijke en duurzame tussensegmenten. De ambitie van het kabinet is een marktaandeel van tussensegmenten dat verder gaat dan een nichemarkt en dat de inspanningen niet alleen gericht worden op de Nederlandse markt maar ook op de voor Nederland belangrijke Noordwest-Europese afzetmarkt waar dierenwelzijn ook een actueel maatschappelijk thema is. De internationaal opererende Nederlandse vleesverwerkende industrie en retail spelen een centrale rol bij het vermarkten van tussensegmenten op de binnenén buitenlandse consumentenmarkten.

124
Kunt u aangeven waarom u er niet voor kiest het zogenaamde 'tussensegment' niet het basisniveau te laten zijn van wat er in de schappen van de supermarkt wordt aangeboden zodat de consument geen foute keuzes meer hoeft te maken?

125
Kunt u aangeven of u het wenselijk acht dierlijke producten, waarvan u zelf onderkent dat aan het productieproces belangrijke dierenwelzijnsknelpunten kleven, uit de schappen te weren? Zo ja, op welke wijze bent u voornemens daar wat aan te gaan doen en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?

18

160
Kunt u aangeven of u het acceptabel vindt dat er in de toekomst een meer diervriendelijker veehouderijsegment voor de Nederlandse markt zal ontstaan die op welzijnsgebied bovenwettelijk opereert, terwijl de Nederlandse veehouderij voor de exportmarkt door kan gaan met het produceren tegen een minimum aan dierenwelzijnseisen? Zo ja, waarom vindt u dit acceptabel en bent u bereid om het minimum niveau aan dierenwelzijnseisen zo ver op te schroeven dat deze op zijn minst de vijf vrijheden van het dier respecteert? Zo neen, welke beleidsinstrumenten gaat u inzetten om deze tweedeling te voorkomen en binnen welke termijn gaat u dat doen?
161
Op welke wijze gaat u de consumentenvraag naar diervriendelijke producten stimuleren? Wat is de afrekenbare doelstelling die u hiervoor stelt?

181
Kunt u de door u genoemde elementen van uw aanpak richting burgers en consumenten koppelen aan meetbare en afrekenbare doelstellingen op het gebied van verbetering van dierenwelzijn? Kunt u aangeven op welke wijze Nederlandse productiedieren baat hebben bij de inzet van deze instrumenten, waarom u deze instrumenten het meest effectief acht in vergelijking tot alternatieven en hoeveel dieren als percentage van het totaal gehouden zullen worden in bovenwettelijke huisvestingssystemen als gevolg van de inzet van deze maatregelen? Wanneer het tussensegment het basisniveau wordt van wat er in winkels aan consumenten mag worden verkocht, betekent dit dat er dus een verbod komt te gelden op het verkopen van levensmiddelen die niet voldoen aan dit basisniveau. Dat is een maatregel die de handel belemmert, en dus niet is toegestaan op grond van de Europese regelgeving. Los daarvan zou een dergelijke maatregel, als zij al zou zijn toegestaan, grote sociaal-economische gevolgen voor de Nederlandse veehouderijsector hebben, en voor de overheid bovendien tot zware handhavingslasten leiden. Het kabinet ziet daarom meer perspectief in een andere aanpak. In de eerste plaats streeft het kabinet er naar zoveel mogelijk in Europees verband alle krachten te mobiliseren om op een hoger niveau van wettelijke normen voor dierenwelzijn te komen dan thans in wet- en regelgeving is vastgelegd. In Europa komt verbetering van dierenwelzijn en duurzame productie in kleine stappen en langzaam tot stand. Nederland heeft de ambitie mee te doen in de voorhoede van Europa en wil laten zien hoe dierenwelzijn verder verbeterd kan worden. Het kabinet streeft er in de tweede plaats naar in deze kabinetsperiode te komen tot een omslag in de benadering van dierenwelzijn. Niet alleen via regelgeving, maar ook via het stimuleren van innovaties in stal- en houderijsystemen en het ontwikkelen van nieuwe marktconcepten zoals tussensegmenten. Hierbij geeft de sector in samenwerking met ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en overheid invulling aan de kritische maatschappelijke wensen op het terrein van dierenwelzijn en duurzaamheid in Nederland en Noordwest Europa. Het kabinet is ervan overtuigd dat een dergelijke benadering sneller en meer resultaat oplevert doordat de veehouderijketen op een stimulerende en positieve manier wordt uitgedaagd tot verbeteringen in het dierenwelzijn te komen.
144
Is in de gezamenlijke aanpak door sector, ketenpartijen, retail, maatschappelijke organisaties om verandering van productiewijze en consumptiegedrag te bewerkstelligen daadwerkelijk aandacht voor het verbeteren van de kwaliteit?

150
Wat is het verdere tijdspad na ondertekening van het convenant voor het convenant op uiterlijk 1 mei 2008?

154
Kunt u concreet aangeven op welke wijze u wil bewerkstelligen dat 'de boer een eerlijke prijs krijgt voor zijn product en dat de consument bereid is een meerprijs te betalen voor dierenwelzijn'? Kunt u aangeven welke beleidsinstrumenten u hiervoor gaat inzetten en welke resultaten u daarmee beoogt? Op welke meetbare doelen kan de Kamer u over drie jaar afrekenen?
19

155
Kunt u aangeven wat u onder een substantieel tussensegment (vlees tussen gangbaar en biologisch) verstaat? Welk percentage van de totale vleesconsumptie heeft u hierbij voor ogen en welke dierenwelzijnsverbeteringen worden hiermee gerealiseerd?
157
Kunt u aangeven wat u, naast 'het bij elkaar brengen van verantwoordelijke personen' zelf voor concrete stappen zult ondernemen en beleidsinstrumenten zult inzetten om het aanbod en de verkoop van diervriendelijke geproduceerd vlees te stimuleren?
158
Kunt u aangeven welke strekking en/of doelstelling het door u voorgestelde convenant zal hebben, binnen welke termijn dit convenant concrete resultaten beoogd en welke stok achter de deur u in zal zetten als het convenant niet gehaald zal worden?
159
Kunt u aangeven of ook buitenlandse afnemers, toch goed voor 70% van de dierlijke productie in Nederland, betrokken zullen worden bij het convenant? Zo ja, op welke wijze en met welk doel? Zo neen, waarom niet en welke consequenties heeft dat voor de realisatie van een diervriendelijker veehouderij in Nederland?
Bij de ontwikkeling van tussensegmenten vindt het kabinet het van groot belang dat er gewaardeerde nieuwe vleesproducten op de markt komen waarvoor de consument bereid is een meerprijs te betalen. Naast dierenwelzijn zijn ook andere factoren van belang zoals smaak, gemak en een betere kwaliteit. De ambitie van het kabinet is een marktaandeel van tussensegmenten dat verder gaat dan een niche-markt en dat de inspanningen niet alleen gericht worden op de binnenlandse markt maar ook op de voor Nederland belangrijke Noordwest-Europese afzet- en consumentenmarkt.
Een aantal zaken zijn bij de verdere ontwikkeling van belang. Ten eerste moeten er nieuwe stallen en houderijsystemen ontworpen, onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd worden voordat grootschalige introductie kan plaatsvinden. Naast maatregelen op het terrein van dierenwelzijn die verder gaan dan de wettelijke eisen, moeten deze stallen tegelijkertijd voldoen aan andere maatschappelijke randvoorwaarden. Het kabinet heeft hiervoor extra onderzoeksmiddelen gereserveerd. Welzijnsverbeteringen brengen extra investeringskosten en productiekosten met zich mee, die voor een duurzame en levensvatbare ontwikkeling doorvertaald moeten kunnen worden in de keten en naar een hogere prijs in de winkelschappen. Het kabinet ondersteunt een deel van deze meerkosten via fiscale en andere financiële stimuleringsmaatregelen. In de tweede plaats zullen nieuwe stallen moeten passen in nieuwe duurzame en diervriendelijke marktconcepten van tussensegmenten. Het kabinet heeft hiervoor extra financiële middelen gereserveerd.
In de derde plaats kiest de consument op dit moment nog vaak voor het goedkoopste vleesproduct omdat vlees veelal anoniem in de schappen ligt. De tussensegmenten moeten zichtbaar en onderscheidend aangeboden worden. Verder is het van belang dat voor het behalen van een structurele meerprijs voor tussensegmenten vlees een geleidelijke implementatie en opschaling gewenst is. Gaat de opbouw van het aanbod te snel (hoe gewenst dat ook is vanuit een oogpunt van dierenwelzijn), dan is het risico groot dat de prijs instort, de meerkosten niet meer vergoed worden en de productinnovatie om zeep wordt geholpen. Over deze en andere zaken zullen nadere afspraken worden gemaakt in een convenant met ketenpartijen, retail en maatschappelijke organisaties. Hierin zal ook worden opgenomen welke bijdragen en instrumenten de verschillende actoren de komende jaren zullen gaan leveren. Ik wil hier nu niet op vooruitlopen.

20
Etikettering

145
Wie gaat bij de vrijwillige etikettering toezicht houden op de gedane claims op etiketten en labels? Bij vrijwillige etikettering zetten het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zelf een standaard op. Het is, mede met het oog op het verkrijgen en behouden van het vertrouwen van de consument, in het eigen belang van de degenen die volgens een private standaard handelen, dat zij zich laten controleren op de naleving van de voorschriften waaraan zij zich verbinden. Een eigen, privaat controlesysteem met borging en certificering ligt dan in de rede.
152
Kunt u aangeven of u bereid bent om verplichtingen te stellen aan de manier waarop informatie wordt gegeven over de herkomst, productiewijze en mate van diervriendelijkheid van dierlijke producten om zo misleiding te voorkomen? Zo ja, bent u bereid hiervoor duidelijke etiketteringsrichtlijnen te ontwikkelen? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot uw eigen opmerking dat transparantie rondom het productieproces en herkenbaarheid in het schap belangrijke voorwaarden zijn voor het maken van betere keuzes ten aanzien van diervriendelijke producten?

153
Kunt u aangeven of u bereid bent om het 'redelijk anonieme vlees' te voorzien van duidelijke etiketten waarbij de consument meteen kan zien in welke mate het vlees diervriendelijk is geproduceerd? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
165
Kunt u aangeven waarom een verplicht etiketteringsysteem handelsbelemmerend kan werken terwijl eenzelfde systeem voor biologische producten al jarenlang naar behoren functioneert?
166
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat etikettering een belangrijk middel kan zijn om de consument te informeren over de mate van dierenwelzijn van een product, terwijl u anderzijds de pogingen daartoe volledig overlaat aan de markt en het maatschappelijk middenveld? Kunt u aangeven waarom u de verantwoordelijkheid niet zelf in handen wil nemen?
167
Kunt u aangeven of u getoetst heeft welke verplichte etiketteringsystemen niet worden toegelaten vanwege mogelijke handelsbelemmerende effecten? Zo ja, op welke wijze en bij wie? Kunt u deze toetsingen met de Kamer delen? Zo neen, bent u bereid om een dergelijke toetsing alsnog uit te laten voeren?

168
Kunt u aangeven uit welk onderzoek of welke praktijkervaringen is gebleken dat verplichte etikettering niet is toegestaan vanwege handelsbelemmerende effecten? Kunt u deze onderzoeken of praktijkervaringen met de Kamer delen? Zo neen, bent u bereid om na te gaan of deze handelsbelemmerende effecten daadwerkelijk aanwezig zijn en de Kamer hierover binnen twee maanden te informeren?

170
Kunt u aangeven waarom u ook bij etikettering vooral wacht op wat er in Europa gaat gebeuren, terwijl de kans groot is dat dit proces langer gaat duren dan dat de Nederlandse regering zelf het voortouw zou nemen om burgers goed te informeren over de mate van diervriendelijkheid van de dierlijke producten in de supermarktschappen?

21
Europese regelgeving met betrekking tot de gemeenschappelijke markt en de vrije handel bepaalt dat Nederland geen drempel mag opwerpen voor buitenlandse handelaren en producten. Voor vlees geldt bovendien een gemeenschappelijke marktordening binnen de Europese Unie. Een verplichting in Nederland om vlees via bepaalde etikettering te voorzien van informatie met betrekking tot de wijze waarop het dier (waarvan het vlees afkomstig is) is gehouden uit het oogpunt van dierenwelzijn, creëert al snel een dergelijke drempel. Er wordt daarom een mogelijk handelsbelemmerend effect aanwezig geacht. Een toets vooraf op dit punt is niet aan de orde. Ook wijs ik op artikel 18 van richtlijn nr. 2000/13/EG inzake etikettering van levensmiddelen, geïmplementeerd via het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen. Op grond van die richtlijn is het lidstaten niet toegestaan om de handel in levensmiddelen die voldoen aan etiketteringsvoorschriften van die richtlijn, te verbieden op grond van verdergaande nationale regels inzake etikettering. Om deze redenen ben ik niet voornemens om op nationaal niveau een plicht tot etikettering in te voeren. Zoals in het voorgaande gesteld is het aan de Europese Unie om beperkingen aan de vrije handel in vlees op te leggen. Dat is in het verleden al gedaan, bijvoorbeeld ter bescherming van de volksgezondheid (de hygiëneregels) en de diergezondheid. Een verplichte vorm van etikettering op Europees niveau behoort dus wel tot de mogelijkheden. Dit is in het verleden al gedaan voor biologische producten . Er gelden geen eenzijdige nationale maatregelen voor biologische etikettering. Overigens kan er wel sprake zijn van private initiatieven terzake.
De Europese Commissie werkt sinds kort aan een kader voor een vrijwillige of verplichte vorm van etikettering voor dierenwelzijn (zie antwoord op vraag 162 en 163). Dit initiatief ondersteun ik en hierop is mijn inzet gericht. Daarnaast kunnen het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zelf aan de slag gaan met etikettering, op basis van vrijwilligheid. Het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zijn beter dan de overheid in staat om dierenwelzijn via etikettering te stimuleren. De initiatieven die het Nederlandse bedrijfsleven reeds neemt voor vrijwillige etikettering vind ik positief. Ik zorg via campagnes dat de transparantie over welzijnsomstandigheden in de verschillende productiesystemen wordt gestimuleerd en zodoende ook via dit spoor de bewustwording bij consumenten wordt vergroot.
169
Kunt u aangeven of u bereid bent om onderzoek te laten uitvoeren naar welke vormen van verplichte etikettering wel mogelijk zijn binnen de kaders van de WTO en deze in Nederland toe te passen om de consument te kunnen informeren over dierenwelzijn? Zo ja, binnen welke termijn zult u dit onderzoek laten uitvoeren? Zo neen, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot uw opmerking dat 'etikettering een wezenlijke bijdrage levert aan het in staat stellen van de consument om zijn verantwoordelijkheid te nemen'?
Nederland zet zich in om te komen tot een Europees kader voor etikettering van dierenwelzijn. Momenteel voert de Commissie hiertoe een onderzoek uit. Bij dit onderzoek en bij de totstandkoming van Europese regels over etikettering zullen de kaders van de World Trade Organisation (WTO) in ogenschouw worden genomen. Om deze reden zal Nederland niet een zelfstandig onderzoek doen, maar uiteraard hier wel in Europees verband aan meewerken. Nadat er overeenstemming is over een Europees kader voor etikettering van dierenwelzijn, zal deze uiteraard ook voor Nederland van toepassing zijn.

149
Is met vrijwillige etikettering te realiseren dat de consument voldoende geïnformeerd is?
177
Ziet u een rol voor het kabinet weggelegd in het stimuleren van vrijwillige etikettering ten aanzien van dierenwelzijn in Nederland? Zo ja, welke?
Etikettering kan de consument stimuleren om producten te kopen die onder goede dierenwelzijnseisen zijn geproduceerd. Tegelijkertijd geeft etikettering een kans aan producenten die verder gaan dan de wettelijke eisen. Vrijwillige etikettering is vooral een zaak voor het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zelf. Ik juich dergelijke initiatieven toe en tracht waar gewenst en waar mogelijk ondersteuning te bieden. Etikettering alleen geeft nog geen
22
garantie voor het voldoende informeren van de consument. De partijen die een etiket voor dierenwelzijn in de markt zetten, zullen ook aan informatieverstrekking en voorlichting doen. Zoals reeds aangegeven, ondersteun ik ook campagnes over dierenwelzijn gericht op consumenten en wil ik afspraken maken om een tussensegment te ontwikkelen.
162
Op welke wijze werkt de Europese Commissie aan een Europees kader voor etikettering of dierenwelzijn?

163
Waar zal de inzet in Europa uit bestaan en is er zicht op een termijn wanneer vrijwillige etikettering een feit kan zijn?
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad die op 8 mei 2007 in Brussel plaatsvond, heeft de Raad conclusies aangenomen, waarin de Commissie wordt opgeroepen om een rapport op te stellen over etikettering voor dierenwelzijn. Momenteel werkt de Commissie aan een onderzoek. Aan de hand van dit rapport zal in het Brussels traject gewerkt worden aan een kader voor etikettering voor dierenwelzijn. Daarnaast is in richtlijn nr. 2007/43/EG, die in dezelfde Landbouw- en Visserijraad is aangenomen, opgenomen dat de Commissie voor 2009 met een rapport komt over de mogelijke invoering van een verplichte etikettering van kippenvlees en -producten dat is gebaseerd op het voldoen aan de Europese welzijnsnormen. Dit rapport gaat ook in op de economische gevolgen en de conformiteit met de regels van WTO. De Commissie zal dan ook met wetgevingsvoorstellen komen waarbij rekening wordt gehouden met huidige praktijken voor vrijwillige etikettering. Mijn inzet is gericht op een actieve bijdrage om een Europees kader voor etikettering voor dierenwelzijn mogelijk te maken.
178
Hoe groot schat u het risico dat er een wildgroei aan welzijnsetikettering ontstaat? Welke maatregelen zou u kunnen nemen om deze wildgroei te voorkomen? Op dit moment heb ik nog geen zorg voor een wildgroei aan welzijnsetikettering. Ik heb eerder een positief gevoel bij de initiatieven die momenteel door het Nederlandse bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties worden ontwikkeld. Een intensivering of uitbreiding van dergelijke initiatieven juich ik toe. Uiteraard dient men waakzaam te zijn voor onterechte claims op dierenwelzijn. In eerste instantie zullen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hier kritisch naar kijken. Verder geldt er al op grond van Europese regelgeving een verbod op misleidende etikettering (EU-richtlijn 2000/13, art. 2).
Enqûete
26
Kunt u aangeven op welke wijze u de enquête heeft opgezet en wie daarin is bevraagd? Kunt u aangeven op wat uw doel is met deze enquête en in op welke wijze u de resultaten heeft gebruikt? 27
Kunt u aangeven of de resultaten uit deze enquête representatief, onafhankelijk en gevalideerd zijn? Zo ja, waaruit blijkt?
28
Kunt u aangeven waarom u de resultaten uit deze enquête in de nota dierenwelzijn vermeldt zonder aan te geven wat de status, doelstelling, strekking en betrouwbaarheid van deze enquête is?
Zie voor de opzet en het doel van de enquête het rapport "Opvattingen over dierenwelzijn in Nederland - verslag van een publieksenquête" pagina 1 t/m 3. Dit onderzoeksrapport voeg ik als bijlage bij.

23
De enquête is representatief gezien de omvang en de samenstelling van de steekproef. Het verantwoordelijke bureau is door de RVD geselecteerd op basis van aanbesteding. Het verantwoordelijke en het uitvoerende bureau zijn gecertificeerd en zijn aangesloten bij overkoepelende brancheverenigingen en werken conform de richtlijnen voor opinie- en marktonderzoek die door deze brancheverenigingen zijn opgesteld. De publieksenquête is onderliggende informatie die ik gebruikt heb bij het schrijven van de nota Dierenwelzijn. Het rapport is voor iedereen beschikbaar via de internetpagina van mijn ministerie (www.minlnv.nl). Om de hoeveelheid informatie in de nota Dierenwelzijn toegankelijk te houden heb ik de status, doelstelling, strekking en betrouwbaarheid van o.a. deze enquête buiten de tekst gehouden.
De resultaten zijn op diverse plaatsen in de nota Dierenwelzijn gebruikt voor onderbouwing van beleidsvoornemens of verduidelijking.

179
Kunt een verklaring geven waarom bijna de helft van de mensen vindt dat de overheid niet voldoende aandacht heeft voor dierenwelzijn?
Nee.

180
Kunt u aangeven waarom u het belang dat mensen hechten aan een sterke overheid in het verbeteren van het welzijn van dieren en het bevorderen van duurzaam en diervriendelijk vlees in de schappen heeft vertaald naar beleidsmaatregelen die weinig tot niets te maken hebben met het verbeteren van het welzijn van dieren, zoals het openen van de deuren van de landbouw, het ondertekenen vaan een convenant, gerichte campagnes voor duurzame consumptie, etikettering op europees niveau en een eerlijke dialoog over dierenwelzijn? Uit de resultaten van de publieksenquête blijkt dat de overheid een grote rol krijgt toebedeeld bij het vinden van oplossingen voor kwesties, vooral wat betreft de pelsfokkerij (66 %). Bij de overige kwesties vindt een groot deel van de respondenten dat de houder of eigenaar van het dier de aangewezen persoon is om de situatie te verbeteren. Uw mening, dat ik het belang dat mensen hechten aan een sterke overheid vertaal in beleidsmaatregelen die weinig tot niets met het verbeteren van dierenwelzijn te maken hebben, deel ik derhalve niet. 448
In welke concrete formulering is de vraag over de acceptatie van het afschieten van wild aan het publiek voorgelegd? Werd hier gesproken over het zogenaamde 'noodzakelijke afschot ten behoeve van populatiebeheer en schadebestrijding'? Was voor het publiek bij deze vraag voldoende duidelijk dat dit afschot vaak gedaan wordt door de zogenaamde 'plezierjagers', en niet alleen door neutrale, deskundige terreinbeheerders? In de publieksenquête zijn wildbeheer en jacht op twee wijzen voorgelegd: eerst als specifieke kwestie, daarna als dilemma (pagina 16 en p. 20 van het rapport "Opvattingen over dierenwelzijn in Nederland"). De vraag en uitspraken die zijn voorgelegd zijn niet nader toegelicht tijdens de enquête.
460
Waarom maakten proefdieren geen onderdeel uit van de enquête naar de opvattingen over dierenwelzijn in Nederland?
In 2006 heeft de Europese Commissie een publieksconsultatie uitgevoerd in het kader van een Regulatory Impact Assesment ten behoeve van de Dierproevenrichtlijn (86/609/EEG). Hierdoor leek het minder noodzakelijk om proefdieren in de Nederlandse publieksenquête mee te nemen. In de publieksenquête 2007 in Nederland werden proefdieren in 8 % van de gevallen spontaan genoemd als situatie waar in het welzijn van dieren eventueel te wensen overlaat.
24
Huisvesting landbouwhuisdieren
Algemeen

10
Hoe ziet u de houderij van de verschillende diersoorten over vijftien jaar? Hoe verhoudt deze visie zich met betrekking tot de vijf vrijheden van Brambell? Welke ambitie spreekt u uit met deze visie? Mijn visie is dat mensen die dieren houden voldoende inzicht hebben ín, en respect ontwikkelen voor het natuurlijke gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving. Zij passen hun omgang en de wijze van het houden van dieren daarop aan. Hiermee wordt eveneens tegemoet gekomen aan de 5 vrijheden. De ambitie die ik hiermee uitspreek is dat bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering het perspectief van het dier leidend is, zonder dat andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren. Dit geldt voor de veehouderij, de aquacultuur, bedrijfsmatig gehouden gezelschapsdieren, circussen en dierentuinen. Integraal duurzame houderijsystemen zijn de norm.
Gehouden dieren kunnen behoeften voortvloeiend uit hun natuurlijk gedrag uiten, krijgen daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van het houden.
89
Wat is de betekenis van de ambitie dat het perspectief van het dier leidend moet zijn bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering?
94
Kunt u aangeven op welke wijze u het perspectief dat het dier leidend is bij de inrichting van stallen en bedrijfsvoering heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
95
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen uiten, daglicht hebben en geen ingrepen hoeven te ondergaan heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode? Met het perspectief van het dier bedoel ik dat de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering wordt gebaseerd op de behoeften van de dieren, voortvloeiend uit hun natuurlijke gedrag. Deze ambitie is concreet vertaald naar het ontwikkelen, introduceren en implementeren van integrale duurzame stalsystemen in zowel de melkveehouderij, als de varkenshouderij en de pluimveehouderij.
99
Kunt u aangeven op welke wijze u de constatering dat de doelstellingen voor de veehouderij het economisch meest lastig zullen zijn heeft onderbouwd? Kunt u aangeven in hoeverre u deze constatering heeft laten meewegen in de keuzes die u maakt ten aanzien van het verbeteren van het dierenwelzijn in de veehouderij?
Naast investeren in een beter dierenwelzijn krijgt de veehouderij de komende jaren met veel andere zaken te maken zoals de nog steeds toenemende internationale concurrentie, verdere eisen ten aanzien van milieu, klimaat en energie en de groeiende maatschappelijke vraag naar kwaliteit en beleving van voedsel en voedselproductie die investeringen zullen vereisen. In de huidige dierhouderij is er sprake van wezenlijke welzijnsknelpunten. Afhankelijk van de ernst, duur en omvang van het knelpunt per sector heb ik vervolgens bepaald waar we de komende jaren op moeten inzetten maar daarbij tevens te zoeken naar duurzame integrale oplossingen die niet alleen het dierenwelzijn verbeteren maar, waar mogelijk, ook aandacht geven aan zaken als voedselveiligheid, diergezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden.
25
96
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat gehouden dieren zichtbaar zijn voor burgers heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
102
Hoe definieert u het begrip "maatschappelijke transparantie"? Met maatschappelijke transparantie in het kader van de Nota Dierenwelzijn bedoel ik dat gehouden dieren in principe zichtbaar zijn voor burgers, ofwel in het landschap, of wel op het bedrijf. Het betreft een algemene doelstelling voor alle bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren waarbij de houder van de dieren de vrijheid krijgt om dit naar eigen kennis, ervaring en creativiteit in te vullen.

185
Kunt u aangeven hoe het in het coalitieakkoord vastgelegde leidend beginsel van een respectvolle omgang met dieren zich verhoudt tot de maatregelen die u niet gaat nemen om de leefomstandigheden van landbouwhuisdieren te verbeteren, zoals bijvoorbeeld het voortduren van de ingrepen bij varkens?
Mijn ambitie is erop gericht dat dieren over 15 jaar dusdanig worden gehouden dat geen ingrepen meer nodig zijn als gevolg van de wijze van het houden. Dit geldt tevens voor de varkenshouderij.
188
Kunt u aangeven waarom u in de nota alleen het ongerief heeft meegenomen en andere maatschappelijke perspectieven op wat het dier toekomt of schaadt buiten beschouwing heeft gelaten? Kunt u aangeven op basis van welke criteria u deze beslissing heeft genomen? In de Nota Dierenwelzijn wordt aan beide perspectieven aandacht besteed. In de hoofdstukken 5 tot en met 10 wordt met name aandacht besteed aan en een aanpak beschreven voor het ongerief zoals het dier dat ervaart en zoals wij dat als mens kunnen meten en observeren aan het dier. In hoofdstuk 4 behandel ik met name de meer maatschappelijke perspectieven. Middels de maatschappelijke dialoog zullen ook deze perspectieven de komende jaren nadrukkelijk aan de orde komen.
207 Kunt u aangeven of u van mening bent dat dieren wat betreft hun dierenwelzijn het meest zijn gebaat bij een open stalsysteem?
In een open stalsysteem is sprake van natuurlijke ventilatie door middel van openingen in de zijgevels en de nok en hebben de varkens geen buitenuitloop. Dergelijke stallen, zoals de Comfort Class stal, bieden voor de toekomst vanuit een oogpunt van dierenwelzijn mogelijk perspectief. Vooral het beschikbaar stellen van meer ruimte per dier biedt voordelen voor het welzijn. Daar staat tegenover dat de bouwkosten van dergelijke stallen hoger zijn. Tot nu toe zijn er geen langjarige gegevens beschikbaar over de gevolgen voor de diergezondheid. Met name Duits onderzoek laat zien dat niet goed uitgevoerde stallen met natuurlijke ventilatie met een suboptimaal klimaat een grotere kans geven op afwijkend gedrag van de varkens. Uit Nederlands onderzoek is ook bekend dat een suboptimaal klimaat leidt tot extra hokbevuiling met negatieve gevolgen voor diergezondheid, milieu, arbeid en de technisch-economische resultaten. Verder is het de vraag wat de risico's zijn op insleep van bestrijdingsplichtige ziekten bij open stallen. Verdere ontwikkeling en uittesten in de praktijk is nodig voordat hier definitieve uitspraken over gedaan kunnen worden.
Integrale stalsystemen

11
Wat is uw definitie van integraal duurzame houderijsystemen? 21
Kunt u aangeven waarom in 2011 slechts 5% van de stallen integraal duurzaam een diervriendelijk moeten zijn en voldoen aan de eisen die verder gaan dan de huidige wettelijke eisen. Kunt u
26
aangeven waarom de overige 95% van de stallen dus niet integraal duurzaam en diervriendelijk hoeven te zijn? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt tot het in het coalitieakkoord vastgelegde leidende beginsel dat uitgaat van respect voor het dier en een respectvolle omgang met het dier? Kunt u aangeven hoe u deze respectvolle omgang met dieren beziet, bijvoorbeeld bij dieren die vanwege gebreken in de manier waarop ze zijn gehuisvest lichamelijke ingrepen dienen te ondergaan om mutilatie van soortgenoten te voorkomen (staartknippen, snavelknippen, tanden vijlen)? Kunt u aangeven waarom u hierbij het wettelijk kader voor de huisvesting van dieren niet wenst op te schroeven naar een niveau waarbij deze ingrepen niet meer nodig zijn?
182
Wat wordt verstaan onder een integraal duurzame stal?
183
Welke factoren maken deel uit van een integraal duurzaam stalontwerp? 197
U stelt dat het stalklimaat, gladde en natte vloeren, de prikkelarme omgeving en de bedrijfsgebonden dierziekten belangrijke knelpunten zijn die veel ongerief bij dieren veroorzaken. Kunt u aangeven waarom u vervolgens geen enkele wettelijke eisen wilt stellen om het stalklimaat en dergelijke te verbeteren?
198
Kunt u aangeven welke garanties u heeft dat binnen vijftien jaar de stallen zo zijn ontworpen dat dieren geen ingrepen meer hoeven te ondergaan?
199
Kunt u aangeven op welke wijze u gaat bewerkstelligen dat deze stalontwerpen ook daadwerkelijk in de praktijk zullen worden toegepast?
200
Kunt u aangeven wat u bedoelt met dat 'de nieuwe stalsystemen dienen zo te zijn ontworpen dat dergelijke ingrepen aan het aan het dier als gevolg van het huisvestingssysteem binnen 15 jaar in principe tot het verleden behoren'? Kunt u aangeven wat u onder 'in principe' verstaat? Kunt u aangeven of dit een toezegging is dat over 15 jaar alle ingrepen als gevolg van gebrekkige huisvesting niet meer worden toegestaan of dat u hier iets anders mee bedoelt? 201
Kunt u aangeven waarom u wel de welzijnsproblemen schetst die voortvloeien uit de gebrekkige huisvesting van landbouwhuisdieren in Nederland en dat u daaraan vervolgens geen eisen koppelt om deze huisvesting zo snel mogelijk te verbeteren? 202
Kunt u aangeven welke ambitie u heeft om integraal duurzame en diervriendelijke stallen ook daadwerkelijk in de praktijk in te voeren? Kunt u aangeven aan welke percentages diervriendelijke stallen u denkt in het jaar 2015 en waarom dat percentage volgens u voldoende is om de grote welzijnsknelpunten die de huidige stalsystemen hebben het hoofd te bieden? 203
Kunt u aangeven welk percentage van de landbouwhuisdieren aan het eind van de kabinetsperiode nog in stallen zitten waarvan u nu heeft laten vaststellen dat deze ernstige welzijnsknelpunten veroorzaken?
204
Kunt u aangeven op welke wijze de overheid zich gaat inzetten voor de ontwikkeling van integraal duurzame stallen en welke beleidsinstrumenten zij hiervoor zal gaan inzetten?
27
205
Kunt u aangeven op welke wijze u zult voorkomen dat nieuwe stalontwerpen niet ten koste gaan van het dierenwelzijn en kunt u aangeven welke criteria u daarvoor hanteert? 206
Kunt u aangeven welke ervaringen er al zijn op het gebied van integraal duurzaam ontwerpen en waarom u er niet voor kiest om eerst diervriendelijk te ontwerpen en pas daarna milieumaatregelen mee te nemen in het ontwerp om zo te voorkomen dat ontworpen stallen straks alleen zullen leiden tot een compromis waarbij dieren nog steeds niet zijn gebaat? 210
Kunt u aangeven waarom u, ondanks dat u het nee tenzij beginsel hanteert als het gaat om ingrepen bij dieren, geen strengere regels invoert in de ontwerpen van stalsystemen om zo ingrepen die sterk de integriteit van het dier aantasten te kunnen verbieden? 211
Kunt u aangeven waarom de overheid zich slechts in wil zetten voor de ontwikkeling van duurzame stallen en waarom voor de toepassing daarvan in de praktijk geen beleidsmaatregelen worden genomen?
212
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert en erkent dat de huidige stalsystemen knelpunten veroorzaken wat betreft het welzijn van dieren, dat deze ontwerpen hebben geleid tot talloze ingrepen die de integriteit van het dier aantasten, maar dat u vanuit de overheid niets zult doen om deze schrijnende situatie daadwerkelijk aan te pakken? Kunt u in dat verband uitleggen hoe u de overheid, als hoeder van de zwakke waarden in deze samenleving, ziet en hoe zich dit verhoudt tot het overlaten van verbeteringen op het gebied van huisvesting aan de sector zelf? 213
Kunt u aangeven, als het gaat om integraal duurzame stallen, op welke gerealiseerde aantallen, cijfers en percentages u tevreden terug kunt kijken aan het einde van uw ambtsperiode? 305
Kunt u aangeven wat u bedoelt met integraal duurzame proefstallen en in hoeverre dierenwelzijn daarin een randvoorwaarde is of een van de factoren die worden meegewogen? 306
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat bij de integrale ontwerpen van pluimveehuisvesting verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn zullen worden afgewogen tegen verbeteringen op het gebied van milieu en economie?
307
Kunt u aangeven op welke wijze u garanties biedt dat dierenwelzijn de belangrijkste factor wordt bij het ontwerpen en inrichten van nieuwe stalsystemen in de pluimveehouderij? 308
Kunt u aangeven of u bereid bent om bij de fiscale stimulering van bovenwettelijke welzijns- en milieumaatregelen dierenwelzijn als randvoorwaarde op te nemen zodat er geen maatregelen worden gestimuleerd die het dierenwelzijn kunnen schaden? 309
Kunt u garanderen dat de milieumaatregelen, die worden genomen om de uitstoot van schadelijke emissies in de pluimveehouderij te verminderen, het dierenwelzijn niet zullen schaden? Zo ja, op welke wijze en welke criteria hanteert u hierbij? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot uw lange termijn visie op het gebied van dierenwelzijn?
28
311
Maken stofbaden onderdeel uit van duurzame pluimveestallen? Zo ja, wat is het effect van meer stofbaden op de uitstoot van fijn stof door de pluimveehouderij? Welke gevolgen kan dit hebben voor het halen van de aangescherpte EU-normen voor fijnstof? Integraal duurzame stallen en houderijsystemen zijn op het terrein van dierenwelzijn uitgerust met maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens de wet is voorgeschreven en die tegelijkertijd tenminste voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen ten aanzien van milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, landschappelijke inpasbaarheid en economische haalbaarheid.
Bij het ontwerpen en ontwikkelen van integraal duurzame stallen en houderijsystemen is het perspectief van het dier leidend zonder dat andere maatschappelijk belangrijke aspecten uit het oog worden verloren. Ik vind het belangrijk om ook milieu aspecten meteen integraal mee te nemen omdat voor uitrol in de praktijk voldaan moet kunnen worden aan de eisen in de milieuregelgeving zoals ammoniak, fijn stof en geur. Met deze wijze van werken zijn in het kader van het project Houden van Hennen voor de legpluimveehouderij positieve resultaten geboekt, die de komende jaren in de praktijk zullen worden toegepast. Ten aanzien van dierenwelzijn is de ambitie in het ontwerptraject dat gehouden dieren hun behoeften kunnen uiten die voortkomen uit hun natuurlijk gedrag, de beschikking hebben over daglicht, voldoende ruimte hebben en in principe geen fysieke ingrepen meer hoeven te ondergaan als gevolg van de wijze waarop ze worden gehouden. Overigens is het beleid van het kabinet er ook op gericht om in bestaande stalsystemen de noodzaak van fysieke ingrepen zo snel als mogelijk af te bouwen.
Er komt veel bij kijken voordat dergelijke nieuwe stallen gebouwd kunnen worden. Ze moeten eerst ontworpen, onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd worden voordat grootschalige introductie kan plaatsvinden. Verder zullen deze stallen moeten worden ingebed in nieuwe onderscheidende marktconcepten van veehouderijproducten. Het ontwikkelen van nieuwe markten kost tijd en dient geleidelijk vorm te krijgen zodat vraag en aanbod zich in gelijke tred kunnen ontwikkelen en toegevoegde waarde gerealiseerd kan blijven worden. Alles overziend is sprake van een forse innovatieopgave die tijd koste en inspanningen van alle betrokken partijen. Ik ben van mening dat 5% nieuwe integraal duurzame en diervriendelijke stallen in 2011 een forse ambitie is. Als het vliegwiel eenmaal draait zal de toepassing van dergelijke stallen na 2011 via een ondersteunend stimuleringsbeleid steeds sneller gaan. Ik ben ervan overtuigd dat een regelgevingstraject waarbij eenzijdig extra dierenwelzijnseisen generiek worden voorgeschreven, los van de grote bezwaren die het kabinet ziet, niet tot een snellere daadwerkelijke verbetering van het dierenwelzijn leidt.
Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling en toepassing van integraal duurzame en diervriendelijke stallen door de inzet van extra middelen voor onderzoek, innovatie en demonstratie en investeringen (subsidieregeling en fiscale regelingen). Verder ondersteunt het kabinet de ontwikkeling en marktintroductie van tussensegmenten die in deze integraal duurzame stallen worden geproduceerd.
Ingrepen
49
Kunt u aangeven waarom u ingrepen bij dieren in principe verbiedt en dan wel expliciet toestaat daar waar het ingrepen op varkens, kippen en runderen betreft. Kunt u aangeven waarom u deze ingrepen welk expliciet heeft toegestaan en welke overwegingen daarbij zijn gemaakt? Kunt u aangeven op basis van welke criteria u ingrepen expliciet toestaat terwijl deze bij wet verboden zijn?
Op dit moment worden alleen die ingrepen toe gestaan die nodig zijn ten behoeve van identificatie en om erger dierenleed te voorkomen. De afweging die ik hierbij maak is de eenmalige inbreuk op het welzijn die de ingreep met zich meebrengt ten opzichte van de duur en de impact van de inbreuk op het welzijn als deze ingreep niet wordt toegepast.
29
Voor de criteria verwijs ik u naar de brief die ik u op 20 december 2007 heb gestuurd (Kamerstukken II 2007/08, 28 286, nr. 92).

186
Kunt u daarbij concreet aangeven waarom u ingrepen bij varkens (onverdoofd castreren, onverdoofd vijlen van tanden, onverdoofd knippen van staarten), ingrepen en doden van kippen (onverdoofd knippen van snavels, vergassen of versnipperen van haantjes), ingrepen bij runderen (onthoornen) blijft accepteren en hoe het voortduren hiervan zich verhoudt tot het leidend beginsel van dit kabinet, namelijk een respectvolle omgang met dieren? Aan alle in deze vraag opgesomde handelingen aan dieren wordt in de nota Dierenwelzijn aandacht besteed. Tevens heb ik hiervoor concrete doelstellingen en acties in de nota opgenomen zodat op termijn deze handelingen zo pijnloos mogelijk worden uitgevoerd dan wel geheel achterwege worden gelaten.
304
Kunt u toezeggen dat u binnen vijf jaar een verbod op ingrepen in de pluimveehouderij zult instellen, ook als de sector zelf niet voortijdig met oplossingen komt? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot de overgangsperiode die uw voorganger heeft ingezet en over vier jaar is afgelopen? Mijn voorganger heeft zowel de leg- als de vleessector een overgangstermijn gegeven tot 1 september 2011 om op basis van een Plan van Aanpak te komen tot houderijsystemen die zonder ingrepen kunnen. Ik wil deze toezegging in stand laten. Wanneer de sector niet met oplossingen komt, overweeg ik zelf stappen te zetten via het spoor van regelgeving. WUR-analyse

189
Kunt u aangeven op welke wijze het ongerief is gescoord? Kunt u aangeven welke wetenschappelijke basis hiervoor is gehanteerd en of er ook andere methoden beschikbaar zijn om ongerief bij dieren te meten?
Per welzijnsprobleem is door middel van expertanalyse de ernst en de duur van het ongerief ingeschat, en welk deel van de populatie hierdoor getroffen wordt. Daaruit volgt een prioritering per diersoort. De inschattingen zijn gebaseerd op wetenschappelijke publicaties en waar die onvoldoende beschikbaar zijn op gegevens van meerdere experts. 190
Kunt u aangeven of de methode van het meten van ongerief zoals gebruikt in het onderzoek van WUR, wetenschappelijk onderbouwd zijn en ook buiten Nederland worden toegepast in wetenschappelijk onderzoek om ongerief te meten?
De methode van het meten van de aard en het bestaan van het ongerief is wetenschappelijk gedefinieerd en onderbouwd. Soortgelijke werkwijzen worden in het buitenland toegepast. 191
Kunt u aangeven of u het onderzoek van de WUR betrouwbaar acht? Zo ja, waarom en waaruit blijkt dat?
192
Kunt u aangeven waarom u hebt gekozen voor een onderzoek naar ongerief onder dieren door de WUR, terwijl deze ook belanghebbend kan zijn omdat zij grote delen van de financiering via u ontvangt en grote delen via derde geldstroom onderzoek voor het agrarisch bedrijfsleven? 193
Kunt u aangeven of en op welke wijze u heeft vermeden dat belangenverstrengeling optreedt bij de opzet en uitwerking van het onderzoek naar ongerief?
30
194
Kunt u aangeven of de betrokken onderzoekers bij het onderzoek naar ongerief onder landbouwdieren ook werken of hebben gewerkt in opdracht van het agrarisch bedrijfsleven? Kunt u aangeven op welke wijze u heeft gegarandeerd dat zij in het onderzoek alleen zuiver wetenschappelijke belangen dienden?
Wageningen Universiteit en Researchcentrum is een betrouwbaar onafhankelijk wetenschappelijk kenniscentrum dat op mijn verzoek een expertview-analyse naar het ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, paarden en nertsen heeft uitgevoerd gebaseerd op dierwetenschappelijke kennis. Wageningen UR is de enige kennisinstelling die alle benodigde kennis en capaciteit in huis heeft om een dergelijke ongeriefanalyse uit te kunnen voeren. Ik heb tevens hoge eisen gesteld aan de analyse naar het ongerief in de rundvee-, varkens-, pluimvee-, paarden- en nertsenhouderij. Ik hecht aan een kwalitatief, onafhankelijk, wetenschappelijk onderbouwd, praktijkgericht onderzoek, dat zowel specialistisch als multidisciplinair zou worden uitgevoerd binnen een beperkte tijdspanne. De vraag of de onderzoekers ook onderzoek uitvoeren voor andere opdrachtgevers is niet relevant. Wat telt is dat de onderzoekers goed wetenschappelijk onderzoek verrichten. De bestaande systemen van kwaliteitsbewaking volstaan daarvoor. 195
Kunt u voor de duidelijkheid een overzicht geven van de welzijnsknelpunten die het hoogst scoorden en die u tot onderwerpen heeft gemaakt in het vijfde hoofdstuk van uw nota? Tabel 1 Meest prioritaire welzijnsaantastingen landbouwhuisdieren Melkvee Vleesvee Vleeskalveren

- geen of beperkte
weidegang

- bewegingsongemak
a.g.v.
stalinrichting

- klauwproblemen

- gevolgen
keizersnede

- bewegingsongemak
a.g.v.
stalinrichting

- ijzergebrek

- gebrek aan vezelrijk voer

- ademhalingsproblemen
door suboptimaal
stalklimaat

- transport
Guste/dragende zeugen Kraamzeugen (gespeende) biggen vleesvarkens
- prikkelarme omgeving

- huisvesting in
individuele
boxen

- huisvesting in
individuele
boxen

- prikkelarme
omgeving

- geen mogelijkheid
tot nestgedrag

- prikkelarme omgeving

- transport

- castratie

- staart couperen

- maagzweren

- prikkelarme
omgeving

-
luchtwegaandoeningen
door
suboptimaal
stalklimaat

- transport

- maagzweren
Vleeskuikenouderdieren Vleeskuikens Leghennen

- gedragsbeperkingen
door
suboptimale
stalinrichting

- hoge infectiedruk

- ruw paringsgedrag

- honger en dorst door
voer- en
watergiftbeperking

- ingrepen

- gedrags- en
mobiliteitsbeperking
a.g.v.
selectie op
groeisnelheid e.d.

- voetzoollesies en
borstblaren

-

- gedragsbeperkingen
door
suboptimale
stalinrichting

- hoge infectiedruk

-
kannibalisme/verenpikken

- ingrepen
Paarden

31

- afwijkend gedrag door
individuele huisvesting

- onevenwichtige
rantsoensamenstelling

- afwijkend gedrag door
energierijk, vezelarm
rantsoen

- couperen staarten

- trainingsmethoden en
hulpmiddelen

- afscheren tastharen
196
Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor de welzijnsknelpunten die het hoogst scoorden in de mate waarin zij ongerief bij dieren veroorzaken en dat u, ondanks het leed dit ongerief bij dieren veroorzaakt, heeft besloten om de komende drie jaar, tijdens de duur van deze kabinetsperiode, dit ongerief niet via wet- en regelgeving aan te pakken? De ernst van de hoog scorende ongeriefissues en de daaraan gerelateerde ongeriefissues inclusief de ingrepen, vragen van alle genoemde sectoren een dusdanig hoge inspanning tot verbetering dat ik deze prioritair achtte ten opzichte van de wat lager scorende ongeriefissues. Het realiseren van meer gerief in de genoemde dierhouderijen moet naar mijn mening gebeuren in een samenspel en dialoog tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid met gebruikmaking van de verschillende instrumenten. Voor het oplossen van een aantal problemen is de ontwikkelen van integraal duurzame houderijsystemen een voorwaarde. Naar meer robuuste dieren
214
Welke indicatoren zullen gebruikt worden om te meten of de doelstelling of meer robuuste dieren gebruikt worden behaald is?
215
Zijn er plannen om pilots te starten voor meer robuuste dieren) Zo ja, waar? 224
Kunt u aangeven waarom u in plaats van maatregelen te nemen alleen maar verder onderzoek wil verrichten naar robuuste koeien en het wel of niet inzetten van robuuste koeien overlaat aan de sector zelf?
225
Kunt u aangeven waarom u, ondanks de gesignaleerde welzijnsproblemen als gevolg van te ver doorfokken op enkele rasaspecten, geen daadkrachtige maatregelen gaat nemen om deze welzijnsknelpunten te voorkomen?
Naar meer robuuste dieren is geen nieuw fenomeen in de veehouderij. Zowel in de fokkerij als in de dierhouderij ziet men de keerzijde van de veelal op productie gerichte fokkerij en is de aandacht sterk gericht op het verbeteren van de natuurlijke weerstand van de dieren. Eén van de onderzoeksthema's in het samenwerkingsverband tussen mijn ministerie en de NWO is een verkenning naar het verkrijgen van meer robuuste dieren. Een belangrijk doel van deze verkenning is te komen tot een set van parameters waarmee de mate van robuustheid in het kader van dierenwelzijn meetbaar wordt gemaakt. Afhankelijk van deze verkenning zal worden bezien wat in de praktijk nodig is om dieren meer robuustheid mee te geven. Gezien de behoefte van veehouders zijn verdergaande maatregelen om ook daadwerkelijk gebruik te maken van robuustere dieren wat mij betreft niet aan de orde.
32
Internationale inzet
Inzet in Europees verband
6
Kunt u aangeven welke aanscherping wordt nagestreefd in Europees verband met betrekking tot dierenwelzijn en waar de prioriteiten voor deregulering liggen? Is er zicht op dierenwelzijnknelpunten van gelijkgestemde lidstaten waarmee dit u internationaal aan de slag gaat?

16
Op welke wijze streeft u naar het aanscherpen van wettelijke eisen in Europees verband? Kunt u aangeven wat uw inzet afgelopen maanden is geweest en op welke punten u de komende periode zult inzetten?
55
Welke wettelijke eisen in Europees verband gaat u proberen aan te scherpen?
118
Kunt u aangeven wat u bedoelt met dat u 'niet lijdzaam gaat afwachten wat Europa doet'? Kunt u aangeven welke concrete stappen u onderneemt en welke doelen u zichzelf hebt gesteld om 'met kracht' te strijden voor een verbetering van dierenwelzijn op Europees niveau? Kunt u aangeven welke successen u op dat vlak wenselijk en haalbaar acht? Kunt u aangeven wanneer u tevreden terug kunt kijken aan het einde van de kabinetsperiode op de strijd die u in europa geleverd heeft? 227
Kunt u duidelijk maken waarom u zelf niet het voortouw wil nemen in het stellen van hogere eisen binnen Europa?
In het huidige krachtenveld van de EU met 27 lidstaten is het lastig overeenstemming te krijgen over een aanscherping van het Europese dierenwelzijnsbeleid. Om in dit lastig krachtenveld toch stappen te kunnen zetten, volg ik de strategie om nauwer samen te werken met gelijkgezinde lidstaten en de Commissie. Hierdoor is het mogelijk meer contragewicht te vormen tegen remmende krachten. Ook het aantonen en objectiveren van dierenwelzijnsproblemen is van belang voor een beleidsmatige en politieke erkenning. Daarom streef ik ook naar samenwerking op onderzoeksgebied met de lidstaten en de Commissie. De inzet van de afgelopen maanden heeft zich met name geuit in de vaststelling van de vleeskuikenrichtlijn. De ambitieuze inzet van Nederland samen met andere gelijkgezinde lidstaten heeft geleid tot gunstige aanpassingen in de richtlijn. Op hetzelfde moment zijn Raadsconclusies voor etikettering van dierenwelzijn vastgesteld. Ook bij dit onderwerp heeft Nederland samen met andere gelijkgezinde lidstaten ervoor gezorgd voor een constructieve bijdrage om dit vernieuwde spoor mogelijk te maken. Verder is een Europees verbod op de handel in honden- en kattenbont vastgesteld, dat mede op Nederlandse instigatie tot stand is gekomen. Mijn prioriteiten voor verbetering van dierenwelzijn in Europees verband voor de komende jaren zijn: behoud van het verbod op het gebruik van de Europese legbatterij in 2012, aanscherping van de transportverordening, agenderen van het stoppen met castratie van beerbiggen en etikettering voor dierenwelzijn. Bij deze onderwerpen heb ik contact gezocht met gelijkgestemde lidstaten en bestaat de bereidheid om samen te werken ten behoeve van een geslaagde agendering en behandeling. 50
Kunt u aangeven waarom u bij de EU regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn alleen noemt dat er grote sprongen voorwaarts zijn gemaakt terwijl keer op keer blijkt uit gerapporteerde misstanden, maar ook uit wetenschappelijk onderzoek, dat het Europese niveau ten aanzien van vleeskippen, legkippen en het transport van dieren nog steeds beneden de norm is die zou moeten gelden om dieren van een respectvolle omgang te verzekeren?
33
De voortgang die is geboekt in Europa is ook naar mijn mening nog niet voldoende om het welzijn van dieren volledig te waarborgen. Daarom is mijn inzet juist erop gericht om te komen tot een verdere verbetering en/of aanscherping van het welzijnsbeleid in Europa. Hoewel dit in de EU met 27 lidstaten een lastige opgave is, leidt een aanscherping evenwel tot een groot toepassingsgebied.

110
Is er onderzoek gedaan naar het risico van productieverplaatsing naar andere landen, mocht Nederland teveel voorop gaan lopen, waar het welzijn niet beter of zelfs slechter is geborgd? Wat zijn de conclusies van dit onderzoek?
Niet over de hele linie. In het onderzoek naar een verbod op de verrijkte kooi is de mate van verplaatsing van de productie naar buiten Nederland bekeken. Het mogelijke risico van productieverplaatsing vanwege eenzijdig voorop lopen noopt tot een zorgvuldige afweging tussen alle belangen.

117
Kunt u duidelijk maken in hoeverre uw zorg voor de export van welzijnsproblemen voor dieren en daarmee het laten voortduren van ernstige welzijnsknelpunten in Nederland, samenhangt het beschermen van de Nederlandse veehouderij tegen de economische consequenties als gevolg van hogere dierenwelzijnseisen binnen de landsgrenzen? Nederlandse veehouders moeten internationaal concurreren. Te strenge nationale welzijnseisen zullen kostenverhogend werken en tot concurrentienadeel kunnen leiden ten opzichte van buitenlandse ondernemers die aan minder strenge welzijnseisen moeten voldoen. Een te groot concurrentienadeel kan vervolgens leiden tot het verplaatsen van de productie naar landen waar minder kostenverhogende welzijnseisen gelden. Dit impliceert inderdaad een nadeel voor dierenwelzijn. Daarnaast is level playing field vanuit economische oogpunt een van de redenen om dierenwelzijn niet alleen nationaal te verbeteren. Bovendien heeft een Europese maatregel voor dierenwelzijn een groot schaalvoordeel: het welzijn van dieren wordt dan in alle 27 lidstaten verbeterd.
57
U stelt dat vanwege het grote aantal spelers met verschillende belangen en opvattingen het binnen de EU niet eenvoudig is om overeenstemming te bereiken over regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn. Kunt u aangeven waarom u dan niet in wil zetten op strengere Nederlandse eisen ten aanzien van dierenwelzijn om zo tegemoet te komen aan de wens van Nederlandse burgers om dierenwelzijn beter te verankeren in wet- en regelgeving? 58
Kunt u aangeven waarom u ervoor kiest Nederland niet voorop te laten lopen in Europa door het verbeteren van dierenwelzijn meer dan nu het geval is vast te leggen in Nederlandse wet- en regelgeving?

112
Kunt u aangeven hoe het inzetten op Europese level playing field, met de daarbij behorende traagheid in besluitvorming, zich verhoudt tot uw constatering dat aanzienlijke welzijnsknelpunten resteren? Kunt u aangeven in hoeverre u zich 'als hoeder van het maatschappelijk belang' kunt vrijwaren van een strengere Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn, terwijl Nederlandse burgers daar wel in allerlei consultaties nadrukkelijk om hebben gevraagd?
113
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke onderdelen en ten aanzien van welke sectoren en dierenwelzijnsknelpunten u daadkrachtiger wilt optreden dan de Europese regelgeving? Kunt u hiervan een aantal voorbeelden geven?

34

115
Kunt u aangeven waarom u ervoor kiest, ondanks dat u constateert dat Nederland nog grote welzijnsknelpunten kent, deze niet aan te pakken zolang deze problemen zich naar het buitenland verplaatsen?
226
Kunt u aangeven waarom u, ondanks de grote wens van de Nederlandse samenleving voor een beter dierenwelzijn voor de productiedieren in Nederland, wil wachten met het stellen van eisen, terwijl u anderzijds aangeeft dat het Europese proces gezien de diversiteit aan belangen een lang proces zal gaan worden bij het doorvoeren van verbeteringen op dierenwelzijnsgebied? 298
Kunt u aangeven of u vindt dat wensen van een samenleving genegeerd kunnen worden door het niet nemen van noodzakelijke stappen om het welzijn van dieren te vergroten, met als reden dat door het nemen van deze stappen het welzijnsprobleem zich zal verplaatsen naar andere landen? Zo ja, waarom?
299
Kunt u aangeven of we in het nemen van stappen over morele en ethische kwesties met betrekking tot dierenwelzijn zelf het voortouw moeten nemen? Kunt u uw antwoord relateren aan uw voornemen om in Europa niet verder voorop te willen lopen dan de Europese regelgeving? In eerste instantie is mijn inzet gericht op het aanspreken van de sector, zodat deze zelf welzijnsproblemen kan aanpakken. Tegelijkertijd pleit ik actief voor het stellen van eisen in Europees verband. Dit zal ik alleen doen wanneer het vanuit de optiek echt gewenst is en wanneer er een reëel handelingsperspectief is zodat de stap op draagvlak kan rekenen. Op deze wijze ga ik voortvarend aan de slag met het verbeteren van dierenwelzijn. Bovendien zijn er nu al in de sfeer van regelgeving een aantal voorbeelden te noemen waarin Nederland verder gaat dan de Europese regelgeving: handelsverbod op zeehondenbont, zo min mogelijk ingrepen als gevolg van de wijze van het houden van dieren, het Varkensbesluit. Afhankelijk van de mate waarin de sector zelf en Europa evidente welzijnsproblemen aanpakken, zullen in de toekomst nog meerdere voorbeelden volgen. Verder zet ik krachtig in op Europese wetgeving, onderzoek, stimuleren, handhaving en vrijwillige afspraken met partijen.
60
Kunt u een overzicht geven van de acties die tot nu toe zijn ondernomen naar aanleiding van het Europees actieplan voor dierenwelzijn? Wat is de status van dit actieplan? Wat is de inzet van de minister ten aanzien van dit plan? Wat is de reflectie op dit actieplan; is de minister hierover tevreden of vindt zij het te summier, en kan zij toelichten waarom? 61
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid zich tot het Europese actieplan voor dierenwelzijn? Waar in dit plan zit ruimte voor het eigen beleid van de lidstaten? Het EU actieplan betreft een mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. Het actieplan bepaalt de Europese agenda voor dierenwelzijn voor de komende jaren. Een overzicht van de doelstellingen en actiegebieden die de Commissie heeft gepland voor de jaren 2006-2010 is te vinden in deze mededeling. De acties die in dit actieplan voor 2006 en 2007 zijn genoemd, zijn nog niet allemaal uitgevoerd. Nederland is tevreden met dit ambitieus actieplan. Bijgevolg is de Nederlandse inzet gericht op een voortvarende uitvoering van het actieplan. De regelgeving die voorkomt uit het Europese actieplan dient te worden omgezet in de Nederlandse wetgeving. Naast het Europese actieplan voor dierenwelzijn kunnen lidstaten eigen beleid voeren zolang deze niet marktverstorend werkt.

35
59
Kunt u aangeven wat er gaat gebeuren als in de WTO onderhandelingen het opnemen van dierenwelzijn in de Green Box niet zal slagen? Wat betekent dat voor de dieren in Nederland en de mate waarin zij worden beschermd?
Momenteel is het niet toegestaan om voor dierenwelzijn ruimte te claimen in de Green Box. De huidige situatie blijft dus onveranderd, als Europa in de WTO-onderhandelingen niet slaagt om voor dierenwelzijn ruimte te claimen in de Green Box. Dit heeft geen gevolgen voor het beschermingsniveau van de dieren in Nederland. Deze blijft hetzelfde zoals deze thans uit hoofde van nationale en Europese regelgeving geldt.
OIE
62
Op welke wijze zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van een internationale verklaring over dierenwelzijn door de World Organisation for Animal Health (OIE)? 63
Kunt u aangeven wat de inzet van de Nederlandse regering is bij het OIE en in hoeverre u een ambitieuze positie inneemt wat betreft het verankeren en verbeteren van dierenwelzijn in wereldwijd verband en waar uw inzet uit blijkt?
64
Kunt u aangeven in hoeverre de OIE kansen biedt op het gebied van het verbeteren van dierenwelzijn en op welke punten zij juist een remmende factor is? 65
Kunt u aangeven welke inzet u voor de komende vier jaar in de OIE heeft gepland? De OIE biedt kansen voor het verbeteren van dierenwelzijn op mondiaal niveau door het bereiken van consensus over dierenwelzijnsnormen. Het zijn dan ook referenties voor internationale handel. De bij de OIE aangesloten landen kunnen elkaar aanspreken als de normen niet worden opgevolgd. Bovendien worden de normen die de OIE ontwikkelt, in het bijzonder de diergezondheidsnormen, nu al gezien als referentie in het kader van het WTO-SPS-verdrag. Voor de komende jaren geeft de OIE prioriteit aan landbouwhuisdieren en aquacultuur. Momenteel werkt de OIE aan standaarden voor laboratoriumdieren en voor de controle van zwerfdieren.
Mijn inzet is erop gericht het huidige normenpakket voor dierenwelzijn in OIE verband uit te breiden. Het zal dan vooral gaan om reeds afgesproken normen in Europees verband. Op deze wijze kunnen Europese normen immers een nog veel bredere werking krijgen dan de Europese schaal. Verder hoop ik bij te dragen aan het vergroten van de status van deze normen in multilaterale handelsverdragen, zoals in de WTO. Mijn inzet is derhalve ambitieus. We moeten echter wel realistisch zijn in de vooruitgang die we kunnen boeken. Cultuurverschillen en verschillende handelsbelangen tussen de vele aangesloten landen moeten worden overbrugd om mondiale consensus te bereiken. Desalniettemin levert het bereiken van consensus grote winst op met een wijde uitstraling.
Instrumenten veehouderij
269
Welke bovenwettelijke welzijns- en milieumaatregelen vallen nu onder de Maatlat duurzame veehouderij? Wordt dit spectrum aan maatregelen in de toekomst nog uitgebreid? 287
Kunt u aangeven of u de fiscale instrumenten die u in gaat zetten gaat toetsen op de diervriendelijkheid ervan om zo te voorkomen dat milieu-investeringen het dierenwelzijn
36
(onbedoeld) kunnen schaden? Zo ja, op welke wijze en welke criteria worden hierbij gehanteerd? Zo neen, waarom niet?
Middels een certificaat op basis van de Maatlat duurzame veehouderij zal getoetst worden of een te (ver)bouwen stal in aanmerking komt voor ondersteuning via fiscale instrumenten als de Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving (Vamil). De maatlat kent op dit moment bovenwettelijke keuzemaatregelen voor zowel het thema dierenwelzijn als het thema milieu (reductie ammoniakemissie). Op beide thema's dient een stal punten te behalen om aan de certificatie-eisen te voldoen. Er is een College van Deskundigen ingesteld dat de criteria beheert. Dit College ziet erop toe dat de maatregelen in het certificatieschema bovenwettelijk zijn, ook op het gebied van dierenwelzijn. Er vindt jaarlijks evaluatie van de maatregelen en aanpassing van de duurzaamheidvereisten plaats. Het aantal duurzaamheidthema's zal in de toekomst worden uitgebreid. De specifieke maatregelen en eisen zijn te vinden op de website van SMK: www.smk.nl.
Melkveehouderij
Weidegang
234
Deelt u de mening dat de sterke toename van het permanent opstallen van melkkoeien zal leiden tot ongerief bij melkkoeien?
235
Deelt u de mening dat bij de welzijnsdiscussie rondom het permanent opstallen van koeien, eigenlijk een indicator belangrijk is in het meten van de gewenste situatie voor de koe: namelijk dat melkkoeien kunnen kiezen om naar buiten gaan als je de staldeuren open zet? 243
Kunt u aangeven waarom u niet van plan bent weidegang via richtlijnen of financiële prikkels te ondersteunen, mede doordat de weidemelk die nu wordt verkocht, nog geen 10% uitmaakt van de totale productie van melk in Nederland en daardoor nooit een oplossing kan zijn om de koe in de wei te houden?
244
Kunt u aangeven waarom u toestaat dat een koe, die maximaal 720 uren per jaar buiten staat, al het stempel weidekoe mag hebben, terwijl deze koe voor het overgrote deel van zijn leven op stal staat?
245
Bent u bereid om weidegang te verankeren in regelgeving om zo te garanderen dat melkkoeien ook in de toekomst hun natuurlijk gedrag, namelijk grazen, kunnen uiten? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot uw eerdere opmerking dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, ook in houderijsystemen? Graag wijs ik u met betrekking tot het thema weidegang op mijn eerdere antwoorden op vragen van het kamerlid Thieme (Aanhangsel Handelingen II 2006/07, nr. 2339 en Aanhangsel Handelingen II 2007/08, nr. 315).
Huisvesting melkveehouderij
236
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert dat gladde en harde vloeren leiden tot belangrijke welzijnsproblemen in de melkveehouderij en anderzijds geen beleidsmaatregelen neemt of richtlijnen stelt waaraan stalvloeren dienen te voldoen?
37
237
Waarom stelt u enerzijds vast dat de infectiedruk op het bedrijf een belangrijk welzijnsprobleem is bij melkveehouderijen, maar dat u anderzijds geen beleidsmaatregelen neemt of richtlijnen opstelt om de infectiedruk te verlagen?
238
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat de veelal verouderde stallen leiden tot welzijnsproblemen bij melkkoeien omdat zij te weinig ruimte hebben voor uitwijkgedrag en het ligcomfort beneden peil is, maar dat u anderzijds hiervoor geen bindende richtlijnen opstelt? 239
Kunt u aangeven waarom u door het achterwege laten van concrete richtlijnen om het welzijn van melkkoeien te verbeteren de achterblijvers de hand boven het hoofd wil blijven houden, ten koste van het welzijn van de koeien, terwijl de voorlopers hogere kosten maken voor dierenwelzijnsinvesteringen die zij op een concurrerende markt nauwelijks terug zullen verdienen? 241
Kunt u aangeven waarop u precies doelt als u zegt dat de overheid regelgeving met welzijnseisen voor de huisvesting van melkvee op gaat stellen? Kunt u inzicht geven in concrete welzijnseisen die u voor ogen heeft? Kunt u aangeven binnen welke termijn deze eisen verplicht zullen zijn en welke welzijnsverbeteringen hiermee worden beoogd?
242
Kunt u aangeven of u bereid bent om regelgeving in te voeren om gladde en natte stalvloeren te verbieden en minimumeisen voor comfortabele ligplaatsen voor te schrijven zodat de welzijnsproblemen op het gebied van de melkveehouderij? 246
Kunt u aangeven welke ambities u heeft ten aanzien van het onthoornen van koeien? Bent u bereid om deze ingreep die de integriteit van het dier aantast ter discussie te stellen en maatregelen te nemen die leiden tot een stop op het onthoornen van koeien? 254
Komen er in de regelgeving op het terrein van huisvesting ook minimumeisen voor kwaliteit en omvang?
Op dit moment krijgen uier- en klauwaandoeningen veel aandacht in onderzoek en voorlichting, voor een belangrijk deel geïnitieerd en uitgevoerd door het bedrijfsleven zelf. Ik ben voornemens om in 2009 regelgeving gereed te hebben, waarmee de huidige goede praktijk bij stallenbouw als minimum wordt neergezet en met een overgangstermijn voor bestaande stallen. Moderne stallen bieden bijvoorbeeld meer ruimte, zowel loop- als ligruimte voor de koeien. De eisen hiervoor worden de komende tijd vastgesteld na overleg met de betrokken maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Hiernaast is een traject in gang gezet voor de ontwikkeling en introductie van integraal duurzame stallen. Bij de ontwikkeling hiervan wordt met verschillende aspecten rekening gehouden naast dierenwelzijn, zoals met diergezondheid en milieu. Onthoornen krijgt bij de ontwikkeling van deze stallen ook aandacht, waarbij ook oog is voor de nadelen voor mens en dier van nietonthoornen. Kalf bij koe
247
Kunt u aangeven waarom u in de nota dierenwelzijn geen aandacht heeft besteed aan het weghalen van de kalveren bij de moederkoe? Kunt u aangeven of u alsnog bereid bent om hierover een discussie met de sector aan te gaan en ambities over op te stellen?
38
248
Kunt u aangeven of u bereid bent te stimuleren dat melkveehouders hun kalveren bij de koe laten lopen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen uiten?
249
Kunt u aangeven waarom u het geoorloofd acht dat dieren direct na hun geboorte bij hun moeder worden weggehaald, zodat de moederkoe haar natuurlijke zorggedrag niet kan uiten en de kalveren grote lichamelijke gevolgen ondervinden?
Ik heb mij in de nota dierenwelzijn gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen- UR het hoogst scoren, dus het meeste ongerief met zich meebrengen. Het weghalen van de kalveren bij de moederkoe hoort daar niet bij.
Dit betekent niet dat ik hiervoor mijn ogen wil sluiten, ook niet waar deze niet zeer hoog "scoort". Ik steun daarom onderzoek en experimenten bij enkele bedrijven in de biologische melkveehouderij, waarbij koe en kalf niet gescheiden worden of slechts een deel van de tijd worden gescheiden. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten hiervan. Vriesbranden
251
Op welke wijze kan een veehouder zijn rundvee herkennen als zowel de huidige oorflappen als ook het vriesbranden/koudmerken verboden gaat worden? Ik heb in de Nota dierenwelzijn aangegeven onderzoek te willen doen naar een alternatief voor de flappen en in EU-verband hierop te willen aandringen. Overigens ben ik van mening dat er, ook indien er geen grote flappen meer in de oren zouden zitten en koudmerken niet meer is toegestaan, voldoende herkenningsmethoden voor de veehouder over blijven, bijvoorbeeld via de halsband.
Vleeskalverhouderij
Huisvesting/Rubbermatten
252
Op basis van welk onderzoek gaat u het gebruik van rubber matten in de kalverhouderij verplicht voorschrijven?
253
Acht de minister het onvoldoende weglopen van urine en mest bij gebruik van rubber matten niet schadelijk voor het dierenwelzijn?
260
Kunt u aangeven waarom u genoegen neemt met de verplichting om kalveren op rubber matten te huisvesten, terwijl stro op de vloer het minste is wat gedaan kan worden om het welzijn van deze dieren enigszins te verbeteren?
263
Kunt u aangeven wat precies de 'forse' welzijnsverbetering is geweest van het huisvesten van kalveren in groepen en in hoeverre het samenvoegen van dieren in kale betonnen hokken zonder afleidingsmateriaal of mogelijkheden om natuurlijk gedrag te vertonen opgevat moet worden als een stap vooruit?
278
Wat is het effect van rubber matten in stallen waar vleeskalveren gehuisvest zijn op het welzijn van deze kalveren?

39
Met ingang van 31 december 2006 is, op grond van de Richtlijn 91/629/EEG inzake welzijnseisen voor kalveren, de volledige set van groepshuisvestingeisen voor alle bedrijven verplicht geworden. Ten opzichte van de huisvestingssituatie die daarmee niet langer was toegestaan, namelijk het houden van de dieren gedurende de gehele mestperiode in eenlingboxen, kan van een forse welzijnsverbetering worden gesproken. Die verbetering betreft de grotere beschikbare ruimte voor de dieren en de mogelijkheid voor dieren zich onbelemmerd om te draaien, te gaan staan en liggen. Ook is meer onderling sociaal contact mogelijk geworden. Dat neemt niet weg dat ook in de huidige situatie nog duidelijke verbeteringen mogelijk zijn. Zo bieden de gebruikelijke hardhouten roostervloeren vaak onvoldoende grip, waardoor de dieren alsnog in hun bewegingsmogelijkheden beperkt worden en te maken kunnen krijgen met gewrichtsproblemen. Daarom heb ik de toepassing van rubbermatten in stallen waar vleeskalveren anders dan op stro staan, per 1.1.2009 in de nota opgenomen als middel om op korte termijn het ligcomfort en de begaanbaarheid te verbeteren. De matten dienen zodanig te worden uitgevoerd dat ze voldoende schoon en droog blijven om het beoogde effect te halen. Voeding/verzorging en welzijnsmonitor kalveren

1
Betekent het uitbrengen van de Nota dierenwelzijn dat het ontwikkelen van een dierenwelzijnsindex definitief van de baan is?
51
Kunt u aangeven waarom u wel refereert aan het behaalde succes van de Europese vereiste om kalveren in groepen te huisvesten, maar achterwege laat dat het nog steeds is toegestaan dat deze kalveren niet zelf kunnen kiezen wanneer zij kunnen eten en drinken en dat zij nog steeds kunstmatig aan bloedarmoede moeten lijden?
255
Waarom wordt het verhogen van de hoeveelheid ruwvoer bij de kalverhouderij niet verplicht voorgeschreven, net als de rubber matten?
261
Kunt u aangeven of het nog steeds is toegestaan dieren slechts enkele keren per dag te voorzien van water en voer waardoor zij niet zelf toegang hebben tot drinkwater en eten? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de vijf vrijheden van het dier van Brambell? Zo neen, op welke wijze is verplicht gesteld dat kalveren te allen tijde toegang dienen te hebben tot schoon water en voer en vrij zijn van honger en dorst?
262
Bent u bereid de sector te verplichten tot het permanent ter beschikking stellen van ruwvoer aan kalveren om zo pensproblemen tegen te gaan, tegemoet te komen aan de foerageerbehoefte en afwijkende gedragingen tegen te gaan?
264
Bent u bereid afleidingsmateriaal voor kalveren verplicht te stellen om zo afwijkend gedrag bij kalveren te voorkomen?
265
Kunt u aangeven in hoeverre de anemie is verminderd, dus welk percentage van het totaal aantal kalveren in de witvleessector nog steeds lijdt aan gedwongen bloedarmoede en in hoeverre u de ambitie heeft om dit percentage te verlagen naar 0%? 266
Kunt u toezeggen dat u regels zal gaan stellen aan het minimum hemoglobinegehalte van kalveren? Zo neen, waarom niet en kunt u uitleggen hoe het kunnen laten voortbestaan van de situatie dat kalveren moedwillig aan bloedarmoede mogen lijden zich verhoudt tot de vijf vrijheden van het dier van Brambell en uw constatering dat respect voor het dier het uitgangspunt is van dit kabinet?

40
267
Kunt u aangeven waarom u de welzijnsmonitor die u samen met de sector ontwikkelt eerst wil afwachten, in plaats van dat u met eigen beleid komt om het welzijn van kalveren te verbeteren? Kunt u uitleggen waarom de sector zelf met verregaande voorstellen zal komen om het welzijn van kalveren daadwerkelijk te verbeteren en waarom u daar vertrouwen in heeft? Kunt u daarbij ook uitleggen waarom u uw oren wel laat hangen naar de ideeën van de sector die zeker voor een deel zijn ingegeven door economische belangen, in plaats van dat u de constateringen, suggesties en aanbevelingen van organisaties die opkomen voor het welzijn van dieren als leidraad neemt in het ontwikkelen van het dierenwelzijnsbeleid?
279
Wanneer zijn de resultaten van de 'welzijnsmonitor vleeskalveren' bekend? Wordt er in andere veehouderijsectoren ook gebruik gemaakt van een welzijnsmonitor? Kan de welzijnsmonitor een rol spelen in het opstellen van de diervriendelijkheidsindex voor vlees? Enkele aspecten van het voeren en drenken van vleeskalveren zijn communautair voorgeschreven, zoals een minimum hoeveelheid ruwvoer en voldoende ijzer om het hemoglobine (Hb) gehalte van de koppel op minimaal 4,5 mmol/liter te houden. De kalveren moeten minstens twee keer per dag worden gevoerd en kalveren ouder dan 2 weken moeten over voldoende vers water beschikken of hun dorst met andere vloeistoffen kunnen lessen. Bij warm weer en voor zieke kalveren moet altijd vers drinkwater beschikbaar zijn. Er zijn geen communautaire voorschriften over afleidingsmateriaal.
Op veel praktijkbedrijven wordt het Hb-gehalte gemonitord aan het begin en halverwege de mestperiode en zonodig vindt dan een ijzerinjectie plaats. Thans vindt een meerjarig onderzoek (eind 2005-medio 2010) plaats naar een zogenoemde welzijnsmonitor, waarmee op gestandaardiseerde wijze het kalverwelzijn op bedrijfsniveau kan worden vastgesteld. Dit onderzoek met 50/50 financiering overheid/bedrijfsleven past binnen het Europese Welfare Quality programma, dat gaat over het meten van welzijn in het algemeen. De Europese Commissie heeft laten weten de uitkomsten van de welzijnsmonitor te willen gebruiken voor herziening/bijstelling van het vleeskalverwelzijnsbeleid. In de huidige fase van dit onderzoek wordt in een uitgebreide praktijktest op vleeskalverbedrijven aan de individuele dieren een aantal kenmerken gemeten zoals (stereotiep) gedrag, gezondheid en pathologische kenmerken van lebmaag, pens, longen. Daarnaast worden ook gegevens verzameld over huisvesting en verzorging, waaronder voeding, afleidingsmateriaal en Hb-gehalte. Nadat alle metingen aan de diverse dierkenmerken zijn gedaan (eind 2008) worden een aantal opties voor het monitoringssysteem gemodelleerd, op kosten/bateneffectiviteit beoordeeld en is begin 2010 de definitieve monitor ontwikkeld en praktijkgereed. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek waarin een veelheid van welzijnsaspecten tegelijkertijd systematisch worden verzameld. Pas na de nodige analyse en modellering zal blijken welke dierkenmerken een goede maat zijn voor het welzijn van het dier en zal ik bezien of en hoe de voorschriften aangepast moeten worden. Ook voor andere sectoren worden de mogelijkheden verkend. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij ontwikkelingen binnen Europese onderzoeksprogramma "Welfare Quality". De welzijnsmonitor kan gebruikt worden als instrument in een dierwelzijnsindex op vlees. Export kalfsvlees
258
Kunt u aangeven waarom u de import van kalveren uit andere Europese landen, die vaak onder trieste omstandigheden over lange afstanden zijn vervoerd, nog steeds toelaat en de sector alleen oproept om minder afhankelijk te zijn? Kunt u aangeven waarom u niet bereid bent deze ongewenste transporten scherper te veroordelen, maar juist met uw promotiecampagne van kalfsvlees in het Middenoosten en China bijdraagt aan het voortduren van deze misstanden?
41
259
Kunt u aangeven waarom u het wenselijk acht dat de Nederlandse kalversector vlees gaat exporteren naar landen in het midden oosten en naar China en waarom u zich daarvoor hebt ingezet, terwijl dit houderijsysteem, ook volgens uw bevindingen, ernstige gebreken kent ten aanzien van dierenwelzijn?
De voorschriften over dierentransport ter bescherming van dierenwelzijn worden volledig, en dus exclusief geregeld door de Europese Unie in verordening EG nr. 1/2005. Het is Europees rechtelijk niet toegestaan om in dit kader nationale regelgeving vast te stellen Ik heb het vleeskalverbedrijfsleven opgeroepen maatregelen te treffen minder afhankelijk te worden van lange afstandsimporten van nuchtere kalveren en te komen tot minder verzamelslagen, vanwege de bezwaren op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid. Wat de rol van LNV bij een promotiecampagne voor de export van kalfsvlees betreft merk ik op dat dit een faciliterende rol is.
Dikbilhouderij
270
Komt er ook een plan van aanpak om te komen tot een forse vermindering van afwijkingen als dikke tong, kromme poten en hart- en ademhalingsproblemen? 271
Wat is de achtergrond van het feit dat u geen grote dwingende stappen wilt gaan zetten? 272
Wanneer is het onderzoek naar de problematiek rond de dikbilkalveren en de manier waarop ze geboren worden gestart? Wanneer wordt het resultaat daarvan openbaar? Wie heeft dat onderzoek gefinancierd?
273
Kunt u uitleggen waarom u enerzijds grote welzijnsproblemen constateert als het gaat om het gigantisch hoge percentage van 80-90% aan keizersneden bij dikbilrassen, terwijl u anderzijds geen enkele ambitie heeft in de vorm van concrete beleidsmaatregelen of richtlijnen om dit percentage drastisch te laten dalen?
Ik heb mij in de nota dierenwelzijn gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen- UR het hoogst scoren, dus het meeste ongerief met zich meebrengen. De in de vragen genoemde afwijkingen horen daar niet bij. De verwachting is echter dat de aanpak voor het reduceren van het aantal keizersnedes ook een positief effect heeft op hart- en ademhalingsproblemen en kromme poten.
Het in de nota dierenwelzijn genoemde onderzoek is in 2006 gestart en heeft als titel "Natuurlijk geboorteverloop bij extreme vleesrassen". De resultaten worden in 2009 bekend. Het onderzoek wordt deels gefinancierd door LNV en deels door de Federatie Vleesveestamboeken. Ik wil de resultaten van het onderzoek en tussenliggende acties van de sector afwachten voordat ik conclusies trek over een eventuele vervolgaanpak. Varkenshouderij
275
Kunt u aangeven waarom volgens u het castreren, staartknippen en het tanden vijlen bij varkens zich verhoudt tot het leidende beginsel uit het coalitieakkoord, namelijk respect voor het dier en een respectvolle omgang met dieren? Op welke wijze acht u deze ingrepen getuigen van een respectvolle omgang met dieren en als u dat niet acht, waarom bent u dan niet voornemens deze zo snel mogelijk af te schaffen?

42
Op dit moment worden alleen die ingrepen toegestaan die nodig zijn ten behoeve van identificatie en om erger dierenleed te voorkomen. De afweging die ik hierbij maak is de eenmalige inbreuk op het welzijn die de ingreep met zich meebrengt ten opzichte van de duur en de impact van de inbreuk op het welzijn als deze ingreep niet wordt toegepast. Ik ben echter van mening dat dieren gehouden moeten worden op een dusdanige wijze dat ingrepen, om ergere aantasting van dierenwelzijn te voorkomen, op termijn achterwege moeten worden gelaten door huisvestingssystemen aan te passen aan het natuurlijke gedrag en de daaruit voortvloeiende behoeften van het dier en heb deze ambitie met daarbij behorende concrete doelstellingen daarom ook opgenomen in mijn nota Dierenwelzijn. 277
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat een varken een sociaal en zindelijk dier is dat behoefte heeft aan afleiding en een comfortabele ligplaats en anderzijds blijft toestaan dat vleesvarkens worden gehouden in kleine kale betonnen hokken waarbij een geplastificeerde fietsketting als toegestaan afleidingsmateriaal fungeert? 288
Bent u bereid om lichamelijke ingrepen bij varkens zo snel mogelijk te verbieden zodat varkensvriendelijke huisvestingssystemen waarbij dieren elkaar niet mutileren als vanzelf als de norm zullen gaan gelden? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich uw lage ambitie tot uw opmerking dat de integriteit van dieren gerespecteerd dient te worden?
Ik heb als ambitie in mijn nota Dierenwelzijn aangegeven dat het perspectief van het dier leidend is bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering en dat geldt dus ook voor varkens. Dat betekent dat varkens op termijn dusdanig gehouden worden, dat de dieren uiting kunnen geven aan hun behoeften voortvloeiend uit hun natuurlijk gedrag, daglicht krijgen, voldoende ruimte hebben en geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van het houden ondergaan. Integraal duurzame houderijsystemen zullen de norm worden. In het Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV is opgenomen dat dit in 2011 5% van de stallen zal bedragen. 280
Bent u bereid de minimale toegestane speenleeftijd te verlengen? Ik zie daar op dit moment geen aanleiding toe.
230
Kunt u aangeven of bent u bereid om in ieder geval te komen met een verbod op castratie in Nederland per 2015 en niet af te wachten of dat ook daadwerkelijk in Europees verband gerealiseerd kan worden?
281
Op welke wijze ondersteunt u het onderzoek naar het verder ontwikkelen van CO2-verdoving bij biggen?

122
Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen de uitspraken van LTO Nederland eerder dit jaar, waarin zij aangaven dat zij niet meer aan de Nederlandse vraag voor varkensvlees wilden voldoen, nadat het CBL had aangekondigd vanaf 2009 alleen nog maar vlees van verdoofd gecastreerde biggen in de schappen te willen? Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot uw aanname dat de markt en de sector een groot deel van de verantwoordelijkheid voor een beter dierenwelzijn kan dragen? 282
Acht u CO2-verdoving vanuit het oogpunt van dierenwelzijn een betere methode dan een lokale verdoving met lidocaïne?

43
283
Kunt u aangeven waarom u zelf geen rol wilt spelen in het uitbannen van castratie van biggen en het overlaat aan de marktpartijen terwijl deze ingreep zelfs met verdoving zeer pijnlijk kan zijn voor biggen en sterk ingrijpt op de integriteit van het dier? Eind november hebben het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en LTO Nederland de Verklaring van Noordwijk getekend. In deze verklaring is opgenomen dat de ondertekenaars het streven hebben om vóór 2015 op een verantwoorde wijze te stoppen met castreren van biggen. Verdoofd castreren wordt door de ondertekenaars gezien als een tussenoplossing zolang dit streven niet is bereikt. De in Noordwijk ondertekende verklaring is uniek omdat hiermee marktpartijen de handen ineenslaan om extra dierenwelzijn via de markt te realiseren. Ik ondersteun deze ambitie en heb deze Verklaring daarom ook mede ondertekend. Deze ondersteuning houdt ondermeer in dat ik onderzoek medefinancier en beleidsmatig meedenk over de oplossingsrichtingen. Ik speel dus wel degelijk een rol in dit geheel. Een voorbeeld van mijn ondersteuning zowel financieel als beleidsmatig is gasverdoving. Volgens onderzoekers is gasverdoving een goede methode om pijnloos te castreren. Tevens kunnen andere noodzakelijke ingrepen eveneens pijnloos worden uitgevoerd. Lidocaine heeft een veel kleiner verdovend effect en heeft als bijwerking dat de toediening ook pijnlijk is. Tevens zet ik me binnen de EU in om te stoppen met castreren. Ik pleit daar in eerste instantie niet voor een verbod. Om te stoppen met castreren, is namelijk consumentenvertrouwen en marktacceptatie nodig. 284
Kunt u aangeven waarom u het knippen van hoektanden wel verbiedt en het vijlen niet? kunt u specifiek aangeven waarom volgens u vijlen nog steeds kan worden geaccepteerd? Kunt u daarbij ook ingaan op de verschillen in pijnbeleving tussen knippen en vijlen? Is vijlen minder pijnlijk dan knippen en waaruit is dat gebleken?
Biggen kunnen met hun puntige hoektanden verwondingen veroorzaken aan de uier en tepels van de zeug. Dit probleem kan verminderd worden door het verwijderen van deze punten door middel van knippen of vijlen. Uit praktijkervaring blijkt dat bij knippen, tanden kunnen afbreken of versplinteren waarmee de risico's op verwondingen in de bek toenemen. Slijpen zorgt voor minder verwondingen.
285
Kunt u uitleggen waarom u alleen in wilt zetten op het verhogen van de eisen voor het varkenswelzijn in Europees verband, terwijl u eerder heeft aangegeven dat dit proces zeer langzaam zal verlopen door tegengestelde belangen van de Europese partners. Kunt u aangeven hoe deze minimale inspanning zich verhoudt tot de door u gesignaleerde zorg van Nederlanders voor de manier waarop varkens in Nederland worden gehouden? Het verbeteren van het dierenwelzijn, om tegemoet te komen aan de behoeften van mens en dier, kan worden gerealiseerd door middel van gebruikmaking van verschillende instrumenten. Eenzijdig inzetten op het verhogen van eisen zal niet het gewenste effect opleveren. Het heeft zelfs het risico in zich dat we daarmee het probleem exporteren. In mijn nota Dierenwelzijn heb ik een scala aan verantwoordelijkheden en instrumenten beschreven die, als totaalpakket, de ambitie van die nota kunnen waarmaken. Het inzetten op hogere welzijnseisen in EU-verband maakt daar onderdeel van uit.
286
Kunt u aangeven of het stimuleren van een comfort class stal ook daadwerkelijk zal leiden tot een praktijk waarin het overgrote deel van de varkens in Nederland in zo'n systeem worden gehouden? Zo ja, waaruit blijkt dat en bent u bereid deze toezegging aan de Kamer te doen? Zo neen, waarom niet?
De comfort class stal is gebaseerd op het principe, dat tegemoet wordt gekomen aan de behoeftes van het dier, voortvloeiend uit zijn natuurlijke gedrag. Dit principe hanteer ik ook in mijn nota Dierenwelzijn en zal verder uitgewerkt worden in de ontwikkeling van integraal duurzame
44
stalsystemen. De comfort class stal typeer ik als een voorbeeldstal waaraan ondernemers ideeën kunnen ontlenen om in hun eigen stal toe te passen of elementen uit kunnen overnemen bij renovatie of nieuwbouw. Ik ben verheugd te zien dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk blijkt te werken. Er zijn diverse varkenshouders gestart met het overnemen van aspecten en ideeën uit de comfort class stal. In het Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV is opgenomen dat in 2011 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk zijn. Dit geldt ook voor varkens en behoeft daarom geen aanvullende toezegging.
289
Waarom wilt u een plan op laten stellen dat gericht is op het vergroten van de export van biggen naar het buitenland?
290
Betreft de zoektocht naar alternatieven voor lange afstandtransporten van slachtvarkens alleen transport naar buiten de Europese Unie (EU)? Bent u zich ervan bewust dat met de inlijving van nieuwe Europese landen Europa zelf ineens veel groter is geworden en daarmee ook de afstanden van veetransporten binnen de EU?
De afgelopen 10 jaar is de export van biggen vanuit Nederland sterk gestegen. De verwachting is dat deze export de komende jaren verder zal toenemen, van 4 miljoen in 2006 naar zeker 6 miljoen in 2010. De uitbreiding van de Europese Unie heeft hier zeker invloed op. Het transport over grote afstanden van zeer jonge dieren en dieren bestemd voor de slacht staat al enige tijd ter discussie. Ik heb de sectoren die betrokken zijn bij de export van biggen opgeroepen om met een plan te komen waaruit blijkt dat zij de zorg omtrent de biggen- en slachtvarkensexport serieus nemen en met alternatieven komen om meer markten dichter bij huis aan te boren om zo de duur en afstand van de transporten te beperken. Wat betreft slachtvarkens zet ik in op aanscherping van de transportverordening waardoor transportduur verkort wordt. Pluimvee
Implementatie Vleeskuikenrichtlijn
43
Wanneer treedt de richtlijn voor vleeskuikens in werking? 228
Kunt u aangeven of u bereid bent om het goede voorbeeld aan Europa te geven, in Nederland de vleeskuikenrichtlijn verder aan te scherpen?
297
Kunt u aangeven waarom u enerzijds aangeeft dat er nog veel is af te dingen op het dierenwelzijn in de vleeskuikensector, maar dat u anderzijds geen concrete stappen neemt of aanvullende richtlijnen opstelt om het lijden van dieren in deze sector te verlichten? Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de vijf vrijheden van Brambell en tot de tekst uit het coalitieakkoord dat respect voor het dier en een respectvol omgaan met dieren het leidende beginsel is? 300
Kunt u aangeven of u voornemens bent om, vooruitlopend op het aanscherpen van de Europese norm, in Nederland al doelvoorschriften in te voeren waarbij indicatoren voor borstblaren, voetzoolaandoeningen en sterfte een meer prominente plaats krijgen? Richtlijn nr. 2007/43/EG is op 1 augustus 2007 in werking getreden. De omzetting in nationale regelgeving moet plaatsvinden voor 30 juni 2010 (artikel 12 van de richtlijn). Dit zal geschieden door middel van een algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Deze richtlijn zie ik als een eerste stap in de verbetering van het welzijn van vleeskuikens.

45
Groeisnelheid vleeskuikens
291
Wat gaat u doen om het door de WUR benoemde knelpunt van de hoge groeisnelheid van dieren in de pluimveesector op te lossen?
293
Kunt u aangeven waarom u geen aandacht heeft besteed in de nota aan een van de grootste dierenwelzijnknelpunten bij ouderdieren, namelijk dat zij voortdurend honger lijden? 301
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat de Volwaardkip een goede manier is om meer dierenwelzijn in de markt te zetten, maar anderzijds het houderijsysteem van de volwaard kip niet als minimum norm wilt nemen?
302
Kun u uitleggen waarom u bij de mogelijkheden om te komen tot een beter dierenwelzijn vasthoudt aan kleine marktinitiatieven die vanwege het exportkarakter van de Nederlandse vleesindustrie nooit meer dan 5-10% kunnen bedragen? 303
Kunt u uitleggen op welke wijze miljoenen vleeskippen die worden gehouden voor de export en voor verwerking, en daardoor niet onder het Volwaard label kunnen vallen, ook een beter leven gegund kunnen worden?
Er zijn van overheidswege geen grote dwingende stappen te zetten op het gebied van groeisnelheid van vleeskuikens en ouderdieren zonder letterlijk het welzijnsprobleem te exporteren. Omdat oplossingen hiervoor in Europees verband moeten worden gezocht, zal ik de gevolgen van de genetische aanleg voor het welzijn van vleeskuikens, en daarmee indirect van ouderdieren, op EU niveau agenderen. Ten aanzien van vleeskuikens die niet onder het label Volwaard vallen, is de Vleeskuikenrichtlijn een eerste stap richting welzijnsverbetering. Verbod op gebruik van de legbatterij
44
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het verbod op de legbatterij? Zijn de (met name Oost-Europese) landen nog bezig te proberen het verbod uit te stellen? Zo ja, wat zijn de stappen die u onderneemt ten einde het verbod te handhaven? 229
Kunt u aangeven waarom u het als een ambitie ziet om het Europese verbod op de legbatterij per 2012 te behouden? Deelt u de mening dat het risico dat het verbod op de legbatterij niet doorgaat een goede illustratie is van het feit dat we dierenwelzijnsverbeteringen niet aan Europa over moeten laten, maar zelf het voortouw moeten nemen? Het EU verbod op het gebruik van de legbatterij per 2012 op het gebruik van de legbatterij per 2012 is een gegeven sinds 1999. Er zijn aanwijzingen dat bepaalde lidstaten het verbod willen uitstellen. Een uitstel van het verbod kan alleen geregeld worden via een wijziging van de desbetreffende Europese richtlijn (nr. 1999/74). Alleen de Europese Commissie kan het initiatief nemen om een wijzigingsvoorstel in te dienen. Er is momenteel geen wijzigingsvoorstel. De Commissie lijkt bovendien geen voorstander te zijn van een dergelijk uitstel. Tezamen met gelijkgezinde lidstaten blijf ik voorstander van het huidige verbod. In Europa en bilateraal met lidstaten bepleit ik het belang van een voortvarende en tijdige implementatie van dit verbod. Overigens deel ik niet de mening dat een dreiging voor een uitstel een illustratie is van het feit dat we dierenwelzijnsverbeteringen niet aan Europa over moeten laten. Ik zie het wel als een illustratie dat het verbeteren van dierenwelzijn in Europa een lastige opgave is en dat ik daardoor juist in Europa het voortouw dien te nemen, samen met andere gelijkgezinde lidstaten.
46
Verrijkte kooi
292
Kunt u aangeven waarom u economische belangen laat prevaleren boven een verbod op een zeer dieronvriendelijk houderijsysteem, namelijk de verrijkte kooi? 294
Kunt u aangeven hoe het niet uitvoeren van het verbod op de verrijkte kooi zich verhoudt tot uw eigen uitspraak dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen uitoefenen? Kunt u aangeven op welke wijze een leghen in een kooi stofbaden kan nemen en kan scharrelen? Kunt u aangeven op basis van welke gronden u deze twee uitingen van natuurlijk gedrag de leghen wilt ontzeggen? Het is mijn ambitie te streven naar huisvestingsystemen waarbij de leghennen de behoeften die voortvloeien uit hun natuurlijk gedrag zoveel mogelijk kunnen uiten. Om deze ambitie gestalte te geven heb ik - zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2008 - eventuele alternatieven voor de verrijkte kooi zoals de Duitse Kleingruppenhaltung onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de oppervlakte per dier in de Kleingruppenhaltung, ook wel Klein Volière genoemd, groter is dan in de Europese verrijkte kooien. De Kleingruppenhaltung is een ruimere versie van de Europese verrijkte kooi met een groepsgrootte van ruim 30 tot 60 leghennen. In de Duitse regelgeving zijn ten opzichte van de Europese verrijkte kooi ruimere eisen vastgelegd voor de kooioppervlakte, de oppervlakte per hen en de kooihoogte en zijn minimum eisen vastgelegd voor de strooiselvoorziening en het nestoppervlak.
Met name een kooi bij een groepsgrootte tot 60 dieren biedt de mogelijkheid alle noodzakelijke inrichtingselementen (zitstokken, legnesten, strooiselvoorziening) optimaal te positioneren zodat een goed gebruik van de kooi-inrichting mogelijk is en de dieren tevens voldoende ruimte hebben om te bewegen. De effectief beschikbare ruimte per dier is bij grotere groepskooien tevens groter dan bij kleinere kooien omdat er relatief minder verloren hoeken zijn en de hennen meer mogelijkheden hebben om 'ruimte' van elkaar te lenen. In de Kleingruppenhaltung is het tevens verplicht om zitstokken op minimaal twee verschillende niveaus aan te brengen. Uit onderzoek van de European Food Safety Agency (EFSA) is gebleken dat het 'op stok kunnen gaan' een belangrijk onderdeel van het natuurlijk gedrag uitmaakt. Daarbij geven de kippen vooral 's nachts de voorkeur aan de hoger geplaatste zitstokken. De Kleingruppenhaltung biedt deze mogelijkheid in tegenstelling tot de Europese verrijkte kooi. De minimum bepaling in de Duitse regelgeving ten aanzien van de strooiselruimte en de legnesten voorkomt dat deze te minimaal worden uitgevoerd. Uit genoemd onderzoek van de EFSA is gebleken dat met name een afgeschermd legnest bij kippen de voorkeur geniet. Door de ruimere opzet van de Kleingruppenhaltung kan aan deze voorkeur tegemoet gekomen worden. Dit biedt een betere garantie voor het welzijn van leghennen. Een bijkomend voordeel van de Kleingruppenhaltung is het gegeven dat in het algemeen de milieu-emissies zoals ammoniak, geur en fijn stof overeenkomstig de Europese verrijkte kooi zijn maar wel lager dan in alternatieve niet-kooisystemen. De omschakeling van kooihuisvesting naar alternatieve systemen wordt vooral sterk beperkt door de hoge emissies van fijn stof omdat deze elf maal hoger is in een alternatief systeem in vergelijking tot kooisysteem. De milieuregelgeving ten aanzien van de fijn stof emissie heeft tot gevolg dat een omschakeling naar alternatieve nietkooisystemen bij de huidige stand van de techniek alleen kan worden gerealiseerd door een forse afname van het aantal dieren op het bedrijf.
Alles overziend kom ik tot de conclusie dat het Duitse systeem van Kleingruppenhaltung/Klein Volière voor het dierenwelzijn een zekere verbetering betekent ten opzichte van de Europese verrijkte kooi omdat de leghennen meer mogelijkheden hebben tot het uiten van hun soortspecifiek gedrag. Deze voordelen treden vooral op bij grotere groepsgroottes (ca. 60 dieren). Naast dierenwelzijn is dit huisvestingssysteem ook vanuit milieu optiek een interessant alternatief omdat het een veel lagere fijnstof emissie heeft in vergelijking met alternatieve niet-kooisystemen.
47
Scharreleieren
310
Is er zicht op een convenant met verwerkende industrie voor gebruik van scharreleieren? Nee. Er is wel een ontwikkeling aan de gang dat voedingsmiddelenproducenten er voor kiezen in meer producten scharreleieren te verwerken in plaats van kooi-eieren. Dit is een stapje in de goede richting. Ik zou het toejuichen als deze sector snel verder de overstap maakt naar scharreleieren.
Hobbydierhouderij
97
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat hobby- en gezelschapsdierenhouders over voldoende kennis, informatie en ondersteuning bezitten heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode? 312
Op welke wijze gaat de overheid zorgen voor gerichte informatievoorziening aan hobbydierhouders en met welke financiële middelen? 315
Wat zijn hierbij uw ambities; hoeveel procent van de hobbydierhouders wilt u bijvoorbeeld hebben bereikt in 2011 en in welke mate wilt u de geconstateerde welzijnsproblemen hebben teruggedrongen?
Zoals ik in de Nationale Agenda Diergezondheid en de Nota Dierenwelzijn heb aangegeven zal ik in 2008 in overleg met hobbydierhouders een communicatiebeleid opzetten dat specifiek is afgestemd op hobbydierhouders. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan het ontwikkelen van nieuwe communicatiemiddelen.
In 2011 zal ik een evaluatie uitvoeren naar de tevredenheid bij de stakeholders over het gevoerde communicatiebeleid.
Bij het ontwikkelen van nieuwe communicatiekanalen in 2008 denk ik o.a. aan het faciliteren van een interactieve website zoals het Landelijk Kennisnetwerk Levende Have, waarbij dierhouders gebruik kunnen maken van de kennis van deskundigen uit de hobbydierwereld. Het betreft immers vaak het ontsluiten van specifieke kennis over het houden van hobbydieren. Het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) dat mede door mijn ministerie financieel ondersteund wordt, zal hierbij ook een rol spelen. 313
Wanneer kunnen we de analyse van welzijnsknelpunten bij schapen, konijnen, kalkoenen, geiten en eenden verwachten?
De resultaten van de analyse zullen eind 2008 bekend zijn. Sectoren diversen
42
Zorgen de regels, die het bedrijfsleven zelf heeft afgesproken voor het houden van konijnen, nertsen, kalkoenen en vleeskuikenouderdieren, dat nu reeds voldaan wordt aan een voldoende niveau van welzijn van deze dieren?
45
Kunt u aangeven waarom wettelijke eisen en regels voor het houden van konijnen, nertsen, kalkoenen en vleeskuikenouderdieren ontbreken en waarom u de productschapsverordeningen afdoende lijkt te vinden?

48
48
Kunt u aangeven waarom u het commercieel houden van konijnen en nertsen toestaat, terwijl uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat geen enkel houderijsysteem voldoende rekening kan houden met de minimum eisen die moeten worden gesteld aan de huisvesting en behandeling van deze dieren in gevangenschap? Kunt u aangeven waarom u deze dieren niet op de limitatieve lijst heeft laten plaatsen en welke overwegingen daarvoor van doorslaggevend belang zijn? Bent u bereid gezien de wetenschappelijke resultaten om het commercieel houden van konijnen en nertsen te gaan verbieden? Zo neen, waarom niet?
232
Kunt u aangeven waarom u zich alleen op Europees niveau in wilt zetten voor een welzijnsregeling voor (opfok) vleeskuikenouderdieren, kalkoenen, nertsen en konijnen? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt tot de constateringen van diverse wetenschappelijke onderzoekers dat de huisvestings- en houderijsystemen ontoereikend zijn om ook maar enigszins tegemoet te komen aan de behoeften van deze dieren?
Eind 2008 zal een knelpuntenanalyse worden afgerond waarbij de huidige houderij van konijnen en kalkoenen zal worden beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zullen bepalend zijn voor mijn verdere beleid voor wat betreft deze diersoorten. Ten aanzien van de welzijnsregeling van konijnen, nertsen, kalkoenen en vleeskuikenouderdieren volstaat de nationale regelgeving in de vorm van productschapsverordeningen. Mijn voorkeur gaat echter uit naar het regelen van dierenwelzijn in Europees verband. Een level playing field en het verbeteren van dierenwelzijn in andere Europese landen staan daarbij voorop. De knelpuntenanalyse die is uitgevoerd door Animal Science Gro(2007) heeft twee welzijnsproblemen aan het licht gebracht bij vleeskuikenouderdieren. Het paringsgedrag wordt momenteel onderzocht in het kader van het Plan van Aanpak Ingrepen pluimvee. Het hongergevoel is verbonden aan de groeisnelheid van vleeskuikens (zie antwoord vraag 293, agenderen genetische aanleg groeisnelheid vleeskuikens). Voor wat betreft de te nemen maatregelen in de nertsenhouderij wacht ik het initiatief-wetsvoorstel van het lid Van Velzen af (Kamerstukken II 2006/07, 30 826).
Verwaarlozing van dieren
317
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de meldingen van dierenverwaarlozing bij het landelijk vertrouwensloket van de afgelopen vijf jaar? In hoeveel procent van het aantal meldingen was er ook echt sprake van dierenverwaarlozing?
Meldingen bij het Vertrouwensloket Preventie Landbouwhuisdieren Diersoort Meldingen per jaar Meldingen
2000

*
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
totaal
Rund 22 44 32 18 22 23 31 24 216
Schaap/geit 6 13 9 10 6 5 12 10 71
varken 1 1 1 3 3 1 1 1 12
Overig ** 7 11 14 12 2 3 4 8 61
Totaal 36 69 56 43 33 32 48 43 360

* Meldingen vanaf 19 april 2000

** Betreft meldingen van (mogelijke) verwaarlozing bij dieren anders dan landbouwhuisdieren Het Vertrouwensloket wordt ingeschakeld in het voortraject wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn van beginnende dierverwaarlozing. Zodra sprake is van structurele dierverwaarlozing, wordt de melding doorgegeven aan de AID.

49
319
Naar wiens idee werkt het landelijke vertrouwensloket naar tevredenheid en waarom wil u hier dan meer bekendheid aan geven? Waar wordt hierbij concreet aan gedacht in termen van geld? Het is gebleken dat met name in gevallen van psychische, sociale of financiele nood een strafrechtelijke aanpak niet de oplossing is. Alle betrokken spelers (LTO, Dierenbescherming, AID, LID, het OM en LNV) zijn van mening dat de insteek van het Landelijk vertrouwensteam, om het daadwerkelijke onderliggende probleem aan te pakken, wel de oplossing kan betekenen. Het is gebleken dat binnen de doelgroep ( boeren, dierenartsen, veevoorlichters e.d.) de naamsbekendheid van het loket nog te wensen over laat. Het loket zal trachten haar naamsbekendheid te vergroten door in bijvoorbeeld de Boerderij en speciale vakbladen aandacht te besteden aan hun werk.
De sector heeft haar eigen verantwoordelijkheid genomen en financiert zelf het vertrouwensteam. Doden van dieren
56
Wat is uw inzet bij de herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren, die momenteel in ontwikkeling is?
Mijn inzet zal zijn om de uitkomsten van het onderzoek dat thans wordt uitgevoerd naar nieuwe methoden en verbetering van de bestaande methoden in te brengen bij de Europese besprekingen over de herziening van de richtlijn.
318
Hoe gaat u onderzoeken of er draagvlak is voor gentechnologie bij mannelijke eendagskuikens? Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord in mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van
12 juli 2007 (Aanhangsel Handelingen II 2006/07, nr. 2171). 324
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de Europese lidstaten waar reversibel of reversief bedwelmen wordt toegepast voor het ritueel slachten? Kunt u ook aangeven bij welke diersoorten en op welke wijze dit geschiedt?
Een volledig overzicht is momenteel niet voorhanden. Ik zal de huidige stand van zaken laten uitzoeken en de Kamer hierover berichten.
320
Kunt u aangeven waarom u het onverdoofd halalslachten blijft toestaan, terwijl het in andere landen het onverdoofd slachten van dieren al lang is verboden? 321
Kunt u aangeven waarom u dierenleed onder het mom van godsdienstvrijheid laat voortduren 322
Kunt u aangeven, hoe u voorkomt dat onder het mom van godsdienstvrijheid, inmiddels al 20% van de dieren in Nederland halal of kosjer wordt geslacht, terwijl deze dieren in het gewone circuit (dus zonder etiket met halal of kosher) op de markt worden gebracht? 323
Kunt u toezeggen dat u, gezien de grote welzijnsproblemen die dieren ondervinden die onverdoofd worden geslacht, snel over te gaan op de verplichting van een door de halal en kosjer voorgeschreven verdovings- en bedwelmingsmethoden voor alle dieren die op deze wijze worden geslacht?
326

50
Waarom moet er tot medio 2009 gewacht worden voordat er een "overleg" komt met de betrokken organisaties over het onverdoofd ritueel slachten? Het recht op de vrijheid van godsdienst is voor mij een hoog goed wat recht doet aan de diversiteit van de Nederlandse samenleving. Op grond hiervan zal ik het onbedwelmd slachten blijven toestaan. De supermarkten zijn zelf verantwoordelijk voor de juiste informatie over hun producten.
Het eerste overleg heeft al plaatsgevonden. In hoeverre er daadwerkelijk ruimte zit in de interpretatie van het begrip 'onbedwelmd' zal de toekomst uit moeten wijzen. Diertransport
296
Wat is de definitie van 'lange afstand' met betrekking tot de veetransporten, over welke afstand spreken we dan in kilometers en tijd?
Lange transporten zijn transporten van meer dan 8 uur. Het aantal kilometers is hierbij geen onderscheidend criterium.
52
Kunt u aangeven waarom u het een verdienste acht dat de regels voor transport van dieren op lange afstanden zijn ingesteld, terwijl het merendeel van de Nederlandse bevolking het onnodig vindt dat dieren over lange afstand worden getransporteerd? Volgens de geldende Europese regelgeving mogen dieren over lange afstanden worden vervoerd. De regels hieromtrent zijn vastgesteld in de Transportverordening (EG) Nr. 1/2005 en uiteraard moet ook Nederland zich aan deze eisen houden. Door middel van controles van de VWA en AID wordt het welzijn van deze dieren voor en tijdens transport zoveel mogelijk gewaarborgd. 80
Kunt u aangeven op basis van welke criteria u heeft vastgesteld of het inladen van dieren voor transport naar het slachthuis zorgvuldig gebeurt en hoe zijn deze criteria bepaald? Kunt u ook aangeven op basis van welke criteria u kunt vaststellen of de stress bij de dieren tot een minimum wordt beperkt? Wat is daarbij de maximaal toegestane stress en hoe stelt u vast of deze stressnorm wordt overschreden?
De Verordening (EG) Nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens transport beschrijft duidelijk op welke wijze met de dieren omgegaan moet worden teneinde de stress bij de dieren tot een minimum te beperken. Deze verordening is mede opgesteld naar aanleiding van aanbevelingen die gedaan zijn door de European Food and Safety Authority (EFSA), het Wetenschappelijk Comité van de Europese Unie. De EFSA heeft in haar rapport onder andere aandacht besteed aan de wijze waarop met dieren omgegaan dient te worden tijdens het laden en het lossen om de stress bij de dieren tot een minimum te beperken. Teneinde er zorg voor te dragen dat deze kennis over de wijze waarop met de dieren omgegaan dient te worden, is de verplichting opgenomen dat de verzorgers en chauffeurs van landbouwhuisdieren een cursus moeten hebben gevolgd en als bewijs een certificaat van vakbekwaamheid moeten kunnen overleggen. De VWA en AID houden toezicht op de naleving van de verordening. 256
Kunt u aangeven waarom u de verbetering van de transportcondities voor kalveren overlaat aan de sector zonder zelf strenge regels te stellen? Kunt u aangeven waarom u vertrouwen heeft in een sector die keer op keer laat zien economische belangen voorop te stellen en geen cent over te hebben voor het verbeteren van het welzijn van dieren?
51
257
Welke garanties heeft u ingebouwd dat de sector daadwerkelijk met concrete verbeteringen van de transportcondities zal komen en welke stokken heeft u achter de deur voor als blijkt dat de sector het niet serieus neemt?
Het transport van levende dieren, dus ook van kalveren, dient te voldoen aan de eisen in Verordening (EG) Nr. 1/2005. De verantwoordelijkheid voor het verantwoord vervoeren van dieren ligt primair bij de sector. De transportsector krijgt nu de mogelijkheid om inhoud te geven aan deze eigen verantwoordelijkheid middels een goed geborgd kwaliteitssysteem met een aantal extra garanties waarin ook de eigen sanctionering een plaats inneemt. Dit kwaliteitssysteem wordt aan mij voorgelegd ter beoordeling. Als er geen kwaliteitssysteem is, of als hier niet aan voldaan wordt, zal de VWA intensiever toezicht houden. 325
Hoever staat het met de uitvoering van de motie Waalkens c.s. (31200 XIV, nr.115) over openbaarmaking van de gegevens inspectie diertransporten? De wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de motie Waalkens over de openbaarmaking van inspectiegegevens voor diertransporten wordt momenteel onderzocht. De Kamer zal in februari van dit jaar over de resultaten van dit onderzoek worden geïnformeerd. 327
Is het kwaliteitssysteem van de sector ten aanzien van diertransporten er al? Zo neen, waarom zijn de controles dan al wel versoepeld? Kunt u meer informatie geven over de "vliegende brigades", zoals hoe ze te werk gaan en wat de resultaten tot op heden zijn? Is het sanctioneringbeleid al doorgevoerd? Zo ja kunt u daar meer informatie en cijfermateriaal over geven? 330
Kunt u de geborgde kwaliteitssystemen voor transport van dieren naar de Kamer zenden? De beschrijvingen van de kwaliteitssystemen zijn inmiddels aan u toegezonden. De vliegende brigades zijn flexibel inzetbare controle teams die bestaan uit een AID controleur en een VWA dierenarts en voeren risicogestuurde controles uit die zijn gebaseerd op eigen bevindingen of signalen uit het veld.
328
Kunt u aangeven of u de geborgde kwaliteitssystemen van de sector heeft laten toetsten bij het Europese hof daar waar het gaat om de verplichting uit de Europese transportrichtlijn dat een dierenarts een formulier naar waarheid heeft moeten invullen waarop staat verklaard dat de dieren tijdens het opladen gezond waren en getransporteerd konden worden? Nee. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 19 november 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 28 286, nr. 88).
90 Waar ligt in uw ambitie de grens tussen korte en lange afstand transport van slachtvee? 231 Kunt u aangeven op welke punten u de Europese transportverordening wil aanscherpen en waarom dat nog niet voor Nederland alvast gaat doorvoeren om zo in Europa het goede voorbeeld te geven?
329
Kunt u aangeven welke voorstellen u gaat doen om de transportverordening aan te scherpen? Mijn streven is te komen tot een maximale transportduur voor slachtvee van 8 uur. Het is mijn streven dat slachtvee in Nederland of ons omringende landen wordt geslacht zodat de reistijd beperkt is. Voor het overige vee streef ik naar verdere aanscherping van de eisen aangaande het transport. Hierbij moet gedacht worden aan ligcomfort, beladingsgraad en de
52
temperatuurregulatie. Een aanscherping kan alleen in Europees verband geschieden aangezien de transportverordening een eenzijdige nationale aanscherping niet toestaat. 331
Hebben de maatregelen alleen betrekking op de lange afstand transporten naar buiten de EU of ook binnen de EU? Wat wordt er aan gedaan om te komen tot een einde aan veetransporten en wordt daar al onderzoek naar verricht?
De kwaliteitssystemen hebben betrekking op het transport van dieren binnen en buiten de EU. 332
Op wat voor termijn wordt de handhavingstrategie met betrekking tot de veetransporten aangepast en wat houdt die strategie in?
Komend jaar zal het programmatisch handhaven als handhavingsstrategie ingevoerd gaan worden. Dit houdt onder andere in dat afhankelijk van de ernst van en de kans op een mogelijke overtreding bekeken wordt wat voor handhavingsinstrument ingezet zal gaan worden. Deze nieuwe vorm van handhaven geldt zowel voor de reguliere controleactiviteiten als voor de vliegende brigades.
Vis
Houder gevangen vis
77
Wat verstaat u onder houder van gevangen vis?
De eigenaar of houder van de gevangen vis, zie artikel 1, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Duurzame visserij en viskweek
333
Wat verstaat u onder "duurzame vangst en kweek" van vis en schelpdieren? Deelt u de mening dat dit betekent dat voldoende (meer dan nu) rekening moet worden gehouden met vissenwelzijn? Zo neen, waarom niet?
346
Kunt u aangeven wat u verstaat onder duurzame vangst- en kweekmethoden en wat een verduurzaming van de visserij betekent? Kan u aangeven of dierenwelzijn daar ook een onderdeel van uitmaakt? Zo ja, op welke wijze?
Onder duurzame vangstmethoden van vis versta ik een visserij waarbij de visserijdruk is afgestemd op de vangstmogelijkheden. Een duurzame visserij kenmerkt zich door het gebruik van visserijtechnieken die leiden tot een grotere selectiviteit in de vangsten, minder discards, minder bodemberoering en lager energiegebruik. Verduurzaming van de visserij via het terugdringen van de bijvangsten, het gebruik van selectieve visserijmethoden en een verminderde bodemberoering draagt naar mijn mening direct of indirect bij aan een verbeterd welzijn van vissen. Bij het begrip "duurzame viskweek" kan een onderscheid worden gemaakt naar maatschappelijke aspecten (o.a. arbeidsomstandigheden, voedselveiligheid, welzijn), milieu aspecten (o.a. vervuiling, energiegebruik, ruimtegebruik, watergebruik, voer) en profit aspecten (o.a. kostenefficiëntie, ketendoelmatigheid, controle en certificering). Duurzame viskweek streeft naar een maximalisatie van al deze aspecten.
Dodingsmethoden kweekvis
334
Bent u bereid zich hard te maken voor het opnemen van de dodingsmethoden voor vissen in de herziene EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren? Zo neen, waarom niet?
53
335
Wat is de stand van zaken met het bedwelmen en doden van vissen in de aquacultuur in Nederland?
336
Wanneer verwacht u dat de, in het EU Craft-project 'Stun Fish First', ontwikkelde methode voor het bedwelmen van tilapia, meerval, tarbot en zeebaars in Nederland getest en in de praktijk kan worden toegepast? Bent u bereid een financiële bijdrage te leveren zodat deze methode zo snel mogelijk toegepast wordt in Nederland? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? 337
Welke methoden worden er in Nederland toegepast voor het bedwelmen en doden van paling in enerzijds de aquacultuur en anderzijds in het wild gevangen? Voldoen deze aan de eisen die de Gwwd aan dodingsmethoden stelt, als die van toepassing zouden zijn op vissen? 338
Bent u bereid zodra er bedrijfsklare methoden zijn voor bedwelmen en doden van paling, tilapia, meerval, zeebaars en tarbot, deze zo snel mogelijk verplicht te stellen voor de Nederlandse aquacultuur en andere dieronvriendelijke bedwelmings- en dodingsmethoden te verbieden? Zo neen, waarom niet?
339
Deelt u de visie dat het zoutbad voor paling een dodingsmethode is die het dier veel pijn, angst en stress en een lange doodsstrijd bezorgd en daarom onwenselijk is? Bent u bereid deze methode te verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet? 342
Kunt u aangeven welk onderzoek u heeft gefinancierd op het gebied van dodingsmethoden en pijnbeleving bij vissen en welke instanties er bij dit project zijn betrokken? Is het waar dat Imares hier niet verder bij betrokken is? Kunt u aangeven of er in dat geval sprake is van dubbel werk, onnodig tijdsverlies en risico op het verlies van kennis? Kunt u aangeven of er reeds publicaties zijn verschenen over dit project en over de genoemde proeven en waar deze te vinden zijn? 352
Op welke manier wordt het gebruik van een gebruiksklaar en beschikbaar slachtapparaat gestimuleerd? Bent u bereid het gebruik hiervan verplicht te stellen? 353
Gaat u voor het laatste traject, het ontwikkelen van slachtapparatuur die geschikt is voor gebruik in de praktijk, geld ter beschikking te stellen?
361
Bent u bereid om ten aanzien van het opnemen van regels voor het doden van vissen in de EURichtlijn voor het bedwelmen en doden van dieren zich in EU verband sterk in te zetten en niet eerst nader onderzoek af te wachten?
Tot op heden was weinig wetenschappelijke kennis aanwezig omtrent de pijnbeleving bij vissen en welzijnsvriendelijke dodingsmethoden. Om die reden heb ik uitgebreid onderzoek op dit gebied gefinancierd.
In mijn nota Dierenwelzijn geef ik aan hoe ver het onderzoek naar een diervriendelijkere methode is gevorderd. Zo is een prototype van een installatie dat gebruik maakt van elektrische stroom momenteel beschikbaar en moet op praktijkschaal verder worden ontwikkeld. Het onderzoek om het prototype verder te ontwikkelen tot een gebruiksklaar apparaat is gestart en zal in nauw overleg met ontwerpers van slachtapparaten en het bedrijfsleven plaatsvinden. Als eerste activiteit zal binnenkort een bijeenkomst plaatsvinden waar o.a. de sector en NGO's voor zullen worden uitgenodigd. Het vervolgonderzoek waar ik een bedrag van 165.000 euro voor beschikbaar heb gesteld, betreft de voor Nederland meest belangrijke soorten zoals paling en meerval. Als een commercieel apparaat gereed is zal ik de Europese Commissie inlichten en het gebruik
54
daarvan in Nederland stimuleren. Zoals ik ook in mijn nota heb aangegeven zet ik in op Europese regelgeving. Ik zal dan ook de reeds beschikbare resultaten uit het onderzoek betrekken bij de herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren. Dodingsmethode kust-en zeevisserij
340
Wat is de stand van zaken met het bedwelmen en doden van vissen in de kustvisserij in Nederland? Voldoen de hier toegepaste methoden aan de eisen die de Gwwd stelt aan dodingsmethoden bij andere dieren?
341
Bent u bereid de ontwikkeling van diervriendelijke dodingsmethoden in de kust- en zeevisserij te bevorderen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?
366
Bent u van plan een onderzoek naar dodingsmethoden in de zeevisserij te houden? 377
Wat zijn uw plannen ten aanzien van het verbeteren van het welzijn van zeevissen en specifiek ten aanzien van humane dodingsmethoden in de zeevisserij? Welzijnsvriendelijk afdoden van vis gevangen aan boord van vissersvaartuigen is vele malen gecompliceerder dan voor gekweekte vis. Daarnaast is de zeevisserij sterk internationaal georiënteerd en er is sprake van vrijwel exclusief Europees beleid. Mijn inzet zal de komende periode daarom gericht zijn op welzijnsaspecten van meer ecologische aard, als het verminderen van de bijvangsten en het gebruik van selectievere vangstmethoden. Zo wordt naar mijn mening direct en indirect het welzijn van vissen verbeterd. Zeevisserij
343
Wat is uw oordeel over hoe de visserijsector momenteel omgaat met het vraagstuk van vissenwelzijn? Heeft de visserij dit thema, dat zo duidelijk aan de orde is gesteld door een van uw voorgangers in de beleidsbrief welzijn vis uit 2002 (28286, nr. 3), voldoende opgepakt? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
367
Wat is de kans dat vissen, die door de zee- of kustvisserij in netten worden gevangen, dit overleven?
368
Deelt u het standpunt dat behalve de bedwelmings- en dodingsmethoden van de zee- en kustvisserij, ook de vangstmethoden veel verbetering behoeven i.v.m. vissenwelzijn? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?
370
Wat impliceert de zin 'de langzame dood van gevangen vissen wordt ook een paar keer genoemd'? Betekent het dat dit onderwerp ook meer prioriteit krijgt in het beleid? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
371
Wat bedoelt u in uw ambities 2007-2011 met de meest prioritaire welzijnsaspecten bij vis? Wat houden deze ambities rondom de meest prioritaire welzijnsaspecten van vis concreet in? Zoals eerder aangegeven zal ik me de komende periode wat betreft welzijnsaspecten in de zeevisserij vooral richten op het terugdringen van bijvangsten en het gebruik van selectievere vangstmethoden. Voor meer gedetailleerde informatie over de bijvangsten verwijs ik u naar het rapport "Kamervraag discards in de Nederlandse visserij" (Viss. 2007/4791) die ik eind vorig jaar naar uw Kamer heb gestuurd.

55
De enquête, waar in de nota Dierenwelzijn naar wordt verwezen, ondersteunt mijn beleid dat welzijnsaspecten gerelateerd aan de ecologie de hoogste prioriteit verdienen. Zoals elders in deze beantwoording omschreven, ben ik van mening dat te nemen maatregelen om te komen tot een visserij die is afgestemd op de vangstmogelijkheden én een duurzaam karakter heeft, direct of indirect bijdraagt aan een verbeterd welzijn van vissen. De vissers zullen een grote inspanning moeten leveren om de doelstellingen zoals hierboven genoemd te realiseren en zijn zich daar terdege van bewust.
Financiën
345
Kunt u aangeven op welke wijze de budgetten voor duurzame visserij worden verdeeld over de verschillende onderwerpen, welke afrekenbare doelen u per onderwerp wilt bereiken, binnen welke termijn en welke effect- en prestatie-indicatoren u daarvoor in gaat zetten? 347
Kunt u aangeven welk deel van de genoemde bedragen zal worden besteed aan de sanering van de visserijvloot?
348
Kunt u aangeven welk deel van de budgetten wordt besteed aan het bevorderen van dierenwelzijn in de visserij en visteelt?
349
Kunt u aangeven op welke wijze u de sanering van de visserij wil vormgeven en of u daarmee ook de vangstgebieden wilt sluiten om saneringen in de toekomst te voorkomen? 378
Kunt u uitleggen welke ambities u heeft op dit gebied, dus welke selectieve vangstmethoden u wilt inzetten en hoeveel daarvan in 2011 geïmplementeerd zijn en op basis van welke indicatoren de effecten worden gemeten?
379
Kunt u aangeven welke financiële middelen beschikbaar zijn voor de implementatie van deze selectieve vangstmethoden?
In de nota Dierenwelzijn is aangegeven wat mijn aanpak is ter uitvoering van de beschreven ambitie. In de loop van deze kabinetsperiode zal de in de nota beschreven strategie worden uitgevoerd. Bepaalde ambities in de nota zijn voorzien voor een bepaald jaar in deze kabinetsperiode. Voor een groot aantal is een concrete deadline genoemd. De vele onderzoeksprojecten zijn in de nota begroot in het onderdeel onderzoek en kennisverspreiding. Voor het vervolgonderzoek "welzijsvriendelijke dodingsmethoden Kweekvis is voor 2008 en 2009
165.000 euro begroot. Voor het onderzoek naar transport en waterkwaliteit is 300.000 euro begroot voor deze kabinetsperiode.
De zeevisserij vindt plaats binnen de kaders van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Naast de instandhoudingsmaatregelen gericht op het verantwoord beheer van de visbestanden, is dit beleid gericht op vernieuwing en verduurzaming van de visserij. Door de nationale invulling van het Europees Visserijfonds wordt dit EU-beleid in concrete maatregelen vertaald. Tot aan 2013 is, inclusief de nationale financiering, ca. 145 miljoen euro beschikbaar voor maatregelen gericht op vernieuwing, verduurzaming en sanering.
Eind 2007 is de regeling beëindiging visserijactiviteiten opengesteld, op basis waarvan 23 schepen voor een totaal bedrag van ¤ 27,5 meuro zijn gesaneerd. De komende tijd zullen maatregelen volgen voor innovatie in de visserij, aquacultuur en visteelt voor proefprojecten gericht op de omschakeling, naar meer duurzame vangsttechnieken. Over de meer precieze inzet van de beschikbare middelen wordt de Kamer later dit voorjaar geïnformeerd.
56
Rallyvisserij
350
Waarom wordt voor het gebied van de federatie Groningen/Drenthe een uitzondering gemaakt met betrekking tot het verbod op rallyvisserij?
363
Kunt u aangeven waarom het verbod op de rallyvisserij (ook wel tasvissen) voor het gebied Groningen/Drenthe pas in 2010 in werking zal treden? Op welke wijze wordt het genoemde afbouwtraject vormgegeven?
Met de invoering van de Vispas en Kleine Vispas is door de georganiseerde sportvisserij zelf de rallyvisserij in Nederland, met uitzondering van het gebied van de hengelsportfederatie Groningen/Drenthe, met ingang van 1 januari 2007 verboden. Aangezien de oorsprong en de traditie van rallyvisserij met name gelegen is in Groningen c.q Drenthe, heeft de georganiseerde sportvisserij er voor gekozen om in dit gebied de rallyvisserij af te bouwen en te verbieden binnen een afzienbare termijn van 1 januari 2010 teneinde de gewenste omslag te kunnen bereiken. Gedragscode sportvisserij
351
Op welke termijn wordt de sportvisserij in Nederland verboden? 362
Op welke wijze wordt er toegezien op de naleving van de gedragscode van Sportvisserij Nederland? Deelt u de mening dat het voor objectief toezicht noodzakelijk is om onafhankelijke experts in te schakelen? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet? 364
Kunt u aangeven hoe de te ontwikkelen Europese gedragscode voor sportvisserij zich zal verhouden tot de nationale gedragscode? In welke mate zal het welzijn van vissen centraal staan bij de ontwikkeling van de Europese gedragscode? Welke gedragscode zal in uw ogen vooruitstrevender zijn op het gebied van dierenwelzijn? 365
Kunt u aangeven welke gedragscode (de nationale of de Europese) in de toekomst zal worden gehanteerd bij viswedstrijden in Nederland?
374
Op welke wijze zal de gedragscode voor de sportvisserij worden geëvalueerd? Wie zal deze evaluatie uitvoeren en wat zijn hierbij de onderzoeksvragen? Op welke wijze en op welke termijn zal de gedragscode hier op worden aangepast? Zijn er organisaties buiten de sector zelf (zoals dierenbeschermingsorganisaties) betrokken bij de evaluatie van de gedragscode en de aanpassing hiervan?
375
Op welk moment wordt de sector aangesproken op de wijze waarop voorlichting wordt verzorgd over de naleving van de gedragscode en het toezicht op deze naleving? Wat zijn de criteria en termijnen die u hierbij hanteert?
376
Bent u bereid een verbod in te stellen op het gebruik van meertandige haken voorzien van weerhaken, aangezien ook Sportvisserij Nederland aangeeft dat deze haken het risico op verwondingen vergroten en dat het gebruik hiervan ter discussie kan worden gesteld? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet? Heeft u de verwachting dat deze discussie binnen de sector binnen redelijke termijn tot diervriendelijke maatregelen zal leiden? Zo ja, waar baseert u dat op?
Nederland kent al jaren een door de hengelsport in samenspraak met Dierenbescherming ontwikkelde gedragscode voor de sportvisserij. Deze is in de loop der tijd aanzienlijk uitgebreid.
57
Een verbod van de sportvisserij is derhalve niet aan de orde. De verwachting is dat de Europese gedragscode sportvissen, die momenteel door de European Inland Fisheries Advisory Commission (EIFAC) wordt ontwikkeld, goed zal aansluiten op de reeds bestaande nationale gedragscode sportvissen. Net zoals in de nationale gedragscode staat in de Europese gedragscode het welzijn van vissen centraal. Daar waar de nationale gedragscode verder gaat dan de Europese zal de nationale gedragscode maatgevend zijn. Toezicht op de naleving van de gedragscode geschiedt door middel van eigen hengelsportcontroleurs. Wat betreft de evaluatie van de gedragscode zal ik in samenspraak met de sector in het komend jaar een plan van aanpak maken. Het gebruik van de meertandige haak met weerhaken zal ik in de evaluatie meenemen.
Onderzoek houderij-omstandigheden van vis
344
Deelt u de visie dat het kunnen ontplooien van natuurlijk gedrag een belangrijk criterium is voor dierenwelzijn? Wat is er (wetenschappelijk) bekend over de mogelijkheid van vissen in de aquacultuur om natuurlijk gedrag te kunnen vertonen? Bent u bereid om te zorgen dat er onderzoek komt naar belangrijke kennisleemtes op dit gebied? Wat is verder nodig om te komen tot een goede beoordeling van het welzijn van vissen, die gehouden worden in de aquacultuur in Nederland?
355
Bent u bereid om een fundamenteel onderzoek in te stellen naar de natuurlijke basisbehoeften van verschillende vissoorten, om hiermee te komen tot een nieuw systeem voor het houden van kweekvis?
358
Op welke vissoorten zijn de onderzoeken gericht? Zijn er plannen om de onderzoeken uit te breiden naar de overige vissoorten die in Nederland gekweekt worden? 369
Waarom doet u een verkennend onderzoek naar waterkwaliteitsparameters voor in Nederland gekweekte soorten? Is het niet zinvoller om een verkennend onderzoek te doen naar aantallen vis per m3 water (gerelateerd aan de soort)?
Zoals aangegeven in de Nota Dierenwelzijn wordt momenteel onderzoek gedaan naar het natuurlijk gedrag en de fysiologie van de Afrikaanse meerval en paling in relatie tot houderijomstandigheden, alsmede stress die hierbij kan optreden. Dergelijk onderzoek is tijdrovend daar het verschillende soorten betreft die onderling aanzienlijk verschillen. Om die reden is gekozen voor enkele voor de viskweek meest relevante soorten. Het gaat hierbij veelal om fundamenteel onderzoek waar nog veel kennis ontbreekt. Ik zal dit onderzoek de komende periode zeker voortzetten. Het verkennend onderzoek naar waterkwaliteitsparameters acht ik noodzakelijk omdat nog weinig bekend is over de relatie tussen waterkwaliteit en gezondheid en welzijn van de vis.
Gedragscode kweeksector
356
Bent u van plan om, naast de gedragscode van het productschap Vis, zelf met beleid te komen voor het welzijn van kweekvis? Kunt u aangeven hoe de resultaten van dit onderzoek doorvertaald zullen worden naar het Nederlandse beleid ten aanzien van kweekvis? 357
Wat zijn uw plannen ten aanzien van de controle en handhaving van de eisen die gesteld worden aan de houderijcondities?

58
360
Worden er, totdat er meer onderzoeksresultaten over vissenwelzijn en natuurlijk gedrag bekend zijn, beperkingen en voorwaarden op te leggen aan de kweekvissector met betrekking tot activiteiten waarin het waarschijnlijk wordt geacht dat deze het dierenwelzijn aantasten? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
Momenteel zijn er geen eisen voor het houden van vis omdat de beschikbare kennis niet toereikend is. Kennisontwikkeling op verschillende terreinen is daarom een belangrijk onderdeel van het beleid in de komende periode. Op basis van de uitkomsten uit de verschillende onderzoeken zal ik overwegen of het wenselijk is om randvoorwaarden te stellen aan de viskweek. Met de gedragscode voor viskwekers geeft de sector op basis van ervaringen uit de praktijk zelf invulling aan de wijze waarop zij maatschappelijk verantwoord wil ondernemen. Kweek van roofvissoorten
359
Deelt u de mening dat in het kader van de vrijheden van Brambell dat roofvissoorten geschikt zijn voor de viskweekindustrie?
Ja, want als dat niet het geval zou zijn geweest, zouden deze vissen destijds niet op de lijst zijn geplaatst van voor productie te houden dieren.
Transport
372
Wat zijn uw ambities ten aanzien van het transport van levende vissen? 373
Kunt u toelichting geven op de opzet en doelstellingen van de praktijkonderzoeken naar het huidige transport van levende vissen?
Over de juiste condities waaronder levende vissen vervoerd moeten worden is weinig kennis beschikbaar. De opzet van het onderzoek hiernaar is in voorbereiding en zal meer inzicht moeten opleveren over het huidige vervoer en de eventuele verbeteringen die nodig zijn. Onderzoek
354
Kunt u aangeven hoe het onderzoek naar het welzijn van kweekvissen zal worden vormgegeven. Wat zijn hierbij de uitgangspunten?
Het onderzoek zal een combinatie zijn van fundamenteel onderzoek door kennisinstellingen en meer praktijkgericht onderzoek die samen de sector wordt uitgevoerd. Gezelschapsdieren
Regelgeving gezelschapsdieren
383
Kunt u aangeven hoe uw constateringen dat er zowel binnen de EU als in Nederland geen of weinig specifieke regelgeving is voor gezelschapsdieren, dat dieren vaak niet goed worden verzorgd of zelfs worden verwaarloosd en dat respondenten in de enquête aangeven zich ook grote zorgen te maken over de verzorging van gezelschapsdieren zich verhouden tot de door u voorgenomen acties? Op welke wijze en in welke mate verwacht u verbetering te zien in de door u genoemde zorgwekkende constateringen met behulp van de door u gekozen aanpak? 384
Kunt u aangeven waarom er niet is gekozen voor het opstellen van aanvullende regelgeving voor gezelschapsdieren of een combinatie hiervan met het aangekondigde voorlichtingstraject?
59
385
Deelt u de mening dat de huidige wet- en regelgeving (de Gwwd en het Honden- en kattenbesluit) onvoldoende bescherming biedt voor particulier gehouden gezelschapsdieren? Zo ja, op welke wijze wilt u hierin verandering brengen? Zo neen, waar baseert u dit op? 391
Deelt u de mening dat goede, passende huisvesting een belangrijke voorwaarde is voor dierenwelzijn? Deelt u de mening dat hier in de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot gezelschapsdieren geen goede eisen aan worden gesteld? 392
Bent u bereid om specifieke wet- en regelgeving op te stellen voor de huisvesting van particulier gehouden gezelschapsdieren, waarbij aan de natuurlijke behoeften van de dieren wordt voldaan, zoals het uitgezonderd leven van of juist samenleven met soortgenoten of andere diersoorten? Gezelschapsdieren worden primair gehouden met goede bedoelingen. Het niet geven van de juiste verzorging heeft derhalve vaak te maken met een kennislacune en in dat geval biedt regelgeving geen oplossing. Een goede voorlichting acht ik in deze situatie veel effectiever.
Daarnaast kan de sector zich professionaliseren door middel van certificering. Bovendien biedt de Gwwd voldoende handvatten om het welzijn van dieren, in dit geval gezelschapsdieren, te waarborgen. Met name doel ik op de artikelen 36 (verbod dierenmishandeling) en 37 (verbod op verwaarlozing) van de Gwwd. Voor de toepassing van die bepalingen geldt dat geschikte huisvesting één van de belangrijke voorwaarden is om het welzijn van gezelschapsdieren te waarborgen, net als juiste voeding, sociale contacten en voldoende beweging. Dit geldt zowel voor dieren die particulier gehouden worden als de dieren die bedrijfsmatig gehouden worden. In dit verband wijs ik erop dat het Honden- en kattenbesluit het commercieel houden van honden en katten betreft, dus niet particulier gehouden dieren. In dit besluit zijn specifieke regels betreffende de bedrijfsmatige huisvesting vastgesteld om het welzijn van deze dieren te waarborgen.
Informatievoorziening aan houders van gezelschapsdieren en hobbydieren 380
Hoe wordt de stelling vorm gegeven dat het (Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren) LICG in de toekomst het centrum is waar de houder van een gezelschapsdier niet omheen kan, terwijl er tot op heden slechts sprake is van een geheel vrijblijvend te raadplegen website? 387
Op welke wijze wilt u garanderen dat ook de kleinschalige particuliere fokkers en verkopers van dieren zich zullen inzetten voor goede informatievoorziening? 388
Op welke wijze laat uw ambitie dat het LICG "over drie jaar het voorlichtings- en informatiecentrum is waar de houder van een gezelschapsdier niet meer omheen kan" zich vertalen in meetbare resultaten? Welke streefwaarden hanteert u hierbij, uitgesplitst naar de verschillende doelgroepen: houders van verschillende diersoorten en houders afkomstig uit verschillende SES-groepen (sociaal-economische status)? Kunt u aangeven welke acties u zult ondernemen indien de resultaten en effecten niet voldoen aan de door u gestelde eisen en streefwaarden?
389
Kunt u aangeven op welke wijze het werk van het LICG zal worden begeleid met gedegen doelgroepanalyses en formatieve en summatieve evaluatieonderzoeken, gezien de zwaarte van de verwachtingen die aan de communicatie-uitingen van het centrum verbonden zijn?
60
390
Kunt u aangeven of bestaande voorlichtingscampagnes of communicatie-uitingen met betrekking tot verantwoord huisdierbezit reeds geëvalueerd zijn en onderzocht op hun effectiviteit? Zo ja, op welke wijze? Kunt u een globale beschrijving geven van deze campagnes en uitingen? Wat waren hierbij de conclusies?
394
Geeft het LICG ook voorlichting over hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren? Zo neen, waarom niet?
398
Deelt u de mening dat een kritische houding richting de verkoper van dieren als het gaat om informatievoorziening naar de koper van het dier, onder andere inhoudt dat er voldoende toezicht en controle zou moeten zijn op de informatievoorziening vanuit de verkoper en op de inschatting of de koper beschikt over voldoende kennis, financiële middelen en afdoende huisvestingsmogelijkheden voor het dier? Zo ja, op welke wijze wordt hier op toegezien? Zo neen, kunt u dit toelichten? Welke sancties zullen er komen te staan op het niet of onvoldoende verstrekken van informatie aan de koper van dieren? Veel mensen kopen ondoordacht een dier, zonder zich eerst te verdiepen in de behoeften en het natuurlijk gedrag van het dier en zonder de consequenties van het houden van zo'n dier te overzien. Ook komt het voor dat mensen met de beste bedoelingen het dier zodanig verzorgen, dat het hierdoor aan overgewicht gaat lijden.
Samen met andere organisaties heeft LNV het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) opgericht voor objectieve informatievoorziening aan houders van gezelschapsdieren. Naast houders van gezelschapsdieren richt het LICG zich ook op hobbydierhouders. Het LICG zal de komende jaren projecten c.q. publiekscampagnes opstarten en die door middel van diverse communicatiemiddelen bij diverse doelgroepen onder de aandacht brengen Het LICG zal de (bestaande en komende) publiekscampagnes en communicatie-uitingen door een onderzoeksbureau jaarlijks laten evalueren en laten meten op effectiviteit. Ik zal in 2008 in overleg met hobbydierhouders een communicatiebeleid opzetten, waarbij extra aandacht zal worden besteed aan het ontwikkelen van nieuwe communicatiemiddelen. In 2011 zal ik een evaluatie uitvoeren naar het resultaat van het communicatiebeleid. Onderzoeksprogramma Welzijn Gezelschapsdieren
399
Kunt u aangeven wat de onderwerpen zijn die in het vierjarig onderzoeksprogramma Welzijn gezelschapsdieren worden ondergebracht? Op welke wijze zal dit programma worden vormgegeven?
Op welke wijze worden dierenbeschermingsorganisaties bij dit onderzoeksprogramma betrokken? In hoeverre wordt de Kamer betrokken bij de opzet en resultaten van deze onderzoeken? Op dit moment is de definitieve keuze voor de onderwerpen van het onderzoeksprogramma Welzijn Gezelschapsdieren nog niet gemaakt, zodat ik u nu daarover nog niet kan informeren. Dat geldt evenzo voor de verdere vormgeving van dit programma. Om te komen tot de formulering van een inhoudelijk goed programmavoorstel dat gedragen zou worden door houders van dieren en de sector, heeft de Faculteit Diergeneeskunde in samenwerking met de WUR/ASG in 2007 een grootschalige internetenquête uitgezet onder een groot aantal op het gebied van gezelschapsdieren actieve organisaties/verenigingen waaronder ook dierenbeschermingsorganisaties en de sector.
Identificatie en registratie
395
Waarom kan er pas over drie jaar overgegaan worden tot verplichte identificatie en registratie (I&R) van honden als de benodigde databases nu al zo goed als aanwezig zijn?
61
396
Waarom kan er in 2011ook niet een verplichte I&R zijn voor katten? 404
Kunt u toelichten waarom de I&R verplichting voor honden pas in 2011 van kracht zal worden? Er zal samen met de sector gekeken worden hoe de opzet nader zal worden ingevuld. Om een verplicht I&R systeem efficiënt en effectief te kunnen laten zijn dient hier zorgvuldig naar te worden gekeken. Daarnaast zal het implementatietraject met de nodige regelgeving enige tijd vergen.
Er zal in eerste instantie een systeem worden opgezet voor honden. Gids voor goede praktijken
397
Welke organisaties kunnen met betrekking tot gezelschapsdieren zelf gidsen opstellen voor goede praktijken en waar moeten de gidsjes toe leiden? Is er überhaupt iets af te dwingen? 400
Kunt u aangeven hoe de te ontwikkelen 'dierenbesluiters' zich verhouden tot de zogenaamde gidsen voor goede praktijken, die worden opgenomen in de Wet Dieren? Gidsen voor goede praktijken - ook wel codes genoemd - worden opgesteld door het bedrijfsleven zelf, doorgaans door brancheorganisaties, maar ook andere organisaties zouden dit kunnen doen. Waar het om gaat is dat er een verantwoorde invulling wordt gegeven aan doelvoorschriften en zorgplichten in de regelgeving. Een organisatie moet zelf het initiatief nemen voor het opzetten van een dergelijke gids. Van afdwingen door de overheid kan dus geen sprake zijn. Ten aanzien van dierenbijsluiters kan ik mij voorstellen dat deze zich kunnen ontwikkelen tot gidsen van goede praktijken.
Certificering
401
Deelt u de mening dat het ontwikkelen van een certificatiesysteem weinig effect heeft als de deelname hieraan achterwege blijft? Zo ja, hoe bent u tot het besluit gekomen om de verantwoordelijkheid voor het zorgdragen voor een substantiële deelname aan dit systeem over te laten aan de sector?
403
Op welke wijze zal er worden toegezien op het naleven van de doelvoorschriften bij de deelnemers van het certificatiesysteem, aangezien de controle aan overheidszijde zich zal richten op de nietdeelnemers? Ik heb gekozen voor een gezamenlijke aanpak en verantwoordelijkheid, daar hoort bij dat de sector zich inzet voor substantiële deelname.
Het voordeel van een certificeringsysteem is dat goede borging is gegarandeerd via de Raad van accreditatie. Als overheid kun je daarop vertrouwen en derhalve zal overheidscontrole zich meer op niet-deelnemers richten.
402
Op welke wijze kunt u garanderen dat de doelvoorschriften die het certificatiesysteem dekken en het Honden- en kattenbesluit zullen vervangen, niet zullen leiden tot een verslechtering van het beschermingsniveau?
Het certificeringsysteem en de AMVB kennen minimaal een gelijkwaardig beschermingsniveau. 407
Kunt u aangeven hoe het certificatiesysteem voor de handel in katten zal worden vormgegeven zonder I&R voor katten? Op welke manier zal de handhaving hierbij worden vormgegeven?
62
Het certificatieschema zal dit jaar door de sector worden opgesteld. Ik kan dus nog geen uitspraak doen over de vormgeving daarvan en een eventuele handhaving hierop. 410
Bent u bereid een verbod in te stellen op de verkoop van zieke gezelschapsdieren, gezien de schrijnende handel? Bent u bereid regelgeving op te stellen voor het transport van gezelschapsdieren?
De verkoop van een dier dat ziek is of gebreken heeft, is in de eerste plaats een zaak tussen verkoper en koper. Het consumentenrecht biedt handvatten voor de koper om de verkoper hierop aan te spreken. Ik wijs er in dit verband op dat verkopers hun eigen verantwoordelijkheid om alleen gezonde dieren te verhandelen nadere invulling kunnen geven via een privaat certificatiestelsel.
Zwerfdieren
2
Welke stappen gaat u ondernemen tegen of voor zwerfdieren, behalve de I&R voor honden? 405
Kunt u aangeven wat uw visie is ten aanzien van het groeiende aantal zwerfkatten in Nederland, wat u voor oplossingen ziet voor dit probleem en welke taak u hierin ziet voor de overheid? 406
Deelt u de mening dat een I&R verplichting voor katten een grote bijdrage zal leveren aan de oplossing van de zwerfkattenproblematiek in Nederland en de capaciteitsproblemen bij dierenasielen? Zo ja, welke conclusies trekt u hier uit voor uw beleid? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Het voorkomen dat dieren gaan zwerven is primair de verantwoordelijkheid van de houder. Het is van belang dat potentiële houders nog voordat zij een huisdier aanschaffen informatie kunnen krijgen over het aanschaffen en houden van het huisdier en dat zij zich bewust zijn van de consequenties. Juist om die bewustwording en voorlichting te bewerkstelligen is het LICG opgericht dat door mij financieel wordt ondersteund. Vooralsnog verplicht ik identificatie en registratie van katten niet. Wel ben ik een voorstander van het actief stimuleren van I&R voor katten op vrijwillige basis. Het LICG zal de komende jaren door middel van een publiekscampagne aandacht besteden aan het chippen van katten. Positieflijst
415
Kunt u aangeven op welke wijze de positieflijst tot stand is gekomen? Wat zijn de criteria die gehanteerd zijn voor het bepalen of een diersoort al dan niet geschikt is om te houden? 416
Kunt u aangeven in hoeverre bij het opstellen van de positieflijst een koppeling is gemaakt tussen het houden van de diverse diersoorten en de gevaren voor de volksgezondheid, het CITES-verdrag en de natuurlijke behoeften van de diersoort?
417
Kunt u aangeven of en op welke wijze de resultaten van de inventarisatie die door het RIVM is gestart naar 'emerging zoönosen' zullen worden meegenomen in het beleid ten aanzien van het houden van exotische diersoorten? Zal de positieflijst hier op worden aangepast? De concept-lijst van diersoorten die straks, met uitsluiting van andere diersoorten, door de mens mogen worden gehouden, is op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgesteld door de Raad voor dierenaangelegenheden. De raad heeft de volgende criteria gehanteerd:
· de gezondheid en het welzijn van de diersoort onder realistische houderijomstandigheden;
63
· de grootte van de diersoort op volwassen leeftijd; · het gevaar dat de diersoort vormt voor zijn omgeving in relatie tot de maatschappelijke acceptatie van dit gevaar;
· mogelijkheden tot herplaatsing van de diersoort indien noodzakelijk; · de mate waarin er informatie over of ervaring met de diersoort beschikbaar is. De zogenoemde positieflijst zal onderdeel uitmaken van een algemene maatregel van bestuur. Dat besluit is thans in voorbereiding.
Dierenwelzijn gezelschapsdieren in Europa.
53
Welke lidstaten voeren beleid op het terrein van gezelschapsdieren dat kan dienen als inspiratie voor Nederland? Om welke beleidsterreinen gaat het en wat houdt de inspiratie precies in? 393
Bent u bereid om zich in Europa sterk te maken voor het welzijn van gezelschapsdieren, aangezien hiermee een grote slag voor dierenwelzijn behaald kan worden? Welk insteek heeft u op dit gebied? Wat ziet u als concrete voorstellen en doelen voor regelgeving op Europees niveau? In een aantal lidstaten wordt dierenwelzijnsbeleid voor gezelschapsdieren gevoerd. Bij het ontwikkelen van nieuwe beleidslijnen in Nederland kan het zinvol zijn om te bekijken hoe andere landen met het beleidsonderwerp omgaan. Voor I&R honden heb ik dit bekeken. Op een tweetal dossiers heb ik dan ook aangekondigd dat ik onderzoek zal doen naar de wetgeving in andere West-Europese landen, namelijk op het dossier agressieve dieren en het dossier welzijn circusdieren. Wellicht kunnen de ideeën ook voor de Nederlandse situatie succesvol zijn. Fokken van gezelschapsdieren
408
Op welke wijze wilt u internationaal vastgestelde rasstandaarden, die kunnen leiden tot gezondheids- en welzijnsproblemen, aanpakken?
409
Kunt u aangeven hoe de constatering dat de focus op uiterlijke kenmerken binnen de fokkerij leidt tot ernstige welzijnsproblemen als gevolg van menselijk handelen zich verhoudt tot uw ambities op dit gebied? Deelt u de mening dat dergelijke serieuze welzijnsproblemen vragen om duidelijke regelgeving vanuit de overheid, dus niet alleen vanuit de sector en niet alleen op vrijwillige basis? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze bent u voornemens striktere regelgeving te ontwikkelen voor de fokkerij? Zo neen, kunt dit toelichten?
411
Kunt u aangeven waarom u geen actie zult ondernemen ten aanzien van de problematiek rondom eenzijdig fokbeleid voor andere diersoorten dan honden. 412
Deelt u de mening dat er bij meer diersoorten dan alleen honden sprake is van dermate verregaande uiterlijke veranderingen als gevolg van het fokbeleid dat het dier niet meer in staat is om natuurlijk soorteigen gedrag te vertonen?
413
Deelt u de mening dat het een taak is van de overheid om regelgeving op te stellen om dieren te beschermen tegen een fokbeleid dat als gevolg heeft dat het dier geen natuurlijk soorteigen gedrag meer kan vertonen? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn wilt u dit gaan aanpakken? Zo neen, kunt u dit toelichten?

64
414
Kunt u aangeven wat u voor actie wilt gaan ondernemen als het plan van de Raad van Beheer niet op tijd is afgerond of niet voldoet aan de eisen die u hieraan stelt? Internationaal vastgestelde rasstandaarden voor honden zijn de verantwoordelijkheid van de Fédération Cynologique Internationale (FCI). De Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland (RvB), is als lid van de FCI, de eerst aangewezen instantie om fokproblemen op de agenda te krijgen bij de FCI. Daarnaast kan de RvB een eigen gezondheids- en welzijnsbeleid ontwikkelen voor bij haar aangesloten rasverenigingen. Ik heb een plan van aanpak gevraagd waarin alle relevante factoren met betrekking tot de problematiek bij rashonden worden meegenomen. Ik ga er vanuit dat de Raad van Beheer het plan van aanpak tijdig opstelt. Problemen tengevolge van erfelijke gebreken en/of éénzijdig fokken kunnen leiden tot ernstige gezondheids- en welzijnsproblemen bij verscheidene diersoorten. Daarom heeft dit probleem ook mijn aandacht. Het is echter niet doenlijk om alle problemen tegelijk aan te pakken. Daarom zal ik eerst inzetten op fokproblemen bij honden, omdat daar het welzijnsprobleem het grootst is. Dierenambulances en asielen
420
Is de cursusmodule van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht voor personeel van dierenambulances voldoende om een goed georganiseerde professionele dierenambulance op poten te krijgen? Zo neen, wat voor actie gaat er op dit punt nog meer ondernomen worden?
424
Op welke wijze wilt u er op toezien dat dierenambulances gewezen worden op het bestaan van deelnemen aan de cursusmodule? Op welke wijze zal de deelname aan de cursusmodule voor de individuele medewerkers bekostigd worden?
Er zal een specifieke cursusmodule voor personeel op dierenambulances ontwikkeld worden, waarvan ik de opzet zal financieren. Goede scholingsmogelijkheden zullen bijdragen aan de professionalisering van dierenambulances. Hiervoor wordt een beroep op de overkoepelende organisaties van dierenambulances gedaan om de vakopleiding bij hun leden onder de aandacht te brengen en om deelname daaraan te stimuleren. Personeel van dierenambulances krijgt de mogelijkheid om deze vakopleiding te volgen, maar deelname hieraan is geen wettelijke verplichting. Aangezien de kwaliteit en uniformiteit van handelen van het personeel van dierenambulances een aandachtspunt en zorg is van de betrokken organisaties zelf en er de bereidheid en wil bestaat om de professionaliteit op een hoger niveau te brengen, is de verwachting dat personeel op dierenambulances graag aan deze vakopleiding zal willen deelnemen.
422
Deelt u de mening dat iedere gemeente met zowel dierenambulances als met dierenasielen afspraken dient te maken over werkzaamheden en vergoedingen? Zo ja, bent u van mening dat het maken van deze afspraken op dit moment in voldoende mate gebeurt? Zo neen, kunt u dit toelichten? Op welke wijze wilt u zich inzetten om van overheidswege het voortbestaan van dierenasielen en dierenambulances te garanderen, ofwel door financiering vanuit de overheid mogelijk te maken, ofwel door gemeenten aan te sporen om goede financiële afspraken te maken? 425
Op welke wijze wilt u er op toezien dat dierenambulances met goed opgeleid personeel over voldoende financiële middelen beschikken om voort te blijven bestaan? Dierenambulances en dierenasielen zijn private instellingen en hebben hun eigen verantwoordelijkheid om voldoende financiële middelen te genereren. Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid om op de financiële situatie van dierenambulances en dierenasielen toe te zien. Ik zal in overleg met gemeentes treden om te bezien of bepaalde bestaande goede regionale
65
samenwerkingsverbanden tussen gemeentes en dierenambulances brede navolging zouden kunnen krijgen.
421
Kunt u toelichten waarom u onderscheid maakt tussen dierenasielen en dierenambulances als het gaat om uw beslissing om over te gaan tot het verlenen van overheidssteun en het faciliteren van een professionaliseringsslag?
423
Deelt u de mening dat ook bij dierenasielen sprake is van verschillende maten van georganiseerdheid en professionaliteit onderling en dat de kwaliteit en uniformiteit van handelen van het personeel hierbij belangrijk is? Zo ja, op welke wijze wilt u zich inzetten voor het verbeteren van de zorg en kennis bij dierenasielen? Op basis van het Honden- en kattenbesluit 1999 is een Bewijs van Vakbekwaamheid voor de beheerder van het asiel verplicht. Daardoor is vakbekwaamheid in deze branche al geregeld. Voor de medewerkers van dierenambulances wil ik de vakbekwaamheid bevorderen. Overig gezelschapsdieren

13
Wanneer is Nederland van plan de in 1987 opgestelde Europese overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren te laten bekrachtigen door de Staten-Generaal? Ratificatie van dit verdrag is op dit moment niet aan de orde omdat er geen wettelijke voorziening geldt om volledig te voldoen aan de in artikel 8 van het verdrag opgenomen bepaling over registratie van handelaren en fokkers van huisdieren, pensions en asielen, en over kennis en vaardigheden van verantwoordelijke personen. Dat is in Nederland nu alleen geregeld ten aanzien van honden en katten in het Honden- en kattenbesluit 1999, maar voor andere kleine huisdieren niet. In mijn nota dierenwelzijn heb ik vermeld dat op basis van ervaringen en resultaten met vrijwillige certificeringsstelsels met betrekking tot honden en katten, en parallel daaraan het invoeren van doelvoorschriften van overheidswege, zal worden besloten of uitbreiding van dit stelsel voor andere dieren dan honden en katten wenselijk is. Wanneer dat het geval is, zijn er geen belemmeringen om tot ratificatie over te gaan. 78
Welke argumenten hanteert u voor de onderbouwing van de stelling dat het gezelschapsdier een wezenlijk welzijnsbevorderende rol voor de mens vervult vanwege de projectie van menselijke gevoleens en gedachten op dieren en het ervaren van de relatie mens-dier als mens-mens Onderzoek heeft uitgewezen dat gezelschapsdieren een welzijnsbevorderende uitwerking op mensen kunnen hebben. Echter het vermenselijken van dieren kan in een aantal situaties het welzijn van het dier aantasten. Ik zie het als mijn taak om mensen bewust te maken dat dieren bepaalde behoeften hebben die gerelateerd zijn aan hun natuurlijk gedrag. Door voorlichting en bewustwording kunnen veel welzijnsproblemen die daardoor ontstaan worden opgelost. Het LICG speelt bij deze voorlichting een belangrijke rol en heeft als doel het geven van betrouwbare informatie over het verantwoord aanschaffen en houden van gezelschapsdieren. 381
Waarop baseert u de stelling dat economische motieven voor het houden van dieren slechts een rol spelen voor een relatief kleine groep? Kunt u aangeven om welke bedragen het hierbij gaat? In het boekje "Gedeelde zorg, feiten en cijfers" van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren (2006), wordt aangegeven dat in ongeveer 4 miljoen huishoudens een huisdier aanwezig was in het jaar 2005. Het aantal fokkers, handelaren en anderen die zich bedrijfsmatig met dieren bezig houden, is een klein deel hiervan.
Wat de bedragen betreft die in de sector omgaan kan ik u op basis van de genoemde bron een aantal cijfers geven.
Aanschaf en verzorging: tenminste ¤ 1,45 miljard.

66
Werkgelegenheid (inclusief veterinaire zorg en onderwijs): ¤ 2,1 miljard. 418
Kunt u aangeven welke criteria u hanteert bij het bepalen welke keuzes aan de consument moeten en kunnen worden overgelaten als het gaat om het houden van exotische diersoorten in relatie tot de volksgezondheid?
Dieren kunnen bepaalde ziekten, de zogenaamde zoönosen, overdragen op mensen. Dit geldt zowel voor de meer gebruikelijke huisdieren als hond en kat, maar ook voor gehouden exotische diersoorten. De houder zelf loopt veruit het meest risico op zo'n zoönose. De houder is zelf ook het best in staat overdracht te voorkomen.
De overheid heeft alleen een verantwoordelijkheid waar de volksgezondheid in het geding is. Dit is slechts in een zeer beperkt aantal situaties aan de orde. Het betreft dan ernstige ziekten die, na overdracht op de mens, ook zonder tussenkomst van dieren overgebracht kunnen worden op mensen. voor dit soort ziekten, zoals pandemische vogelgriep of SARS worden nationaal en internationaal maatregelen genomen.
419
Welke waarborgen voor de volksgezondheid geeft het verspreiden van informatie aan liefhebbers van exotische diersoorten over mogelijke risico's van op mens overdraagbare ziekten? Deelt u de mening dat de overheid hier kaders voor zou moeten stellen? Zo ja, op welke wijze zou u dit afwegingskader vormgeven?
Zoals in mijn antwoord op vraag 418 aangegeven gaat het bij het geven van informatie aan liefhebbers van exotische diersoorten met name om de bescherming van de houder zelf. Daar waar de volksgezondheid daadwerkelijk in het geding is, is het verspreiden van informatie slechts een van de in te zetten instrumenten. Voor een verdere toelichting wil ik u graag verwijzen naar mijn brief van 28 november jl. (28286 nr. 90).
Paarden
Prioritering
427
Waarom heeft het in de nota genoemde éénzijdige fokbeleid gericht op topsport minder prioriteit dan trainingsmethoden en huisvesting van paarden?
Ik heb mij gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen-UR het hoogst scoren, dus het meeste ongerief met zich meebrengen. Het éénzijdige fokbeleid hoort daar niet bij en krijgt daarom minder prioriteit.
Regelgeving
428
Kunt u aangeven hoe de constatering dat er een behoorlijk aantal welzijnsproblemen is binnen de paardenhouderij als gevolg van menselijk handelen zich verhoudt tot uw ambities op dit gebied? Deelt u de mening dat dergelijke serieuze welzijnsproblemen vragen om duidelijke regelgeving vanuit de overheid, dus niet alleen vanuit de sector en niet alleen op vrijwillige basis? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze bent u voornemens striktere regelgeving te ontwikkelen voor de paardensector? Zo neen, kunt u dit toelichten?
429
Wat zijn uw ambities ten aanzien van de regelgeving voor de paardensport? Wat ziet u hierbij als overheidstaken en hoe wilt u deze vormgeven?
430
Waarop baseert u uw mening dat de sector zelf goede eisen op zal kunnen stellen ten aanzien van de noodzakelijke welzijnsverbeteringen voor paarden? Waaruit blijkt dit? Hoe kunt u uitsluiten dat
67
economische belangen het opstellen van goede welzijnsrichtlijnen belemmeren? Hoe bent u gekomen tot de termijn van drie jaar, waarna de overheid zelf regels zal stellen? 434
Kunt u aangeven wat uw plannen zijn ten aanzien van de bescherming van particulier gehouden paarden? Deelt u de mening dat met de toenemende populariteit van het houden van paarden de noodzaak van het opstellen van goede regelgeving ten aanzien van de huisvesting en verzorging van paarden in sterke mate groeit?
441
Met welk plan van aanpak van de paardensector neemt u genoegen? Welke regels zal de overheid eventueel zelf stellen en aan welke sancties wordt gedacht bij niet naleving? Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de paardensport (kamerstuk nr. 703) zal ik eerst de sector de gelegenheid geven om binnen drie jaar met welzijnsverbeterende maatregelen te komen op het gebied van huisvesting, voeding, training en transport.
431
Op welke wijze gaat u de controle en het toezicht op de naleving van deze regelgeving vormgeven?
Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de paardensport (no. 703) kan ik u op deze vraag nog geen antwoord geven, aangezien ik het plan van aanpak van de sector niet ken.
432
Deelt u de mening dat beginnende rijders een goede opleiding dienen te krijgen, met daarbij oog voor het natuurlijk gedrag van paarden, alvorens zij beginnen met paardrijden? Zo ja, bent u bereid hier regelgeving voor op te stellen? Zo neen, waarom niet? 433
Deelt u de mening dat het gebruik van hulpmiddelen, zoals een bit, bezwaren kan opleveren voor het welzijn van paarden wanneer deze bereden worden door onervaren rijders? Zo ja, bent u bereid regels op te stellen voor het gebruik van een bit voor beginnende leerlingen bij paardrijscholen en maneges? Zo neen, kunt u dit toelichten? Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de paardensport (no. 703) ben ik van mening dat beginnende rijders de juiste begeleiding dienen te krijgen waarin ze wordt geleerd hoe verantwoordelijk met een paard dient te worden omgegaan. Communiceren over en leren over een verantwoorde omgang met paarden is daarbij van groot belang. Couperen van paardenstaarten
435
Op welke termijn bent u voornemens het couperen van staarten bij paarden te agenderen in Europees verband? Wat zal hierbij uw minimale inzet zijn? 436
Waarop baseert u uw mening dat de sector zelf verantwoordelijkheid zal nemen voor het verschijnsel dat houders van paarden naar Frankrijk reizen om de staarten van hun paard te laten couperen? Waaruit blijkt dit? Hoe kunt u uitsluiten dat economische belangen het invoeren van een maatregel belemmeren?
Ik zal in de eerste helft van dit jaar in gesprek gaan met de sector betreffende het couperen van paardenstaarten. De sector dient in eerste instantie haar verantwoordelijkheid te nemen en haar leden erop te wijzen dat het couperen van paardenstaarten in Nederland verboden is aangezien dit welzijnsproblemen veroorzaakt. Voor de naleving van het verbod op deelname aan
68
evenementen met dieren, waarbij deze ingreep heeft plaatsgevonden, zie ik in eerste instantie ook een rol weggelegd voor de sector zelf.
Ik zal echter, het couperen van paardenstaarten tevens in de eerste helft van 2008 in Europees verband aankaarten.
437
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een nationaal verbod op deelname aan evenementen met dieren waarbij een illegale ingreep heeft plaatsgevonden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet? Op grond van artikel 41 van de Gwwd is het verboden om dieren die een illegale ingreep hebben ondergaan te laten meedoen aan evenementen. Dit verbod is dus ook van toepassing wanneer bij een dier in een ander EU-land dan Nederland een in Nederland niet toegestane ingreep is verricht, maar dan wel alleen wanneer de verrichte ingreep in het desbetreffende land ook verboden is. Het EU-recht vereist dit.
Een nationaal verbod is dus al van kracht.
Dierentuinen en circussen
91
Is het maatschappelijk draagvlak, de maatschappelijke druk, meer maatgevend voor het aanpakken van dierenwelzijn in circussen dan het feit of de dieren in circussen of dierentuin al dan niet ongerief ervaren?
Maatschappelijke en politieke vragen hebben ertoe geleid dat er onderzoek gedaan wordt naar het welzijn van circusdieren. Of dieren wel of geen ongerief ervaren in circussen zal moeten blijken uit het onderzoek.
440
Hoe wordt bepaald wat grote wijzigingen zijn, waarvoor een inspectie van een dierentuin door een deskundigencommissie gewenst is.
Dierentuinen dienen wijzigingen in dierbestanden en huisvesting door te geven aan Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Er wordt dan bekeken of de dierentuin gevisiteerd moet worden. Na visitatie brengt de ambtelijke commissie advies uit aan Dienst Regelingen. Dit advies kan leiden tot aanpassing van de vergunning. Onder grote wijzigingen worden verstaan: andere diersoorten en flinke veranderingen in de huisvesting. Dieren in de natuur
Schade preventie
439
Welke alternatieve preventieve middelen worden ontwikkeld om schade te voorkomen, zodat het afschot verminderd kan worden?
Zie beantwoording kamervraag 163 van kamerstuk 31 200 XIV Nr. 19 vergaderjaar 2007-2008. Het Faunafonds financiert verschillende onderzoeken naar schadepreventie. Voorbeelden van preventieve middelen waarvan de effectiviteit door het Faunafonds onderzocht wordt zijn:
* Toepassing reflecterende holografische stroken die smienten s' nachts van de gewassen kunnen weghouden.

* Het weren van schadesoorten via geluid.

* Toepassing van lasergestuurde afweermiddelen, die gekoppeld kunnen worden aan bewegingssensoren.

69
Opvang
442
Bestaan er nog andere opvangprotocollen dan het op de website van uw ministerie vermelde opvangprotocol voor zeehonden? Zo ja, kunnen ze toegestuurd worden? Nee, er is een protocol voor de opvang van wilde dieren in ontwikkeling. 443
Gaat u naast het goedkeuren van het opvangprotocol voor de opvangsector voor gewonde dieren ook voldoende budget vrijmaken om te zorgen dat de opvangsector dit protocol ook kan toepassen?
De opvang van gewonde/zieke dieren is vanuit de natuurdoelstelling en een duurzame staat van de instandhouding van populaties niet noodzakelijk. Ik ben me er echter terdege van bewust dat maatschappelijk er wel behoefte is om in de opvang van gewonde/zieke dieren te voorzien. Hoofddoel blijft dat de dieren na revalidatie weer zo snel mogelijk de natuur in kunnen. Opvangcentra zijn zelf verantwoordelijk voor het genereren van de financiële middelen. 445
Worden er maatregelen genomen om de opvanggebieden voor ganzen aantrekkelijker te maken dan de niet-opvanggebieden? Zo ja, welke concrete maatregelen worden genomen, door wie, en welke instantie ziet daarop toe? Zo neen, zijn er dan specifieke criteria om bepaalde gebieden aan te wijzen als opvanggebied? Zo ja, welke criteria? Ja, in opvanggebieden mogen de ganzen niet verstoord worden. Bovendien zorgen boeren ervoor dat er voldoende voedsel voor de ganzen is. Hiervoor kunnen zij subsidie aanvragen bij Dienst Regelingen (DR). DR laat door de Dienst Landelijk Gebied steekproefsgewijs controleren of boeren het ganzenbeheer goed uitvoeren.
446
Hoe verklaart u dat in sommige provincies voor ganzen, die zich buiten de aangewezen opvanggebieden, maar binnen de externe gebieden van een Natura2000 gebied bevinden, afschotvergunningen verlenen zonder eerst te toetsen of deze ingreep op de populatie significante effecten heeft? Zijn deze ganzen in de externe gebieden dus niet beschermd? Is dit in strijd met de Europese Vogelrichtlijn?
De Europese Vogelrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om ganzen als bejaagbare soort aan te wijzen. In Nederland wordt i.t.t. veel andere Europese landen niet op ganzen gejaagd. Het aan verjaging ondersteunend afschot van overwinterende ganzen in Nederland is onderdeel van het verjaag- en opvangbeleid. Dit heeft geen significante effecten op de totale populatie. Binnen Natura 2000-gebieden en omgeving worden vergunningaanvragen voor afschot alleen getoetst indien het gebied voor ganzen of smienten is aangewezen en het afschot plaatsvindt in het winterseizoen. In het kader van de evaluatie van het Beleidskader Faunabeheer wordt continue gemonitord wat de effecten van het opvangbeleid zijn op de populaties overwinterende ganzen. Deze zomer heb ik u daarover geïnformeerd en geduid dat het aantal ganzen in Nederland nog steeds toeneemt.
Faunabeheer
444
Bent u van mening dat op grond van de tot nu toe gemaakte uitzonderingen de belangen rond wilde beschermde diersoorten zorgvuldig worden afgewogen? Hoe verklaart u bijvoorbeeld de verschillen tussen provincies in het verlenen van afschotvergunningen voor ganzen? 447
Bent u gezien de discrepantie in de vergunningverlening door provincies van mening dat men er van uit kan gaan dat in alle gevallen afschot van beschermde soorten alleen als laatste redmiddel
70
wordt ingezet? Zo ja, waarop baseert u dit vertrouwen? Zo neen, hoe zou hier beter op toegezien kunnen worden?
Belangen worden uitermate zorgvuldig afgewogen. Ontheffingen worden verleend op grond van een door de provincie goedgekeurd faunabeheerplan. Daar komt bij dat ontheffingen open staan voor bezwaar en beroep. Verschillen tussen provincies zijn het gevolg van regionale verschillen in het voorkomen van ganzen
449
Waarom kiest u niet voor een verbod van de jacht voor benutting? Er is geen aanleiding, ook niet uit dierenwelzijnsoverwegingen, om aan de jacht nadere regels te stellen of om deze geheel te verbieden. De jacht is wettelijk toegestaan en wordt zorgvuldig uitgevoerd. Daar komt bij dat de soorten die bejaagd mogen worden schadesoorten zijn, waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Grote grazers
451
Wat zijn uw ambities op het gebied van het uitzetten en beheren van grote grazers, voornamelijk met betrekking tot de geschiktheid van het gebied en de dieren en in hoeverre is hierin voldoende oog voor dierenwelzijn, wetenschappelijke monitoring, beleid en begeleiding? Mijn ambities beperken zich tot het op zorgvuldige wijze toetsen van aanvragen tot ontheffing van het verbod op het uitzetten van dieren in de natuur. Bij het beoordelen van aanvragen wordt aandacht besteed aan zaken als ecologisch evenwicht, dierenwelzijn, beheer, begeleiding en monitoring. Deze criteria leg ik momenteel vast in een beleidslijn die dit jaar aan uw kamer zal worden aangeboden.
452
Hoe lost u de discrepantie op met betrekking tot bijvoorbeeld de grote grazers en welk concreet beleid is de minister van plan op te stellen met betrekking tot het transport van grote grazers. Ik zie geen aanleiding tot het opstellen van nieuw beleid met betrekking tot het transport van grote grazers, omdat er vanwege de kostbaarheid van de dieren zeer zorgvuldig met de dieren wordt omgegaan. Er zijn mij geen signalen bekend waaruit het tegendeel zou blijken. 453
Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat de robuuste verbinding in Flevoland is aangelegd en ingericht? Kunt u concreet aangeven hoe deze verbinding wordt ingericht, waar deze verbinding komt te liggen, welk oppervlakte en minimale breedte deze verbinding heeft? Conform afspraak binnen het Inrichtingsbudget Landelijk Gebied dienen de Robuuste Verbindingen als onderdeel van de EHS uiterlijk in 2018 verworven en in 2020 ingericht te zijn. Binnen de bruto begrenzing van de Nota Ruimte ( pkb-kaart 5) zijn provincies verantwoordelijk voor de definitieve plaats en het ontwerp van de verbinding. Dit alles in nauw overleg met mijn ministerie.
Natuureducatie
450
Welke concrete plannen heeft u om de vervreemding van de natuur onder met name de jeugd te verminderen?
454
Wat zijn de meetbare doelstellingen voor het natuureducatieplan voor de jeugd? Wat zijn de criteria voor dit educatieplan? Welke rol ziet u weggelegd voor criteria als respect voor de natuur en het besef van dierenwelzijn en hoe wilt u deze aspecten concreet vormgeven? Worden er bij dit educatieprogramma maatschappelijke organisaties betrokken? Zo ja, om welke organisaties zal het gaan en wat zal hun rol en inbreng zijn? Waarom kiest u juist voor deze organisaties?
71
Naar verwachting zal ik over enkele weken, mede namens de ministeries van VROM en OCW, de nieuwe nota Natuur- en milieueducatie (NME) naar uw Kamer sturen. Daarin ga ik uitgebreid in op de doelstellingen en criteria van het NME-beleid. Maatschappelijke organisaties zullen ook in de toekomst bij NME betrokken zijn op basis van hun expertise en educatieve capaciteiten. Proefdieren (VWS)
76
In welke verhouding staat de Nota Dierenwelzijn tot de Wet Dierproeven als het gaat om de definitie van de term 'houder'?
De Wet op de dierproeven kent geen definitie van 'houder'. In de Nota Dierenwelzijn wordt onder 'houder' in de werkdefinitie ook de houder van proefdieren verstaan. 455
Zijn er uitzonderingen voor het gebruik van dierproeven voor het ontwikkelen dan wel testen van cosmetica? Zo ja, welke uitzonderingen zijn dat?
456
Mogen dierproeven worden uitgevoerd op onder paragraaf 11.2 genoemde stoffen, die ontwikkeld worden voor gebruik in cosmetica?
Dierproeven zijn voor zowel het ontwikkelen van nieuwe cosmetica als voor het testen van bestaande cosmetica verboden in Nederland volgens de Wet op de dierproeven (artikel 10d). Hier bestaan geen uitzonderingen op.
457
Wat is volgend uit de nota dierenwelzijn de definitie van intrinsieke waarde en hoe wordt binnen de Wet op de dierproeven (Wod) recht aan deze waarde gegeven? In de nota staat ten aanzien van de intrinsieke waarde vermeld dat dieren een eigen waarde hebben, die los staat van de waarde en functie die mensen aan dieren toekennen. De waarde van het dier is daarbij niet per definitie ondergeschikt aan de belangen van de mens. De samenleving zal zich rekenschap moeten geven van de toelaatbaarheid van handelingen van de mens die het welzijn of de gezondheid van het dier mogelijk aantasten. Dit staat ook in de Wet op de dierproeven centraal. In die wet wordt het verrichten van dierproeven verboden, en moet via onder meer een stelsel van vergunningen worden onderzocht of het belang van de mens bij een bepaald onderzoek waarbij proeven worden gedaan met dieren opweegt tegen het ongerief dat dieren daardoor kunnen ondervinden.
458
Hoe kunnen alle dierproeven op eenzelfde wijze beoordeeld worden? De Wet op de dierproeven (Wod) stelt eisen aan de beoordeling van dierproeven. Dit geldt voor alle dierproeven in Nederland. Het is verboden een dierproef uit te voeren zonder dat er een positief advies is uitgebracht door een dierexperimentencommissie (DEC), of, in het geval van een negatief advies van een DEC, zonder dat een positief oordeel is gegeven door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Bij het opstellen van een advies beoordeelt de DEC een proef aan de hand van het onderzoeksplan, waarbij het belang van de proef voor de gezondheid of de voeding van mens of dier wordt meegenomen. In artikel 2a van het dierproevenbesluit is opgenomen waar het te beoordelen onderzoeksplan aan moet voldoen. Omdat de beoordeling van dierproeven op onderzoeksplanniveau plaatsvindt, worden er uiteraard ook specifieke punten meegenomen bij de beoordeling zoals de diersoort of de mate van ongerief dat het proefdier ondervindt. De beoordelingen worden op soortgelijke wijze uitgevoerd, maar het zijn wel beoordelingen op maat.

72
Daarnaast is onlangs het proces in gang gezet, naar aanleiding van de brief van 22 oktober 2007 (Kamerstuknummer: 30168 en 27428, nr. 3) met de beleidsvoornemens dierproeven, van meer openheid in jaarverslagen van Dierexperimentencommissie en de jaarverslagen van vergunninghouders van dierproeven. Hierdoor zal meer inzicht ontstaan in de wijze waarop aanvragen voor dierproeven worden beoordeeld. De Nederlandse Vereniging van Dierexperimentencommissies (NVDEC) is bezig het opstellen van een format dat aan alle DEC's in Nederland zal worden voorgelegd als werkwijze.
459
Gaan ongewervelden ook een plek krijgen in de Wod? Zo ja, op welke termijn en welke plek? Zo neen, waarom niet?
Tijdens de VWS-begrotingsbehandeling voor het jaar 2007 heeft het Lid Ouwehand (PvdD) een motie ingediend om te inventariseren welke en hoeveel ongewervelde dieren in proeven worden gebruikt. Naar aanleiding van deze motie heeft de VWA een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van ongewervelde dieren in proeven. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik in januari 2008. Ik zal u van de resultaten van dit onderzoek zo snel mogelijk op de hoogte brengen. De reikwijdte van de EU-dierproevenrichtlijn ( 86/609/EEG) zal naar verwachting de nodige discussie opleveren tijdens het herzieningsproces van deze richtlijn. De resultaten van het VWAonderzoek over ongewervelde dieren neem ik mee ter voorbereiding van deze Europese discussie. 461
Wordt in Nederland al een programma opgezet voor het uitfaseren van dierproeven op primaten, in navolging van de 'Primaten Declaratie' die in september 2007 is aangenomen door het Europese Parlement? Zo ja, hoe wordt dat programma concreet ingevuld en wat is de streeftermijn waarop het doen van dierproeven met primaten in zijn geheel zal wordt afgeschaft? Zo neen, wanneer zal begonnen worden met het opzetten van dit programma te verwachten? Nee. Het Nederlandse beleid met betrekking tot primaten als proefdieren is als volgt. In Nederland zijn dierproeven met mensapen verboden sinds 2003. Dit verbod is alleen van toepassing in Nederland en geldt niet voor andere (Europese) landen. De Nederlandse overheid ondersteunt het beleid dat er alles aan moet worden gedaan om experimenten met overige primaten te voorkomen. Op dit moment zijn er nog onvoldoende alternatieven voor dierproeven beschikbaar en blijft onderzoek met primaten nog noodzakelijk voor de opbouw van kennis over ziekten en voor de ontwikkeling van medicijnen en vaccins tegen ernstige humane infectieziekten zoals HIV, hepatitis, malaria en tuberculose. Onlangs heeft een aantal Europarlementariërs er bij de Commissie en de Raad op aangedrongen om bij de herziening van de dierproevenrichtlijn (86/609/EG) het gebruik van primaten voor wetenschappelijke experimenten te beëindigen. Deze oproep zal een belangrijke rol spelen bij de herziening van de richtlijn. De eventuele gevolgen hieruit passen volledig in deze context van Europese discussie. Het herzieningsproces zal waarschijnlijk binnenkort starten, het initiatief ligt bij de Europese Commissie. Binnenkort ontvangt de Minister van VWS een inventarisatie van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) naar onderzoek met primaten in Nederland waarbij ook het internationale onderzoek wordt meegenomen. Ik verwacht deze resultaten binnen afzienbare termijn en zal dit meenemen in mijn afwegingen bij deze Europese discussie over dierproeven in het algemeen en primaten in het bijzonder.
462
Wat vindt u van het programma Assuring Safety without Animal Testing (ASAT)? Neemt u dit programma mee in uw beleid over alternatieven voor dierproeven? Het ASAT-initiatief (Assuring Safety without Animal Testing) kan een belangrijke rol spelen in het stimuleren van de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. In overleg met de overheid wordt het ASAT-initiatief verder geconcretiseerd in vier thema's. De thema's zijn: 'risicobeoordeling', 'bioinformatica/systeembiologie', 'experimentele modellen' en 'meettechnologie'. Bij dit proces zijn naast het ministerie van VWS de ministeries van OCW, VROM, LNV, EZ en Defensie betrokken. Er worden 4 workshops georganiseerd die de thema's zullen
73
uitwerken. Het ministerie van VWS financieert deze concretiseringsslag met circa ¤ 200.000. Dit zal plaatsvinden in 2008.
463
Bent u bereid serieus te kijken naar een tariefstelsel ter financiering van alternatieven voor dierproefonderzoek, bijvoorbeeld aan de hand van rapport 'De prijs van het dier' (Ernst&Young Accountants)? Zo ja, welke voordelen kan een dergelijke financiering bieden? Zo neen, welke bezwaren heeft u tegen een dergelijke financiering van alternatieven? Op 11 december 2003 heeft de voormalige minister van VWS een brief aan de Tweede Kamer gestuurd ( Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29200 XVI, nr 150), waarin hij is ingegaan op bovengenoemd rapport en ook zijn reactie geeft op de zogenaamde proefdierenheffing. Deze reactie is wat mij betreft nog steeds van toepassing, namelijk dat het rapport 'De prijs van het dier' geen argumentatie geeft om tot dierproevenheffing over te gaan. 464
Kunt u cijfers geven over het aantal proefdieren dat in Nederland gefokt wordt en welk aandeel daarvan ook daadwerkelijk voor dierproeven gebruikt wordt? In het jaaroverzicht van de Voedsel en Waren Autoriteit over dierproeven en proefdieren "Zo doende 2006", dat aan de vaste kamercommissie van VWS is toegestuurd, is terug te vinden wat de aantallen zijn van proefdieren in Nederland. In 2006 zijn 603.741 proefdieren gebruikt voor dierproeven. De herkomst van deze proefdieren is volgens de regels in de Wod geregistreerd door de vergunninghouders en ook door de VWA opgenomen in het jaaroverzicht. Ook wordt het totaal aantal verworven proefdieren aangegeven. In 2006 waren dat 1.017.815 proefdieren. Daarvan waren er 694.730 gefokt binnen de vergunninghouders Wod. Ook is in dit jaaroverzicht opgenomen dat er bij de vergunninghouders 409.000 dieren zijn gedood voor dat zij in proef waren genomen vanwege overtolligheid en eventuele ziekte onder de dieren. 465
Op welke wijze wordt gecontroleerd of vergunninghouders er op toe zien dat de bepalingen in de Wod binnen de instellingen of bedrijven worden nageleefd? Een vergunninghouder is verplicht om overeenkomstig een algemene maatregel van bestuur een dierenarts of andere deskundige aan te stellen. Deze deskundige is ermee belast om toezicht te houden op het welzijn van de proefdieren bij de vergunninghoudende instelling. Bovendien rapporteren de vergunninghouders jaarlijks aan de VWA wat er in de instelling is gebeurd. De VWA inspecteert of de vergunninghouders volgens de Wod zich aan de wettelijke bepalingen in de Wod dan wel aan de vergunningvoorwaarden houden. In 2006 heeft de VWA 416 inspecties verricht naar de naleving van de Wet op de dierproeven. Naar aanleiding van 7 inspecties is een waarschuwingsbrief verstuurd aan de desbetreffende vergunninghouder. Uit de inspectie blijkt dat de voorschriften die direct verband houden met het welzijn van de proefdieren goed worden nageleefd.
466
Welke maatregelen gaat u nemen om waarborging van het welzijn en het tegengaan van de verspilling van gefokte proefdieren, die uiteindelijk niet voor proeven worden gebruikt, te realiseren?
De VWA besteedt tijdens inspecties aandacht aan verantwoord proefdiergebruik. De vergunninghouder is zelf verantwoordelijk voor een goed en verantwoord fokbeleid. Het fokken van proefdieren zelf is echter geen dierproef. In de Wod is geregeld dat alle aanwezige dieren, dus ook fokdieren (art 1, lid 4), bij de vergunninghouders Wod dezelfde bescherming qua welzijn, verzorging en huisvesting genieten dan dieren in een dierproef. Hiermee wordt het dierenwelzijn gewaarborgd en de verspilling van gefokte proefdieren tegengegaan .
74
467
Welke ambitie heeft u om een eind te maken aan het fokoverschot en de verspilling bij proefdierfokkerijen?
Het fokbeleid is de verantwoording van de vergunninghouder zelf. Door regelmatige aandacht van de VWA wordt de vergunninghouder op deze verantwoording gewezen. 468
Gaat u inzetten op strengere regels en een strikter controlebeleid van proefdierfokkers in plaats van de verantwoordelijkheid van naleving bij de vergunninghouders zelf te leggen? Proefdierfokkers zijn als vergunninghouder zelf verantwoordelijk voor de naleving van de Wod. Ook de proefdierfokkers worden door de VWA geïnspecteerd. De huisvesting en verzorging van proefdieren bij proefdierfokkers moeten aan dezelfde eisen voldoen als die bij de vergunninghouders Wod, en hier geldt ook dat er een proefdierdeskundige belast is met het toezicht op het welzijn van de dieren. Er is geen aanleiding dit systeem te wijzigen. 469
Ligt het in de lijn der verwachting dat de komende jaren nieuwe vergunningen worden uitgegeven voor het verrichten van dierproeven?
Op dit moment zijn er 81 vergunninghouders in Nederland. De afgelopen jaren zijn er een aantal vergunninghouders bijgekomen, in 2004 waren er 78 vergunninghouders en in 2005 80. Dit laat zien dat het aantal vergunninghouders redelijk stabiel is. Ondanks dat kan ik geen voorspelling geven van het te verwachte aantal vergunninghouders de komende jaren. 470
Worden er nieuwe vergunningen uitgegeven? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de 3 V's (vervanging, vermindering en verfijning)?
In principe kunnen er altijd nieuwe vergunningen worden afgegeven voor het uitvoeren van dierproeven. Als een aanvrager voldoet aan de in de Wod gestelde eisen is dit mogelijk. Dit is niet in strijd met het 3V principe, sterker nog het 3V principe is als uitgangspunt van de Wod ook een eis voor de vergunninghouder. Het is mogelijk dat met meer vergunninghouders er meer dierproeven worden uitgevoerd maar ook andersom is dit mogelijk. 471
Wanneer kan de Kamer de brief van u en uw collega van VWS verwachten over de uitkomsten van de Nederlandse discussie met betrekking tot de in hoofdstuk 11 genoemde thema's? Op 22 oktober 2007 heeft u van de brief met beleidsvoornemens dierproeven en biotechnologie bij dieren ontvangen: 'Evaluatie Wet op de dierproeven en beleidsnota biotechnologie,Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30168 en 27428, nr. 3.' Op dit moment wordt er met de betrokken partijen gewerkt naar aanpassingen in het beleid aan de hand van de drie thema's: openheid en openbaarheid, ethische aspecten en toezicht, zoals in de brief vermeld staat.
472
Wordt bij beleid gericht op en onderzoek naar alternatieven voor dierproeven ook gekeken naar middelen als delen van kennis en het uitwisselen van dierproefresultaten? Welke richtlijnen of afspraken gelden op dit moment in Nederland op dit terrein? Zoals u al weet is het kabinet op dit moment bezig met het opstellen van haar visie over alternatieven voor dierproeven. Een van de doestellingen is om de versnippering te verminderen die het huidige onderzoek naar alternatieven wel kent. Hierbij zijn onder andere het delen van kennis en het uitwisselen van dierproefresultaten onmisbare instrumenten en deze instrumenten zullen worden geëxpliciteerd in de kabinetsvisie alternatieven voor dierproeven. U wordt hierover op korte termijn geïnformeerd.

75
473
Gaat u op Europees niveau nadrukkelijk pleiten voor een ethische toetsing van dierproeven? Zoals ik u eerder heb aangegeven verwacht ik dat de Europese discussie in de eerste helft van 2008 weer zal opstarten. Zoals het er nu naar uit ziet zal de ethische toetsing van dierproeven op Europees niveau een belangrijke rol krijgen. Mocht er vanuit de Europese Commissie een voorstel komen voor ethische toetsing van dierproeven dat in het verlengde ligt van ons dierproevenbeleid, dan zal ik dit voorstel van harte ondersteunen. Zo niet, dan zal ik de ethische toetsing zoals in Nederland is voorgeschreven voorstellen. 474
Hoe staat het met het voorstel van de Europese Commissie voor een herziene Dierproevenrichtlijn aangezien 2007 bijna voorbij is?
Zoals ik in mijn antwoord op de Kamervragen over de voortgang van het herzieningsproces van de EU-dierproeven richtlijn 86/609/EEG heb aangegeven ligt het initiatief op dit moment bij de Europese Commissie. Ik vertrouw erop dat begin 2008 de Europese Commissie een voorstel voor aanpassing van 86/609/EEG aan de Raad en het Europese Parlement zal sturen. Hoeveel tijd de discussie in beslag zal nemen blijft een moeilijke schatting. De gemiddelde tijd voor zo'n Europese richtlijnherzieningsproces is circa 2 jaar.
De discussie verloopt, zoals bij onderwerpen met een ethische component wel vaker, niet snel. Het is lastig voor de Europese Commissie om alle belanghebbenden zoveel mogelijk bij het proces te betrekken en om uiteindelijk consensus te krijgen tussen de verschillende meningen. Dit heeft als resultaat dat het proces veel tijd in beslag neemt en niet in 2007 is afgerond. Volgens de planning van de EC zal de herziening van de Dierproevenrichtlijn in de eerste helft van 2008 worden behandeld, vooralsnog ligt het initiatief met betrekking tot de herziening bij de EC. 475
Hoe bent u van plan het ambitieniveau van het alternatievenonderzoek te verhogen en het budget hiervoor te stroomlijnen?
Binnenkort wordt aan u de kabinetsvisie "Alternatieven voor dierproeven" voorgelegd. In deze visie worden kabinetsbrede ambities voor alternatieven onderzoek opgenomen. Met betrekking tot het stroomlijnen van budgetten voor alternatieven onderzoek kan ik u wel mededelen dat met het amendement van Velzen het LNV-budget in 2007 voor alternatieven voor dierproeven met ¤ 900.000.- is verhoogd.
Naar aanleiding hiervan stelt het ministerie van LNV dit budget beschikbaar voor het programma Dierproeven Begrensd II.
476
Welke en hoeveel middelen zullen de komende jaren voor het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven ingezet worden?
In de kabinetvisie "Alternatieven voor dierproeven" zal nader ingegaan worden op het beleid voor het ontwikkelen van alternatieven in de komende jaren. Hier zal ook de financiële component in worden meegenomen. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 475 en 479. 478
Bent u voornemens bereid het handhavingsinstrumentarium met betrekking tot dierproeven uit te breiden? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet? In antwoord hierop verwijs ik u naar mijn brief aan de Kamer van 22 oktober 2007 waarin ik u heb geïnformeerd over de resultaten van het bottom proces waarin ook het toezicht op de dierproeven is behandeld. Met betrekking tot het handhavingsinstrumentarium van de Wod, ben ik voornemens om:

* De handhavingsinstrumenten van de VWA effectiever in te zetten en mogelijk uit te breiden
76
VWS onderzoekt op welke manier de handhavingsinstrumenten van de VWA kunnen worden versterkt.

* De positie van de proefdierdeskundige versterken. De VWA beschrijft de taken van de proefdierdeskundige in samenspraak met de vergunninghouders en de beroepsgroep. Aan de hand hiervan zal door VWS worden bekeken hoe de rechtspositie van de proefdierdeskundige moet worden versterkt, zo nodig door aanpassing van de Wod en/of het Dierproevenbesluit.
479
Wanneer kan de Kamer de kabinetsvisie over alternatieven voor dierproeven verwachten? Er is sinds lange tijd beleid voor alternatieven voor dierproeven. Het kabinet is op dit moment bezig met het opstellen van een visie om het beleid rond alternatieven verder te verbeteren (hierbij is uitgangspunt het 3 V principe van: vermindering, verfijning en vervanging) en dit zo breed mogelijk te trekken. Deze visie kunt u medio 2008 tegemoet zien. Biotechnologie
8
Wat is uw visie op biotechnologie bij dieren?
Biotechnologie is niet meer weg te denken uit de moderne samenleving. Biotechnologie kan bijdragen aan een betere volksgezondheid en duurzame landbouw. Daar tegenover staat dat biotechnologie ook, zoals alle nieuwe technieken, gepaard kan gaan met niet goed in te schatten risico's. Dit maakt dat de introductie van biotechnologie met grote zorgvuldigheid dient te geschieden. Ten aanzien van biotechnologie bij dieren is er op 22 oktober 2007 een brief naar de Tweede Kamer verzonden met een kabinetsstandpunt. Biotechnologische handelingen bij dieren worden in beginsel niet toegelaten tenzij het maatschappelijk belang hier tegenop weegt én er geen reële alternatieven voor de handelingen zijn
88
Welke consequenties heeft het criterium 'dieren zijn vrij om een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben' voor het beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren? Bij de beoordeling van biotechnologische handelingen bij dieren worden de mogelijke effecten op het gedrag en dierenwelzijn getoetst. Deze effecten worden meegewogen bij het advies over het verlenen van een eventuele vergunning voor het verrichten van biotechnologische handelingen bij dieren.
477
Wat is uw inzet met betrekking tot de openheid rondom biotechnologie bij dieren? In de brief van 22 oktober jl. aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 2007-2008, 30168, nr 3 Evaluatie Wet op de dierproeven) wordt ten algemene ingezet op meer openheid bij dierproeven. Voor biotechnologie bij dieren bij biomedisch onderzoek volg ik deze lijn. Juridische aspecten
Wetsvoorstel dieren

12
Hoe verhoudt de nota dierenwelzijn zich tot de Wet dieren? Wat is de noodzaak van het indienen van het wetsvoorstel Wet dieren? Kunt u per hoofdstuk van de nota aangeven wat de verschillen zijn met het voorstel van de Wet dieren? Meent u dat de Wet dieren ten opzichte van de nota dierenwelzijn een verbetering of een verslechtering betekent met betrekking van het ambitieniveau voor dierenwelzijn?

77

126
Waarom is gekozen voor het ontwikkelen van het nieuwe wetsvoorstel Dieren, nog voordat de Gwwd volledig is ingevuld of de werking hiervan ooit is geëvalueerd?
127
Waarop baseert u de stelling dat met het nieuwe wetsvoorstel Dieren niet wordt afgedaan aan het beschermingsniveau van de Gwwd? Hoe wordt dit gegarandeerd?
128
Op welke wijze in welke mate zal het nieuwe wetsvoorstel Dieren bescherming bieden aan dieren tegen acties die indruisen tegen de vijf vrijheden van Brambell (vrij van honger, dorst, onjuiste voeding, thermaal en fysiek ongerief, pijn, verwonding of ziekten, angst, chronische stress en de vrijheid om een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben)?
131
Hoe wordt geborgd dat het uitgangspunt, dat niet wordt afgedaan aan het beschermingsniveau dat de huidige regelgeving biedt, ook daadwerkelijk behaald wordt?
132
Waarom wordt er niet ingezet op verbetering van het huidige beschermingsniveau door een zeker hoger niveau als nu af te spreken als ondergrens?
Het wetsvoorstel dieren, eenmaal wet, biedt net als nu de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de wettelijke grondslag om ter uitvoering van de nota dierenwelzijn, regels te stellen. Aan het wetsvoorstel dieren ligt de wens ten grondslag om de huidige wetgeving met betrekking tot het houden van dieren door de mens, samen te brengen, transparanter te maken en te plaatsen in een modern wettelijk instrumentarium. Het gaat hier niet om een wens om voorschriften inhoudelijk te veranderen - bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatie van bestaande regelgeving. De wettelijke bevoegdheden waarin de Gwwd voorziet, en de op die wet gebaseerde regelgeving, worden daartoe gecontinueerd. De bescherming van de vrijheden van dieren vindt dus op een zelfde wijze plaats als nu op basis van de GWWD. Houdverbod

136
Wat bedoelt u met de term "dierenhoudverbod" en wat is de juridische betekenis van deze term? Op basis van artikel 14c, tweede lid, onder 5, van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter bij het opleggen een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden stellen met betrekking tot het gedrag van de veroordeelde, waaraan deze gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, heeft te voldoen. Als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat de veroordeelde een bepaalde periode geen dieren meer mag houden. Overtreedt de veroordeelde dit "dierenhoudverbod", dan kan het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Dat betekent dat hij, zonder tussenkomt van de rechter, alsnog een boete moet betalen, of een gevangenisstraf moet uitzitten..

139
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om een zelfstandig houdverbod te creëren, naast de aangekondigde verruiming van het houdverbod? Deelt u de mening dat dit meer recht zou doen aan de ambities uit het regeerakkoord dan de plannen die blijken uit deze nota? Ik vind een dergelijk onderzoek niet nodig. Dit omdat de uitvoering en handhaving van het houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een geheel of ten dele voorwaardelijke straf, effectiever is dan de uitvoering en handhaving van een zelfstandig houdverbod. Wanneer een houdverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, kan bij overtreding van het houdverbod onmiddellijk worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de straf (boete, gevangenisstraf), en kan dus een lik-op-stuk-beleid worden gevoerd, zonder rechterlijke tussenkomst. Wanneer een zelfstandig houdverbod zou
78
kunnen worden opgelegd en dit daarna wordt overtreden, dan is er sprake van een nieuw strafbaar feit. Dan zou dus opnieuw vervolging dienen te worden ingesteld, met de mogelijkheid om dan vervolgens tot in hoogste instantie te procederen. Overig
5
Welke initiatieven gaat u ondernemen om te komen tot de juridische uitwerking van het begrippenkader, dat in beide nota's wordt gehanteerd en dit in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie, die tot op heden is gehanteerd?
Het gehanteerde begrippenkader als zodanig behoeft geen juridische uitwerking. Voor zover de nota's leiden tot nieuwe regelgeving, of wijziging ervan, zal dit geschieden via de huidige wetgeving, en voor de langere termijn op basis van het wetsvoorstel dieren, eenmaal wet.
138
Deelt u de mening van onder andere, prof. Dr. Mr. Freriks van de Universiteit Utrecht, wanneer zij stelt dat er geen reflectie heeft plaatsgevonden op het huidige beleid alvorens er nieuwe maatregelen worden aangekondigd en dat het bijvoorbeeld weinig effectief is om de maximale strafmaat te verhogen wanneer de huidige maximale strafmaat nooit wordt opgelegd (zie: http://www.dierenbescherming.nl/nieuws.php?gid=13&pid=1&id=1775 )? Deelt u de mening dat het huidige beleid en de huidige regelgeving eerst dient te worden geoperationaliseerd, voordat het wordt geherformuleerd?
Graag wijs ik op de achtergrond van het in het Coalitie-akkoord opgenomen voornemen om de maximum gevangenisstraf voor het doden en beschadigen van dieren, in artikel 350, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, te verhogen van twee naar drie jaar. Die verhoging is gewenst omdat de maximum gevangenisstraf op dierenmishandeling, geregeld in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, ook drie jaar bedraagt. Het gaat om dezelfde soort delicten, en er is geen goede reden om een verschil in maximum strafmaat te laten bestaan. 438
Welke criteria hanteert u bij het bepalen of de overheid wel of niet regels zal gaan opstellen? Vastgesteld beleid en de regelgeving moeten in het algemeen voldoen aan kwaliteitscriteria (zie hiervoor onder meer Kamerstukken II 1990/91, 22 008, VI, nrs. 1-2, en Kamerstukken II 2000/01, 27 475, nr. 2). In de eerste plaats dient de inzet van het instrument regelgeving noodzakelijk te zijn. Waar mogelijk en verantwoord, moeten verantwoordelijkheden bij burgers en instanties van de samenleving zelf worden gelegd. Dit veronderstelt dat de overheid niet zonder meer kiest voor dwingende regelgeving met geboden en verboden en dergelijke, maar ook kijkt naar minder vergaande instrumenten voor realisering van beleidsdoelstellingen. In de tweede plaats moeten regelgeving en daaraan ten grondslag liggend beleid vanzelfsprekend in overeenstemming zijn met het nationale en internationale recht. In de derde plaats moeten het beleid en de regelgeving effectief zijn, en dus op zijn minst in belangrijke mate leiden tot de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen. Er mag bovendien niet een te ongunstige verhouding ontstaan tussen de baten en de lasten van een regeling voor de samenleving en bij de overheid.
In de vierde plaats moeten regels uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Regels die niet of onvoldoende handhaafbaar zijn, dreigen tot een symbool, een dode letter te verworden. Deze vereisten veronderstellen onder meer dat de doelstellingen van het beleid en de regelgeving vooraf helder en volledig worden geformuleerd. Dit vereist dat al in de fase van de beleidsvoorbereiding onder meer in kaart wordt gebracht wat het maatschappelijk probleem is, de kenmerken van de desbetreffende sector, de in het geding zijnde belangen, en de (on-)gewenste neveneffecten.
7.
Bent u bereid te onderzoeken of het uitbreiden van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) met "het doden van dieren" een zinvolle juridische aanvulling is om ook
79
aandacht te schenken aan het doden van andere dieren dan productiedieren? Kunt u aangeven welke initiatieven worden ondernomen om dit te onderzoeken? Een onderzoek daarover is niet nodig. Hoofdstuk III, afdeling 3, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voorziet in wettelijke bases om over het doden van dieren in het belang van het dierenwelzijn, regels te stellen.
Kamervragen NAD

1.
Welke initiatieven zijn en worden genomen om de implementatie van de richtlijnen 2005/36/EG en 2006/123/EG door te voeren, aangezien ze niet in de agenda genoemd worden? Voor de implementatie van de genoemde richtlijnen zal waar nodig de regelgeving moeten worden aangepast. Voor de implementatie van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zal wat betreft de gereglementeerde beroepen op het terrein van LNV, de aanpassing van de regelgeving middels één ministeriële regeling worden uitgevoerd. Deze regeling is nog in voorbereiding.
Voor de implementatie van richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt wordt verwezen naar de brief van 13 december 2006 van de Minister van Economische Zaken (Kamerstuk 2007- 2008, 31 200 XIII, nr 172). De in die brief geschetste aanpak wordt ook door LNV gevolgd.
2.
Bent u bereid om private initiatieven voor de verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid en bijbehorende nalevingsinstrumenten met flankerende regels te ondersteunen? Zo ja, welke nalevingsinstrumenten heeft u daarbij voor ogen?
Ja, ik ben in principe bereid om private initiatieven voor de verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid te ondersteunen. Per geval zal ik beoordelen of ik de initiatieven zal ondersteunen. Hierbij hanteer ik onder meer de volgende criteria:
* Private initiatief ondersteunt mijn beleid;

* Private initiatief wordt geborgd door een robuust kwaliteitssysteem;
* Er is een substantieel aantal deelnemers in verhouding tot het totaal aantal betrokkenen. Daar waar de private initiatieven succesvol zijn kan worden overwogen om het gebruik van nalevinginstrumenten anders in te richten.

3.
Deelt u de constatering dat de maatschappelijke aanvaardbaarheid van mogelijke stamping out van gezelschapsdieren, hobbydieren en paarden bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte (emerging diseases) onvoldoende is geagendeerd, in het geval vaccinatie niet mogelijk is? Zo ja, welke initiatieven gaat u ondernemen om de maatschappelijke aanvaardbaarheid van stamping out bij deze diergroepen te onderzoeken?
Er is de laatste jaren fors geïnvesteerd in intensivering van de contacten met de dierhouders in deze doelgroepen. Voorbeeld hiervan is o.a. het interactieve proces met betrekking tot het tot stand komen van de beleidsdraaiboeken voor Aviaire Influenza en Klassieke Varkenspest, waarin de diverse stakeholders actief geparticipeerd hebben en waarbij de bestrijdingswijze ook nadrukkelijk aan de orde geweest is. Hoewel de ervaringen met (besmettelijke) paardenziekten in Nederland tot op heden gelukkig nog beperkt zijn, worden ook op dit beleidsterrein de eerste (voorbereidende) stappen gezet. In overleg met de paardensector en andere betrokkenen wordt een beleidsdraaiboek voor Afrikaanse Paardenpest ontwikkeld. Voor deze ziekte wordt overigens het instrument preventieve ruiming niet ingezet, maar bestaat de bestrijding uit noodvaccinatie in combinatie met euthanasie van besmette dieren.
Daarnaast is veelal moeilijk te voorspellen of en wanneer een bepaalde (nieuwe) ziekte zal optreden in Nederland. Indien een dergelijke nieuwe ziekte zich voordoet zal vervolgens nauwgezet worden afgewogen of het euthanaseren van zieke dieren en/of het ruimen van besmette bedrijven nodig is om te voorkomen dat de betreffende ziekte zich verder verspreidt. In het geval van gezelschapsdieren zijn er overigens naast rabiës (hondsdolheid) geen besmettelijke dierziekten bekend waarbij dit bestrijdingsinstrument aan de orde zou zijn.
Er wordt veel geïnvesteerd in het tijdig signaleren van nieuwe ziekten, waarbij tevens ingezet wordt op verdere kennisontwikkeling met het oog op efficiënte bestrijding ervan. Daarnaast zet ik fors in op het ontwikkelen van vaccins voor meerdere dierziekten, zodat voor steeds meer ziekten op termijn vaccinatie (preventief) kan worden ingezet. Daarnaast streef ik ernaar om via communicatie met deze doelgroepen ervoor te zorgen dat hun bewustwording omtrent dit thema verder wordt ontwikkeld. Voor communicatie richting gezelschapsdierenhouders is hiertoe recent het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) opgezet.

4.
Wat zijn voor u de redenen geweest om in de nationale agenda diergezondheid geen hoofdstuk over proefdieren op te nemen?

5.
Bent u bereid in de agenda ook beleid te ontwikkelen voor de dieren die gebruikt worden voor dierproeven en voor de dieren die betrokken zijn bij de fok van proefdieren? Zo ja, hoe zou u dit beleid vormgeven? Zo neen, waarom acht u het niet noodzakelijk om voor deze dieren beleid met betrekking tot hun gezondheid op te stellen?
Ten algemene gelden de regels die worden gesteld aan gehouden dieren ook voor proefdieren. Proefdieren zijn echter een zeer specifieke groep dieren die onder zeer specifieke omstandigheden gehouden worden. De aandacht voor de gezondheid van proefdieren is verzekerd omdat voor proeven een uitstekende algemene gezondheid noodzakelijk is. Voor het overige wordt het kader gevormd door de Wet op de dierproeven.

6.
Zijn er al stappen gezet om de door de overheid gewenste geoefende crisisorganisatie op poten te krijgen?
Naar aanleiding van de motie Ormel c.s. (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 474, nr. 4) heb ik uw Kamer op 23 november 2007 geïnformeerd over de paraatheid van de crisisorganisatie van het ministerie van LNV en de verschillende samenwerkende organisaties in de veterinaire infrastructuur [Kamerstukken II, 2007- 2008, 28 474, nr. 14). Hoewel de uitbraken en dreigingen van uitbraken van het afgelopen jaar, te weten de dreiging van aviaire influenza en mond- en klauwzeer en de uitbraak van blauwtong, op zichzelf reeds goede oefeningen zijn geweest, is en wordt er daarnaast ook volop geoefend, zowel op beleidsals op uitvoeringsniveau. Zoals toegezegd in voornoemde brief zal ik uw Kamer binnenkort op de hoogte brengen van de bevindingen naar aanleiding van de MKZ-dreiging in het najaar van 2007. De komende tijd zullen nog twee concrete oefeningen plaatsvinden. Zoals vermeld in bovenstaande brief vindt er op 14 februari 2008 een interdepartementale crisisoefening Voedselveiligheid plaats die samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt gehouden. Gezien het belang van internationale samenwerking op het gebied van crisisbeheersing worden er binnenkort voorbereidingen gestart om in 2009 een grensoverschrijdende dierziekte-oefening te houden waarin ook de samenwerking met de buurlanden een punt van evaluatie is.
7.
Is er al nagedacht over handhaving van de positieflijst, mede in relatie door diergezondheidsrisico's? Zo ja, hoe gaat dat vorm krijgen?
De positieflijst wordt gebaseerd op artikel 33 GWWD, welk artikel tot doel heeft het dierenwelzijn te beschermen. Dat betekent dat de plaatsing van een diersoort op deze lijst alleen mag zijn gelegen in redenen van dierenwelzijn. Ook handhaving zal op grond van dierenwelzijn plaatsvinden.
8.
Waarom wordt verwacht dat mensen zich nu wel over hun huisdier en het welzijn en de gezondheid daarvan gaan informeren en hoe komt het volgens u dat het nu onvoldoende gebeurt? Onwetendheid van de eigenaar op het gebied van diergezondheid kan tot problemen voor het dier leiden. Door slechte verzorging en huisvesting, door slechte of verkeerde voeding kunnen problemen ontstaan die te voorkomen zijn als mensen de juiste kennis hebben. Het is niet precies bekend waarom een deel van de eigenaren zich nu onvoldoende informeren over de gezondheid van hun huisdier. Daarom stellen we de communicatiestrategie om (toekomstige) houders van gezelschapsdieren bewust te maken van de consequenties en verantwoordelijkheden die het houden van een dier met zich mee brengt ook samen met de gezelschapsdieren sector op. Om te zorgen voor onafhankelijke, laagdrempelige informatie heb ik in 2007, samen met de gezelschapsdierensector reeds het LICG, een onafhankelijke stichting, opgericht.
9.
Welke rol ziet u weggelegd voor gecertificeerde dierenspeciaalzaken ten aanzien van diergezondheid? In hoeverre zouden gecertificeerde dierenspeciaalzaken de taak van dierenartsen over kunnen nemen? Zoals in de Nationale Agenda Diergezondheid beschreven staat wordt een verkenning uitgevoerd naar de verschillende rollen en verantwoordelijkheden die de overheid, eigenaar en sector hebben met betrekking tot de diergezondheid van gezelschapsdieren. Ook de dierenspeciaalzaken, mogelijke private certificeringsinitiatieven en de dierenartsen worden hierin betrokken.
10.
Betekent de inventarisatie op het voorkomen en mogelijke insleep van dierziekten en zoönosen van diersoorten op de positieflijst dat dit ook criteria worden voor plaatsing op de positieflijst? De positieflijst is gebaseerd op artikel 33 van de GWWD. Dat maakt dat alleen dierenwelzijn een rol kan spelen bij de plaatsing op de positieflijst. Overwegingen van diergezondheid of volksgezondheid kunnen hierbij geen rol spelen.

11.
Wat gaat u doen als Europa om wat voor reden ook niet meewerkt aan het aanpassen van Europese regelgeving, zodat maatwerk voor hobbydieren mogelijk is? Ik zal de bandbreedte voor differentiatie optimaal benutten op basis van specifieke risico-analyses. Als de Europese regelgeving echter geen maatwerk toestaat is de nationale speelruimte voor een gedifferentieerd beleid voor hobbydieren beperkt.
Mijn inzet de komende jaren is daarom gericht op een actieve lobby voor de bijzondere positie van de kleinschalige houders van landbouwhuisdieren in het communautaire diergezondheidsbeleid, alsmede richting internationale diergezondheidsorganisaties als het OIE (World Organization for Animal Health). Deze lobby voer ik enerzijds zelf uit, anderzijds door het faciliteren van de hobbydierhouders, opdat zij de vertegenwoordiging van hun belangen ook in internationaal verband kunnen uitoefenen.
12.
Kunt u aangeven hoe u zal omgaan met het feit dat veel meer varkenshouders, dan eerst werd aangenomen, zijn besmet met de resistente MRSA bacterie? Kunt u aangeven hoe u zal voorkomen dat deze varkenshouders niet alleen een groot risico voor zichzelf vormen, maar ook voor hun kinderen en omgeving? Kunt u aangeven in hoeverre ook voor omwonenden van intensieve veehouderijen besmettingsgevaar dreigt?
Voor de aanpak met betrekking tot antibioticaresistentie in de dierhouderij en resistente MRSA bacteriën wil ik u verwijzen naar mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16). Op dit moment wordt een onderzoek uitgevoerd naar de mate van voorkomen en overdrachtsmechanismen van MRSA bij varkenshouderijen. Dit onderzoek zal ook handvatten bieden voor preventieve maatregelen voor varkenshouders en gezinnen. Over de risico's voor omwonenden heb ik u in de brief van 16 oktober 2007 geïnformeerd (Kamerstuk 2007-2008, kamervragen 280). Er zijn op dit moment nog geen gevallen van MRSA-besmettingen via de lucht en meer onderzoek is nodig om uitspraken te kunnen doen over besmettingsgevaar voor omwonenden.
13.
Kunt u aangeven of in Nederland, net zoals in de Verenigde Staten, stafylokokken gevonden worden in een ruim gebied rondom grootschalige en intensieve veehouderijen? Kunt u aangeven of stafylokokken uit de veehouderij ook een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid in Nederland? Zie het antwoord op de vorige vraag. Stafylokokken kunnen via de ventilatiesystemen in de buitenlucht terechtkomen. Daar worden de aantallen snel verdund en neemt de concentratie sterk af. Dit geldt ook voor MRSA.

14.
Kunt u aangeven op welke wijze de aan landbouwhuisdieren gerelateerde Q-koorts, die zich nu in Brabant heeft verspreid onder grote groepen burgers, voorkomen had kunnen worden? Een uitbraak van Q-koorts onder mensen, zoals die in Brabant in het voorjaar van 2007, is in Nederland niet eerder waargenomen. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over de overdracht van Q-koorts van dier op mens. Wel is duidelijk dat besmette herkauwers een belangrijke besmettingsbron voor de mens kunnen zijn en dat de ziekte meestal wordt overgebracht naar de mens door besmet fijnstof dat wordt ingeademd. Ziektekiemen kunnen met de wind over grote afstanden worden overgebracht. Door te voorkomen dat dieren grote hoeveelheden ziektekiemen uitscheiden, kan de transmissie van de ziekte van dieren op andere dieren en op mensen worden beperkt. Voor met Q-koorts besmette bedrijven is inmiddels een reeks van (hygiëne)maatregelen1 opgesteld. Tevens is de uitbraak van Q-koorts aanleiding geweest om de gegevensuitwisseling tussen de veterinaire en de gezondheidssector te verbeteren.

15.
Kunt u aangeven op welke wijze u omgaat met het bericht van de Wereldgezondheidsorganisatie dat een vogelpestpandemie dreigt? Kunt u aangeven welke consequenties u hieraan verbindt voor de pluimveehouderij in Nederland?
De Wereldgezondheidsorganisatie spreekt van de dreiging van een grieppandemie. Het is goed om onderscheid te maken tussen de termen vogelgriep en grieppandemie. Vogelgriep is een ziekte die zeer dodelijk is voor pluimvee en slechts sporadisch mensen ziek maakt. Een grieppandemie kan onder andere worden veroorzaakt door mutatie van een vogelgriepvirus, zoals bijvoorbeeld het H5N1-virus, in een van mens-op-mens overdraagbaar virus. Het gevaar van een dergelijke mutatie is vooral aanwezig in die landen waar vogelgriep endemisch is en waar niet snel en adequaat gereageerd wordt op uitbraken van vogelgriep. Wanneer een dergelijk, van mens-op-mens overdraagbaar virus in staat is om zich snel over de wereld te verspreiden spreekt men van een grieppandemie. In ons land coördineert de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de voorbereiding op een mogelijke grieppandemie. Een grieppandemie bij mensen heeft geen consequenties voor de pluimveehouderij.
16.
Kunt u aangeven in hoeverre u het antibioticagebruik in de veehouderij gaat terugdringen en welke beleidsinstrumenten u hiervoor gaat inzetten?
Voor mijn aanpak met betrekking tot het antibioticagebruik in de veehouderij wil ik u verwijzen naar de brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16).
17.
Kunt u aangeven of u een verbod op preventief antibiotica gebruik bij landbouwhuisdieren mogelijk acht om de toenemende resistentie van bacteriën te voorkomen? Op 3 juli 2007 heb ik mijn antwoord gestuurd op Tweede Kamervragen over preventief gebruik van antibiotica in de veehouderij (Kamervragen met antwoord 2006-2007, nr. 2036, Tweede Kamer). Een verbod op preventief gebruik van antibiotica zou neerkomen op het verbod van het gebruik van antibiotica in koppels. Zo'n verbod kent echter meer nadelen dan voordelen en is daarom niet wenselijk. Het streven is te komen tot strategieën voor het optimaliseren van de koppeltherapie met zo min mogelijk kans op resistentieselectie en er zijn geen plannen om een verbod op preventief gebruik in te stellen.

18.
Waaruit bestaat de aanpak van de problemen met de vermarkting van producten van gevaccineerde dieren? In hoeverre kunnen garanties wat betreft afzet gegeven worden? Vanuit LNV zijn en worden initiatieven ontwikkeld om deze problematiek ketenbreed te agenderen. Samen met alle betrokken partijen binnen de keten wordt besproken hoe de vermarkting geoptimaliseerd kan worden. Einddoel is een convenant waarin alle betrokken partijen vastleggen hoe ze hun verantwoordelijkheid zullen invullen. Daarnaast zijn en worden ook marktpartijen buiten Nederland, zowel binnen de EU als daarbuiten, aangesproken op hun verantwoordelijkheid in deze.
19.
Kunt u een overzicht geven van de samenwerkingsprojecten van overheid en bedrijfsleven in het onderzoek naar nieuwe vaccins?
Een substantieel deel van reguliere LNV subsidies en geldstromen gaat naar onderzoeks-instituten die o.a. onderzoek doen naar vaccinontwikkeling op het gebied van bijv. KVP, AI en blauwtong. Daarnaast heb ik recent 15 mln euro vanuit de FES-gelden beschikbaar gesteld aan een onderzoeksconsortium voor onderzoek op het gebied van AI-vaccins.

1 Muskens J, Mars MH, Franken P; Q-fever: een overzicht; Tijdschrift voor Diergeneeskunde; Deel 132; December; Aflevering 23; 2007
Ook binnen de zgn. (nationale en internationale) "Technology platforms", werken overheden en private partijen samen om te komen tot betere vaccins voor diverse dierziekten.
20.
Kan de World Organisation for Animal Health (OIE) compartimentering een rol spelen bij dierziekten zoals IBR en ziekte van Aujeszky? Zo ja, kan een bedrijf dat vrij is verklaard van deze ziektes, gezien worden als een compartiment?
Op dit moment kan OIE compartimentering hier geen rol van betekenis spelen. De OIE geeft richtsnoeren waaronder handel in levende dieren en dierlijke producten kan plaatsvinden. Deze richtsnoeren staan de Terrestial animal Health Code (de Code) van de OIE. Deze Code wordt jaarlijks aangepast. In de Code van 2007 staat het algemene principe van OIE-compartimentering. In 2008 worden waarschijnlijk nadere richtlijnen voor compartimentering vastgesteld. Deze nadere richtlijnen brengen daadwerkelijke toepassing weer een stap dichterbij. Echter, binnen de OIE vindt ook revisie plaats van de specifieke maatregelen per dierziekte. De Code van 2007 wijst op de mogelijkheid van toepassing van compartimentering bij een aantal ziekten, waaronder Aviaire influenza. In de Code van 2007 wordt deze mogelijkheid niet genoemd voor de ziekte van Aujesky en IBR. In geval derde landen vrijwaring vragen voor Aujesky en IBR, certificeert de Nederlandse overheid op verzoek van het bedrijfsleven. Hier bestaat dus een werkbaar systeem waarbij de overheid zonder inzet van compartimentering garanties afgeeft die gestoeld zijn op werkzaamheden verricht door het bedrijfsleven. Deze gang van zaken is minder belastend voor overheid en bedrijfsleven dan compartimentering. Compartimentering krijgt hier een rol indien internationale handel hierom gaat vragen.

21.
Waarom dicht u dierenartsenpraktijken geen rol toe in een goedwerkend monitoringssysteem voor dierziekten?
Ik heb in de Nationale Agenda Diergezondheid aangegeven dat het van groot belang is om een goed werkend monitoringssysteem operationeel te hebben, teneinde risico's voor de volksgezondheid en (externe) effecten van dierziekten te minimaliseren. Dit heeft tot doel onbekende of nieuwe ziektebeelden, of bekende aandoeningen die normaal gesproken niet voorkomen maar zeer bedreigend zijn, zo vroeg mogelijk te signaleren.
Vanzelfsprekend reken ik, naast de in de Nationale Agenda Diergezondheid genoemde organisaties, ook de praktiserende dierenartsen tot het breed opgezet netwerk dat vereist is voor een goed werkend monitoringssysteem voor dierziekten.
Immers, zoals ik in de Nationale Agenda Diergezondheid heb weergegeven, verlangt de overheid een aantal taken van praktiserende dierenartsen, zoals het melden van besmettelijke dierziekten, het signaleren van nieuwe onbekende en mogelijk bedreigende dierziekten en het verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen, zoals antibiotica. De dierenarts heeft daarbij een duidelijke rol als poortwachter.
22.
Waarom is het overheidsbeleid gericht op compartimentering en het loslaten van dierrechten, terwijl gesteld wordt dat de hoge veedichtheid in bepaalde gebieden een bepaalde kwetsbaarheid voor dierziekten met zich meebrengt.?
De veronderstelling in de vraag dat de dierrechten zijn losgelaten is niet correct. Het rijk heeft alleen de zogeheten compartimentering per 1 januari 2008 afgeschaft. Hierover is de Tweede Kamer ook geïnformeerd op 5 september 2007 (TK, 2006-2007, 30800 XIV, nr. 144). Met het afschaffen van de compartimentering is Nederland voor de handel in dierrechten niet meer verdeeld in 3 compartimenten (Oost, Zuid en de rest van Nederland), maar wordt Nederland beschouwd als één markt. De intensieve veehouderij is nu reeds geconcentreerd in bepaalde delen van Nederland (N-Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel). De concentratie van de intensieve veehouderij in deze gebieden t.o.v. de rest van Nederland (verhoudingsgewijs) zal zich naar verwachting slechts licht wijzigen. Een hoge veedichtheid in een bepaald gebied brengt inderdaad een bepaalde kwetsbaarheid voor dierziekten met zich mee. De vestiging van veehouderijbedrijven in bepaalde gebieden is echter van zeer vele factoren afhankelijk. In de afweging wordt deze veterinaire kwetsbaarheid over het algemeen wel meegenomen maar andere factoren geven vaak de doorslag
23.
Hoe denkt u reizigers te bereiken en hoe kan ervoor gezorgd worden dat de reizigers de risico's ook in acht nemen?
Burgers, die zich willen voorbereiden op een voorgenomen reis, kunnen worden bereikt door gerichte adviezen te publiceren op de internet sites, die daarbij doorgaans worden geraadpleegd. Dit kunnen sites zijn van de overheid en van reisorganisaties. Reizigers, die terug komen in Nederland, kunnen worden herinnerd aan de risico's, zowel door het beschikbaar stellen van brochures, als bij aankomst in Nederland. Op de Nederlandse luchthavens wordt nu ook al aandacht gevraagd voor de risico's van het meenemen van dierlijke producten.
Bovendien wordt het naleven van de invoervoorschriften gericht gehandhaafd. Hierbij wordt de controle inzet mede bepaald door de ingeschatte dierziekterisico's van het land waar vandaan de reizigers afkomstig zijn.

24.
Klopt het dat een met Mond- en klauwzeer besmet heckrund in de Oostvaardersplassen, Veluwezoom of Nationaal Park Zuid-Kennemerland aan zijn lot wordt overgelaten en een besmet heckrund in de overige natuurgebieden wordt gedood?
Heckrunderen in de Oostvaardersplassen, Veluwezoom of Nationaal Park Zuid-Kennemerland worden beschouwd als wilde herkauwers. Dit zijn niet-gehouden dieren, die niet geïdentificeerd of geregistreerd hoeven te zijn (ze hebben dus geen gele oormerken in). Deze niet-gehouden runderen mogen niet afgevoerd worden uit het gebied, niet naar een ander gebied of bedrijf en niet naar een slachthuis. De enige afvoer is ten behoeve van destructie. Heckrunderen die grazen in overige natuurgebieden zijn onderdeel van een veehouderijbedrijf. Dit zijn gehouden dieren net zoals dieren op een boerderij. Alle regels, die van toepassing zijn op veehouderijbedrijven zijn ook van toepassing op deze gebieden/dieren. De dieren zijn verplicht geïdentificeerd en geregistreerd (gele oormerken). Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte is de vuistregel het creëren van rust voor de in het wild levende dieren. Als er een ziekte, zoals Mond- en klauwzeer (MKZ), bij "wilde" heckrunderen wordt geconstateerd, zal ik op basis van de actuele informatie een advies vragen aan de Groep van Deskundigen. Aan de hand van dit advies zal een bestrijdingsstrategie worden opgesteld. Echt zieke dieren in deze gebieden zullen overigens geëuthanaseerd worden. Als MKZ wordt gevonden bij een heckrund dat wordt gehouden, wordt het betreffende bedrijf besmet verklaard. Alle gevoelige dieren op een MKZ besmet bedrijf moeten op grond van de Europese bestrijdingsrichtlijn worden geruimd.

25.
Wat betekent een besmetting met een lijst A dierziekte in de zogenaamde 'grote eenheden natuur' voor de dierziektestatus van Nederland?
Een besmetting met een voormalig lijst A-ziekte zal een verlaging van de dierziektestatus van Nederland betekenen. Deze verlaging is identiek aan een verlaging die plaats zou vinden indien de uitbraak zou plaatsvinden onder niet-gehouden wilde dieren (zoals hert en wildzwijn).
26.
Waarom wordt pas in 2010 begonnen de werkelijke risico's van het verspreiden van dierziekten door wilde dieren in kaart te brengen?
Op dit moment zijn er al een aantal monitoringsprogramma's voor onderzoek naar dierziekten bij wilde vogels, - herkauwers en -varkens. Tot 2010 wil ik met name werken aan de oprichting van een structuur waarin bestaande en eventueel nieuwe monitoringsprogramma's, beter benut en beoordeeld kunnen worden. Dit is één van de redenen voor mij om het Dutch Wildlife Health Centre op te richten.
27.
Acht u het wenselijk vanwege risico's voor de volksgezondheid en in het kader van dierziektebestrijding, zoals bijvoorbeeld een eventuele uitbraak van Afrikaanse paardenpest, dat exact bekend is hoeveel paardachtigen er zijn en waar deze zich in Nederland bevinden? Een permanent en "up to date" systeem waarin deze gegevens bekend zijn zal bijdragen aan een de uitvoerbaarheid van bepaalde onderdelen van de dierziektebestrijding van een besmettelijke paardenziekte (al dan niet met volksgezondheidsconsequenties). In de implementatiefase van de Nationale Agenda Diergezondheid zal daarom samen met de paardensector bekeken worden of het mogelijk is het huidige Identificatie en Registratie systeem van paarden aan te passen waardoor deze gegevens beschikbaar komen. In het huidige systeem is de identificatie middels een chip goed geregeld. De registratie is echter voor verbetering vatbaar. Voor aanpassingen die moeten leiden tot een "up to date" systeem moet wel voldoende draagvlak zijn. Deze aanpassingen mogen niet zorgen voor buitenproportionele administratieve lasten. De kosten en baten van een dergelijk systeem zullen in balans moeten zijn. Voordat er eventueel aanpassingen gedaan worden zal eerst onderzocht worden of er alternatieve instrumenten zijn die een eventuele bestrijding even goed kunnen ondersteunen als een permanent en "up to date" systeem.

28.
Wordt in het onderzoek gericht op de kweekvisserij naast het gezondheidsaspect het gehele welzijnsaspect van vissen opgenomen?
Ja, in mijn nota dierenwelzijn ga ik nader in op de welzijnsaspecten bij de viskweek.
29.
Kunt u de definitie geven van 'vrijwel direct' uit de passage over het vrijwel direct na vangst gedood worden van vissen in de beroepsmatige visserij?

30.
Valt het samengeperst worden en daarna meegesleept en opgehaald worden in grote netten, en vervolgens op een vissersschip verdrukt worden onder grote hoeveelheden andere vissen ook onder de definitie 'vrijwel direct'? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid om ook voor de zeevisserij regels op te stellen met betrekking tot het doden van deze vissen?
31.
Bent u van plan het Besluit doden van dieren aan te passen aan de regels van de Europese Unie (EU) en er regels voor het doden van vissen, zowel in de zeevisserij als de kweekvisserij toe te voegen? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
In mijn nota dierenwelzijn ga ik nader in op het beleid t.a.v. welzijnsaspecten in o.a. de zeevisserij. Hierin geef ik aan wat mijn prioriteiten zijn en geef ik eveneens aan dat ik de reeds beschikbare resultaten uit het onderzoek naar welzijnsvriendelijke dodingsmethoden voor kweekvissoorten zal betrekken bij de herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren.
32.
Wat is momenteel het beleid met betrekking tot met geneesmiddelen behandelde vissen aangezien u stelt dat van veel diergeneesmiddelen niet bekend is hoe lang het middel/werkzame stof in de vis blijft? Wordt daar momenteel een wachttijd voor gehanteerd? Zo ja, hoe lang is die wachttijd en hoeveel zekerheid geeft deze dat de vissen wanneer zij geconsumeerd worden geen residuen van geneesmiddelen meer bevatten?
Dierenartsen kunnen onder bepaalde strenge voorwaarden niet-geregistreerde diergeneesmiddelen toepassen bij dieren. Er moet in de eerste plaats sprake zijn van een "diergeneeskundige noodzaak" om een dier te behandelen, wat met name het geval zal zijn als er sprake is van onaanvaardbaar lijden. Voor zover het diergeneesmiddel wordt toegepast bij een voedselproducerend dier, moet de werkzame stof in het diergeneesmiddel zijn toegelaten om te worden toegepast bij de betreffende diersoort. In artikel 22 van het Diergeneesmiddelenbesluit is tot slot gekozen voor een trapsgewijs systeem: indien er in Nederland géén geregistreerde diergeneesmiddelen beschikbaar zijn, kan de dierenarts allereerst diergeneesmiddelen gebruiken die in Nederland zijn geregistreerd voor een andere toepassing of voor toepassing bij een andere diersoort. Zijn dergelijke diergeneesmiddelen niet beschikbaar, dan kan de dierenarts gebruik maken van diergeneesmiddelen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd om bij dezelfde of een andere diersoort te worden toegepast, en zelfs van geneesmiddelen voor humaan gebruik. Indien ook dergelijke middelen niet beschikbaar zijn, is het een dierenarts toegestaan om nietgeregistreerde diergeneesmiddelen toe te dienen, die hijzelf of een apotheker op zijn recept heeft bereid ten behoeve van een dier of een klein aantal dieren. De in het kader van voorbedoelde "cascaderegeling" te hanteren minimale wachttermijn is 500 daggraden (daggraden = gemiddelde watertemperatuur van een dag in graden Celcius, bv 1 dag bij 20 graden Celcius is 20 daggraden). Als er aanwijzingen zijn dat die wachttermijn nog onvoldoende is om te hoge residuwaarden te voorkomen dient die wachttermijn te worden verlengd. In de "gedragscode voor viskwekers in Nederland" heeft de sector zich verplicht om de met een diergeneesmiddel behandelde vissen zwaarder dan 5 gram, te testen op de aanwezigheid van eventuele residuen alvorens deze voor consumptie aan te bieden. Overigens blijkt uit onderzoek van de VWA dat het gebruik van diergeneesmiddelen in de viskweek in Nederland verminderd is.
33.
Waarom stelt u dat er geregistreerde diergeneesmiddelen voor vissen dienen te komen en stelt u geen acties voor om dit te bewerkstelligen? Wat is hierin de rol van de overheid? Hoewel registratie van diergeneesmiddelen in principe altijd de voorkeur heeft (beste garanties voor veiligheid van middelen voor mens, dier en milieu), zijn daar aanzienlijke kosten mee gemoeid. Producenten van diergeneesmiddelen maken daarom altijd een afweging tussen kosten en baten voorafgaand aan een registratie. Gezien de relatief lage omzetten in visdiergeneesmiddelen zijn er praktisch geen geregistreerde middelen voor vis in Nederland. Bij afwezigheid van geregistreerde middelen mag onder bepaalde voorwaarden gebruik gemaakt worden van geregistreerde middelen voor andere diersoorten (zie antwoord op vorige vraag). De rol van de overheid is ervoor te zorgen dat er kaders zijn waarbinnen een adequaat pakket geregistreerde middelen voor vis tot stand komt en waardoor de betrokken partijen bij afwezigheid van geregistreerde middelen onder alle omstandigheden de voedselveiligheid kunnen waarborgen. Ik zal deze actie verder uitwerken in het gezamenlijk met de sector en met de KNMvD nog op te stellen actieplan visgezondheid.
34.
Welke actie is de overheid bereid te nemen als de gedragscode voor viskwekers niet nageleefd blijkt te worden?
36.
Kunt u aangeven welke belangen, andere dan economische, gediend zijn bij het overlaten van het creëren van draagvlak voor een gedragscode aan de viskweeksector? Met de gedragscode voor viskwekers geeft de sector invulling aan de wijze waarop zij maatschappelijk verantwoord wil ondernemen en gaat verder dan wat wettelijk is voorgeschreven. Momenteel wordt circa 80% van het volume aan kweekvis onder de voorwaarden van de gedragscode geproduceerd. De code moet echter gezien worden als een "intentie" waarvan de betekenis in relatie tot het controlebeleid beperkt is. Daarom zal ik de sector aansporen om een effectief systeem van zelfcontrole op te zetten. De overheid blijft uiteraard wel zelf verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving.
35.
Waarom is er geen tijdsplan voor de visserij?
Zoals in de Nationale Agenda Diergezondheid aangeven zullen de acties worden uitgevoerd in de periode 2007-2015. In het nog op te stellen actieplan visgezondheid zullen deze nader worden geprioriteerd.
37.
Bent u voornemens ook andere partijen dan de sector te betrekken bij de inventarisatie van de aspecten van de visgezondheid die prioriteit hebben? Zo ja, welke partijen? Zo neen, waarom niet? Ik zal in eerste instantie de meest betrokken partijen benaderen bij het actieplan visgezondheid. Het gaat dan om de koepelorganisaties van de viskwekers, de KNMvD en onderzoekers. 38.
Waar wordt aan gedacht als gesproken wordt over "verdere ontwikkeling van het instrument risicoanalyses"?
Op dit moment worden risico analyses met name uitgevoerd op basis van de inventarisatie van dierziekten situatie, dierstromen en verkeer tussen ons land en een land waar een uitbraak heeft plaatsgevonden. Bedoeling is om dit systeem uit te breiden waarbij er naast genoemde facetten ook aandacht komt voor de gevolgen van klimaatverandering, risico's van planten import en andere bewegingen die een mogelijk risico vormen.
Niet in de laatste plaats zal het vertrouwen dat gegeven kan worden aan een dierziekte bestrijdende organisatie in het land van herkomst een factor van betekenis worden bij het analyseren van risico's. 39.
Komt er een categorisatie van dierziekte, die anders is dan de Europese categorisatie? In veel gevallen biedt Europese regelgeving weinig ruimte om in nationale implementatie- of uitvoeringsregelgeving daarvan af te wijken. Uitgangspunt is dan ook dat er geen verschil gaat ontstaan tussen de Nederlandse en de Europese categorisatie van dierziekten. Ook met het oog op een geljjk speelveld en harmonisatie van de kostentoedeling verdient het de voorkeur geen andere nationale categorisatie te hebben. De uitgangspunten op basis waarvan categorisatie plaats kan vinden worden in gebracht in het Europese traject.
40.
Kunt u een overzicht geven van de kostentoedeling voor wat betreft de niet door de EU betaalde kosten (het nationale deel) van de dierziektebestrijding in de lidstaten van de Europese Unie. Nee, concrete en kwantitatieve informatie daarover ontbreekt. Bovendien hanteren de verschillende lidstaten geen gelijke maatstaven voor toerekening van de kosten aan de bestrijding. 41.
Wat is de oorzaak van het beperkt aantal dierhouders dat zich verzekert voor het risico van uitgaven voor dierziekten? Kan het zijn dat de premie te hoog is? Wanneer houders schade lijden ten gevolge van dierziektebestrijding kunnen zij een tegemoetkoming krijgen in de schade. Hiervoor bestaat een gesloten wettelijk stelsel. Alle overige kosten en schade vallen onder het normale bedrijfsrisico en moeten dus door de houders zelf betaald worden. Het afdekken van die overige schade en kosten door middel van verzekeringen heeft bij houders tot nu toe geen prioriteit gehad. Ook verzekeringsmaatschappijen hebben hier niet tot nu toe niet uitgebreid in geïnvesteerd. Het gaat hier om een nieuwe markt die nog in een ontwikkelingsfase verkeert. 42.
Acht u het gezien de grote druk door diverse ontwikkelingen op de dierenarts als poortwachter wenselijk dat er ondersteuning komt vanuit het publieke domein? 43.
Aan welke ondersteuning van de dierenarts als poortwachter denkt de overheid? 44.
Schiet de houding "kijken of (dit) verdere ondersteuning verdiend vanuit het publieke domein" niet ernstig tekort als de onafhankelijke positie van de dierenarts juist versterkt dient te worden? Ik acht het wenselijk dat de dierenarts zijn rol als poortwachter voor dier- en volksgezondheid goed kan invullen.
Hiervoor heb ik het aflopen voorjaar en deze zomer gesprekken gevoerd met dierenartsen, dierhouders en overkoepelende organisaties over mogelijk te nemen maatregelen. In mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16) heb ik u geïnformeerd over de op dit moment meest wenselijk geachte ondersteuning vanuit het publieke domein. Samen met dierenartsen, veehouders en betrokken overkoepelende organisaties zal ik beoordelen of deze aanpak afdoende is of dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. 45.
Waarom besteedt u geen aandacht in het hoofdstuk diergeneesmiddelen aan het gebrek aan geregistreerde diergeneesmiddelen voor de zogenaamde 'minor species'? Hoewel er in de Nationale Agenda Diergezondheid niet uitgebreid op diergeneesmiddelen wordt ingegaan heeft het diergeneesmiddelenbeleid in het algemeen en het beleid voor minor species wel degelijk mijn aandacht. De beschikbaarheid van geregistreerde diergeneesmiddelen voor minor species kan problemen geven door de kosten/baten afweging die hierbij gemaakt wordt door de farmaceutische industrie. Ik maak u erop attent dat er bij een tekort aan geregistreerde diergeneesmiddelen in Nederland de mogelijkheid bestaat om via de cascade-regeling die is opgenomen in de Europese regelgeving over toelating van diergeneesmiddelen (Richtlijn 2001/82/EG) gebruik te maken van geregistreerde geneesmiddelen voor andere diersoorten, indicaties of mensen. Uiteraard dient daarbij aan een aantal strenge voorwaarden te worden voldaan (zie het antwoord op vraag 32). 46.
Acht u de commercialisering van de verkoop van diergeneesmiddelen geen bedreiging voor uw doel om het gebruik van diergeneesmiddelen te laten afnemen? Zoals ik in mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16) heb aangegeven, kan de commercialisering van de verkoop van diergeneesmiddelen een risico zijn om het gebruik van diergeneesmiddelen te laten afnemen. Dit is ook een reden dat ik, zoals gesteld in die brief, met alle betrokken partijen probeer afspraken te maken om tot een meer verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen te komen.
47.
Waarom wordt er niet ingezet op het stimuleren van meer alternatieve geneeswijzen en het doen van onderzoek hiernaar?
De overheid stimuleert het onderzoek naar de toepassing van plantaardige alternatieven voor o.a. antibiotica (zie mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16)). Hierbij moet wel aan de eisen ten aanzien van de veiligheid voor mens, dier en milieu en de werkzaamheid worden voldaan.
De stimulering van veterinaire, alternatieve geneeswijzen die niet aan de eisen van evidence-basedmedicine voldoen, zie ik niet als taak van de overheid.
48.
Hoe zit het met het bewuster maken van reizigers die naar verre landen gaan met betrekking tot de import van hobby en huisdieren? In hoeverre is er voldoende controle op de import van buitenlandse certificaten, bijvoorbeeld Poolse en Tsjechische certificaten? Zie antwoord vraag 23.
Importen vanuit Polen en Tsjechië moeten voldoen aan de geldende Europese regelgeving. Controle op de veiligheid van deze importen en de juistheid van de certificaten is gebaseerd op de inspecties, die door het Voedsel en Veterinaire Bureau van de EU-Commissie in de lidstaten worden uitgevoerd.