uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Landbouw
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de
antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen die gesteld zijn in verband met de
behandeling van de nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid (28286,
nr. 76). De antwoorden kunt u terugvinden in de bijlagen bij deze brief. Tevens treft u in
de bijlage de door u gevraagde achtergronddocumenten bij de nota's.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Bijlagen:
- Antwoorden op de feitelijke vragen over de nationale agenda diergezondheid
- Antwoorden op de feitelijke vragen over de nota dierenwelzijn
- WUR-analyse nota Dierenwelzijn landbouwhuisdieren
- WUR-analyse diergezondheid/Nationale Agenda Diergezondheid
- UU-analyse gezelschapsdieren
- Resultaat enquête dierenwelzijn
- Uitnodiging consultatiebijeenkomsten nota dierenwelzijn
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Landbouw
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
20 december 2007 DL. 2008/66 18 januari 2008
Beantwoording schriftelijke vragen
dierenwelzijn en diergezondheid
(28286, nr 76)
7
1
Schriftelijke vragen en antwoorden nota dierenwelzijn
Ambitieniveau
9
Bent u bereid om met organisaties, die opkomen voor de belangen van dieren en daarbij dus niet
handelen uit eigenbelang, maar een maatschappelijke waarde vertegenwoordigen in tegenstelling
tot de sectorale belangenbehartigers, een belangrijke rol te laten spelen bij het opkrikken van de
ambities in deze nota?
14
Kunt u aangeven of u in het geval van het afschaffen van de apartheid, slavernij en kinderarbeid
ook liever had gewacht totdat op Europese of mondiale schaal hierover overeenstemming was
bereikt? Zo ja, waarom en hoe verhoudt zich dit tot de veranderende inzichten en kennis van een
samenleving over morele en ethische kwesties en de wens om daar wat aan te doen? Zo neen,
waarom wenst u wel af te wachten daar waar het om een beter dierenwelzijn gaat?
18 Kunt u aangeven op welke wijze u in het licht van het coalitieakkoord van dit kabinet respect
voor het dier en een respectvolle omgang met het dier in deze nota verder heeft uitgewerkt? Kunt
u puntsgewijs aangeven hoe na uitvoering van deze nota het respect voor dieren is toegenomen,
op welke terreinen en op welke wijze dat zichtbaar wordt? Kunt u daarnaast aangeven op welke
meetbare wijze de respectvolle omgang met het dier wordt verbeterd?
20
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling van het beleidsprogramma van dit kabinet,
namelijk dat 'productiedieren en gezelschapsdieren beter worden behandeld' heeft vertaald naar
meetbare en concrete verbeteringen? Welke dieren worden na het uitvoeren van de nota
dierenwelzijn beter behandeld, hoeveel beter worden ze behandeld en op welke wijze draagt u
zorg dat dit doel wordt behaald?
22
Kunt u aangeven waarom uw ambitieniveau voor de korte termijn zo laag is en hoe dit zich
verhoudt tot uw hogere ambitieniveau op de lange termijn van 15 jaar? Kunt u aangeven of u
voorkomt dat u de echte ambities ten aanzien van de verbetering van het dierenwelzijn in
Nederland overlaat aan uw opvolger? Zo ja, hoe?
23
Kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke tijdsspanne u de door u geschetste ambities voor
de lange termijn in de komende vijftien jaar wilt realiseren? Kunt u daarbij een overzichtelijk
schema maken waarin de daarvoor benodigde stappen uiteen worden gezet en mijlpalen voor de
komende vijftien jaar worden gemarkeerd?
24
Kunt u aangeven welke stappen u nu al zult ondernemen om te voorkomen dat de door u
geschetste lange termijndoelstellingen en ambities ten aanzien van de verbetering van het welzijn
van dieren door uw opvolger op de lange baan worden geschoven of niet worden doorgevoerd?
25
Kunt u aangeven welke mijlpalen ten aanzien van de verbetering van dierenwelzijn u tot 2022
heeft gepland om uw lange termijn ambities nu al gestalte te geven?
35
Kunt u aangeven hoe het kan dat alle dierenwelzijnsorganisaties, die u betrokken heeft bij het
opstellen van de nota, teleurgesteld zijn over het resultaat?
2
36
Kunt u aangeven op welke wijze u heeft besloten de suggesties, verzoeken, opmerkingen en
gesignaleerde problemen van de dierenwelzijnsorganisaties wel of niet mee te nemen en welke
overwegingen daarbij doorslaggevend zijn geweest?
38
Kunt u aangeven of u een economische analyse heeft laten uitvoeren om de kosten in kaart te
brengen die zijn gemoeid bij het doorvoeren van dierenwelzijnsverbeteringen voor een
dierwaardig leven van dieren in Nederland? Zo ja, op welke wijze?
39
Kunt u aangeven in hoeverre de met de verbetering van dierenwelzijn gepaarde kosten mee
hebben gespeeld bij het bepalen van het ambitieniveau van de voorgestelde maatregelen in de
nota dierenwelzijn?
41
Kunt u aangeven welke criteria u heeft gehanteerd in het opstellen van de doelstellingen en in
welke volgorde deze hebben bepaald in hoeverre het voortduren van dierenwelzijnsproblemen
door u wordt geaccepteerd? Kunt u aangeven op welke wijze u heeft bepaald dat andere criteria,
zoals kosten voor het aanbrengen van dierenwelzijnsverbeteringen, inkomensgevolgen, vrije
handels overwegingen, Europese regelgeving, etc. van meer doorslaggevend belang zijn dan een
striktere invulling van het leidend beginsel uit het coalitieakkoord, namelijk een respectvolle
omgang met het dier?
85
Kunt u aangeven op welke wijze u de zorgen van de Nederlandse samenleving over hoe we met
dieren omgaan heeft meegenomen in de nota? Kunt u daarbij concreet aangeven op welke wijze
deze zorgen tot uiting zijn gekomen in meetbare doelstellingen en concrete maatregelen om het
dierenwelzijn te vergroten? Kunt u aangeven op welke wijze de overheid verantwoordelijkheid zal
gaan nemen in het wegnemen van deze zorgen en in hoeverre deze zorgen zullen leiden tot
strengere wettelijke kaders in de manier waarop we met dieren omgaan?
87
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert dat de samenleving eist dat het welzijn van
dieren beter wordt gegarandeerd en dat u anderzijds een tijdshorizon van 15 jaar wilt hanteren
terwijl juist nu de samenleving vraagt om grote verbeteringen?
93
Kunt u aangeven waarom u de langetermijndoelstellingen niet heeft vertaald naar concrete
doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
100
Kunt u aangeven of in uw beleid de economische consequenties voor veehouders of de zorg en het
respect voor dieren leidend is geweest in het opstellen van deze nota? Kunt u aangeven waar dat
uit blijkt?
101
Kunt u aangeven in hoeverre u bij het bepalen van de randvoorwaarden waarbinnen de
veehouderij haar eigen verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van gehouden dieren,
economische afwegingen heeft gemaakt waarbij niet het basisniveau van het welzijn van dieren
als criterium werd genomen, maar de kosten die gemoeid zijn bij het overstappen op dit
basisniveau van dierenwelzijn? Waaruit blijkt dat u dit wel/niet heeft gedaan?
114
Kunt u aangeven op welke wijze uw constatering dat als Nederland voorop zal lopen met
dierenwelzijn, de dieren er per saldo niets mee opschieten zich verhoudt tot het besluit om een
eeuw geleden de kinderarbeid in Nederland af te schaffen?
3
116
Kunt u aangeven of u in het hypothetische geval dat u degene was die kinderarbeid in Nederland
had kunnen afschaffen dezelfde keuze gemaakt en kinderarbeid in Nederland had laten
voortduren omdat de arbeid zich anders zou verplaatsen naar kinderen in andere landen? Zo neen,
kunt u aangeven waarom het in geval van kinderarbeid een andere discussie is?
187
Kunt u duidelijk maken op welke wijze u in de totstandkoming bent omgegaan met het door u
genoemde spanningsveld tussen economie en dierenwelzijn? In hoeverre zijn economische
gevolgen leidend gebleken bij het stellen van doelen en het bepalen van het ambitieniveau? Kunt u
daarbij concrete voorbeelden geven?
240
Kunt u aangeven of u bij het bepalen van haar beleidsambities in de veehouderij, de benodigde
dierenwelzijnsverbeteringen als uitgangspunt heeft genomen of dat u zich vooral heeft laten
leiden door de economische belangen die de sector heeft?
250
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die
spelen in de melkveehouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot
verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u
gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en
randvoorwaardenstellend beleid?
268
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die
spelen in de kalverhouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot
verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u
gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en
randvoorwaardenstellend beleid?
274
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die
spelen in de dikbilhouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot
verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u
gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en
randvoorwaardenstellend beleid?
276
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die
spelen in de varkenshouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot
verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u
gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en
randvoorwaardenstellend beleid?
295
Kunt u aangeven waarom u enerzijds wel goed op de hoogte bent van de welzijnsproblemen die
spelen in de pluimveehouderij, maar anderzijds de ambitie ontbeert om daadwerkelijk tot
verbeteringen van de situatie te komen? Kunt u daarbij duidelijk maken waarom u de door u
gesignaleerde knelpunten niet hebt willen vertalen naar een kaderstellend, richtinggevend en
randvoorwaardenstellend beleid?
Ik heb in de nota dierenwelzijn gekozen voor doelstellingen ter verbetering van het dierenwelzijn
met een tijdshorizon van vijftien jaar. Deze vind ik ambitieus en realistisch. Ik doe concrete
voorstellen, om op termijn grote stappen te bereiken in de verbetering van het dierenwelzijn. De
overheid is niet als enige verantwoordelijk voor een goed dierenwelzijn. Voor het waar maken van
de ambitie tot verbetering van het dierenwelzijn is een breed maatschappelijk draagvlak nodig. Ik
neem zelf initiatief tot een groot aantal acties en daag de andere maatschappelijke partners uit
4
hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Juist door het stellen van haalbare doelen neem ik de
zorgen in de Nederlandse samenleving over het dierenwelzijn serieus. Het realiseren van deze
doelstellingen kan de overheid niet alleen. Grote welzijnsverbeteringen zijn niet van vandaag op
morgen te realiseren.
In de nota is bij elk hoofdstuk aangegeven wat mijn aanpak is ter uitvoering van de beschreven
ambitie en geef ik aan een groot aantal concrete acties te gaan uitvoeren. Ik sta een evenwichtige
aanpak voor met kennisontwikkeling, stimulering marktvraag, regelgeving en handhaving. Samen
met andere partijen maar niet vrijblijvend.
De ambities in de nota zijn voorzien voor een bepaald jaar in deze kabinetsperiode. Voor een
groot aantal is een deadline genoemd. Alle ambities op de verschillende in de nota genoemde
diergroepen worden uitgevoerd via het vierjarige werkprogramma.
Ik herken de gesuggereerde parallel tussen mijn dierenwelzijnsbeleid met het afschaffen van
kinderarbeid, apartheid en slavernij volstrekt niet. Bij het uitvoeren van mijn ambitie tot
verbetering van het dierenwelzijn wacht ik niet af tot er Europese of mondiale overeenstemming
is bereikt. Nederland heeft met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Flora en
Faunawet vooruitstrevende wetgeving. Ik streef naar een voorhoede in Europees verband en zet
mij daarom in voor het vormen van een diervriendelijke coalitie binnen de Europese Unie. Ik heb
mij het afgelopen jaar internationaal ingezet voor verbetering van het dierenwelzijn en zal dit ook
blijven doen.
Er is geen integrale economische analyse van de Nota dierenwelzijn uitgevoerd. Ik heb het
Landbouw Economisch Instituut (LEI) de economische gevolgen van een verbod op verrijkte
kooien voor leghennen en van een sanering van de nertsenhouderij in kaart laten brengen. Deze
rapporten heb ik op 7 respectievelijk 21 september 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op
basis van het LEI-rapport over de verrijkte kooien heb ik besloten niet over te gaan tot een
eenzijdig Nederlands verbod op dergelijke kooien.
Werkprogramma
15
Wanneer wordt het aangekondigde werkprogramma dierenwelzijn naar de Kamer gestuurd?
17 Kunt u aangeven wanneer we het werkprogramma van de in de nota genoemde acties kunnen
verwachten?
Het werkprogramma, waarin de in de nota dierenwelzijn genoemde acties verder zijn uitgewerkt,
is bijna gereed. Mijn streven is dat u het nog ontvangt voor het Notaoverleg op 28 januari as.
Consultatierondes
29
Kunt u aangeven waarom in de consultatierondes gemiddeld één dierenwelzijnsorganisatie per
ronde is uitgenodigd om deel te nemen, tegenover drie a vier belangenbehartigende organisaties
met een economisch belang vanuit de desbetreffende sector?
30
Kunt u aangeven hoe u door de beperkte mogelijkheid van dierenwelzijnsorganisaties om deel te
nemen een goed beeld heeft gekregen van de knelpunten, problemen en misstanden in de wijze
waarop dieren in Nederland worden behandeld?
31
Kunt u aangeven hoe u, zoals u ze zelf noemt, de 'zwakke waarden' voldoende de kans heeft
gegeven om geuit te worden in de consultatierondes en welke inspanningen u hiervoor heeft
5
verricht om de belangen van het dier, zoals onder anderen vertegenwoordigd door
dierenwelzijnsorganisaties serieus te nemen?
32
Kunt u aangeven in hoeverre u de inbreng van de verschillende deelnemers tijdens de
consultatierondes heeft gebruikt voor de verdere vormgeving en inhoud van uw nota en in
hoeverre u verschillende belangen heeft afgewogen?
33
Kunt u aangeven waarom u belangenbehartigende organisaties uit de veehouderij, visteelt,
huisdieren, circusdieren, etc. die met name economische belangen van hun leden
vertegenwoordigen heeft uitgenodigd om deel te nemen aan de consultatierondes?
34
Kunt u aangeven in hoeverre u de economische belangen, die deze organisaties
vertegenwoordigen, heeft meegenomen in de verdere vormgeving en invulling van de nota en in
hoeverre u deze heeft afgewogen tegen de noodzakelijke verbeteringen voor het welzijn van
dieren zoals is verwoord door onder anderen de betrokken dierenwelzijnsorganisaties?
37
Kunt u per organisatie, die u heeft geconsulteerd ter voorbereiding op deze nota, aangeven welke
van de door hen gemaakte opmerkingen wel zijn meegenomen en welke niet en waarom deze
opmerkingen niet zijn meegenomen? Kunt u in ieder geval ingaan op de inbreng van de volgende
organisaties: Dierenbescherming, Varkens in Nood, Dier en Recht, de Vissenbescherming, Wilde
dieren de tent uit en de Faunabescherming?
314
Kunt u aangeven of organisaties die opkomen voor de belangen van hobbydieren zijn betrokken
bij de totstandkoming van de nota Dierenwelzijn? Zo ja, hoe? Wat is hierbij de input geweest en op
welke wijze is deze verwerkt in de nota?
Voor de consultatiebijeenkomsten was een representatieve samenstelling van de deelnemers een
leidend vertrekpunt. Daarbij was het niet alleen van belang dat alle partijen die een behoorlijke en
relevante achterban vertegenwoordigen aanwezig waren, maar er tevens sprake was van een voor
de discussie werkbare omvang van de groep. Zo zijn er voor de bijeenkomsten steeds
verschillende dierenwelzijnsorganisaties uitgenodigd als ook vertegenwoordigers van de diverse
sectoren en van de hobbydierhouders (zie bijlage lijst genodigden). Inherent aan de
organisatievorm en -graad betekent dat feitelijk dat er bij de bijeenkomsten getalsmatig meer
vertegenwoordigers van de diverse sectoren waren dan van de dierenwelzijnsorganisaties. Dit
betekent echter niet dat daardoor de economische belangen in de beleidsafweging zwaarder
hebben gewogen.
Als objectief vertrekpunt voor de discussie lag er voor iedere bijeenkomst een analyse van de
Wageningen-UR die de belangrijkste en meest ernstige welzijnsknelpunten voor de verschillende
sectoren benoemde. Het betrof hier een samenvatting van het WUR-rapport dat u hierbij ook
toegestuurd krijgt. Of de belangrijke welzijnsknelpunten tijdens een bijeenkomst al dan niet aan
de orde kwamen, was daardoor niet afhankelijk van de aanwezigheid en inbreng van de
dierenwelzijnsorganisaties.
Dierenwelzijn is een complex onderwerp waar tal van waarden een rol spelen. Zo is er op dit
moment bijvoorbeeld een breed maatschappelijk draagvlak voor een verbetering van het
dierenwelzijn, wil de consument tegelijkertijd een betaalbaar voedselpakket, zijn er grote
nationale economische belangen in het geding en spelen er tal van ethische discussies. Het is de
taak van de politiek om in die complexe situaties afwegingen te maken en de kaders te bepalen.
Dat is wat gedaan is in deze nota. Daarbij zijn economie en dierenwelzijn heel belangrijk maar
niet het enige dat telt, ook milieu, voedselveiligheid en diergezondheid zijn bij die afweging van
groot belang.
6
Verantwoordelijkheid verschillende maatschappelijke partners
46
Kunt u aangeven waarom u vertrouwt op het bedrijfsleven als het gaat om het stellen van
welzijnseisen aan het houden van zeer kwetsbare groepen dieren? Kunt u aangeven waarom de
samenleving, welke dierenwelzijn een van de belangrijkste maatschappelijke waarden acht,
gebaat is bij het overlaten van het opstellen en uitvoeren van welzijnseisen aan de sector zelf?
47
Kunt u aangeven welke belangen, andere dan economische, gediend zijn bij het overlaten van het
opstellen van dierenwelzijnseisen aan een sector?
103
Op welke verantwoordelijkheid van de houder van dieren doelt u precies? Kunt u dit nader
toelichten?
105
Waarop baseert u de veronderstelling dat, middels de zelfregulering die u voorstaat, genoemde
doelen gehaald kunnen worden? Is er zicht op de resultaten van een beleid dat vooral uitgaat van
zelfregulering? Welke verwachtingen mogen we ontlenen aan de evaluatie van het beleid van de
afgelopen jaren?
106
Over welke randvoorwaarden spreekt u? Gaat het hier om minimumnormen voor dierenwelzijn en
duurzaamheid?
107
Hoe wordt de voortgang van zelfregulering gemonitord? Hoe wordt er eventueel bijgestuurd? Zijn
er tussentijdse doelen gesteld en evaluatiemomenten ingelast?
111
Wat gaat er gebeuren, mochten de sector, maatschappelijke organisaties en
onderzoeksinstellingen er samen niet uitkomen?
123
Kunt u aangeven hoe uw streven naar het realiseren van een hoger niveau van dierenwelzijn en
het daarbij toekennen van een belangrijke rol aan het marktmechanisme zich verhoudt tot uw
eerdere uitspraak dat het vooral de overheid is die hoeder is van het publieke belang en de zwakke
waarden in de samenleving?
382
Welke criteria hanteert u bij het bepalen of kaderstelling vanuit de overheid wel of niet
noodzakelijk is als het gaat om dierenwelzijn in de verschillende sectoren? Gaat het hierbij louter
om de economische waarde?
De verantwoordelijkheid voor het welzijn van het gehouden dier ligt primair bij de houder van dat
dier. Voor een eigenaar van voor productie gehouden landbouwhuisdieren komt daar nog bij, dat
hij - naast het zorgdragen voor de huisvesting en verzorging van zijn dieren - ook moet voldoen
aan de eisen die de markt stelt. Dit maakt de andere partijen in de keten en de consument mede
verantwoordelijk voor het welzijn van landbouwhuisdieren.
Verbetering van dierenwelzijn in de veehouderij zie ik als een integraal onderdeel van de verdere
verduurzaming van de veehouderij op alle aspecten van maatschappelijk verantwoord
ondernemen: people, planet en profit. De overheid bepaalt de randvoorwaarden waarbinnen
gehandeld kan worden. Daarnaast stimuleert de overheid kennisontwikkeling en verspreiding en
bevordert vernieuwingen door de sector in de bedrijfsvoering en de markt. In de nota
dierenwelzijn heb ik per sector aangegeven wat mijn prioriteiten zijn bij de inzet op verbetering
7
van het dierenwelzijn. Ik daag de dierhouderij uit zijn verantwoordelijkheid te nemen voor
bovenwettelijke verbeteringen en de andere maatschappelijke organisaties de hunne.
Concreet streef ik er de komende jaren naar samen met de andere betrokken partijen te komen tot
een substantieel tussensegment (vlees tussen gangbaar en biologisch) in het schap van de
supermarkten en hiertoe in 2008 een convenant te sluiten.
Ethische aspecten
19
Kunt u aangeven op welke wijze u de door u genoemde 'verantwoordelijkheid die de mens draagt
voor de aarde' concreet heeft uitgewerkt in zichtbare en meetbare doelstellingen wat betreft
dierenwelzijn per diergroep?
66
Waar is het verschil in gelegen tussen het welzijn van dieren en de ethische aspecten rondom de
wijze van omgaan met dieren?
69
Kan er naast een definitie van dierenwelzijn niet ook een ethisch toetsingskader komen?
72
Kunt u aangeven waarom de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren niet zijn
meegenomen in de nota? Hoe is deze keuze tot stand gekomen?
73
Deelt u de mening dat de ethische aspecten rond de wijze van omgang met dieren een essentiële
rol spelen in de beleidsvorming rondom dierenwelzijn? Zo ja, bent u bereid de nota te herschrijven
waarbij deze ethische aspecten de grondsteen vormen? Zo neen, kunt u dit toelichten?
74
Bent u voornemens een apart beleidsstuk te presenteren rondom de ethische aspecten rond de
wijze van omgang met dieren of hier een apart overleg over te agenderen? Zo neen, wat bedoelt u
dan met de zin "Het spreekt voor zich dat deze vraagstukken er toe doen in het publieke debat,
maar ze moeten onderscheiden worden van het vraagstuk van dierenwelzijn"?
84
Kunt u aangeven waarom een ethisch kader ontbreekt in de nota?
184
Kunt u aangeven welk ethisch kader u hanteert in de uitwerking van de nota dierenwelzijn als het
gaat om de mate waarin een dier mag worden gebruikt door de mens voor de productie van
dierlijke producten?
Het kabinet huldigt bij de omgang met dieren de opvatting dat de mens dieren mag gebruiken
voor eigen doeleinden zoals die in de Nederlandse samenleving aanvaardbaar worden gevonden
zoals voeding, sport, gezelschap, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de mens zorgt draagt
voor de gezondheid en welzijn van het dier.
In deze nota zijn daarom de voornemens van het kabinet opgenomen om nadere invulling te
geven aan deze verantwoordelijkheid en het verder verbeteren van het dierenwelzijn. Hierbij geldt
de intrinsieke waarde van het dier - dat voorkomt uit de ethiek - als het uitgangspunt.
Rondom het houden van dieren spelen ook vele andere maatschappelijke vraagstukken. Enkele
daarvan zoals de vraag of het houden van dieren voor alle nu gebruikelijke doeleinden toegestaan
moet blijven, en de vraag of bepaalde dodingsmethoden aanvaardbaar zijn, vinden hun oorsprong
8
in ethische opvattingen. Deze vraagstukken gaan niet direct over dierenwelzijn. Ik wil deze
vraagstukken onderscheiden van het welzijnsvraagstuk.
Deze onderwerpen krijgen hun plaats in de maatschappelijke debatten over de dierhouderij en in
het verkeer tussen Kamer en kabinet.
Om deze redenen heb ik geen voornemen om een aparte nota over de ethische aspecten rond de
wijze van omgang met dieren uit te brengen.
Definitie dierenwelzijn
67
Doet het versmallen van de definitie van dierenwelzijn tot het hebben van wel of geen ongerief
recht aan het huidige maatschappelijke debat en de normen en waarden, die wenselijk zijn in de
omgang met dieren?
68
Is de definitie, die een combinatie is van een deel van de definitie van Bracke en de vijf vrijheden
van Brambell, een geaccepteerde en algemeen gehanteerde definitie in de wetenschap?
75
Op welke wijze worden de vijf vrijheden van Brambell (vrij van honger, dorst, onjuiste voeding,
thermaal en fysiek ongerief, pijn, verwonding of ziekten, angst, chronische stress en de vrijheid om
een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben) die u noemt als parameters voor een
goed dierenwelzijn, doorvertaald naar uw beleid in deze nota?
79
Wat bedoelt u met het 'respecteren' van de vijf vrijheden in uw definitie van dierenwelzijn? In
hoeverre is de houder van een dier hieraan gebonden?
82
Kunt u aangeven op welke wijze u de definitie van dierenwelzijn, namelijk dat de houder van
dieren de vijf vrijheden van het dier respecteert, in de praktijk heeft ingevuld? Kunt u daarbij
aangeven wat u onder het 'respecteren van de vijf vrijheden' verstaat en in welke mate deze vijf
vrijheden gerespecteerd dienen te worden? Welke meetbare criteria hanteert u daarbij?
386
Kunt u aangeven op welke wijze gezelschapsdieren binnen het huidig wettelijk kader kunnen
rekenen op een verzorging die minimaal voldoet aan de vijf vrijheden van Brambell?
In de wetenschap zijn niet alleen in de loop der tijd verschillende definities voor dierenwelzijn
gehanteerd, ook zijn er op dit moment meerdere definities die naast elkaar worden gebruikt. Het
is dan ook een illusie te denken dat de in de nota opgenomen definitie de enige en algemeen
geaccepteerde definitie is of wordt. De definitie is bedoeld als werkdefinitie en bevat de
belangrijkste geaccepteerde wetenschappelijke uitgangspunten zoals de internationaal
geaccepteerde vijf vrijheden van Brambell en het feit dat dieren, net als mensen, een zeker
adaptievermogen hebben om zich aan te passen aan de omgeving.
In mijn ogen biedt deze definitie daarmee een goed vertrekpunt voor de nota en de ambitie op
langere termijn.
Daarbij wil ik opmerken dat voor iedere definitie geldt dat die nog geen directe handvatten biedt
voor concrete normvoorschriften voor regelgeving of concreet handelen van de houder van
dieren. Het is daarom dat ik het werk in het EU Welfare Quality programma zo belangrijk vind. In
dit programma worden onder andere concrete indicatoren ontwikkeld die het mogelijk maken het
welzijn van de dieren te meten aan de dieren zelf.
9
Toetsingskader ongerief
70
Kunt u aangeven waarom een toetsingskader ontbreekt om te bepalen welk dier welke mate van
ongerief mag ondergaan?
71
Kunt u aangeven hoe u bepaalt welke soorteigen gedragingen dieren in gedomesticeerde
omstandigheden nog moeten kunnen uitoefenen om zo de integriteit van het dier niet aan te
tasten en om zo op een respectvolle manier met dieren om te gaan? Kunt u aangeven in hoeverre
u dit toetst aan onomstotelijk vastgestelde criteria? Kunt u daarbij concreet ingaan op de behoefte
aan varkens om te wroeten en in hoeverre een met plastic omhulde ketting is toegestaan om aan
deze behoefte van wroeten te kunnen voldoen? Op basis van welke criteria heeft u bepaald dat
een ketting toelaatbaar is om aan het wroetgedrag van varkens tegemoet te komen?
83
Kunt u aangeven welk toetsingskader u hanteert om te kunnen vaststellen welke mate van
ongerief is toegestaan?
Er zijn wetenschappelijk onderbouwde methoden om het ongerief bij dieren te meten. Voor de
bepaling van de belangrijkste welzijnsknelpunten heeft WUR gebruik gemaakt van zo'n methode.
In dit verband wil ik ook wijzen op de ontwikkeling van welzijnsmonitor voor landbouwhuisdieren
in het kader van het Europese Animal Welfare Quality programma. Op basis van deze
geobjectiveerde meetmethoden kunnen ook normen of niveau's van dierenwelzijn worden
afgeleid.
Voor de vragen inzake afleidingsmateriaal verwijs ik naar mijn antwoorden gegeven op de vragen
5 tot en met 11 van kamerstuk 2060723780.
92
Waarom leidt bij circussen en dierentuinen het maatschappelijke draagvlak wellicht tot
investeringen en aanpassingen en bij andere 'ethische' kwesties als het doden van
eendagshaantjes niet?
Ook ethische kwesties kunnen tot investeringen en aanpassingen leiden. Zo wordt onderzoek
gedaan naar andere methoden rond de kwestie doden van eendagskuikens en zal er een debat
worden gevoerd over de ethische kanten hiervan wat tot aanpassing van beleid, regelgeving en
praktijk kan leiden.
Integraal beoordelingskader
4
Wat zijn de overwegingen geweest om de integrale beleidsaanpak op het gebied van
dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid, ruimtelijke ordening én milieu, die door eerdere
kabinetten in gang is gezet, los te laten en over te gaan op een gefragmenteerde aanpak? Welke
initiatieven gaat u ondernemen om tot een integrale aanpak te komen?
40
Kunt u aangeven of u het lijden van dieren in Nederland als leidend principe hebt gekozen bij het
stellen van doelen en maatregelen in uw dierenwelzijnsnota of dat u zich vooral heeft laten leiden
door het kostenplaatje dat aan het verbeteren van dierenwelzijn hangt? Kunt u aangeven op
grond van welke criteria en randvoorwaarden u heeft besloten tot het stellen van doelen en
verbeterpunten?
10
86
Kunt u aangeven in hoeverre u de analyses van Wageningen Universiteit en Researchcentrum
(WUR) en de Universiteit Utrecht (UU) waarin wordt gesteld dat er wezenlijke welzijnsknelpunten
zijn, hebt meegenomen in uw nota? Waar blijkt dat uit en hoe heeft u deze bevindingen vertaald
naar kaderstellende maatregelen en/of doelstellingen om deze welzijnsknelpunten weg te nemen?
208
Kunt u aangeven op welke wijze u zult omgaan met mogelijke conflicterende eisen aan
stalsystemen als het gaat om het afvangen van emissies en het vergroten van dierenwelzijn? Kunt
u aangeven welk belang dan zal prevaleren en op basis van welke criteria u hierin keuzes maakt?
209
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat het welzijn van dieren zal lijden onder de strengere eisen die
worden gesteld aan om de milieu effecten van de (intensieve) veehouderij zoals het afvangen van
ammoniak en andere schadelijke emissies? Kunt u aangeven op basis van welke criteria u de
milieumaatregelen toetst op dierenwelzijn?
216
Kunt u aangeven op welke wijze u dierenwelzijn beziet in relatie tot andere factoren? Op welke
wijze gaat u voorkomen dat het welzijn van dieren het onderspit delft als u deze afweegt tegen
andere waarden? Welke criteria heeft u daarvoor ontwikkeld?
217
Kunt u aangeven of het welzijn van het dier of milieumaatregelen zwaarder weegt in uw beleid als
ze niet samengaan? Kunt u garanderen dat het welzijn van het dier niet zal lijden bij de
maatregelen die worden genomen om de milieuproblemen van de veehouderij aan te pakken? Zo
ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
218
Kunt u aangeven op welke wijze het afwegingskader verder vormgegeven zal worden en of
dierenwelzijn daarin als een van de factoren zal worden opgenomen die tegen elkaar worden
afgewogen of als randvoorwaarde waarbij het nemen van maatregelen op andere terreinen het
welzijn van dieren niet mag schaden?
219
Kunt u aangeven welke wetenschappelijke disciplines zijn betrokken bij het ontwikkelen van het
afwegingskader en waarom deze disciplines volgens u toereikend zijn om een afwegingskader te
ontwikkelen dat voldoet aan de zorg van de samenleving over het welzijn van dieren in
Nederland?
220
Kunt u aangeven of de onderzoekers die aan het afwegingskader werken, daarnaast ook
onderzoek uitvoeren in opdracht van het agrarische bedrijfsleven? Zo ja, kunt u aangeven op
welke wijze u belangenverstrengeling tracht te voorkomen? Zo neen, op welke wijze heeft u dat
getoetst?
221
Kunt u aangeven in hoeverre in het afwegingskader economische belangen impliciet of expliciet
worden meegenomen in het opstellen ervan?
222
Kunt u aangeven welke andere waarden worden meegenomen in het opstellen van het
afwegingskader en welke belangen het zwaarst zullen wegen?
223
Kunt u aangeven waar het welzijn van het dier staat ten opzichte van de andere waarden in het
afwegingskader en hoe de toetsing door de overheid zal plaatsvinden op het moment dat het
afwegingskader klaar is?
11
233
Op welke wijze zal het dierenwelzijnsbeleid worden afgestemd op het afwegingskader dat eind
2008 gereed zal zijn, waarmee welzijn en andere maatschappelijke waarden worden afgewogen in
geval van ingrijpende koerswijzigingen? Zullen ethische aspecten ook deel uitmaken van dit
afwegingskader?
Als teruggekeken wordt naar de ontwikkelingen van de afgelopen 50 jaar kan worden vastgesteld
dat stap voor stap meerdere waarden centraal zijn komen te staan. Stond bij de ontwikkeling van
de veehouderij eerst vooral groei van de productie tegen lage kosten centraal, in de loop van de
tijd zijn daar milieu, arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn bij gekomen. Niet in alle gevallen
zijn integrale oplossingen voor de vraagstukken waar de veehouderij mee te maken kreeg,
ontwikkeld.
Daarom heb ik besloten een integraal afwegingskader te laten ontwikkelen. Dit afwegingskader is
in mijn ogen een methode om inzichtelijk te maken welke waarden in het geding zijn bij
veranderingen in de veehouderij. Op deze manier wordt voor de samenleving duidelijk wat de
gevolgen zijn van beleidskeuzes. In 2008 laat ik deze methode ontwikkelen en in enkele
praktijksituaties uit proberen. Ik denk aan een methode waarbij naast wetenschap ook
maatschappelijke partijen betrokken zijn bij het in beeld brengen van de gevolgen.
In ieder geval zullen dierenwelzijn, milieu, economie, diergezondheid, voedselveiligheid en
arbeidsomstandigheden worden meegenomen. Ethische aspecten maken geen onderdeel uit van
het afwegingskader. Ik stel me voor dat de aspecten die een rol spelen kunnen veranderen,
afhankelijk van nieuwe inzichten en ontwikkelingen.
Ik heb de opdracht verstrekt aan Wageningen UR en hierbij zullen wetenschappers uit
verschillende disciplines (zoals maatschappij, dier en milieu) zijn betrokken. De vraag of de
onderzoekers ook onderzoek uitvoeren voor andere opdrachtgevers is niet relevant. Wat telt is dat
de onderzoekers goed wetenschappelijk onderzoek verrichten. De bestaande systemen van
kwaliteitsbewaking volstaan daarvoor.
De uiteindelijke weging van de waarden ten opzichte van elkaar vormt geen onderdeel van het
afwegingskader, maar is nu bij uitstek het domein van degene de beleidsbeslissingen neemt. Voor
zover het gaat om beslissingen ten aanzien van de veehouderij is de inzet van het kabinet om te
streven naar integraal duurzame houderijsystemen waarbij de verschillende waarden op een hoog
niveau worden gerealiseerd. Voor dierenwelzijn betekent dit dat de komende jaren substantiële
voortgang moet worden geboekt. Op voorhand wordt echter niet de ene waarde geplaatst boven
de andere.
Handhaving
3
Welke stappen gaat u ondernemen om de (illegale) handel op internet in dieren aan te pakken?
De dienst opsporing van de AID zal ook komend jaar inzet plegen om illegale handel via het
internet op te sporen.
81
Kunt u aangeven op welke wijze u bepaalt of dieren chronisch stress ervaren en op welke wijze in
de wet is verankerd dat het veroorzaken van chronische stress wordt voorkomen? Kunt u aangeven
op welke wijze u deze uitgangspunten heeft geborgd in handhaving, controle en sanctionering van
houders van dieren die dieren chronische stress bezorgen?
Of dieren chronische stress ondervinden als gevolg van menselijk handelen of ingrijpen, wordt
doorgaans op basis van onderzoek bepaald. Dit onderzoek vormt de basis voor voorschriften in
regelgeving waardoor ernstige en langdurige stress zoveel mogelijk wordt voorkomen. Wanneer
uit de beoordeling van de situatie volgt dat het wenselijk is om door middel van regelgeving
12
aanvullende beperkingen te stellen, worden voorschriften vastgesteld. Voorbeelden zijn de
voorschriften omtrent diertransport en de oppervlaktevoorschriften voor het houden van
bepaalde dieren. Ook de regels met betrekking tot het afleidingsmateriaal voor varkens kunnen
als voorbeeld worden aangehaald. Het uitoefenen van toezicht op de naleving van deze
voorschriften en het vervolgen van overtreders, moet bijdragen aan de naleving van deze
voorschriften door de houders. Overtredingen ten aanzien van landbouwhuisdieren zijn als
economisch delict strafbaar gesteld in artikel 1, onder 4o, van de Wet op de economische delicten.
Hierop staat een maximum straf van zes maanden hechtenis, een taakstraf of een boete van de
vierde categorie (¤ 18.500,-). Is er geen sprake van een economisch delict, dan bedraagt de
hoogste op te leggen geldboete een boete van de derde categorie (¤ 7.400,-)
129
Wat zijn de principes van het programmatisch handhaven?
Programmatisch handhaven is een planmatige methode, waarbij handhavings- en
nalevingsinstrumenten zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet. Dit is gericht op de
bevordering van naleving en zo worden de risico's van niet-naleving zo optimaal mogelijk
beheerst.
130
Op welke wijze worden de mogelijkheden voor Toezicht op Controle en het gebruik van private
kwaliteitssystemen onderzocht? Door wie wordt dit onderzoek uitgevoerd? Wordt de Kamer over
de resultaten geïnformeerd en zo ja wanneer?
Initiatieven voor private controlesystemen worden door de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit getoetst aan de in het beleidskader Toezicht op controle (Kamerstukken II
2004/05, 29 515, nr. 63) neergelegde voorwaarden.
Verder verwijs ik u naar mijn brief van 21 december 2007, Kamerstukken II 2007/08, 28 286, 30 401,
21 501-32 , nr. 93.
133
Hoeveel procent van het budget van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) bestaat
uit uw financiële steun?
De LID is geheel zelfstandig en als zodanig ook zelf verantwoordelijk voor haar begroting.
Niettemin heb ik in 2007 nog ingestemd met een verhoging in de tegemoetkoming van de kosten
tot 300.000 euro.
134
Wat moet onder capaciteitsuitbreiding bij de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Voedsel en
Warenautoriteit (VWA) verstaan worden als het budget voor deze diensten daalt?
135
Welke garantie kan gegeven worden dat voor de hobby- en gezelschapsdieren de handhaving door
de AID voldoende blijft?
Het kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt om de capaciteit van de handhaving voor
dierenwelzijn uit te breiden. Dit is opgenomen in de financiële paragraaf van de nota. Deze
uitbreiding is niet onderhevig aan de bezuinigingstaakstelling die het kabinet heeft afgesproken.
Ook ten aanzien van de handhaving van de regelgeving met betrekking tot hobby - en
gezelschapsdieren zal de methode van het programmatisch handhaven worden toegepast. De
capaciteit bij de AID ten behoeve van gezelschapsdieren wordt uitgebreid. Naast de AID draagt
vooral de LID zorg voor de handhaving bij deze sector.
13
137
Kunt u aangeven hoe vaak er sinds de inwerkingtreding van de Gwwd een maximumstraf is
opgelegd voor het overtreden van het verbod op dierenmishandeling? Zo neen, waarom bestaat
hier geen overzicht van? Bent u bereid het aantal overtredingen van het verbod op
dierenmishandeling en de hierbij opgelegde straffen te registreren, zodat er een eenduidig
overzicht ontstaat, ontwikkelingen gemonitord kunnen worden en er kan worden bezien of de
huidige strafmaat voldoende ruimte biedt?
Navraag door Justitie bij het Openbaar Ministerie (OM)heeft geleerd dat deze informatie niet uit
het bedrijfsprocessensysteem (COMPAS) van het OM kan worden gegenereerd. Om de gevraagde
informatie alsnog boven tafel te krijgen zouden door het OM alle sinds de inwerkingtreding van
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren afgedane zaken handmatig moeten worden
doorgenomen. Dit zou zeer veel tijd en capaciteit van het OM vergen en is derhalve niet
proportioneel. Of deze informatie wel uit het nieuwe bedrijfsprocessensyteem (GPS) van het OM
zal kunnen worden gegenereerd is nog niet duidelijk. Dat hangt onder meer af van de wijze
waarop de rechters vonnissen in GPS zullen gaan registreren. Daar bestaat nog geen duidelijkheid
over.
316
Bent u voornemens de controle op dierenwelzijn bij hobbydieren te verscherpen? Zo ja, op welke
wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze zullen de controles op
dierenwelzijn en de naleving van de informatie over dierenwelzijn worden vormgegeven?
De welzijnsproblemen bij de hobbydieren worden vooral veroorzaakt door onwetendheid bij de
houders. Het voorkomen van deze problemen kan vooral worden bereikt door het opheffen van
de kennislacune en niet door het aanscherpen van controles. Ik ben dan ook niet voornemens om
de controle te verscherpen.
Kennis
54
Welke onderzoeken vinden op dit moment in Europa plaats naar beleidsvorming en
welzijnsproblemen voor dieren?
Binnen de Europese Unie vinden tal van onderzoeken plaats ten behoeve van dierenwelzijn. Alle
informatie over onderzoeken die door de EU worden (mede-)gefinancieerd wordt gepubliceerd op
het Europese portaal "EU-agrinet". Dit portaal bevat informatie over onderzoeken die hebben
plaatsgevonden, nu worden uitgevoerd of nog uitgevoerd gaan worden. Het meest omvangrijke
en zeer belangrijke onderzoeksprogramma dat op dit moment wordt uitgevoerd is Welfare
Quality. In Welfare Quality werken zo'n 150 onderzoekers verbonden aan 40 verschillende
instituten en universiteiten, en afkomstig uit 13 verschillende Europese landen, samen. Het
programma strekt zich uit over alle belangrijke landbouwhuisdieren (runderen, varkens en
pluimvee). Binnen Welfare Quality is met name het onderzoek naar een welzijnsmonitor voor de
genoemde diersoorten noemenswaardig.
141
Op welke wijze gaat u de komende jaren in kennisontwikkeling investeren? Wat zijn de
gebruikelijke financieringskaders?
Naast het investeren in fundamentele wetenschappelijke kennis via kennisbasisonderzoek
investeer ik ook in kennis waar op dit moment in de praktijk behoefte aan is via
beleidsondersteunend onderzoek, om de noodzakelijke verbeteringsslagen en ambitie van de
Nota Dierenwelzijn te realiseren. Tevens zullen perspectiefvolle initiatieven aangedragen door
bedrijfsleven mede worden ondersteund. De gebruikelijke financieringskaders zijn via DLOprogrammering
(DLO staat voor Dienst Landbouwkundig onderzoek) en via Open Programmering.
14
142
Wat is de inhoud van het onderzoeksprogramma van de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)?
Het betreft een geïntegreerd en interdisciplinair onderzoeksprogramma dat antwoorden moet
verschaffen op de vragen die rijzen rond het dilemma tussen efficiënte productie en dierenwelzijn.
Belanghebbenden als fokkerijorganisaties, veehouders, instellingen voor diergezondheid,
maatschappelijke organisaties, retailers, ethici en dier-, markt-, en consumentenwetenschappers
worden daar gericht bij betrokken. De vragen bestrijken ook een breed terrein, dat zich over zowel
de bètawetenschappen als de gammawetenschappen uitstrekt. Ze gaan over de ethische en
biologische grenzen van het aanpassingsvermogen van dieren en de consequenties daarvan voor
dierenwelzijn, en over de mogelijkheden tot verwaarding van dierenwelzijn en de relatie met
maatschappelijke trends en consumentengedrag.
143
Kunt u toezeggen dat de Kamer de Kennisagenda Dierenwelzijn ontvangt voor het overleg over de
Nota Dierenwelzijn?
Nee, de Kennisagenda Dierenwelzijn is nog in ontwikkeling. Mijn streven is om deze agenda in de
loop van 2008 gereed te hebben.
Educatie
147
Wat wordt er in het onderwijs gedaan op het gebied van de omgang met dieren en het respect
voor de natuur, naast de voorlichting over voedsel?
In het primair en voortgezet onderwijs zijn de doelstellingen (kerndoelen genaamd) dat de
leerlingen in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren leren onderscheiden en
benoemen. Ze leren hoe die planten en dieren functioneren in hun leefomgeving. Ook leren zij
over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Ze
leren met zorg om te gaan met het milieu. Daarnaast leren de leerlingen zich te gedragen vanuit
respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen, waaronder waarden en normen die
betrekking hebben op dieren en natuur.
Scholen bepalen zelf de wijze waarop zij deze doelstellingen realiseren, bijvoorbeeld welke
onderwijsmethode zij hanteren en of ze de leerlingen vaak of minder vaak direct met de natuur in
aanraking brengen.
148
Welke categorieën dieren worden in de pilot 'Houden van dieren' meegenomen? Wanneer kan
deze pilot afgerond worden?
De pilot "Houden van dieren" zal dit voorjaar ontwikkeld worden. Bij het bepalen van de
categorieën van dieren zal gekeken worden naar het reeds beschikbare (les)materiaal en
mogelijke aansluiting daarbij. Gestreefd wordt de ontwikkeling van de pilot dit jaar af te kunnen
ronden.
Stimuleren consumentenvraag
Campagne Voedingscentrum
98
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat consumenten over voldoende kennis,
informatie en ondersteuning beschikken om een redelijke afweging te maken bij hun aankoop van
dierlijke producten, heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze
kabinetsperiode?
15
151
Deelt u de mening dat consumenten en burgers alleen verantwoord kunnen kiezen als zij inzicht
hebben in alle aspecten van het productieproces van dierlijke producten en dat daarom in
voorlichtingscampagnes aandacht besteed dient te worden aan de dierenwelzijnsknelpunten in de
gangbare veehouderij? Zo ja, op welke wijze geeft u hier vorm aan? Zo neen, waarom niet?
164
Waar zijn de procenten, waarmee gegoocheld wordt (85% en 33%), op gebaseerd en hoe gaat dit
gemeten worden? Is het gat tussen 85 en 33% niet wat te groot?
171
Kunt u aangeven waarom u in de campagne gericht op het stimuleren van duurzame producten
met als prioriteit het thema dierenwelzijn, consumenten niet verder wil informeren dan dat een kip
of een varken niet kan kiezen en de consument wel?
172
Kunt u aangeven waarom u er niet voor heeft gekozen om in deze campagne veel sterker de
omstandigheden waarin gangbaar geproduceerde kippen en varkens zich bevinden aan de
consument duidelijk te maken, bijvoorbeeld over de ingrepen die zij moeten ondergaan en de
huisvesting waarin zij zich bevinden?
173
Kunt u aangeven of u alsnog bereid bent om veel duidelijker in de informatiecampagnes aan te
geven onder welke omstandigheden kippen en varkens worden gehouden en welke systemen een
hoger dierenwelzijn garanderen en welke het laagste niveau zijn? Zo ja, op welke wijze en binnen
welke termijn? Zo neen, waarom niet?
174
Kunt u de doelstelling dat '85% van de Nederlandse bevolking realiseert zich dat men door de
keuze voor bepaalde producten invloed heeft op het welzijn van dieren in de veehouderij' verder
concretiseren en aangeven wat u bedoelt met 'realiseren', 'bepaalde producten', 'invloed' en
'welzijn van dieren in de veehouderij'? Kunt u daarbij aangeven welk kennisniveau deze 85% van
de Nederlanders dient te bezitten over houderijsystemen van landbouwhuisdieren en toegestane
ingrepen?
175
Kunt u de doelstelling dat 'in 2011 33% van de consumenten dierenwelzijn mee weegt bij de
aankoopbeslissing van vlees' verder concretiseren? Kunt u bevestigen dat u tevreden bent als 33%
van de consumenten zegt na te denken over dierenwelzijn bij de aankoop van vlees? Hoe verhoudt
zich dat dan tot uw eerste doel waarin u iets soortgelijks beoogt of bent u pas tevreden als
dierenwelzijn bij 33% van de consumenten daadwerkelijk de keuze voor de aankoopbeslissing
heeft bepaald?
176
Gaat u op uw website ook aandacht geven aan de dierlijke producten die alleen voldoen aan de
wettelijk eisen en dus niet bovenwettelijk diervriendelijk produceren en waarbij de mate van
diervriendelijkheid van een dusdanig niveau is dat dierenwelzijnsknelpunten blijven voortduren?
Zo ja, zet u de negatieve dierenwelzijnsaspecten, de zogenaamde knelpunten als verwoord door
WUR en UU ook op deze site zodat de consument ook op de hoogte is van de tekortkomingen van
de wettelijke systemen? Zo neen, waarom niet en hoe voorkomt u dat consumenten alleen inzicht
krijgen in de verschillen tussen de bovenwettelijke systemen zoals het tussensegment en biologisch
en geen zicht hebben op de manier waarop dierlijke producten aan de onderkant van de markt zijn
geproduceerd?
Mijn inzet is om consumenten te stimuleren om te kiezen voor duurzaam geproduceerde
voedselproducten. Zoals aangegeven in de Nota Dierenwelzijn is het onderwerp dierenwelzijn
daarbinnen voor mij een van de prioriteiten. Om dit te stimuleren zet ik enerzijds in op het
faciliteren van een herkenbaar productaanbod met een hoger niveau van dierenwelzijn.
16
Anderzijds zet ik daarvoor in op het bevorderen van de bewustwording en kennis bij
consumenten.
Een herkenbaar productaanbod draagt bij aan het betrekken van dierenwelzijn bij keuzes in de
winkel. Hier wil ik actief op inzetten via onder meer etikettering en het sluiten van een convenant
met betrokken partijen. Ik kom hier elders op terug in mijn beantwoording van de door u gestelde
vragen.
Het bewustzijn van consumenten bevorder ik met onder meer met educatie en een campagne van
het Voedingscentrum en inzet op educatie waarover u mij enkele vragen gesteld heeft. Uw vragen
over educatie komen elders in mijn beantwoording terug. Over de campagne van het
Voedingscentrum kan ik u melden dat zij momenteel met een meerjarige campagne aandacht
vragen voor de wijze waarop ons voedsel is geproduceerd. Deze campagne is in 2007 en 2008 met
name gericht op dierenwelzijn. Voor het thema dierenwelzijn zijn doelstellingen geformuleerd
met zowel aandacht voor bewustzijn en kennis van consumenten als voor hun gedrag. Bij het
opstellen van deze doelstellingen is gebruik gemaakt van consumentenonderzoek door een extern
bureau. Als concrete doelen zijn benoemd: In 2011 realiseert 85% (was 65%) van de Nederlandse
bevolking zich dat men door de keuze voor bepaalde producten invloed heeft op het welzijn van
dieren in de veehouderij. Op dat moment weegt 33% (was 22%) van de consumenten
dierenwelzijn mee bij de aankoopbeslissing van vlees.
Bovenstaande doelen zijn in mijn ogen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en
tijdgebonden geformuleerd. Ik ben derhalve van mening dat deze doelen niet verder hoeven te
worden geconcretiseerd. Het gaat hierbij overigens om twee ambities van verschillende aard. Dit
verklaart ook het verschil in hoogte van de streefcijfers.
Ik deel uw mening dat consumenten en burgers alleen verantwoord kunnen kiezen als zij inzicht
hebben in alle aspecten van het productieproces. Op de website van het Voedingscentrum komen
daarom alle veehouderijsystemen aan bod. Hierbij is nadrukkelijk ook aandacht voor de gangbare
veehouderij die zich in de productie beperkt tot de wettelijke eisen. Op de website van het
Voedingscentrum is zowel kennis te vinden over de veehouderijsystemen zelf en hoe de producten
die daaruit afkomstig zijn, zijn te herkennen. Hierbij is ook aandacht voor de positieve en
negatieve aspecten die met deze systemen verbonden zijn. Deze informatie is gebaseerd op
wetenschappelijke gegevens waarin -voorzover van toepassing- onderzoek van de door u
genoemde instituten betrokken is.
De campagne gaat daarmee dus duidelijk verder dan de boodschap dat een kip of een varken niet
kan kiezen en de consument wel. Deze boodschap dient als een herkenbare slogan om dit
vraagstuk bij consumenten onder de aandacht te brengen. Ik ben het daarom niet eens met uw
suggestie dat de houderij-omstandigheden of de bijbehorende knelpunten onvoldoende in deze
campagne aan bod zouden komen.
Tussensegment en convenant
104
Wat is de bedoeling van uw visie over 15 jaar, zijn dan alle producten diervriendelijk of zijn er dan
nog steeds verschillende producten op de markt waarbij de consument moet kiezen tussen
verschillende dierenwelzijnsniveaus?
108
Hoe gaat het toezicht geregeld worden in het markt- en consumentenspoor zodat de verbetering
daadwerkelijk behaald gaat worden?
109
Zijn er positieve of negatieve prikkels bedacht waardoor de sector beloond gaat worden voor inzet
op het gebied van verbetering van dierenwelzijn?
17
Allereerst wil ik opmerken dat nu en ook in de toekomst de producten in de winkelschappen
tenminste voldoen aan de vigerende wettelijke dierenwelzijnseisen. Ik voorzie een ontwikkeling
dat de komende jaren de wettelijke welzijnsnormen op Europese schaal in kleine stapjes op een
hoger niveau worden gebracht. Daarnaast zal er ruimte blijven voor innovaties en
marktsegmenten met onderscheidende extra dierenwelzijns- en duurzaamheidsclaims.
Bij toezicht gaat het om toezicht op de naleving van door de overheid vastgestelde verboden en
verplichtingen. Daarvan is in dit kader geen sprake.
Het kabinet ondersteunt een deel van de investeringen van welzijnsverbeterende maatregelen in
stallen via fiscale maatregelen (MIA en Vamil) en andere financiële stimuleringsmaatregelen zoals
een investeringsregeling voor integraal duurzame en diervriendelijke stallen.
119
Kunt u aangeven hoe u de door uw gewenste verantwoordelijkheid van retail, horeca en
consument voor een beter dierenwelzijn in Nederland zich verhoudt tot het feit dat meer dan 70%
van de dierlijke productie in Nederland wordt geëxporteerd?
120
Kunt u aangeven op welke wijze u de buitenlandse consument, retail en horeca, welke goed is voor
ruim 70% van de Nederlandse productie gaat aansporen om bij hun aankoopgedrag rekening te
houden met het welzijn van dieren in Nederland?
121
Kunt u aangeven of u de verantwoordelijkheid van retail, horeca en consument voor een beter
dierenwelzijn in Nederland van voldoende sturingskracht vindt getuigen, gezien het feit dat zij nog
geen 30% uitmaken van de totale vraag naar Nederlandse dierlijke producten, om de Nederlandse
veehouderijsector meer dierenwelzijnsvriendelijk te laten opereren?
156
Kunt u aangeven of u consumenten in het buitenland, die een marktaandeel hebben van 70% van
de totale hoeveelheid dierlijke producten die in Nederland worden geproduceerd, gaat aansporen
om meer diervriendelijk vlees te consumeren? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo
neen, waarom niet en accepteert u dan het voortbestaan van een veehouderij die dieronvriendelijk
vlees voor de buitenlandse markt blijft produceren?
Het kabinet heeft geen mogelijkheden om het aankoopbedrag van de buitenlandse consument
direct te beïnvloeden. De Nederlandse overheid speelt wel een belangrijke rol bij het faciliteren
van ontwikkelingstrajecten voor nieuwe diervriendelijke en duurzame tussensegmenten. De
ambitie van het kabinet is een marktaandeel van tussensegmenten dat verder gaat dan een nichemarkt
en dat de inspanningen niet alleen gericht worden op de Nederlandse markt maar ook op
de voor Nederland belangrijke Noordwest-Europese afzetmarkt waar dierenwelzijn ook een
actueel maatschappelijk thema is. De internationaal opererende Nederlandse vleesverwerkende
industrie en retail spelen een centrale rol bij het vermarkten van tussensegmenten op de binnenén
buitenlandse consumentenmarkten.
124
Kunt u aangeven waarom u er niet voor kiest het zogenaamde 'tussensegment' niet het
basisniveau te laten zijn van wat er in de schappen van de supermarkt wordt aangeboden zodat de
consument geen foute keuzes meer hoeft te maken?
125
Kunt u aangeven of u het wenselijk acht dierlijke producten, waarvan u zelf onderkent dat aan het
productieproces belangrijke dierenwelzijnsknelpunten kleven, uit de schappen te weren? Zo ja, op
welke wijze bent u voornemens daar wat aan te gaan doen en binnen welke termijn? Zo neen,
waarom niet?
18
160
Kunt u aangeven of u het acceptabel vindt dat er in de toekomst een meer diervriendelijker
veehouderijsegment voor de Nederlandse markt zal ontstaan die op welzijnsgebied bovenwettelijk
opereert, terwijl de Nederlandse veehouderij voor de exportmarkt door kan gaan met het
produceren tegen een minimum aan dierenwelzijnseisen? Zo ja, waarom vindt u dit acceptabel en
bent u bereid om het minimum niveau aan dierenwelzijnseisen zo ver op te schroeven dat deze op
zijn minst de vijf vrijheden van het dier respecteert? Zo neen, welke beleidsinstrumenten gaat u
inzetten om deze tweedeling te voorkomen en binnen welke termijn gaat u dat doen?
161
Op welke wijze gaat u de consumentenvraag naar diervriendelijke producten stimuleren? Wat is de
afrekenbare doelstelling die u hiervoor stelt?
181
Kunt u de door u genoemde elementen van uw aanpak richting burgers en consumenten koppelen
aan meetbare en afrekenbare doelstellingen op het gebied van verbetering van dierenwelzijn?
Kunt u aangeven op welke wijze Nederlandse productiedieren baat hebben bij de inzet van deze
instrumenten, waarom u deze instrumenten het meest effectief acht in vergelijking tot
alternatieven en hoeveel dieren als percentage van het totaal gehouden zullen worden in
bovenwettelijke huisvestingssystemen als gevolg van de inzet van deze maatregelen?
Wanneer het tussensegment het basisniveau wordt van wat er in winkels aan consumenten mag
worden verkocht, betekent dit dat er dus een verbod komt te gelden op het verkopen van
levensmiddelen die niet voldoen aan dit basisniveau. Dat is een maatregel die de handel
belemmert, en dus niet is toegestaan op grond van de Europese regelgeving. Los daarvan zou een
dergelijke maatregel, als zij al zou zijn toegestaan, grote sociaal-economische gevolgen voor de
Nederlandse veehouderijsector hebben, en voor de overheid bovendien tot zware
handhavingslasten leiden. Het kabinet ziet daarom meer perspectief in een andere aanpak. In de
eerste plaats streeft het kabinet er naar zoveel mogelijk in Europees verband alle krachten te
mobiliseren om op een hoger niveau van wettelijke normen voor dierenwelzijn te komen dan
thans in wet- en regelgeving is vastgelegd. In Europa komt verbetering van dierenwelzijn en
duurzame productie in kleine stappen en langzaam tot stand. Nederland heeft de ambitie mee te
doen in de voorhoede van Europa en wil laten zien hoe dierenwelzijn verder verbeterd kan
worden. Het kabinet streeft er in de tweede plaats naar in deze kabinetsperiode te komen tot een
omslag in de benadering van dierenwelzijn. Niet alleen via regelgeving, maar ook via het
stimuleren van innovaties in stal- en houderijsystemen en het ontwikkelen van nieuwe
marktconcepten zoals tussensegmenten. Hierbij geeft de sector in samenwerking met
ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en overheid invulling aan de kritische
maatschappelijke wensen op het terrein van dierenwelzijn en duurzaamheid in Nederland en
Noordwest Europa. Het kabinet is ervan overtuigd dat een dergelijke benadering sneller en meer
resultaat oplevert doordat de veehouderijketen op een stimulerende en positieve manier wordt
uitgedaagd tot verbeteringen in het dierenwelzijn te komen.
144
Is in de gezamenlijke aanpak door sector, ketenpartijen, retail, maatschappelijke organisaties om
verandering van productiewijze en consumptiegedrag te bewerkstelligen daadwerkelijk aandacht
voor het verbeteren van de kwaliteit?
150
Wat is het verdere tijdspad na ondertekening van het convenant voor het convenant op uiterlijk 1
mei 2008?
154
Kunt u concreet aangeven op welke wijze u wil bewerkstelligen dat 'de boer een eerlijke prijs krijgt
voor zijn product en dat de consument bereid is een meerprijs te betalen voor dierenwelzijn'? Kunt
u aangeven welke beleidsinstrumenten u hiervoor gaat inzetten en welke resultaten u daarmee
beoogt? Op welke meetbare doelen kan de Kamer u over drie jaar afrekenen?
19
155
Kunt u aangeven wat u onder een substantieel tussensegment (vlees tussen gangbaar en
biologisch) verstaat? Welk percentage van de totale vleesconsumptie heeft u hierbij voor ogen en
welke dierenwelzijnsverbeteringen worden hiermee gerealiseerd?
157
Kunt u aangeven wat u, naast 'het bij elkaar brengen van verantwoordelijke personen' zelf voor
concrete stappen zult ondernemen en beleidsinstrumenten zult inzetten om het aanbod en de
verkoop van diervriendelijke geproduceerd vlees te stimuleren?
158
Kunt u aangeven welke strekking en/of doelstelling het door u voorgestelde convenant zal
hebben, binnen welke termijn dit convenant concrete resultaten beoogd en welke stok achter de
deur u in zal zetten als het convenant niet gehaald zal worden?
159
Kunt u aangeven of ook buitenlandse afnemers, toch goed voor 70% van de dierlijke productie in
Nederland, betrokken zullen worden bij het convenant? Zo ja, op welke wijze en met welk doel? Zo
neen, waarom niet en welke consequenties heeft dat voor de realisatie van een diervriendelijker
veehouderij in Nederland?
Bij de ontwikkeling van tussensegmenten vindt het kabinet het van groot belang dat er
gewaardeerde nieuwe vleesproducten op de markt komen waarvoor de consument bereid is een
meerprijs te betalen. Naast dierenwelzijn zijn ook andere factoren van belang zoals smaak, gemak
en een betere kwaliteit. De ambitie van het kabinet is een marktaandeel van tussensegmenten dat
verder gaat dan een niche-markt en dat de inspanningen niet alleen gericht worden op de
binnenlandse markt maar ook op de voor Nederland belangrijke Noordwest-Europese afzet- en
consumentenmarkt.
Een aantal zaken zijn bij de verdere ontwikkeling van belang. Ten eerste moeten er nieuwe stallen
en houderijsystemen ontworpen, onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd worden voordat
grootschalige introductie kan plaatsvinden. Naast maatregelen op het terrein van dierenwelzijn
die verder gaan dan de wettelijke eisen, moeten deze stallen tegelijkertijd voldoen aan andere
maatschappelijke randvoorwaarden. Het kabinet heeft hiervoor extra onderzoeksmiddelen
gereserveerd. Welzijnsverbeteringen brengen extra investeringskosten en productiekosten met
zich mee, die voor een duurzame en levensvatbare ontwikkeling doorvertaald moeten kunnen
worden in de keten en naar een hogere prijs in de winkelschappen. Het kabinet ondersteunt een
deel van deze meerkosten via fiscale en andere financiële stimuleringsmaatregelen.
In de tweede plaats zullen nieuwe stallen moeten passen in nieuwe duurzame en diervriendelijke
marktconcepten van tussensegmenten. Het kabinet heeft hiervoor extra financiële middelen
gereserveerd.
In de derde plaats kiest de consument op dit moment nog vaak voor het goedkoopste
vleesproduct omdat vlees veelal anoniem in de schappen ligt. De tussensegmenten moeten
zichtbaar en onderscheidend aangeboden worden. Verder is het van belang dat voor het behalen
van een structurele meerprijs voor tussensegmenten vlees een geleidelijke implementatie en
opschaling gewenst is. Gaat de opbouw van het aanbod te snel (hoe gewenst dat ook is vanuit een
oogpunt van dierenwelzijn), dan is het risico groot dat de prijs instort, de meerkosten niet meer
vergoed worden en de productinnovatie om zeep wordt geholpen.
Over deze en andere zaken zullen nadere afspraken worden gemaakt in een convenant met
ketenpartijen, retail en maatschappelijke organisaties. Hierin zal ook worden opgenomen welke
bijdragen en instrumenten de verschillende actoren de komende jaren zullen gaan leveren. Ik wil
hier nu niet op vooruitlopen.
20
Etikettering
145
Wie gaat bij de vrijwillige etikettering toezicht houden op de gedane claims op etiketten en labels?
Bij vrijwillige etikettering zetten het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zelf een
standaard op. Het is, mede met het oog op het verkrijgen en behouden van het vertrouwen van de
consument, in het eigen belang van de degenen die volgens een private standaard handelen, dat
zij zich laten controleren op de naleving van de voorschriften waaraan zij zich verbinden. Een
eigen, privaat controlesysteem met borging en certificering ligt dan in de rede.
152
Kunt u aangeven of u bereid bent om verplichtingen te stellen aan de manier waarop informatie
wordt gegeven over de herkomst, productiewijze en mate van diervriendelijkheid van dierlijke
producten om zo misleiding te voorkomen? Zo ja, bent u bereid hiervoor duidelijke
etiketteringsrichtlijnen te ontwikkelen? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot uw
eigen opmerking dat transparantie rondom het productieproces en herkenbaarheid in het schap
belangrijke voorwaarden zijn voor het maken van betere keuzes ten aanzien van diervriendelijke
producten?
153
Kunt u aangeven of u bereid bent om het 'redelijk anonieme vlees' te voorzien van duidelijke
etiketten waarbij de consument meteen kan zien in welke mate het vlees diervriendelijk is
geproduceerd? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
165
Kunt u aangeven waarom een verplicht etiketteringsysteem handelsbelemmerend kan werken
terwijl eenzelfde systeem voor biologische producten al jarenlang naar behoren functioneert?
166
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat etikettering een belangrijk middel kan zijn om de
consument te informeren over de mate van dierenwelzijn van een product, terwijl u anderzijds de
pogingen daartoe volledig overlaat aan de markt en het maatschappelijk middenveld? Kunt u
aangeven waarom u de verantwoordelijkheid niet zelf in handen wil nemen?
167
Kunt u aangeven of u getoetst heeft welke verplichte etiketteringsystemen niet worden toegelaten
vanwege mogelijke handelsbelemmerende effecten? Zo ja, op welke wijze en bij wie? Kunt u deze
toetsingen met de Kamer delen? Zo neen, bent u bereid om een dergelijke toetsing alsnog uit te
laten voeren?
168
Kunt u aangeven uit welk onderzoek of welke praktijkervaringen is gebleken dat verplichte
etikettering niet is toegestaan vanwege handelsbelemmerende effecten? Kunt u deze onderzoeken
of praktijkervaringen met de Kamer delen? Zo neen, bent u bereid om na te gaan of deze
handelsbelemmerende effecten daadwerkelijk aanwezig zijn en de Kamer hierover binnen twee
maanden te informeren?
170
Kunt u aangeven waarom u ook bij etikettering vooral wacht op wat er in Europa gaat gebeuren,
terwijl de kans groot is dat dit proces langer gaat duren dan dat de Nederlandse regering zelf het
voortouw zou nemen om burgers goed te informeren over de mate van diervriendelijkheid van de
dierlijke producten in de supermarktschappen?
21
Europese regelgeving met betrekking tot de gemeenschappelijke markt en de vrije handel bepaalt
dat Nederland geen drempel mag opwerpen voor buitenlandse handelaren en producten. Voor
vlees geldt bovendien een gemeenschappelijke marktordening binnen de Europese Unie. Een
verplichting in Nederland om vlees via bepaalde etikettering te voorzien van informatie met
betrekking tot de wijze waarop het dier (waarvan het vlees afkomstig is) is gehouden uit het
oogpunt van dierenwelzijn, creëert al snel een dergelijke drempel. Er wordt daarom een mogelijk
handelsbelemmerend effect aanwezig geacht. Een toets vooraf op dit punt is niet aan de orde.
Ook wijs ik op artikel 18 van richtlijn nr. 2000/13/EG inzake etikettering van levensmiddelen,
geïmplementeerd via het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen. Op grond van die
richtlijn is het lidstaten niet toegestaan om de handel in levensmiddelen die voldoen aan
etiketteringsvoorschriften van die richtlijn, te verbieden op grond van verdergaande nationale
regels inzake etikettering. Om deze redenen ben ik niet voornemens om op nationaal niveau een
plicht tot etikettering in te voeren. Zoals in het voorgaande gesteld is het aan de Europese Unie
om beperkingen aan de vrije handel in vlees op te leggen. Dat is in het verleden al gedaan,
bijvoorbeeld ter bescherming van de volksgezondheid (de hygiëneregels) en de diergezondheid.
Een verplichte vorm van etikettering op Europees niveau behoort dus wel tot de mogelijkheden.
Dit is in het verleden al gedaan voor biologische producten . Er gelden geen eenzijdige nationale
maatregelen voor biologische etikettering. Overigens kan er wel sprake zijn van private
initiatieven terzake.
De Europese Commissie werkt sinds kort aan een kader voor een vrijwillige of verplichte vorm van
etikettering voor dierenwelzijn (zie antwoord op vraag 162 en 163). Dit initiatief ondersteun ik en
hierop is mijn inzet gericht. Daarnaast kunnen het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
zelf aan de slag gaan met etikettering, op basis van vrijwilligheid. Het bedrijfsleven en
maatschappelijke organisaties zijn beter dan de overheid in staat om dierenwelzijn via etikettering
te stimuleren. De initiatieven die het Nederlandse bedrijfsleven reeds neemt voor vrijwillige
etikettering vind ik positief. Ik zorg via campagnes dat de transparantie over
welzijnsomstandigheden in de verschillende productiesystemen wordt gestimuleerd en zodoende
ook via dit spoor de bewustwording bij consumenten wordt vergroot.
169
Kunt u aangeven of u bereid bent om onderzoek te laten uitvoeren naar welke vormen van
verplichte etikettering wel mogelijk zijn binnen de kaders van de WTO en deze in Nederland toe te
passen om de consument te kunnen informeren over dierenwelzijn? Zo ja, binnen welke termijn
zult u dit onderzoek laten uitvoeren? Zo neen, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot uw
opmerking dat 'etikettering een wezenlijke bijdrage levert aan het in staat stellen van de
consument om zijn verantwoordelijkheid te nemen'?
Nederland zet zich in om te komen tot een Europees kader voor etikettering van dierenwelzijn.
Momenteel voert de Commissie hiertoe een onderzoek uit. Bij dit onderzoek en bij de
totstandkoming van Europese regels over etikettering zullen de kaders van de World Trade
Organisation (WTO) in ogenschouw worden genomen. Om deze reden zal Nederland niet een
zelfstandig onderzoek doen, maar uiteraard hier wel in Europees verband aan meewerken. Nadat
er overeenstemming is over een Europees kader voor etikettering van dierenwelzijn, zal deze
uiteraard ook voor Nederland van toepassing zijn.
149
Is met vrijwillige etikettering te realiseren dat de consument voldoende geïnformeerd is?
177
Ziet u een rol voor het kabinet weggelegd in het stimuleren van vrijwillige etikettering ten aanzien
van dierenwelzijn in Nederland? Zo ja, welke?
Etikettering kan de consument stimuleren om producten te kopen die onder goede
dierenwelzijnseisen zijn geproduceerd. Tegelijkertijd geeft etikettering een kans aan producenten
die verder gaan dan de wettelijke eisen. Vrijwillige etikettering is vooral een zaak voor het
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zelf. Ik juich dergelijke initiatieven toe en tracht
waar gewenst en waar mogelijk ondersteuning te bieden. Etikettering alleen geeft nog geen
22
garantie voor het voldoende informeren van de consument. De partijen die een etiket voor
dierenwelzijn in de markt zetten, zullen ook aan informatieverstrekking en voorlichting doen.
Zoals reeds aangegeven, ondersteun ik ook campagnes over dierenwelzijn gericht op
consumenten en wil ik afspraken maken om een tussensegment te ontwikkelen.
162
Op welke wijze werkt de Europese Commissie aan een Europees kader voor etikettering of
dierenwelzijn?
163
Waar zal de inzet in Europa uit bestaan en is er zicht op een termijn wanneer vrijwillige
etikettering een feit kan zijn?
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad die op 8 mei 2007 in Brussel plaatsvond, heeft de Raad
conclusies aangenomen, waarin de Commissie wordt opgeroepen om een rapport op te stellen
over etikettering voor dierenwelzijn. Momenteel werkt de Commissie aan een onderzoek. Aan de
hand van dit rapport zal in het Brussels traject gewerkt worden aan een kader voor etikettering
voor dierenwelzijn. Daarnaast is in richtlijn nr. 2007/43/EG, die in dezelfde Landbouw- en
Visserijraad is aangenomen, opgenomen dat de Commissie voor 2009 met een rapport komt over
de mogelijke invoering van een verplichte etikettering van kippenvlees en -producten dat is
gebaseerd op het voldoen aan de Europese welzijnsnormen. Dit rapport gaat ook in op de
economische gevolgen en de conformiteit met de regels van WTO. De Commissie zal dan ook met
wetgevingsvoorstellen komen waarbij rekening wordt gehouden met huidige praktijken voor
vrijwillige etikettering. Mijn inzet is gericht op een actieve bijdrage om een Europees kader voor
etikettering voor dierenwelzijn mogelijk te maken.
178
Hoe groot schat u het risico dat er een wildgroei aan welzijnsetikettering ontstaat? Welke
maatregelen zou u kunnen nemen om deze wildgroei te voorkomen?
Op dit moment heb ik nog geen zorg voor een wildgroei aan welzijnsetikettering. Ik heb eerder
een positief gevoel bij de initiatieven die momenteel door het Nederlandse bedrijfsleven en
maatschappelijke organisaties worden ontwikkeld. Een intensivering of uitbreiding van dergelijke
initiatieven juich ik toe. Uiteraard dient men waakzaam te zijn voor onterechte claims op
dierenwelzijn. In eerste instantie zullen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hier kritisch
naar kijken. Verder geldt er al op grond van Europese regelgeving een verbod op misleidende
etikettering (EU-richtlijn 2000/13, art. 2).
Enqûete
26
Kunt u aangeven op welke wijze u de enquête heeft opgezet en wie daarin is bevraagd? Kunt u
aangeven op wat uw doel is met deze enquête en in op welke wijze u de resultaten heeft gebruikt?
27
Kunt u aangeven of de resultaten uit deze enquête representatief, onafhankelijk en gevalideerd
zijn? Zo ja, waaruit blijkt?
28
Kunt u aangeven waarom u de resultaten uit deze enquête in de nota dierenwelzijn vermeldt
zonder aan te geven wat de status, doelstelling, strekking en betrouwbaarheid van deze enquête
is?
Zie voor de opzet en het doel van de enquête het rapport "Opvattingen over dierenwelzijn in
Nederland - verslag van een publieksenquête" pagina 1 t/m 3. Dit onderzoeksrapport voeg ik als
bijlage bij.
23
De enquête is representatief gezien de omvang en de samenstelling van de steekproef. Het
verantwoordelijke bureau is door de RVD geselecteerd op basis van aanbesteding. Het
verantwoordelijke en het uitvoerende bureau zijn gecertificeerd en zijn aangesloten bij
overkoepelende brancheverenigingen en werken conform de richtlijnen voor opinie- en
marktonderzoek die door deze brancheverenigingen zijn opgesteld.
De publieksenquête is onderliggende informatie die ik gebruikt heb bij het schrijven van de nota
Dierenwelzijn. Het rapport is voor iedereen beschikbaar via de internetpagina van mijn ministerie
(www.minlnv.nl). Om de hoeveelheid informatie in de nota Dierenwelzijn toegankelijk te houden
heb ik de status, doelstelling, strekking en betrouwbaarheid van o.a. deze enquête buiten de tekst
gehouden.
De resultaten zijn op diverse plaatsen in de nota Dierenwelzijn gebruikt voor onderbouwing van
beleidsvoornemens of verduidelijking.
179
Kunt een verklaring geven waarom bijna de helft van de mensen vindt dat de overheid niet
voldoende aandacht heeft voor dierenwelzijn?
Nee.
180
Kunt u aangeven waarom u het belang dat mensen hechten aan een sterke overheid in het
verbeteren van het welzijn van dieren en het bevorderen van duurzaam en diervriendelijk vlees in
de schappen heeft vertaald naar beleidsmaatregelen die weinig tot niets te maken hebben met het
verbeteren van het welzijn van dieren, zoals het openen van de deuren van de landbouw, het
ondertekenen vaan een convenant, gerichte campagnes voor duurzame consumptie, etikettering
op europees niveau en een eerlijke dialoog over dierenwelzijn?
Uit de resultaten van de publieksenquête blijkt dat de overheid een grote rol krijgt toebedeeld bij
het vinden van oplossingen voor kwesties, vooral wat betreft de pelsfokkerij (66 %). Bij de overige
kwesties vindt een groot deel van de respondenten dat de houder of eigenaar van het dier de
aangewezen persoon is om de situatie te verbeteren. Uw mening, dat ik het belang dat mensen
hechten aan een sterke overheid vertaal in beleidsmaatregelen die weinig tot niets met het
verbeteren van dierenwelzijn te maken hebben, deel ik derhalve niet.
448
In welke concrete formulering is de vraag over de acceptatie van het afschieten van wild aan het
publiek voorgelegd? Werd hier gesproken over het zogenaamde 'noodzakelijke afschot ten
behoeve van populatiebeheer en schadebestrijding'? Was voor het publiek bij deze vraag
voldoende duidelijk dat dit afschot vaak gedaan wordt door de zogenaamde 'plezierjagers', en niet
alleen door neutrale, deskundige terreinbeheerders?
In de publieksenquête zijn wildbeheer en jacht op twee wijzen voorgelegd: eerst als specifieke
kwestie, daarna als dilemma (pagina 16 en p. 20 van het rapport "Opvattingen over dierenwelzijn
in Nederland"). De vraag en uitspraken die zijn voorgelegd zijn niet nader toegelicht tijdens de
enquête.
460
Waarom maakten proefdieren geen onderdeel uit van de enquête naar de opvattingen over
dierenwelzijn in Nederland?
In 2006 heeft de Europese Commissie een publieksconsultatie uitgevoerd in het kader van een
Regulatory Impact Assesment ten behoeve van de Dierproevenrichtlijn (86/609/EEG). Hierdoor leek
het minder noodzakelijk om proefdieren in de Nederlandse publieksenquête mee te nemen. In de
publieksenquête 2007 in Nederland werden proefdieren in 8 % van de gevallen spontaan
genoemd als situatie waar in het welzijn van dieren eventueel te wensen overlaat.
24
Huisvesting landbouwhuisdieren
Algemeen
10
Hoe ziet u de houderij van de verschillende diersoorten over vijftien jaar? Hoe verhoudt deze visie
zich met betrekking tot de vijf vrijheden van Brambell? Welke ambitie spreekt u uit met deze visie?
Mijn visie is dat mensen die dieren houden voldoende inzicht hebben ín, en respect ontwikkelen
voor het natuurlijke gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving.
Zij passen hun omgang en de wijze van het houden van dieren daarop aan. Hiermee wordt
eveneens tegemoet gekomen aan de 5 vrijheden. De ambitie die ik hiermee uitspreek is dat bij de
inrichting van stallen en de bedrijfsvoering het perspectief van het dier leidend is, zonder dat
andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en
arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren. Dit geldt voor de veehouderij, de
aquacultuur, bedrijfsmatig gehouden gezelschapsdieren, circussen en dierentuinen. Integraal
duurzame houderijsystemen zijn de norm.
Gehouden dieren kunnen behoeften voortvloeiend uit hun natuurlijk gedrag uiten, krijgen
daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze
van het houden.
89
Wat is de betekenis van de ambitie dat het perspectief van het dier leidend moet zijn bij de
inrichting van stallen en de bedrijfsvoering?
94
Kunt u aangeven op welke wijze u het perspectief dat het dier leidend is bij de inrichting van
stallen en bedrijfsvoering heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze
kabinetsperiode?
95
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen uiten,
daglicht hebben en geen ingrepen hoeven te ondergaan heeft vertaald naar concrete
doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
Met het perspectief van het dier bedoel ik dat de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering wordt
gebaseerd op de behoeften van de dieren, voortvloeiend uit hun natuurlijke gedrag.
Deze ambitie is concreet vertaald naar het ontwikkelen, introduceren en implementeren van
integrale duurzame stalsystemen in zowel de melkveehouderij, als de varkenshouderij en de
pluimveehouderij.
99
Kunt u aangeven op welke wijze u de constatering dat de doelstellingen voor de veehouderij het
economisch meest lastig zullen zijn heeft onderbouwd? Kunt u aangeven in hoeverre u deze
constatering heeft laten meewegen in de keuzes die u maakt ten aanzien van het verbeteren van
het dierenwelzijn in de veehouderij?
Naast investeren in een beter dierenwelzijn krijgt de veehouderij de komende jaren met veel
andere zaken te maken zoals de nog steeds toenemende internationale concurrentie, verdere
eisen ten aanzien van milieu, klimaat en energie en de groeiende maatschappelijke vraag naar
kwaliteit en beleving van voedsel en voedselproductie die investeringen zullen vereisen. In de
huidige dierhouderij is er sprake van wezenlijke welzijnsknelpunten. Afhankelijk van de ernst,
duur en omvang van het knelpunt per sector heb ik vervolgens bepaald waar we de komende
jaren op moeten inzetten maar daarbij tevens te zoeken naar duurzame integrale oplossingen die
niet alleen het dierenwelzijn verbeteren maar, waar mogelijk, ook aandacht geven aan zaken als
voedselveiligheid, diergezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden.
25
96
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat gehouden dieren zichtbaar zijn voor burgers
heeft vertaald naar concrete doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
102
Hoe definieert u het begrip "maatschappelijke transparantie"?
Met maatschappelijke transparantie in het kader van de Nota Dierenwelzijn bedoel ik dat
gehouden dieren in principe zichtbaar zijn voor burgers, ofwel in het landschap, of wel op het
bedrijf. Het betreft een algemene doelstelling voor alle bedrijfsmatig gehouden
landbouwhuisdieren waarbij de houder van de dieren de vrijheid krijgt om dit naar eigen kennis,
ervaring en creativiteit in te vullen.
185
Kunt u aangeven hoe het in het coalitieakkoord vastgelegde leidend beginsel van een respectvolle
omgang met dieren zich verhoudt tot de maatregelen die u niet gaat nemen om de
leefomstandigheden van landbouwhuisdieren te verbeteren, zoals bijvoorbeeld het voortduren van
de ingrepen bij varkens?
Mijn ambitie is erop gericht dat dieren over 15 jaar dusdanig worden gehouden dat geen ingrepen
meer nodig zijn als gevolg van de wijze van het houden. Dit geldt tevens voor de varkenshouderij.
188
Kunt u aangeven waarom u in de nota alleen het ongerief heeft meegenomen en andere
maatschappelijke perspectieven op wat het dier toekomt of schaadt buiten beschouwing heeft
gelaten? Kunt u aangeven op basis van welke criteria u deze beslissing heeft genomen?
In de Nota Dierenwelzijn wordt aan beide perspectieven aandacht besteed. In de hoofdstukken 5
tot en met 10 wordt met name aandacht besteed aan en een aanpak beschreven voor het ongerief
zoals het dier dat ervaart en zoals wij dat als mens kunnen meten en observeren aan het dier. In
hoofdstuk 4 behandel ik met name de meer maatschappelijke perspectieven. Middels de
maatschappelijke dialoog zullen ook deze perspectieven de komende jaren nadrukkelijk aan de
orde komen.
207 Kunt u aangeven of u van mening bent dat dieren wat betreft hun dierenwelzijn het meest zijn
gebaat bij een open stalsysteem?
In een open stalsysteem is sprake van natuurlijke ventilatie door middel van openingen in de
zijgevels en de nok en hebben de varkens geen buitenuitloop. Dergelijke stallen, zoals de Comfort
Class stal, bieden voor de toekomst vanuit een oogpunt van dierenwelzijn mogelijk perspectief.
Vooral het beschikbaar stellen van meer ruimte per dier biedt voordelen voor het welzijn. Daar
staat tegenover dat de bouwkosten van dergelijke stallen hoger zijn. Tot nu toe zijn er geen
langjarige gegevens beschikbaar over de gevolgen voor de diergezondheid. Met name Duits
onderzoek laat zien dat niet goed uitgevoerde stallen met natuurlijke ventilatie met een
suboptimaal klimaat een grotere kans geven op afwijkend gedrag van de varkens. Uit Nederlands
onderzoek is ook bekend dat een suboptimaal klimaat leidt tot extra hokbevuiling met negatieve
gevolgen voor diergezondheid, milieu, arbeid en de technisch-economische resultaten. Verder is
het de vraag wat de risico's zijn op insleep van bestrijdingsplichtige ziekten bij open stallen.
Verdere ontwikkeling en uittesten in de praktijk is nodig voordat hier definitieve uitspraken over
gedaan kunnen worden.
Integrale stalsystemen
11
Wat is uw definitie van integraal duurzame houderijsystemen?
21
Kunt u aangeven waarom in 2011 slechts 5% van de stallen integraal duurzaam een diervriendelijk
moeten zijn en voldoen aan de eisen die verder gaan dan de huidige wettelijke eisen. Kunt u
26
aangeven waarom de overige 95% van de stallen dus niet integraal duurzaam en diervriendelijk
hoeven te zijn? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt tot het in het coalitieakkoord vastgelegde
leidende beginsel dat uitgaat van respect voor het dier en een respectvolle omgang met het dier?
Kunt u aangeven hoe u deze respectvolle omgang met dieren beziet, bijvoorbeeld bij dieren die
vanwege gebreken in de manier waarop ze zijn gehuisvest lichamelijke ingrepen dienen te
ondergaan om mutilatie van soortgenoten te voorkomen (staartknippen, snavelknippen, tanden
vijlen)? Kunt u aangeven waarom u hierbij het wettelijk kader voor de huisvesting van dieren niet
wenst op te schroeven naar een niveau waarbij deze ingrepen niet meer nodig zijn?
182
Wat wordt verstaan onder een integraal duurzame stal?
183
Welke factoren maken deel uit van een integraal duurzaam stalontwerp?
197
U stelt dat het stalklimaat, gladde en natte vloeren, de prikkelarme omgeving en de
bedrijfsgebonden dierziekten belangrijke knelpunten zijn die veel ongerief bij dieren veroorzaken.
Kunt u aangeven waarom u vervolgens geen enkele wettelijke eisen wilt stellen om het stalklimaat
en dergelijke te verbeteren?
198
Kunt u aangeven welke garanties u heeft dat binnen vijftien jaar de stallen zo zijn ontworpen dat
dieren geen ingrepen meer hoeven te ondergaan?
199
Kunt u aangeven op welke wijze u gaat bewerkstelligen dat deze stalontwerpen ook daadwerkelijk
in de praktijk zullen worden toegepast?
200
Kunt u aangeven wat u bedoelt met dat 'de nieuwe stalsystemen dienen zo te zijn ontworpen dat
dergelijke ingrepen aan het aan het dier als gevolg van het huisvestingssysteem binnen 15 jaar in
principe tot het verleden behoren'? Kunt u aangeven wat u onder 'in principe' verstaat? Kunt u
aangeven of dit een toezegging is dat over 15 jaar alle ingrepen als gevolg van gebrekkige
huisvesting niet meer worden toegestaan of dat u hier iets anders mee bedoelt?
201
Kunt u aangeven waarom u wel de welzijnsproblemen schetst die voortvloeien uit de gebrekkige
huisvesting van landbouwhuisdieren in Nederland en dat u daaraan vervolgens geen eisen koppelt
om deze huisvesting zo snel mogelijk te verbeteren?
202
Kunt u aangeven welke ambitie u heeft om integraal duurzame en diervriendelijke stallen ook
daadwerkelijk in de praktijk in te voeren? Kunt u aangeven aan welke percentages diervriendelijke
stallen u denkt in het jaar 2015 en waarom dat percentage volgens u voldoende is om de grote
welzijnsknelpunten die de huidige stalsystemen hebben het hoofd te bieden?
203
Kunt u aangeven welk percentage van de landbouwhuisdieren aan het eind van de
kabinetsperiode nog in stallen zitten waarvan u nu heeft laten vaststellen dat deze ernstige
welzijnsknelpunten veroorzaken?
204
Kunt u aangeven op welke wijze de overheid zich gaat inzetten voor de ontwikkeling van integraal
duurzame stallen en welke beleidsinstrumenten zij hiervoor zal gaan inzetten?
27
205
Kunt u aangeven op welke wijze u zult voorkomen dat nieuwe stalontwerpen niet ten koste gaan
van het dierenwelzijn en kunt u aangeven welke criteria u daarvoor hanteert?
206
Kunt u aangeven welke ervaringen er al zijn op het gebied van integraal duurzaam ontwerpen en
waarom u er niet voor kiest om eerst diervriendelijk te ontwerpen en pas daarna
milieumaatregelen mee te nemen in het ontwerp om zo te voorkomen dat ontworpen stallen
straks alleen zullen leiden tot een compromis waarbij dieren nog steeds niet zijn gebaat?
210
Kunt u aangeven waarom u, ondanks dat u het nee tenzij beginsel hanteert als het gaat om
ingrepen bij dieren, geen strengere regels invoert in de ontwerpen van stalsystemen om zo
ingrepen die sterk de integriteit van het dier aantasten te kunnen verbieden?
211
Kunt u aangeven waarom de overheid zich slechts in wil zetten voor de ontwikkeling van
duurzame stallen en waarom voor de toepassing daarvan in de praktijk geen beleidsmaatregelen
worden genomen?
212
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert en erkent dat de huidige stalsystemen
knelpunten veroorzaken wat betreft het welzijn van dieren, dat deze ontwerpen hebben geleid tot
talloze ingrepen die de integriteit van het dier aantasten, maar dat u vanuit de overheid niets zult
doen om deze schrijnende situatie daadwerkelijk aan te pakken? Kunt u in dat verband uitleggen
hoe u de overheid, als hoeder van de zwakke waarden in deze samenleving, ziet en hoe zich dit
verhoudt tot het overlaten van verbeteringen op het gebied van huisvesting aan de sector zelf?
213
Kunt u aangeven, als het gaat om integraal duurzame stallen, op welke gerealiseerde aantallen,
cijfers en percentages u tevreden terug kunt kijken aan het einde van uw ambtsperiode?
305
Kunt u aangeven wat u bedoelt met integraal duurzame proefstallen en in hoeverre dierenwelzijn
daarin een randvoorwaarde is of een van de factoren die worden meegewogen?
306
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat bij de integrale ontwerpen van pluimveehuisvesting
verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn zullen worden afgewogen tegen verbeteringen op
het gebied van milieu en economie?
307
Kunt u aangeven op welke wijze u garanties biedt dat dierenwelzijn de belangrijkste factor wordt
bij het ontwerpen en inrichten van nieuwe stalsystemen in de pluimveehouderij?
308
Kunt u aangeven of u bereid bent om bij de fiscale stimulering van bovenwettelijke welzijns- en
milieumaatregelen dierenwelzijn als randvoorwaarde op te nemen zodat er geen maatregelen
worden gestimuleerd die het dierenwelzijn kunnen schaden?
309
Kunt u garanderen dat de milieumaatregelen, die worden genomen om de uitstoot van schadelijke
emissies in de pluimveehouderij te verminderen, het dierenwelzijn niet zullen schaden? Zo ja, op
welke wijze en welke criteria hanteert u hierbij? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot
uw lange termijn visie op het gebied van dierenwelzijn?
28
311
Maken stofbaden onderdeel uit van duurzame pluimveestallen? Zo ja, wat is het effect van meer
stofbaden op de uitstoot van fijn stof door de pluimveehouderij? Welke gevolgen kan dit hebben
voor het halen van de aangescherpte EU-normen voor fijnstof?
Integraal duurzame stallen en houderijsystemen zijn op het terrein van dierenwelzijn uitgerust
met maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens de wet is voorgeschreven en die
tegelijkertijd tenminste voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen ten
aanzien van milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, landschappelijke inpasbaarheid en
economische haalbaarheid.
Bij het ontwerpen en ontwikkelen van integraal duurzame stallen en houderijsystemen is het
perspectief van het dier leidend zonder dat andere maatschappelijk belangrijke aspecten uit het
oog worden verloren. Ik vind het belangrijk om ook milieu aspecten meteen integraal mee te
nemen omdat voor uitrol in de praktijk voldaan moet kunnen worden aan de eisen in de
milieuregelgeving zoals ammoniak, fijn stof en geur. Met deze wijze van werken zijn in het kader
van het project Houden van Hennen voor de legpluimveehouderij positieve resultaten geboekt, die
de komende jaren in de praktijk zullen worden toegepast.
Ten aanzien van dierenwelzijn is de ambitie in het ontwerptraject dat gehouden dieren hun
behoeften kunnen uiten die voortkomen uit hun natuurlijk gedrag, de beschikking hebben over
daglicht, voldoende ruimte hebben en in principe geen fysieke ingrepen meer hoeven te
ondergaan als gevolg van de wijze waarop ze worden gehouden. Overigens is het beleid van het
kabinet er ook op gericht om in bestaande stalsystemen de noodzaak van fysieke ingrepen zo snel
als mogelijk af te bouwen.
Er komt veel bij kijken voordat dergelijke nieuwe stallen gebouwd kunnen worden. Ze moeten
eerst ontworpen, onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd worden voordat grootschalige
introductie kan plaatsvinden. Verder zullen deze stallen moeten worden ingebed in nieuwe
onderscheidende marktconcepten van veehouderijproducten. Het ontwikkelen van nieuwe
markten kost tijd en dient geleidelijk vorm te krijgen zodat vraag en aanbod zich in gelijke tred
kunnen ontwikkelen en toegevoegde waarde gerealiseerd kan blijven worden. Alles overziend is
sprake van een forse innovatieopgave die tijd koste en inspanningen van alle betrokken partijen.
Ik ben van mening dat 5% nieuwe integraal duurzame en diervriendelijke stallen in 2011 een forse
ambitie is. Als het vliegwiel eenmaal draait zal de toepassing van dergelijke stallen na 2011 via een
ondersteunend stimuleringsbeleid steeds sneller gaan. Ik ben ervan overtuigd dat een
regelgevingstraject waarbij eenzijdig extra dierenwelzijnseisen generiek worden voorgeschreven,
los van de grote bezwaren die het kabinet ziet, niet tot een snellere daadwerkelijke verbetering
van het dierenwelzijn leidt.
Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling en toepassing van integraal duurzame en
diervriendelijke stallen door de inzet van extra middelen voor onderzoek, innovatie en
demonstratie en investeringen (subsidieregeling en fiscale regelingen). Verder ondersteunt het
kabinet de ontwikkeling en marktintroductie van tussensegmenten die in deze integraal duurzame
stallen worden geproduceerd.
Ingrepen
49
Kunt u aangeven waarom u ingrepen bij dieren in principe verbiedt en dan wel expliciet toestaat
daar waar het ingrepen op varkens, kippen en runderen betreft. Kunt u aangeven waarom u deze
ingrepen welk expliciet heeft toegestaan en welke overwegingen daarbij zijn gemaakt? Kunt u
aangeven op basis van welke criteria u ingrepen expliciet toestaat terwijl deze bij wet verboden
zijn?
Op dit moment worden alleen die ingrepen toe gestaan die nodig zijn ten behoeve van
identificatie en om erger dierenleed te voorkomen. De afweging die ik hierbij maak is de
eenmalige inbreuk op het welzijn die de ingreep met zich meebrengt ten opzichte van de duur en
de impact van de inbreuk op het welzijn als deze ingreep niet wordt toegepast.
29
Voor de criteria verwijs ik u naar de brief die ik u op 20 december 2007 heb gestuurd
(Kamerstukken II 2007/08, 28 286, nr. 92).
186
Kunt u daarbij concreet aangeven waarom u ingrepen bij varkens (onverdoofd castreren,
onverdoofd vijlen van tanden, onverdoofd knippen van staarten), ingrepen en doden van kippen
(onverdoofd knippen van snavels, vergassen of versnipperen van haantjes), ingrepen bij runderen
(onthoornen) blijft accepteren en hoe het voortduren hiervan zich verhoudt tot het leidend
beginsel van dit kabinet, namelijk een respectvolle omgang met dieren?
Aan alle in deze vraag opgesomde handelingen aan dieren wordt in de nota Dierenwelzijn
aandacht besteed. Tevens heb ik hiervoor concrete doelstellingen en acties in de nota opgenomen
zodat op termijn deze handelingen zo pijnloos mogelijk worden uitgevoerd dan wel geheel
achterwege worden gelaten.
304
Kunt u toezeggen dat u binnen vijf jaar een verbod op ingrepen in de pluimveehouderij zult
instellen, ook als de sector zelf niet voortijdig met oplossingen komt? Zo ja, op welke wijze en
binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot de overgangsperiode die
uw voorganger heeft ingezet en over vier jaar is afgelopen?
Mijn voorganger heeft zowel de leg- als de vleessector een overgangstermijn gegeven tot 1
september 2011 om op basis van een Plan van Aanpak te komen tot houderijsystemen die zonder
ingrepen kunnen. Ik wil deze toezegging in stand laten. Wanneer de sector niet met oplossingen
komt, overweeg ik zelf stappen te zetten via het spoor van regelgeving.
WUR-analyse
189
Kunt u aangeven op welke wijze het ongerief is gescoord? Kunt u aangeven welke
wetenschappelijke basis hiervoor is gehanteerd en of er ook andere methoden beschikbaar zijn om
ongerief bij dieren te meten?
Per welzijnsprobleem is door middel van expertanalyse de ernst en de duur van het ongerief
ingeschat, en welk deel van de populatie hierdoor getroffen wordt. Daaruit volgt een prioritering
per diersoort. De inschattingen zijn gebaseerd op wetenschappelijke publicaties en waar die
onvoldoende beschikbaar zijn op gegevens van meerdere experts.
190
Kunt u aangeven of de methode van het meten van ongerief zoals gebruikt in het onderzoek van
WUR, wetenschappelijk onderbouwd zijn en ook buiten Nederland worden toegepast in
wetenschappelijk onderzoek om ongerief te meten?
De methode van het meten van de aard en het bestaan van het ongerief is wetenschappelijk
gedefinieerd en onderbouwd. Soortgelijke werkwijzen worden in het buitenland toegepast.
191
Kunt u aangeven of u het onderzoek van de WUR betrouwbaar acht? Zo ja, waarom en waaruit
blijkt dat?
192
Kunt u aangeven waarom u hebt gekozen voor een onderzoek naar ongerief onder dieren door de
WUR, terwijl deze ook belanghebbend kan zijn omdat zij grote delen van de financiering via u
ontvangt en grote delen via derde geldstroom onderzoek voor het agrarisch bedrijfsleven?
193
Kunt u aangeven of en op welke wijze u heeft vermeden dat belangenverstrengeling optreedt bij
de opzet en uitwerking van het onderzoek naar ongerief?
30
194
Kunt u aangeven of de betrokken onderzoekers bij het onderzoek naar ongerief onder
landbouwdieren ook werken of hebben gewerkt in opdracht van het agrarisch bedrijfsleven? Kunt
u aangeven op welke wijze u heeft gegarandeerd dat zij in het onderzoek alleen zuiver
wetenschappelijke belangen dienden?
Wageningen Universiteit en Researchcentrum is een betrouwbaar onafhankelijk wetenschappelijk
kenniscentrum dat op mijn verzoek een expertview-analyse naar het ongerief bij rundvee, varkens,
pluimvee, paarden en nertsen heeft uitgevoerd gebaseerd op dierwetenschappelijke kennis.
Wageningen UR is de enige kennisinstelling die alle benodigde kennis en capaciteit in huis heeft
om een dergelijke ongeriefanalyse uit te kunnen voeren. Ik heb tevens hoge eisen gesteld aan de
analyse naar het ongerief in de rundvee-, varkens-, pluimvee-, paarden- en nertsenhouderij. Ik
hecht aan een kwalitatief, onafhankelijk, wetenschappelijk onderbouwd, praktijkgericht
onderzoek, dat zowel specialistisch als multidisciplinair zou worden uitgevoerd binnen een
beperkte tijdspanne. De vraag of de onderzoekers ook onderzoek uitvoeren voor andere
opdrachtgevers is niet relevant. Wat telt is dat de onderzoekers goed wetenschappelijk onderzoek
verrichten. De bestaande systemen van kwaliteitsbewaking volstaan daarvoor.
195
Kunt u voor de duidelijkheid een overzicht geven van de welzijnsknelpunten die het hoogst
scoorden en die u tot onderwerpen heeft gemaakt in het vijfde hoofdstuk van uw nota?
Tabel 1 Meest prioritaire welzijnsaantastingen landbouwhuisdieren
Melkvee Vleesvee Vleeskalveren
- geen of beperkte
weidegang
- bewegingsongemak
a.g.v.
stalinrichting
- klauwproblemen
- gevolgen
keizersnede
- bewegingsongemak
a.g.v.
stalinrichting
- ijzergebrek
- gebrek aan vezelrijk voer
- ademhalingsproblemen
door suboptimaal
stalklimaat
- transport
Guste/dragende zeugen Kraamzeugen (gespeende) biggen vleesvarkens
- prikkelarme omgeving
- huisvesting in
individuele
boxen
- huisvesting in
individuele
boxen
- prikkelarme
omgeving
- geen mogelijkheid
tot nestgedrag
- prikkelarme omgeving
- transport
- castratie
- staart couperen
- maagzweren
- prikkelarme
omgeving
-
luchtwegaandoeningen
door
suboptimaal
stalklimaat
- transport
- maagzweren
Vleeskuikenouderdieren Vleeskuikens Leghennen
- gedragsbeperkingen
door
suboptimale
stalinrichting
- hoge infectiedruk
- ruw paringsgedrag
- honger en dorst door
voer- en
watergiftbeperking
- ingrepen
- gedrags- en
mobiliteitsbeperking
a.g.v.
selectie op
groeisnelheid e.d.
- voetzoollesies en
borstblaren
-
- gedragsbeperkingen
door
suboptimale
stalinrichting
- hoge infectiedruk
-
kannibalisme/verenpikken
- ingrepen
Paarden
31
- afwijkend gedrag door
individuele huisvesting
- onevenwichtige
rantsoensamenstelling
- afwijkend gedrag door
energierijk, vezelarm
rantsoen
- couperen staarten
- trainingsmethoden en
hulpmiddelen
- afscheren tastharen
196
Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor de welzijnsknelpunten die het hoogst scoorden in
de mate waarin zij ongerief bij dieren veroorzaken en dat u, ondanks het leed dit ongerief bij
dieren veroorzaakt, heeft besloten om de komende drie jaar, tijdens de duur van deze
kabinetsperiode, dit ongerief niet via wet- en regelgeving aan te pakken?
De ernst van de hoog scorende ongeriefissues en de daaraan gerelateerde ongeriefissues inclusief
de ingrepen, vragen van alle genoemde sectoren een dusdanig hoge inspanning tot verbetering
dat ik deze prioritair achtte ten opzichte van de wat lager scorende ongeriefissues.
Het realiseren van meer gerief in de genoemde dierhouderijen moet naar mijn mening gebeuren
in een samenspel en dialoog tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid
met gebruikmaking van de verschillende instrumenten. Voor het oplossen van een aantal
problemen is de ontwikkelen van integraal duurzame houderijsystemen een voorwaarde.
Naar meer robuuste dieren
214
Welke indicatoren zullen gebruikt worden om te meten of de doelstelling of meer robuuste dieren
gebruikt worden behaald is?
215
Zijn er plannen om pilots te starten voor meer robuuste dieren) Zo ja, waar?
224
Kunt u aangeven waarom u in plaats van maatregelen te nemen alleen maar verder onderzoek wil
verrichten naar robuuste koeien en het wel of niet inzetten van robuuste koeien overlaat aan de
sector zelf?
225
Kunt u aangeven waarom u, ondanks de gesignaleerde welzijnsproblemen als gevolg van te ver
doorfokken op enkele rasaspecten, geen daadkrachtige maatregelen gaat nemen om deze
welzijnsknelpunten te voorkomen?
Naar meer robuuste dieren is geen nieuw fenomeen in de veehouderij. Zowel in de fokkerij als in
de dierhouderij ziet men de keerzijde van de veelal op productie gerichte fokkerij en is de
aandacht sterk gericht op het verbeteren van de natuurlijke weerstand van de dieren. Eén van de
onderzoeksthema's in het samenwerkingsverband tussen mijn ministerie en de NWO is een
verkenning naar het verkrijgen van meer robuuste dieren. Een belangrijk doel van deze
verkenning is te komen tot een set van parameters waarmee de mate van robuustheid in het kader
van dierenwelzijn meetbaar wordt gemaakt. Afhankelijk van deze verkenning zal worden bezien
wat in de praktijk nodig is om dieren meer robuustheid mee te geven. Gezien de behoefte van
veehouders zijn verdergaande maatregelen om ook daadwerkelijk gebruik te maken van
robuustere dieren wat mij betreft niet aan de orde.
32
Internationale inzet
Inzet in Europees verband
6
Kunt u aangeven welke aanscherping wordt nagestreefd in Europees verband met betrekking tot
dierenwelzijn en waar de prioriteiten voor deregulering liggen? Is er zicht op
dierenwelzijnknelpunten van gelijkgestemde lidstaten waarmee dit u internationaal aan de slag
gaat?
16
Op welke wijze streeft u naar het aanscherpen van wettelijke eisen in Europees verband? Kunt u
aangeven wat uw inzet afgelopen maanden is geweest en op welke punten u de komende periode
zult inzetten?
55
Welke wettelijke eisen in Europees verband gaat u proberen aan te scherpen?
118
Kunt u aangeven wat u bedoelt met dat u 'niet lijdzaam gaat afwachten wat Europa doet'? Kunt u
aangeven welke concrete stappen u onderneemt en welke doelen u zichzelf hebt gesteld om 'met
kracht' te strijden voor een verbetering van dierenwelzijn op Europees niveau? Kunt u aangeven
welke successen u op dat vlak wenselijk en haalbaar acht? Kunt u aangeven wanneer u tevreden
terug kunt kijken aan het einde van de kabinetsperiode op de strijd die u in europa geleverd heeft?
227
Kunt u duidelijk maken waarom u zelf niet het voortouw wil nemen in het stellen van hogere eisen
binnen Europa?
In het huidige krachtenveld van de EU met 27 lidstaten is het lastig overeenstemming te krijgen
over een aanscherping van het Europese dierenwelzijnsbeleid. Om in dit lastig krachtenveld toch
stappen te kunnen zetten, volg ik de strategie om nauwer samen te werken met gelijkgezinde
lidstaten en de Commissie. Hierdoor is het mogelijk meer contragewicht te vormen tegen
remmende krachten. Ook het aantonen en objectiveren van dierenwelzijnsproblemen is van
belang voor een beleidsmatige en politieke erkenning. Daarom streef ik ook naar samenwerking
op onderzoeksgebied met de lidstaten en de Commissie. De inzet van de afgelopen maanden
heeft zich met name geuit in de vaststelling van de vleeskuikenrichtlijn. De ambitieuze inzet van
Nederland samen met andere gelijkgezinde lidstaten heeft geleid tot gunstige aanpassingen in de
richtlijn. Op hetzelfde moment zijn Raadsconclusies voor etikettering van dierenwelzijn
vastgesteld. Ook bij dit onderwerp heeft Nederland samen met andere gelijkgezinde lidstaten
ervoor gezorgd voor een constructieve bijdrage om dit vernieuwde spoor mogelijk te maken.
Verder is een Europees verbod op de handel in honden- en kattenbont vastgesteld, dat mede op
Nederlandse instigatie tot stand is gekomen. Mijn prioriteiten voor verbetering van dierenwelzijn
in Europees verband voor de komende jaren zijn: behoud van het verbod op het gebruik van de
Europese legbatterij in 2012, aanscherping van de transportverordening, agenderen van het
stoppen met castratie van beerbiggen en etikettering voor dierenwelzijn. Bij deze onderwerpen
heb ik contact gezocht met gelijkgestemde lidstaten en bestaat de bereidheid om samen te
werken ten behoeve van een geslaagde agendering en behandeling.
50
Kunt u aangeven waarom u bij de EU regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn alleen noemt dat
er grote sprongen voorwaarts zijn gemaakt terwijl keer op keer blijkt uit gerapporteerde
misstanden, maar ook uit wetenschappelijk onderzoek, dat het Europese niveau ten aanzien van
vleeskippen, legkippen en het transport van dieren nog steeds beneden de norm is die zou moeten
gelden om dieren van een respectvolle omgang te verzekeren?
33
De voortgang die is geboekt in Europa is ook naar mijn mening nog niet voldoende om het
welzijn van dieren volledig te waarborgen. Daarom is mijn inzet juist erop gericht om te komen
tot een verdere verbetering en/of aanscherping van het welzijnsbeleid in Europa. Hoewel dit in de
EU met 27 lidstaten een lastige opgave is, leidt een aanscherping evenwel tot een groot
toepassingsgebied.
110
Is er onderzoek gedaan naar het risico van productieverplaatsing naar andere landen, mocht
Nederland teveel voorop gaan lopen, waar het welzijn niet beter of zelfs slechter is geborgd? Wat
zijn de conclusies van dit onderzoek?
Niet over de hele linie. In het onderzoek naar een verbod op de verrijkte kooi is de mate van
verplaatsing van de productie naar buiten Nederland bekeken. Het mogelijke risico van
productieverplaatsing vanwege eenzijdig voorop lopen noopt tot een zorgvuldige afweging
tussen alle belangen.
117
Kunt u duidelijk maken in hoeverre uw zorg voor de export van welzijnsproblemen voor dieren en
daarmee het laten voortduren van ernstige welzijnsknelpunten in Nederland, samenhangt het
beschermen van de Nederlandse veehouderij tegen de economische consequenties als gevolg van
hogere dierenwelzijnseisen binnen de landsgrenzen?
Nederlandse veehouders moeten internationaal concurreren. Te strenge nationale welzijnseisen
zullen kostenverhogend werken en tot concurrentienadeel kunnen leiden ten opzichte van
buitenlandse ondernemers die aan minder strenge welzijnseisen moeten voldoen. Een te groot
concurrentienadeel kan vervolgens leiden tot het verplaatsen van de productie naar landen waar
minder kostenverhogende welzijnseisen gelden. Dit impliceert inderdaad een nadeel voor
dierenwelzijn. Daarnaast is level playing field vanuit economische oogpunt een van de redenen
om dierenwelzijn niet alleen nationaal te verbeteren. Bovendien heeft een Europese maatregel
voor dierenwelzijn een groot schaalvoordeel: het welzijn van dieren wordt dan in alle 27 lidstaten
verbeterd.
57
U stelt dat vanwege het grote aantal spelers met verschillende belangen en opvattingen het
binnen de EU niet eenvoudig is om overeenstemming te bereiken over regelgeving ten aanzien van
dierenwelzijn. Kunt u aangeven waarom u dan niet in wil zetten op strengere Nederlandse eisen
ten aanzien van dierenwelzijn om zo tegemoet te komen aan de wens van Nederlandse burgers
om dierenwelzijn beter te verankeren in wet- en regelgeving?
58
Kunt u aangeven waarom u ervoor kiest Nederland niet voorop te laten lopen in Europa door het
verbeteren van dierenwelzijn meer dan nu het geval is vast te leggen in Nederlandse wet- en
regelgeving?
112
Kunt u aangeven hoe het inzetten op Europese level playing field, met de daarbij behorende
traagheid in besluitvorming, zich verhoudt tot uw constatering dat aanzienlijke welzijnsknelpunten
resteren? Kunt u aangeven in hoeverre u zich 'als hoeder van het maatschappelijk belang' kunt
vrijwaren van een strengere Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn,
terwijl Nederlandse burgers daar wel in allerlei consultaties nadrukkelijk om hebben gevraagd?
113
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke onderdelen en ten aanzien van welke sectoren en
dierenwelzijnsknelpunten u daadkrachtiger wilt optreden dan de Europese regelgeving? Kunt u
hiervan een aantal voorbeelden geven?
34
115
Kunt u aangeven waarom u ervoor kiest, ondanks dat u constateert dat Nederland nog grote
welzijnsknelpunten kent, deze niet aan te pakken zolang deze problemen zich naar het buitenland
verplaatsen?
226
Kunt u aangeven waarom u, ondanks de grote wens van de Nederlandse samenleving voor een
beter dierenwelzijn voor de productiedieren in Nederland, wil wachten met het stellen van eisen,
terwijl u anderzijds aangeeft dat het Europese proces gezien de diversiteit aan belangen een lang
proces zal gaan worden bij het doorvoeren van verbeteringen op dierenwelzijnsgebied?
298
Kunt u aangeven of u vindt dat wensen van een samenleving genegeerd kunnen worden door het
niet nemen van noodzakelijke stappen om het welzijn van dieren te vergroten, met als reden dat
door het nemen van deze stappen het welzijnsprobleem zich zal verplaatsen naar andere landen?
Zo ja, waarom?
299
Kunt u aangeven of we in het nemen van stappen over morele en ethische kwesties met betrekking
tot dierenwelzijn zelf het voortouw moeten nemen? Kunt u uw antwoord relateren aan uw
voornemen om in Europa niet verder voorop te willen lopen dan de Europese regelgeving?
In eerste instantie is mijn inzet gericht op het aanspreken van de sector, zodat deze zelf
welzijnsproblemen kan aanpakken. Tegelijkertijd pleit ik actief voor het stellen van eisen in
Europees verband. Dit zal ik alleen doen wanneer het vanuit de optiek echt gewenst is en wanneer
er een reëel handelingsperspectief is zodat de stap op draagvlak kan rekenen. Op deze wijze ga ik
voortvarend aan de slag met het verbeteren van dierenwelzijn. Bovendien zijn er nu al in de sfeer
van regelgeving een aantal voorbeelden te noemen waarin Nederland verder gaat dan de
Europese regelgeving: handelsverbod op zeehondenbont, zo min mogelijk ingrepen als gevolg
van de wijze van het houden van dieren, het Varkensbesluit. Afhankelijk van de mate waarin de
sector zelf en Europa evidente welzijnsproblemen aanpakken, zullen in de toekomst nog meerdere
voorbeelden volgen. Verder zet ik krachtig in op Europese wetgeving, onderzoek, stimuleren,
handhaving en vrijwillige afspraken met partijen.
60
Kunt u een overzicht geven van de acties die tot nu toe zijn ondernomen naar aanleiding van het
Europees actieplan voor dierenwelzijn? Wat is de status van dit actieplan? Wat is de inzet van de
minister ten aanzien van dit plan? Wat is de reflectie op dit actieplan; is de minister hierover
tevreden of vindt zij het te summier, en kan zij toelichten waarom?
61
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid zich tot het Europese actieplan voor dierenwelzijn? Waar in
dit plan zit ruimte voor het eigen beleid van de lidstaten?
Het EU actieplan betreft een mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de
Raad. Het actieplan bepaalt de Europese agenda voor dierenwelzijn voor de komende jaren. Een
overzicht van de doelstellingen en actiegebieden die de Commissie heeft gepland voor de jaren
2006-2010 is te vinden in deze mededeling. De acties die in dit actieplan voor 2006 en 2007 zijn
genoemd, zijn nog niet allemaal uitgevoerd. Nederland is tevreden met dit ambitieus actieplan.
Bijgevolg is de Nederlandse inzet gericht op een voortvarende uitvoering van het actieplan. De
regelgeving die voorkomt uit het Europese actieplan dient te worden omgezet in de Nederlandse
wetgeving. Naast het Europese actieplan voor dierenwelzijn kunnen lidstaten eigen beleid voeren
zolang deze niet marktverstorend werkt.
35
59
Kunt u aangeven wat er gaat gebeuren als in de WTO onderhandelingen het opnemen van
dierenwelzijn in de Green Box niet zal slagen? Wat betekent dat voor de dieren in Nederland en de
mate waarin zij worden beschermd?
Momenteel is het niet toegestaan om voor dierenwelzijn ruimte te claimen in de Green Box. De
huidige situatie blijft dus onveranderd, als Europa in de WTO-onderhandelingen niet slaagt om
voor dierenwelzijn ruimte te claimen in de Green Box. Dit heeft geen gevolgen voor het
beschermingsniveau van de dieren in Nederland. Deze blijft hetzelfde zoals deze thans uit hoofde
van nationale en Europese regelgeving geldt.
OIE
62
Op welke wijze zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van een internationale verklaring over
dierenwelzijn door de World Organisation for Animal Health (OIE)?
63
Kunt u aangeven wat de inzet van de Nederlandse regering is bij het OIE en in hoeverre u een
ambitieuze positie inneemt wat betreft het verankeren en verbeteren van dierenwelzijn in
wereldwijd verband en waar uw inzet uit blijkt?
64
Kunt u aangeven in hoeverre de OIE kansen biedt op het gebied van het verbeteren van
dierenwelzijn en op welke punten zij juist een remmende factor is?
65
Kunt u aangeven welke inzet u voor de komende vier jaar in de OIE heeft gepland?
De OIE biedt kansen voor het verbeteren van dierenwelzijn op mondiaal niveau door het bereiken
van consensus over dierenwelzijnsnormen. Het zijn dan ook referenties voor internationale
handel. De bij de OIE aangesloten landen kunnen elkaar aanspreken als de normen niet worden
opgevolgd. Bovendien worden de normen die de OIE ontwikkelt, in het bijzonder de
diergezondheidsnormen, nu al gezien als referentie in het kader van het WTO-SPS-verdrag.
Voor de komende jaren geeft de OIE prioriteit aan landbouwhuisdieren en aquacultuur.
Momenteel werkt de OIE aan standaarden voor laboratoriumdieren en voor de controle van
zwerfdieren.
Mijn inzet is erop gericht het huidige normenpakket voor dierenwelzijn in OIE verband uit te
breiden. Het zal dan vooral gaan om reeds afgesproken normen in Europees verband. Op deze
wijze kunnen Europese normen immers een nog veel bredere werking krijgen dan de Europese
schaal. Verder hoop ik bij te dragen aan het vergroten van de status van deze normen in
multilaterale handelsverdragen, zoals in de WTO. Mijn inzet is derhalve ambitieus. We moeten
echter wel realistisch zijn in de vooruitgang die we kunnen boeken. Cultuurverschillen en
verschillende handelsbelangen tussen de vele aangesloten landen moeten worden overbrugd om
mondiale consensus te bereiken. Desalniettemin levert het bereiken van consensus grote winst op
met een wijde uitstraling.
Instrumenten veehouderij
269
Welke bovenwettelijke welzijns- en milieumaatregelen vallen nu onder de Maatlat duurzame
veehouderij? Wordt dit spectrum aan maatregelen in de toekomst nog uitgebreid?
287
Kunt u aangeven of u de fiscale instrumenten die u in gaat zetten gaat toetsen op de
diervriendelijkheid ervan om zo te voorkomen dat milieu-investeringen het dierenwelzijn
36
(onbedoeld) kunnen schaden? Zo ja, op welke wijze en welke criteria worden hierbij gehanteerd?
Zo neen, waarom niet?
Middels een certificaat op basis van de Maatlat duurzame veehouderij zal getoetst worden of een
te (ver)bouwen stal in aanmerking komt voor ondersteuning via fiscale instrumenten als de Milieuinvesteringsaftrek
(MIA) en de Willekeurige afschrijving (Vamil). De maatlat kent op dit moment
bovenwettelijke keuzemaatregelen voor zowel het thema dierenwelzijn als het thema milieu
(reductie ammoniakemissie). Op beide thema's dient een stal punten te behalen om aan de
certificatie-eisen te voldoen. Er is een College van Deskundigen ingesteld dat de criteria beheert.
Dit College ziet erop toe dat de maatregelen in het certificatieschema bovenwettelijk zijn, ook op
het gebied van dierenwelzijn. Er vindt jaarlijks evaluatie van de maatregelen en aanpassing van de
duurzaamheidvereisten plaats. Het aantal duurzaamheidthema's zal in de toekomst worden
uitgebreid. De specifieke maatregelen en eisen zijn te vinden op de website van SMK:
www.smk.nl.
Melkveehouderij
Weidegang
234
Deelt u de mening dat de sterke toename van het permanent opstallen van melkkoeien zal leiden
tot ongerief bij melkkoeien?
235
Deelt u de mening dat bij de welzijnsdiscussie rondom het permanent opstallen van koeien,
eigenlijk een indicator belangrijk is in het meten van de gewenste situatie voor de koe: namelijk
dat melkkoeien kunnen kiezen om naar buiten gaan als je de staldeuren open zet?
243
Kunt u aangeven waarom u niet van plan bent weidegang via richtlijnen of financiële prikkels te
ondersteunen, mede doordat de weidemelk die nu wordt verkocht, nog geen 10% uitmaakt van de
totale productie van melk in Nederland en daardoor nooit een oplossing kan zijn om de koe in de
wei te houden?
244
Kunt u aangeven waarom u toestaat dat een koe, die maximaal 720 uren per jaar buiten staat, al
het stempel weidekoe mag hebben, terwijl deze koe voor het overgrote deel van zijn leven op stal
staat?
245
Bent u bereid om weidegang te verankeren in regelgeving om zo te garanderen dat melkkoeien
ook in de toekomst hun natuurlijk gedrag, namelijk grazen, kunnen uiten? Zo ja, op welke wijze en
binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot uw eerdere opmerking
dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, ook in houderijsystemen?
Graag wijs ik u met betrekking tot het thema weidegang op mijn eerdere antwoorden op vragen
van het kamerlid Thieme (Aanhangsel Handelingen II 2006/07, nr. 2339 en Aanhangsel
Handelingen II 2007/08, nr. 315).
Huisvesting melkveehouderij
236
Kunt u aangeven waarom u enerzijds constateert dat gladde en harde vloeren leiden tot
belangrijke welzijnsproblemen in de melkveehouderij en anderzijds geen beleidsmaatregelen
neemt of richtlijnen stelt waaraan stalvloeren dienen te voldoen?
37
237
Waarom stelt u enerzijds vast dat de infectiedruk op het bedrijf een belangrijk welzijnsprobleem is
bij melkveehouderijen, maar dat u anderzijds geen beleidsmaatregelen neemt of richtlijnen opstelt
om de infectiedruk te verlagen?
238
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat de veelal verouderde stallen leiden tot
welzijnsproblemen bij melkkoeien omdat zij te weinig ruimte hebben voor uitwijkgedrag en het
ligcomfort beneden peil is, maar dat u anderzijds hiervoor geen bindende richtlijnen opstelt?
239
Kunt u aangeven waarom u door het achterwege laten van concrete richtlijnen om het welzijn van
melkkoeien te verbeteren de achterblijvers de hand boven het hoofd wil blijven houden, ten koste
van het welzijn van de koeien, terwijl de voorlopers hogere kosten maken voor
dierenwelzijnsinvesteringen die zij op een concurrerende markt nauwelijks terug zullen verdienen?
241
Kunt u aangeven waarop u precies doelt als u zegt dat de overheid regelgeving met welzijnseisen
voor de huisvesting van melkvee op gaat stellen? Kunt u inzicht geven in concrete welzijnseisen die
u voor ogen heeft? Kunt u aangeven binnen welke termijn deze eisen verplicht zullen zijn en welke
welzijnsverbeteringen hiermee worden beoogd?
242
Kunt u aangeven of u bereid bent om regelgeving in te voeren om gladde en natte stalvloeren te
verbieden en minimumeisen voor comfortabele ligplaatsen voor te schrijven zodat de
welzijnsproblemen op het gebied van de melkveehouderij?
246
Kunt u aangeven welke ambities u heeft ten aanzien van het onthoornen van koeien? Bent u
bereid om deze ingreep die de integriteit van het dier aantast ter discussie te stellen en
maatregelen te nemen die leiden tot een stop op het onthoornen van koeien?
254
Komen er in de regelgeving op het terrein van huisvesting ook minimumeisen voor kwaliteit en
omvang?
Op dit moment krijgen uier- en klauwaandoeningen veel aandacht in onderzoek en voorlichting,
voor een belangrijk deel geïnitieerd en uitgevoerd door het bedrijfsleven zelf.
Ik ben voornemens om in 2009 regelgeving gereed te hebben, waarmee de huidige goede praktijk
bij stallenbouw als minimum wordt neergezet en met een overgangstermijn voor bestaande
stallen. Moderne stallen bieden bijvoorbeeld meer ruimte, zowel loop- als ligruimte voor de
koeien. De eisen hiervoor worden de komende tijd vastgesteld na overleg met de betrokken
maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
Hiernaast is een traject in gang gezet voor de ontwikkeling en introductie van integraal duurzame
stallen. Bij de ontwikkeling hiervan wordt met verschillende aspecten rekening gehouden naast
dierenwelzijn, zoals met diergezondheid en milieu. Onthoornen krijgt bij de ontwikkeling van
deze stallen ook aandacht, waarbij ook oog is voor de nadelen voor mens en dier van nietonthoornen.
Kalf bij koe
247
Kunt u aangeven waarom u in de nota dierenwelzijn geen aandacht heeft besteed aan het
weghalen van de kalveren bij de moederkoe? Kunt u aangeven of u alsnog bereid bent om
hierover een discussie met de sector aan te gaan en ambities over op te stellen?
38
248
Kunt u aangeven of u bereid bent te stimuleren dat melkveehouders hun kalveren bij de koe laten
lopen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak dat
dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen uiten?
249
Kunt u aangeven waarom u het geoorloofd acht dat dieren direct na hun geboorte bij hun moeder
worden weggehaald, zodat de moederkoe haar natuurlijke zorggedrag niet kan uiten en de
kalveren grote lichamelijke gevolgen ondervinden?
Ik heb mij in de nota dierenwelzijn gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen-
UR het hoogst scoren, dus het meeste ongerief met zich meebrengen. Het weghalen van de
kalveren bij de moederkoe hoort daar niet bij.
Dit betekent niet dat ik hiervoor mijn ogen wil sluiten, ook niet waar deze niet zeer hoog "scoort".
Ik steun daarom onderzoek en experimenten bij enkele bedrijven in de biologische
melkveehouderij, waarbij koe en kalf niet gescheiden worden of slechts een deel van de tijd
worden gescheiden. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten hiervan.
Vriesbranden
251
Op welke wijze kan een veehouder zijn rundvee herkennen als zowel de huidige oorflappen als
ook het vriesbranden/koudmerken verboden gaat worden?
Ik heb in de Nota dierenwelzijn aangegeven onderzoek te willen doen naar een alternatief voor de
flappen en in EU-verband hierop te willen aandringen. Overigens ben ik van mening dat er, ook
indien er geen grote flappen meer in de oren zouden zitten en koudmerken niet meer is
toegestaan, voldoende herkenningsmethoden voor de veehouder over blijven, bijvoorbeeld via de
halsband.
Vleeskalverhouderij
Huisvesting/Rubbermatten
252
Op basis van welk onderzoek gaat u het gebruik van rubber matten in de kalverhouderij verplicht
voorschrijven?
253
Acht de minister het onvoldoende weglopen van urine en mest bij gebruik van rubber matten niet
schadelijk voor het dierenwelzijn?
260
Kunt u aangeven waarom u genoegen neemt met de verplichting om kalveren op rubber matten te
huisvesten, terwijl stro op de vloer het minste is wat gedaan kan worden om het welzijn van deze
dieren enigszins te verbeteren?
263
Kunt u aangeven wat precies de 'forse' welzijnsverbetering is geweest van het huisvesten van
kalveren in groepen en in hoeverre het samenvoegen van dieren in kale betonnen hokken zonder
afleidingsmateriaal of mogelijkheden om natuurlijk gedrag te vertonen opgevat moet worden als
een stap vooruit?
278
Wat is het effect van rubber matten in stallen waar vleeskalveren gehuisvest zijn op het welzijn
van deze kalveren?
39
Met ingang van 31 december 2006 is, op grond van de Richtlijn 91/629/EEG inzake welzijnseisen
voor kalveren, de volledige set van groepshuisvestingeisen voor alle bedrijven verplicht geworden.
Ten opzichte van de huisvestingssituatie die daarmee niet langer was toegestaan, namelijk het
houden van de dieren gedurende de gehele mestperiode in eenlingboxen, kan van een forse
welzijnsverbetering worden gesproken. Die verbetering betreft de grotere beschikbare ruimte
voor de dieren en de mogelijkheid voor dieren zich onbelemmerd om te draaien, te gaan staan en
liggen. Ook is meer onderling sociaal contact mogelijk geworden.
Dat neemt niet weg dat ook in de huidige situatie nog duidelijke verbeteringen mogelijk zijn. Zo
bieden de gebruikelijke hardhouten roostervloeren vaak onvoldoende grip, waardoor de dieren
alsnog in hun bewegingsmogelijkheden beperkt worden en te maken kunnen krijgen met
gewrichtsproblemen. Daarom heb ik de toepassing van rubbermatten in stallen waar
vleeskalveren anders dan op stro staan, per 1.1.2009 in de nota opgenomen als middel om op
korte termijn het ligcomfort en de begaanbaarheid te verbeteren. De matten dienen zodanig te
worden uitgevoerd dat ze voldoende schoon en droog blijven om het beoogde effect te halen.
Voeding/verzorging en welzijnsmonitor kalveren
1
Betekent het uitbrengen van de Nota dierenwelzijn dat het ontwikkelen van een
dierenwelzijnsindex definitief van de baan is?
51
Kunt u aangeven waarom u wel refereert aan het behaalde succes van de Europese vereiste om
kalveren in groepen te huisvesten, maar achterwege laat dat het nog steeds is toegestaan dat deze
kalveren niet zelf kunnen kiezen wanneer zij kunnen eten en drinken en dat zij nog steeds
kunstmatig aan bloedarmoede moeten lijden?
255
Waarom wordt het verhogen van de hoeveelheid ruwvoer bij de kalverhouderij niet verplicht
voorgeschreven, net als de rubber matten?
261
Kunt u aangeven of het nog steeds is toegestaan dieren slechts enkele keren per dag te voorzien
van water en voer waardoor zij niet zelf toegang hebben tot drinkwater en eten? Zo ja, hoe
verhoudt zich dit tot de vijf vrijheden van het dier van Brambell? Zo neen, op welke wijze is
verplicht gesteld dat kalveren te allen tijde toegang dienen te hebben tot schoon water en voer en
vrij zijn van honger en dorst?
262
Bent u bereid de sector te verplichten tot het permanent ter beschikking stellen van ruwvoer aan
kalveren om zo pensproblemen tegen te gaan, tegemoet te komen aan de foerageerbehoefte en
afwijkende gedragingen tegen te gaan?
264
Bent u bereid afleidingsmateriaal voor kalveren verplicht te stellen om zo afwijkend gedrag bij
kalveren te voorkomen?
265
Kunt u aangeven in hoeverre de anemie is verminderd, dus welk percentage van het totaal aantal
kalveren in de witvleessector nog steeds lijdt aan gedwongen bloedarmoede en in hoeverre u de
ambitie heeft om dit percentage te verlagen naar 0%?
266
Kunt u toezeggen dat u regels zal gaan stellen aan het minimum hemoglobinegehalte van
kalveren? Zo neen, waarom niet en kunt u uitleggen hoe het kunnen laten voortbestaan van de
situatie dat kalveren moedwillig aan bloedarmoede mogen lijden zich verhoudt tot de vijf
vrijheden van het dier van Brambell en uw constatering dat respect voor het dier het uitgangspunt
is van dit kabinet?
40
267
Kunt u aangeven waarom u de welzijnsmonitor die u samen met de sector ontwikkelt eerst wil
afwachten, in plaats van dat u met eigen beleid komt om het welzijn van kalveren te verbeteren?
Kunt u uitleggen waarom de sector zelf met verregaande voorstellen zal komen om het welzijn van
kalveren daadwerkelijk te verbeteren en waarom u daar vertrouwen in heeft? Kunt u daarbij ook
uitleggen waarom u uw oren wel laat hangen naar de ideeën van de sector die zeker voor een deel
zijn ingegeven door economische belangen, in plaats van dat u de constateringen, suggesties en
aanbevelingen van organisaties die opkomen voor het welzijn van dieren als leidraad neemt in het
ontwikkelen van het dierenwelzijnsbeleid?
279
Wanneer zijn de resultaten van de 'welzijnsmonitor vleeskalveren' bekend? Wordt er in andere
veehouderijsectoren ook gebruik gemaakt van een welzijnsmonitor? Kan de welzijnsmonitor een
rol spelen in het opstellen van de diervriendelijkheidsindex voor vlees?
Enkele aspecten van het voeren en drenken van vleeskalveren zijn communautair voorgeschreven,
zoals een minimum hoeveelheid ruwvoer en voldoende ijzer om het hemoglobine (Hb) gehalte
van de koppel op minimaal 4,5 mmol/liter te houden. De kalveren moeten minstens twee keer per
dag worden gevoerd en kalveren ouder dan 2 weken moeten over voldoende vers water
beschikken of hun dorst met andere vloeistoffen kunnen lessen. Bij warm weer en voor zieke
kalveren moet altijd vers drinkwater beschikbaar zijn. Er zijn geen communautaire voorschriften
over afleidingsmateriaal.
Op veel praktijkbedrijven wordt het Hb-gehalte gemonitord aan het begin en halverwege de
mestperiode en zonodig vindt dan een ijzerinjectie plaats.
Thans vindt een meerjarig onderzoek (eind 2005-medio 2010) plaats naar een zogenoemde
welzijnsmonitor, waarmee op gestandaardiseerde wijze het kalverwelzijn op bedrijfsniveau kan
worden vastgesteld. Dit onderzoek met 50/50 financiering overheid/bedrijfsleven past binnen het
Europese Welfare Quality programma, dat gaat over het meten van welzijn in het algemeen. De
Europese Commissie heeft laten weten de uitkomsten van de welzijnsmonitor te willen gebruiken
voor herziening/bijstelling van het vleeskalverwelzijnsbeleid.
In de huidige fase van dit onderzoek wordt in een uitgebreide praktijktest op vleeskalverbedrijven
aan de individuele dieren een aantal kenmerken gemeten zoals (stereotiep) gedrag, gezondheid
en pathologische kenmerken van lebmaag, pens, longen. Daarnaast worden ook gegevens
verzameld over huisvesting en verzorging, waaronder voeding, afleidingsmateriaal en Hb-gehalte.
Nadat alle metingen aan de diverse dierkenmerken zijn gedaan (eind 2008) worden een aantal
opties voor het monitoringssysteem gemodelleerd, op kosten/bateneffectiviteit beoordeeld en is
begin 2010 de definitieve monitor ontwikkeld en praktijkgereed.
Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek waarin een veelheid van
welzijnsaspecten tegelijkertijd systematisch worden verzameld. Pas na de nodige analyse en
modellering zal blijken welke dierkenmerken een goede maat zijn voor het welzijn van het dier en
zal ik bezien of en hoe de voorschriften aangepast moeten worden.
Ook voor andere sectoren worden de mogelijkheden verkend. Daarbij wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij ontwikkelingen binnen Europese onderzoeksprogramma "Welfare Quality". De
welzijnsmonitor kan gebruikt worden als instrument in een dierwelzijnsindex op vlees.
Export kalfsvlees
258
Kunt u aangeven waarom u de import van kalveren uit andere Europese landen, die vaak onder
trieste omstandigheden over lange afstanden zijn vervoerd, nog steeds toelaat en de sector alleen
oproept om minder afhankelijk te zijn? Kunt u aangeven waarom u niet bereid bent deze
ongewenste transporten scherper te veroordelen, maar juist met uw promotiecampagne van
kalfsvlees in het Middenoosten en China bijdraagt aan het voortduren van deze misstanden?
41
259
Kunt u aangeven waarom u het wenselijk acht dat de Nederlandse kalversector vlees gaat
exporteren naar landen in het midden oosten en naar China en waarom u zich daarvoor hebt
ingezet, terwijl dit houderijsysteem, ook volgens uw bevindingen, ernstige gebreken kent ten
aanzien van dierenwelzijn?
De voorschriften over dierentransport ter bescherming van dierenwelzijn worden volledig, en dus
exclusief geregeld door de Europese Unie in verordening EG nr. 1/2005. Het is Europees rechtelijk
niet toegestaan om in dit kader nationale regelgeving vast te stellen
Ik heb het vleeskalverbedrijfsleven opgeroepen maatregelen te treffen minder afhankelijk te
worden van lange afstandsimporten van nuchtere kalveren en te komen tot minder
verzamelslagen, vanwege de bezwaren op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid.
Wat de rol van LNV bij een promotiecampagne voor de export van kalfsvlees betreft merk ik op
dat dit een faciliterende rol is.
Dikbilhouderij
270
Komt er ook een plan van aanpak om te komen tot een forse vermindering van afwijkingen als
dikke tong, kromme poten en hart- en ademhalingsproblemen?
271
Wat is de achtergrond van het feit dat u geen grote dwingende stappen wilt gaan zetten?
272
Wanneer is het onderzoek naar de problematiek rond de dikbilkalveren en de manier waarop ze
geboren worden gestart? Wanneer wordt het resultaat daarvan openbaar? Wie heeft dat
onderzoek gefinancierd?
273
Kunt u uitleggen waarom u enerzijds grote welzijnsproblemen constateert als het gaat om het
gigantisch hoge percentage van 80-90% aan keizersneden bij dikbilrassen, terwijl u anderzijds geen
enkele ambitie heeft in de vorm van concrete beleidsmaatregelen of richtlijnen om dit percentage
drastisch te laten dalen?
Ik heb mij in de nota dierenwelzijn gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen-
UR het hoogst scoren, dus het meeste ongerief met zich meebrengen. De in de vragen genoemde
afwijkingen horen daar niet bij. De verwachting is echter dat de aanpak voor het reduceren van
het aantal keizersnedes ook een positief effect heeft op hart- en ademhalingsproblemen en
kromme poten.
Het in de nota dierenwelzijn genoemde onderzoek is in 2006 gestart en heeft als titel "Natuurlijk
geboorteverloop bij extreme vleesrassen". De resultaten worden in 2009 bekend. Het onderzoek
wordt deels gefinancierd door LNV en deels door de Federatie Vleesveestamboeken.
Ik wil de resultaten van het onderzoek en tussenliggende acties van de sector afwachten voordat
ik conclusies trek over een eventuele vervolgaanpak.
Varkenshouderij
275
Kunt u aangeven waarom volgens u het castreren, staartknippen en het tanden vijlen bij varkens
zich verhoudt tot het leidende beginsel uit het coalitieakkoord, namelijk respect voor het dier en
een respectvolle omgang met dieren? Op welke wijze acht u deze ingrepen getuigen van een
respectvolle omgang met dieren en als u dat niet acht, waarom bent u dan niet voornemens deze
zo snel mogelijk af te schaffen?
42
Op dit moment worden alleen die ingrepen toegestaan die nodig zijn ten behoeve van
identificatie en om erger dierenleed te voorkomen. De afweging die ik hierbij maak is de
eenmalige inbreuk op het welzijn die de ingreep met zich meebrengt ten opzichte van de duur en
de impact van de inbreuk op het welzijn als deze ingreep niet wordt toegepast.
Ik ben echter van mening dat dieren gehouden moeten worden op een dusdanige wijze dat
ingrepen, om ergere aantasting van dierenwelzijn te voorkomen, op termijn achterwege moeten
worden gelaten door huisvestingssystemen aan te passen aan het natuurlijke gedrag en de daaruit
voortvloeiende behoeften van het dier en heb deze ambitie met daarbij behorende concrete
doelstellingen daarom ook opgenomen in mijn nota Dierenwelzijn.
277
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat een varken een sociaal en zindelijk dier is dat
behoefte heeft aan afleiding en een comfortabele ligplaats en anderzijds blijft toestaan dat
vleesvarkens worden gehouden in kleine kale betonnen hokken waarbij een geplastificeerde
fietsketting als toegestaan afleidingsmateriaal fungeert?
288
Bent u bereid om lichamelijke ingrepen bij varkens zo snel mogelijk te verbieden zodat
varkensvriendelijke huisvestingssystemen waarbij dieren elkaar niet mutileren als vanzelf als de
norm zullen gaan gelden? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en
hoe verhoudt zich uw lage ambitie tot uw opmerking dat de integriteit van dieren gerespecteerd
dient te worden?
Ik heb als ambitie in mijn nota Dierenwelzijn aangegeven dat het perspectief van het dier leidend
is bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering en dat geldt dus ook voor varkens. Dat
betekent dat varkens op termijn dusdanig gehouden worden, dat de dieren uiting kunnen geven
aan hun behoeften voortvloeiend uit hun natuurlijk gedrag, daglicht krijgen, voldoende ruimte
hebben en geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van het houden ondergaan. Integraal
duurzame houderijsystemen zullen de norm worden. In het Beleidsprogramma Kabinet
Balkenende IV is opgenomen dat dit in 2011 5% van de stallen zal bedragen.
280
Bent u bereid de minimale toegestane speenleeftijd te verlengen?
Ik zie daar op dit moment geen aanleiding toe.
230
Kunt u aangeven of bent u bereid om in ieder geval te komen met een verbod op castratie in
Nederland per 2015 en niet af te wachten of dat ook daadwerkelijk in Europees verband
gerealiseerd kan worden?
281
Op welke wijze ondersteunt u het onderzoek naar het verder ontwikkelen van CO2-verdoving bij
biggen?
122
Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen de uitspraken van LTO Nederland eerder dit jaar, waarin zij
aangaven dat zij niet meer aan de Nederlandse vraag voor varkensvlees wilden voldoen, nadat het
CBL had aangekondigd vanaf 2009 alleen nog maar vlees van verdoofd gecastreerde biggen in de
schappen te willen? Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot uw aanname dat de markt en de
sector een groot deel van de verantwoordelijkheid voor een beter dierenwelzijn kan dragen?
282
Acht u CO2-verdoving vanuit het oogpunt van dierenwelzijn een betere methode dan een lokale
verdoving met lidocaïne?
43
283
Kunt u aangeven waarom u zelf geen rol wilt spelen in het uitbannen van castratie van biggen en
het overlaat aan de marktpartijen terwijl deze ingreep zelfs met verdoving zeer pijnlijk kan zijn
voor biggen en sterk ingrijpt op de integriteit van het dier?
Eind november hebben het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Centrale Organisatie
voor de Vleessector (COV), de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en LTO Nederland de
Verklaring van Noordwijk getekend. In deze verklaring is opgenomen dat de ondertekenaars het
streven hebben om vóór 2015 op een verantwoorde wijze te stoppen met castreren van biggen.
Verdoofd castreren wordt door de ondertekenaars gezien als een tussenoplossing zolang dit
streven niet is bereikt. De in Noordwijk ondertekende verklaring is uniek omdat hiermee
marktpartijen de handen ineenslaan om extra dierenwelzijn via de markt te realiseren. Ik
ondersteun deze ambitie en heb deze Verklaring daarom ook mede ondertekend. Deze
ondersteuning houdt ondermeer in dat ik onderzoek medefinancier en beleidsmatig meedenk
over de oplossingsrichtingen. Ik speel dus wel degelijk een rol in dit geheel. Een voorbeeld van
mijn ondersteuning zowel financieel als beleidsmatig is gasverdoving. Volgens onderzoekers is
gasverdoving een goede methode om pijnloos te castreren. Tevens kunnen andere noodzakelijke
ingrepen eveneens pijnloos worden uitgevoerd. Lidocaine heeft een veel kleiner verdovend effect
en heeft als bijwerking dat de toediening ook pijnlijk is. Tevens zet ik me binnen de EU in om te
stoppen met castreren. Ik pleit daar in eerste instantie niet voor een verbod. Om te stoppen met
castreren, is namelijk consumentenvertrouwen en marktacceptatie nodig.
284
Kunt u aangeven waarom u het knippen van hoektanden wel verbiedt en het vijlen niet? kunt u
specifiek aangeven waarom volgens u vijlen nog steeds kan worden geaccepteerd? Kunt u daarbij
ook ingaan op de verschillen in pijnbeleving tussen knippen en vijlen? Is vijlen minder pijnlijk dan
knippen en waaruit is dat gebleken?
Biggen kunnen met hun puntige hoektanden verwondingen veroorzaken aan de uier en tepels van
de zeug. Dit probleem kan verminderd worden door het verwijderen van deze punten door middel
van knippen of vijlen. Uit praktijkervaring blijkt dat bij knippen, tanden kunnen afbreken of
versplinteren waarmee de risico's op verwondingen in de bek toenemen. Slijpen zorgt voor
minder verwondingen.
285
Kunt u uitleggen waarom u alleen in wilt zetten op het verhogen van de eisen voor het
varkenswelzijn in Europees verband, terwijl u eerder heeft aangegeven dat dit proces zeer
langzaam zal verlopen door tegengestelde belangen van de Europese partners. Kunt u aangeven
hoe deze minimale inspanning zich verhoudt tot de door u gesignaleerde zorg van Nederlanders
voor de manier waarop varkens in Nederland worden gehouden?
Het verbeteren van het dierenwelzijn, om tegemoet te komen aan de behoeften van mens en dier,
kan worden gerealiseerd door middel van gebruikmaking van verschillende instrumenten.
Eenzijdig inzetten op het verhogen van eisen zal niet het gewenste effect opleveren. Het heeft
zelfs het risico in zich dat we daarmee het probleem exporteren. In mijn nota Dierenwelzijn heb ik
een scala aan verantwoordelijkheden en instrumenten beschreven die, als totaalpakket, de
ambitie van die nota kunnen waarmaken. Het inzetten op hogere welzijnseisen in EU-verband
maakt daar onderdeel van uit.
286
Kunt u aangeven of het stimuleren van een comfort class stal ook daadwerkelijk zal leiden tot een
praktijk waarin het overgrote deel van de varkens in Nederland in zo'n systeem worden gehouden?
Zo ja, waaruit blijkt dat en bent u bereid deze toezegging aan de Kamer te doen? Zo neen,
waarom niet?
De comfort class stal is gebaseerd op het principe, dat tegemoet wordt gekomen aan de behoeftes
van het dier, voortvloeiend uit zijn natuurlijke gedrag. Dit principe hanteer ik ook in mijn nota
Dierenwelzijn en zal verder uitgewerkt worden in de ontwikkeling van integraal duurzame
44
stalsystemen. De comfort class stal typeer ik als een voorbeeldstal waaraan ondernemers ideeën
kunnen ontlenen om in hun eigen stal toe te passen of elementen uit kunnen overnemen bij
renovatie of nieuwbouw. Ik ben verheugd te zien dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk blijkt te
werken. Er zijn diverse varkenshouders gestart met het overnemen van aspecten en ideeën uit de
comfort class stal. In het Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV is opgenomen dat in 2011 5%
van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk zijn. Dit geldt ook voor varkens en behoeft
daarom geen aanvullende toezegging.
289
Waarom wilt u een plan op laten stellen dat gericht is op het vergroten van de export van biggen
naar het buitenland?
290
Betreft de zoektocht naar alternatieven voor lange afstandtransporten van slachtvarkens alleen
transport naar buiten de Europese Unie (EU)? Bent u zich ervan bewust dat met de inlijving van
nieuwe Europese landen Europa zelf ineens veel groter is geworden en daarmee ook de afstanden
van veetransporten binnen de EU?
De afgelopen 10 jaar is de export van biggen vanuit Nederland sterk gestegen. De verwachting is
dat deze export de komende jaren verder zal toenemen, van 4 miljoen in 2006 naar zeker 6
miljoen in 2010. De uitbreiding van de Europese Unie heeft hier zeker invloed op. Het transport
over grote afstanden van zeer jonge dieren en dieren bestemd voor de slacht staat al enige tijd ter
discussie. Ik heb de sectoren die betrokken zijn bij de export van biggen opgeroepen om met een
plan te komen waaruit blijkt dat zij de zorg omtrent de biggen- en slachtvarkensexport serieus
nemen en met alternatieven komen om meer markten dichter bij huis aan te boren om zo de duur
en afstand van de transporten te beperken. Wat betreft slachtvarkens zet ik in op aanscherping
van de transportverordening waardoor transportduur verkort wordt.
Pluimvee
Implementatie Vleeskuikenrichtlijn
43
Wanneer treedt de richtlijn voor vleeskuikens in werking?
228
Kunt u aangeven of u bereid bent om het goede voorbeeld aan Europa te geven, in Nederland de
vleeskuikenrichtlijn verder aan te scherpen?
297
Kunt u aangeven waarom u enerzijds aangeeft dat er nog veel is af te dingen op het dierenwelzijn
in de vleeskuikensector, maar dat u anderzijds geen concrete stappen neemt of aanvullende
richtlijnen opstelt om het lijden van dieren in deze sector te verlichten? Kunt u aangeven hoe dit
zich verhoudt tot de vijf vrijheden van Brambell en tot de tekst uit het coalitieakkoord dat respect
voor het dier en een respectvol omgaan met dieren het leidende beginsel is?
300
Kunt u aangeven of u voornemens bent om, vooruitlopend op het aanscherpen van de Europese
norm, in Nederland al doelvoorschriften in te voeren waarbij indicatoren voor borstblaren,
voetzoolaandoeningen en sterfte een meer prominente plaats krijgen?
Richtlijn nr. 2007/43/EG is op 1 augustus 2007 in werking getreden. De omzetting in nationale
regelgeving moet plaatsvinden voor 30 juni 2010 (artikel 12 van de richtlijn). Dit zal geschieden
door middel van een algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren. Deze richtlijn zie ik als een eerste stap in de verbetering van het welzijn
van vleeskuikens.
45
Groeisnelheid vleeskuikens
291
Wat gaat u doen om het door de WUR benoemde knelpunt van de hoge groeisnelheid van dieren
in de pluimveesector op te lossen?
293
Kunt u aangeven waarom u geen aandacht heeft besteed in de nota aan een van de grootste
dierenwelzijnknelpunten bij ouderdieren, namelijk dat zij voortdurend honger lijden?
301
Kunt u aangeven waarom u enerzijds stelt dat de Volwaardkip een goede manier is om meer
dierenwelzijn in de markt te zetten, maar anderzijds het houderijsysteem van de volwaard kip niet
als minimum norm wilt nemen?
302
Kun u uitleggen waarom u bij de mogelijkheden om te komen tot een beter dierenwelzijn
vasthoudt aan kleine marktinitiatieven die vanwege het exportkarakter van de Nederlandse
vleesindustrie nooit meer dan 5-10% kunnen bedragen?
303
Kunt u uitleggen op welke wijze miljoenen vleeskippen die worden gehouden voor de export en
voor verwerking, en daardoor niet onder het Volwaard label kunnen vallen, ook een beter leven
gegund kunnen worden?
Er zijn van overheidswege geen grote dwingende stappen te zetten op het gebied van
groeisnelheid van vleeskuikens en ouderdieren zonder letterlijk het welzijnsprobleem te
exporteren. Omdat oplossingen hiervoor in Europees verband moeten worden gezocht, zal ik de
gevolgen van de genetische aanleg voor het welzijn van vleeskuikens, en daarmee indirect van
ouderdieren, op EU niveau agenderen. Ten aanzien van vleeskuikens die niet onder het label
Volwaard vallen, is de Vleeskuikenrichtlijn een eerste stap richting welzijnsverbetering.
Verbod op gebruik van de legbatterij
44
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het verbod op de legbatterij? Zijn
de (met name Oost-Europese) landen nog bezig te proberen het verbod uit te stellen? Zo ja, wat
zijn de stappen die u onderneemt ten einde het verbod te handhaven?
229
Kunt u aangeven waarom u het als een ambitie ziet om het Europese verbod op de legbatterij per
2012 te behouden? Deelt u de mening dat het risico dat het verbod op de legbatterij niet doorgaat
een goede illustratie is van het feit dat we dierenwelzijnsverbeteringen niet aan Europa over
moeten laten, maar zelf het voortouw moeten nemen?
Het EU verbod op het gebruik van de legbatterij per 2012 op het gebruik van de legbatterij per
2012 is een gegeven sinds 1999. Er zijn aanwijzingen dat bepaalde lidstaten het verbod willen
uitstellen. Een uitstel van het verbod kan alleen geregeld worden via een wijziging van de
desbetreffende Europese richtlijn (nr. 1999/74). Alleen de Europese Commissie kan het initiatief
nemen om een wijzigingsvoorstel in te dienen. Er is momenteel geen wijzigingsvoorstel. De
Commissie lijkt bovendien geen voorstander te zijn van een dergelijk uitstel. Tezamen met
gelijkgezinde lidstaten blijf ik voorstander van het huidige verbod. In Europa en bilateraal met
lidstaten bepleit ik het belang van een voortvarende en tijdige implementatie van dit verbod.
Overigens deel ik niet de mening dat een dreiging voor een uitstel een illustratie is van het feit dat
we dierenwelzijnsverbeteringen niet aan Europa over moeten laten. Ik zie het wel als een
illustratie dat het verbeteren van dierenwelzijn in Europa een lastige opgave is en dat ik daardoor
juist in Europa het voortouw dien te nemen, samen met andere gelijkgezinde lidstaten.
46
Verrijkte kooi
292
Kunt u aangeven waarom u economische belangen laat prevaleren boven een verbod op een zeer
dieronvriendelijk houderijsysteem, namelijk de verrijkte kooi?
294
Kunt u aangeven hoe het niet uitvoeren van het verbod op de verrijkte kooi zich verhoudt tot uw
eigen uitspraak dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen uitoefenen? Kunt u aangeven op
welke wijze een leghen in een kooi stofbaden kan nemen en kan scharrelen? Kunt u aangeven op
basis van welke gronden u deze twee uitingen van natuurlijk gedrag de leghen wilt ontzeggen?
Het is mijn ambitie te streven naar huisvestingsystemen waarbij de leghennen de behoeften die
voortvloeien uit hun natuurlijk gedrag zoveel mogelijk kunnen uiten. Om deze ambitie gestalte te
geven heb ik - zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2008 - eventuele alternatieven
voor de verrijkte kooi zoals de Duitse Kleingruppenhaltung onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt
dat de oppervlakte per dier in de Kleingruppenhaltung, ook wel Klein Volière genoemd, groter is
dan in de Europese verrijkte kooien. De Kleingruppenhaltung is een ruimere versie van de
Europese verrijkte kooi met een groepsgrootte van ruim 30 tot 60 leghennen. In de Duitse
regelgeving zijn ten opzichte van de Europese verrijkte kooi ruimere eisen vastgelegd voor de
kooioppervlakte, de oppervlakte per hen en de kooihoogte en zijn minimum eisen vastgelegd voor
de strooiselvoorziening en het nestoppervlak.
Met name een kooi bij een groepsgrootte tot 60 dieren biedt de mogelijkheid alle noodzakelijke
inrichtingselementen (zitstokken, legnesten, strooiselvoorziening) optimaal te positioneren zodat
een goed gebruik van de kooi-inrichting mogelijk is en de dieren tevens voldoende ruimte hebben
om te bewegen. De effectief beschikbare ruimte per dier is bij grotere groepskooien tevens groter
dan bij kleinere kooien omdat er relatief minder verloren hoeken zijn en de hennen meer
mogelijkheden hebben om 'ruimte' van elkaar te lenen.
In de Kleingruppenhaltung is het tevens verplicht om zitstokken op minimaal twee verschillende
niveaus aan te brengen. Uit onderzoek van de European Food Safety Agency (EFSA) is gebleken
dat het 'op stok kunnen gaan' een belangrijk onderdeel van het natuurlijk gedrag uitmaakt.
Daarbij geven de kippen vooral 's nachts de voorkeur aan de hoger geplaatste zitstokken. De
Kleingruppenhaltung biedt deze mogelijkheid in tegenstelling tot de Europese verrijkte kooi.
De minimum bepaling in de Duitse regelgeving ten aanzien van de strooiselruimte en de
legnesten voorkomt dat deze te minimaal worden uitgevoerd. Uit genoemd onderzoek van de
EFSA is gebleken dat met name een afgeschermd legnest bij kippen de voorkeur geniet. Door de
ruimere opzet van de Kleingruppenhaltung kan aan deze voorkeur tegemoet gekomen worden.
Dit biedt een betere garantie voor het welzijn van leghennen.
Een bijkomend voordeel van de Kleingruppenhaltung is het gegeven dat in het algemeen de
milieu-emissies zoals ammoniak, geur en fijn stof overeenkomstig de Europese verrijkte kooi zijn
maar wel lager dan in alternatieve niet-kooisystemen. De omschakeling van kooihuisvesting naar
alternatieve systemen wordt vooral sterk beperkt door de hoge emissies van fijn stof omdat deze
elf maal hoger is in een alternatief systeem in vergelijking tot kooisysteem. De milieuregelgeving
ten aanzien van de fijn stof emissie heeft tot gevolg dat een omschakeling naar alternatieve nietkooisystemen
bij de huidige stand van de techniek alleen kan worden gerealiseerd door een forse
afname van het aantal dieren op het bedrijf.
Alles overziend kom ik tot de conclusie dat het Duitse systeem van Kleingruppenhaltung/Klein
Volière voor het dierenwelzijn een zekere verbetering betekent ten opzichte van de Europese
verrijkte kooi omdat de leghennen meer mogelijkheden hebben tot het uiten van hun
soortspecifiek gedrag. Deze voordelen treden vooral op bij grotere groepsgroottes (ca. 60 dieren).
Naast dierenwelzijn is dit huisvestingssysteem ook vanuit milieu optiek een interessant alternatief
omdat het een veel lagere fijnstof emissie heeft in vergelijking met alternatieve niet-kooisystemen.
47
Scharreleieren
310
Is er zicht op een convenant met verwerkende industrie voor gebruik van scharreleieren?
Nee. Er is wel een ontwikkeling aan de gang dat voedingsmiddelenproducenten er voor kiezen in
meer producten scharreleieren te verwerken in plaats van kooi-eieren. Dit is een stapje in de
goede richting. Ik zou het toejuichen als deze sector snel verder de overstap maakt naar
scharreleieren.
Hobbydierhouderij
97
Kunt u aangeven op welke wijze u de doelstelling dat hobby- en gezelschapsdierenhouders over
voldoende kennis, informatie en ondersteuning bezitten heeft vertaald naar concrete
doelstellingen en maatregelen voor deze kabinetsperiode?
312
Op welke wijze gaat de overheid zorgen voor gerichte informatievoorziening aan
hobbydierhouders en met welke financiële middelen?
315
Wat zijn hierbij uw ambities; hoeveel procent van de hobbydierhouders wilt u bijvoorbeeld hebben
bereikt in 2011 en in welke mate wilt u de geconstateerde welzijnsproblemen hebben
teruggedrongen?
Zoals ik in de Nationale Agenda Diergezondheid en de Nota Dierenwelzijn heb aangegeven zal ik
in 2008 in overleg met hobbydierhouders een communicatiebeleid opzetten dat specifiek is
afgestemd op hobbydierhouders. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan het ontwikkelen van
nieuwe communicatiemiddelen.
In 2011 zal ik een evaluatie uitvoeren naar de tevredenheid bij de stakeholders over het gevoerde
communicatiebeleid.
Bij het ontwikkelen van nieuwe communicatiekanalen in 2008 denk ik o.a. aan het faciliteren van
een interactieve website zoals het Landelijk Kennisnetwerk Levende Have, waarbij dierhouders
gebruik kunnen maken van de kennis van deskundigen uit de hobbydierwereld. Het betreft
immers vaak het ontsluiten van specifieke kennis over het houden van hobbydieren. Het Landelijk
Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) dat mede door mijn ministerie financieel
ondersteund wordt, zal hierbij ook een rol spelen.
313
Wanneer kunnen we de analyse van welzijnsknelpunten bij schapen, konijnen, kalkoenen, geiten
en eenden verwachten?
De resultaten van de analyse zullen eind 2008 bekend zijn.
Sectoren diversen
42
Zorgen de regels, die het bedrijfsleven zelf heeft afgesproken voor het houden van konijnen,
nertsen, kalkoenen en vleeskuikenouderdieren, dat nu reeds voldaan wordt aan een voldoende
niveau van welzijn van deze dieren?
45
Kunt u aangeven waarom wettelijke eisen en regels voor het houden van konijnen, nertsen,
kalkoenen en vleeskuikenouderdieren ontbreken en waarom u de productschapsverordeningen
afdoende lijkt te vinden?
48
48
Kunt u aangeven waarom u het commercieel houden van konijnen en nertsen toestaat, terwijl uit
wetenschappelijk onderzoek blijkt dat geen enkel houderijsysteem voldoende rekening kan houden
met de minimum eisen die moeten worden gesteld aan de huisvesting en behandeling van deze
dieren in gevangenschap? Kunt u aangeven waarom u deze dieren niet op de limitatieve lijst heeft
laten plaatsen en welke overwegingen daarvoor van doorslaggevend belang zijn? Bent u bereid
gezien de wetenschappelijke resultaten om het commercieel houden van konijnen en nertsen te
gaan verbieden? Zo neen, waarom niet?
232
Kunt u aangeven waarom u zich alleen op Europees niveau in wilt zetten voor een welzijnsregeling
voor (opfok) vleeskuikenouderdieren, kalkoenen, nertsen en konijnen? Kunt u aangeven hoe zich
dit verhoudt tot de constateringen van diverse wetenschappelijke onderzoekers dat de
huisvestings- en houderijsystemen ontoereikend zijn om ook maar enigszins tegemoet te komen
aan de behoeften van deze dieren?
Eind 2008 zal een knelpuntenanalyse worden afgerond waarbij de huidige houderij van konijnen
en kalkoenen zal worden beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zullen bepalend zijn voor
mijn verdere beleid voor wat betreft deze diersoorten.
Ten aanzien van de welzijnsregeling van konijnen, nertsen, kalkoenen en vleeskuikenouderdieren
volstaat de nationale regelgeving in de vorm van productschapsverordeningen. Mijn voorkeur
gaat echter uit naar het regelen van dierenwelzijn in Europees verband. Een level playing field en
het verbeteren van dierenwelzijn in andere Europese landen staan daarbij voorop.
De knelpuntenanalyse die is uitgevoerd door Animal Science Gro(2007) heeft twee
welzijnsproblemen aan het licht gebracht bij vleeskuikenouderdieren. Het paringsgedrag wordt
momenteel onderzocht in het kader van het Plan van Aanpak Ingrepen pluimvee. Het
hongergevoel is verbonden aan de groeisnelheid van vleeskuikens (zie antwoord vraag 293,
agenderen genetische aanleg groeisnelheid vleeskuikens). Voor wat betreft de te nemen
maatregelen in de nertsenhouderij wacht ik het initiatief-wetsvoorstel van het lid Van Velzen af
(Kamerstukken II 2006/07, 30 826).
Verwaarlozing van dieren
317
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de meldingen van dierenverwaarlozing bij het
landelijk vertrouwensloket van de afgelopen vijf jaar? In hoeveel procent van het aantal meldingen
was er ook echt sprake van dierenverwaarlozing?
Meldingen bij het Vertrouwensloket Preventie Landbouwhuisdieren
Diersoort Meldingen per jaar Meldingen
2000
*
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
totaal
Rund 22 44 32 18 22 23 31 24 216
Schaap/geit 6 13 9 10 6 5 12 10 71
varken 1 1 1 3 3 1 1 1 12
Overig ** 7 11 14 12 2 3 4 8 61
Totaal 36 69 56 43 33 32 48 43 360
* Meldingen vanaf 19 april 2000
** Betreft meldingen van (mogelijke) verwaarlozing bij dieren anders dan landbouwhuisdieren
Het Vertrouwensloket wordt ingeschakeld in het voortraject wanneer er duidelijke aanwijzingen
zijn van beginnende dierverwaarlozing. Zodra sprake is van structurele dierverwaarlozing, wordt
de melding doorgegeven aan de AID.
49
319
Naar wiens idee werkt het landelijke vertrouwensloket naar tevredenheid en waarom wil u hier
dan meer bekendheid aan geven? Waar wordt hierbij concreet aan gedacht in termen van geld?
Het is gebleken dat met name in gevallen van psychische, sociale of financiele nood een
strafrechtelijke aanpak niet de oplossing is. Alle betrokken spelers (LTO, Dierenbescherming, AID,
LID, het OM en LNV) zijn van mening dat de insteek van het Landelijk vertrouwensteam, om het
daadwerkelijke onderliggende probleem aan te pakken, wel de oplossing kan betekenen.
Het is gebleken dat binnen de doelgroep ( boeren, dierenartsen, veevoorlichters e.d.) de
naamsbekendheid van het loket nog te wensen over laat. Het loket zal trachten haar
naamsbekendheid te vergroten door in bijvoorbeeld de Boerderij en speciale vakbladen aandacht
te besteden aan hun werk.
De sector heeft haar eigen verantwoordelijkheid genomen en financiert zelf het vertrouwensteam.
Doden van dieren
56
Wat is uw inzet bij de herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren, die
momenteel in ontwikkeling is?
Mijn inzet zal zijn om de uitkomsten van het onderzoek dat thans wordt uitgevoerd naar nieuwe
methoden en verbetering van de bestaande methoden in te brengen bij de Europese besprekingen
over de herziening van de richtlijn.
318
Hoe gaat u onderzoeken of er draagvlak is voor gentechnologie bij mannelijke eendagskuikens?
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord in mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van
12 juli 2007 (Aanhangsel Handelingen II 2006/07, nr. 2171).
324
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de Europese lidstaten waar reversibel of reversief
bedwelmen wordt toegepast voor het ritueel slachten? Kunt u ook aangeven bij welke diersoorten
en op welke wijze dit geschiedt?
Een volledig overzicht is momenteel niet voorhanden. Ik zal de huidige stand van zaken laten
uitzoeken en de Kamer hierover berichten.
320
Kunt u aangeven waarom u het onverdoofd halalslachten blijft toestaan, terwijl het in andere
landen het onverdoofd slachten van dieren al lang is verboden?
321
Kunt u aangeven waarom u dierenleed onder het mom van godsdienstvrijheid laat voortduren
322
Kunt u aangeven, hoe u voorkomt dat onder het mom van godsdienstvrijheid, inmiddels al 20%
van de dieren in Nederland halal of kosjer wordt geslacht, terwijl deze dieren in het gewone circuit
(dus zonder etiket met halal of kosher) op de markt worden gebracht?
323
Kunt u toezeggen dat u, gezien de grote welzijnsproblemen die dieren ondervinden die onverdoofd
worden geslacht, snel over te gaan op de verplichting van een door de halal en kosjer
voorgeschreven verdovings- en bedwelmingsmethoden voor alle dieren die op deze wijze worden
geslacht?
326
50
Waarom moet er tot medio 2009 gewacht worden voordat er een "overleg" komt met de
betrokken organisaties over het onverdoofd ritueel slachten?
Het recht op de vrijheid van godsdienst is voor mij een hoog goed wat recht doet aan de
diversiteit van de Nederlandse samenleving. Op grond hiervan zal ik het onbedwelmd slachten
blijven toestaan. De supermarkten zijn zelf verantwoordelijk voor de juiste informatie over hun
producten.
Het eerste overleg heeft al plaatsgevonden. In hoeverre er daadwerkelijk ruimte zit in de
interpretatie van het begrip 'onbedwelmd' zal de toekomst uit moeten wijzen.
Diertransport
296
Wat is de definitie van 'lange afstand' met betrekking tot de veetransporten, over welke afstand
spreken we dan in kilometers en tijd?
Lange transporten zijn transporten van meer dan 8 uur. Het aantal kilometers is hierbij geen
onderscheidend criterium.
52
Kunt u aangeven waarom u het een verdienste acht dat de regels voor transport van dieren op
lange afstanden zijn ingesteld, terwijl het merendeel van de Nederlandse bevolking het onnodig
vindt dat dieren over lange afstand worden getransporteerd?
Volgens de geldende Europese regelgeving mogen dieren over lange afstanden worden vervoerd.
De regels hieromtrent zijn vastgesteld in de Transportverordening (EG) Nr. 1/2005 en uiteraard
moet ook Nederland zich aan deze eisen houden. Door middel van controles van de VWA en AID
wordt het welzijn van deze dieren voor en tijdens transport zoveel mogelijk gewaarborgd.
80
Kunt u aangeven op basis van welke criteria u heeft vastgesteld of het inladen van dieren voor
transport naar het slachthuis zorgvuldig gebeurt en hoe zijn deze criteria bepaald? Kunt u ook
aangeven op basis van welke criteria u kunt vaststellen of de stress bij de dieren tot een minimum
wordt beperkt? Wat is daarbij de maximaal toegestane stress en hoe stelt u vast of deze
stressnorm wordt overschreden?
De Verordening (EG) Nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens transport beschrijft
duidelijk op welke wijze met de dieren omgegaan moet worden teneinde de stress bij de dieren
tot een minimum te beperken. Deze verordening is mede opgesteld naar aanleiding van
aanbevelingen die gedaan zijn door de European Food and Safety Authority (EFSA), het
Wetenschappelijk Comité van de Europese Unie. De EFSA heeft in haar rapport onder andere
aandacht besteed aan de wijze waarop met dieren omgegaan dient te worden tijdens het laden en
het lossen om de stress bij de dieren tot een minimum te beperken. Teneinde er zorg voor te
dragen dat deze kennis over de wijze waarop met de dieren omgegaan dient te worden, is de
verplichting opgenomen dat de verzorgers en chauffeurs van landbouwhuisdieren een cursus
moeten hebben gevolgd en als bewijs een certificaat van vakbekwaamheid moeten kunnen
overleggen. De VWA en AID houden toezicht op de naleving van de verordening.
256
Kunt u aangeven waarom u de verbetering van de transportcondities voor kalveren overlaat aan
de sector zonder zelf strenge regels te stellen? Kunt u aangeven waarom u vertrouwen heeft in een
sector die keer op keer laat zien economische belangen voorop te stellen en geen cent over te
hebben voor het verbeteren van het welzijn van dieren?
51
257
Welke garanties heeft u ingebouwd dat de sector daadwerkelijk met concrete verbeteringen van
de transportcondities zal komen en welke stokken heeft u achter de deur voor als blijkt dat de
sector het niet serieus neemt?
Het transport van levende dieren, dus ook van kalveren, dient te voldoen aan de eisen in
Verordening (EG) Nr. 1/2005. De verantwoordelijkheid voor het verantwoord vervoeren van dieren
ligt primair bij de sector. De transportsector krijgt nu de mogelijkheid om inhoud te geven aan
deze eigen verantwoordelijkheid middels een goed geborgd kwaliteitssysteem met een aantal
extra garanties waarin ook de eigen sanctionering een plaats inneemt. Dit kwaliteitssysteem
wordt aan mij voorgelegd ter beoordeling. Als er geen kwaliteitssysteem is, of als hier niet aan
voldaan wordt, zal de VWA intensiever toezicht houden.
325
Hoever staat het met de uitvoering van de motie Waalkens c.s. (31200 XIV, nr.115) over
openbaarmaking van de gegevens inspectie diertransporten?
De wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de motie Waalkens over de openbaarmaking
van inspectiegegevens voor diertransporten wordt momenteel onderzocht. De Kamer zal in
februari van dit jaar over de resultaten van dit onderzoek worden geïnformeerd.
327
Is het kwaliteitssysteem van de sector ten aanzien van diertransporten er al? Zo neen, waarom zijn
de controles dan al wel versoepeld? Kunt u meer informatie geven over de "vliegende brigades",
zoals hoe ze te werk gaan en wat de resultaten tot op heden zijn? Is het sanctioneringbeleid al
doorgevoerd? Zo ja kunt u daar meer informatie en cijfermateriaal over geven?
330
Kunt u de geborgde kwaliteitssystemen voor transport van dieren naar de Kamer zenden?
De beschrijvingen van de kwaliteitssystemen zijn inmiddels aan u toegezonden.
De vliegende brigades zijn flexibel inzetbare controle teams die bestaan uit een AID controleur en
een VWA dierenarts en voeren risicogestuurde controles uit die zijn gebaseerd op eigen
bevindingen of signalen uit het veld.
328
Kunt u aangeven of u de geborgde kwaliteitssystemen van de sector heeft laten toetsten bij het
Europese hof daar waar het gaat om de verplichting uit de Europese transportrichtlijn dat een
dierenarts een formulier naar waarheid heeft moeten invullen waarop staat verklaard dat de
dieren tijdens het opladen gezond waren en getransporteerd konden worden?
Nee. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 19 november 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 28 286,
nr. 88).
90 Waar ligt in uw ambitie de grens tussen korte en lange afstand transport van slachtvee?
231 Kunt u aangeven op welke punten u de Europese transportverordening wil aanscherpen en
waarom dat nog niet voor Nederland alvast gaat doorvoeren om zo in Europa het goede
voorbeeld te geven?
329
Kunt u aangeven welke voorstellen u gaat doen om de transportverordening aan te scherpen?
Mijn streven is te komen tot een maximale transportduur voor slachtvee van 8 uur. Het is mijn
streven dat slachtvee in Nederland of ons omringende landen wordt geslacht zodat de reistijd
beperkt is. Voor het overige vee streef ik naar verdere aanscherping van de eisen aangaande het
transport. Hierbij moet gedacht worden aan ligcomfort, beladingsgraad en de
52
temperatuurregulatie. Een aanscherping kan alleen in Europees verband geschieden aangezien de
transportverordening een eenzijdige nationale aanscherping niet toestaat.
331
Hebben de maatregelen alleen betrekking op de lange afstand transporten naar buiten de EU of
ook binnen de EU? Wat wordt er aan gedaan om te komen tot een einde aan veetransporten en
wordt daar al onderzoek naar verricht?
De kwaliteitssystemen hebben betrekking op het transport van dieren binnen en buiten de EU.
332
Op wat voor termijn wordt de handhavingstrategie met betrekking tot de veetransporten
aangepast en wat houdt die strategie in?
Komend jaar zal het programmatisch handhaven als handhavingsstrategie ingevoerd gaan
worden. Dit houdt onder andere in dat afhankelijk van de ernst van en de kans op een mogelijke
overtreding bekeken wordt wat voor handhavingsinstrument ingezet zal gaan worden. Deze
nieuwe vorm van handhaven geldt zowel voor de reguliere controleactiviteiten als voor de
vliegende brigades.
Vis
Houder gevangen vis
77
Wat verstaat u onder houder van gevangen vis?
De eigenaar of houder van de gevangen vis, zie artikel 1, eerste lid, van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren.
Duurzame visserij en viskweek
333
Wat verstaat u onder "duurzame vangst en kweek" van vis en schelpdieren? Deelt u de mening dat
dit betekent dat voldoende (meer dan nu) rekening moet worden gehouden met vissenwelzijn? Zo
neen, waarom niet?
346
Kunt u aangeven wat u verstaat onder duurzame vangst- en kweekmethoden en wat een
verduurzaming van de visserij betekent? Kan u aangeven of dierenwelzijn daar ook een onderdeel
van uitmaakt? Zo ja, op welke wijze?
Onder duurzame vangstmethoden van vis versta ik een visserij waarbij de visserijdruk is afgestemd
op de vangstmogelijkheden. Een duurzame visserij kenmerkt zich door het gebruik van
visserijtechnieken die leiden tot een grotere selectiviteit in de vangsten, minder discards, minder
bodemberoering en lager energiegebruik. Verduurzaming van de visserij via het terugdringen van
de bijvangsten, het gebruik van selectieve visserijmethoden en een verminderde bodemberoering
draagt naar mijn mening direct of indirect bij aan een verbeterd welzijn van vissen.
Bij het begrip "duurzame viskweek" kan een onderscheid worden gemaakt naar maatschappelijke
aspecten (o.a. arbeidsomstandigheden, voedselveiligheid, welzijn), milieu aspecten (o.a.
vervuiling, energiegebruik, ruimtegebruik, watergebruik, voer) en profit aspecten (o.a.
kostenefficiëntie, ketendoelmatigheid, controle en certificering). Duurzame viskweek streeft naar
een maximalisatie van al deze aspecten.
Dodingsmethoden kweekvis
334
Bent u bereid zich hard te maken voor het opnemen van de dodingsmethoden voor vissen in de
herziene EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren? Zo neen, waarom niet?
53
335
Wat is de stand van zaken met het bedwelmen en doden van vissen in de aquacultuur in
Nederland?
336
Wanneer verwacht u dat de, in het EU Craft-project 'Stun Fish First', ontwikkelde methode voor het
bedwelmen van tilapia, meerval, tarbot en zeebaars in Nederland getest en in de praktijk kan
worden toegepast? Bent u bereid een financiële bijdrage te leveren zodat deze methode zo snel
mogelijk toegepast wordt in Nederland? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
337
Welke methoden worden er in Nederland toegepast voor het bedwelmen en doden van paling in
enerzijds de aquacultuur en anderzijds in het wild gevangen? Voldoen deze aan de eisen die de
Gwwd aan dodingsmethoden stelt, als die van toepassing zouden zijn op vissen?
338
Bent u bereid zodra er bedrijfsklare methoden zijn voor bedwelmen en doden van paling, tilapia,
meerval, zeebaars en tarbot, deze zo snel mogelijk verplicht te stellen voor de Nederlandse
aquacultuur en andere dieronvriendelijke bedwelmings- en dodingsmethoden te verbieden? Zo
neen, waarom niet?
339
Deelt u de visie dat het zoutbad voor paling een dodingsmethode is die het dier veel pijn, angst en
stress en een lange doodsstrijd bezorgd en daarom onwenselijk is? Bent u bereid deze methode te
verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
342
Kunt u aangeven welk onderzoek u heeft gefinancierd op het gebied van dodingsmethoden en
pijnbeleving bij vissen en welke instanties er bij dit project zijn betrokken? Is het waar dat Imares
hier niet verder bij betrokken is? Kunt u aangeven of er in dat geval sprake is van dubbel werk,
onnodig tijdsverlies en risico op het verlies van kennis? Kunt u aangeven of er reeds publicaties zijn
verschenen over dit project en over de genoemde proeven en waar deze te vinden zijn?
352
Op welke manier wordt het gebruik van een gebruiksklaar en beschikbaar slachtapparaat
gestimuleerd? Bent u bereid het gebruik hiervan verplicht te stellen?
353
Gaat u voor het laatste traject, het ontwikkelen van slachtapparatuur die geschikt is voor gebruik
in de praktijk, geld ter beschikking te stellen?
361
Bent u bereid om ten aanzien van het opnemen van regels voor het doden van vissen in de EURichtlijn
voor het bedwelmen en doden van dieren zich in EU verband sterk in te zetten en niet
eerst nader onderzoek af te wachten?
Tot op heden was weinig wetenschappelijke kennis aanwezig omtrent de pijnbeleving bij vissen
en welzijnsvriendelijke dodingsmethoden. Om die reden heb ik uitgebreid onderzoek op dit
gebied gefinancierd.
In mijn nota Dierenwelzijn geef ik aan hoe ver het onderzoek naar een diervriendelijkere methode
is gevorderd. Zo is een prototype van een installatie dat gebruik maakt van elektrische stroom
momenteel beschikbaar en moet op praktijkschaal verder worden ontwikkeld. Het onderzoek om
het prototype verder te ontwikkelen tot een gebruiksklaar apparaat is gestart en zal in nauw
overleg met ontwerpers van slachtapparaten en het bedrijfsleven plaatsvinden. Als eerste activiteit
zal binnenkort een bijeenkomst plaatsvinden waar o.a. de sector en NGO's voor zullen worden
uitgenodigd. Het vervolgonderzoek waar ik een bedrag van 165.000 euro voor beschikbaar heb
gesteld, betreft de voor Nederland meest belangrijke soorten zoals paling en meerval.
Als een commercieel apparaat gereed is zal ik de Europese Commissie inlichten en het gebruik
54
daarvan in Nederland stimuleren. Zoals ik ook in mijn nota heb aangegeven zet ik in op Europese
regelgeving. Ik zal dan ook de reeds beschikbare resultaten uit het onderzoek betrekken bij de
herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren.
Dodingsmethode kust-en zeevisserij
340
Wat is de stand van zaken met het bedwelmen en doden van vissen in de kustvisserij in Nederland?
Voldoen de hier toegepaste methoden aan de eisen die de Gwwd stelt aan dodingsmethoden bij
andere dieren?
341
Bent u bereid de ontwikkeling van diervriendelijke dodingsmethoden in de kust- en zeevisserij te
bevorderen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?
366
Bent u van plan een onderzoek naar dodingsmethoden in de zeevisserij te houden?
377
Wat zijn uw plannen ten aanzien van het verbeteren van het welzijn van zeevissen en specifiek ten
aanzien van humane dodingsmethoden in de zeevisserij?
Welzijnsvriendelijk afdoden van vis gevangen aan boord van vissersvaartuigen is vele malen
gecompliceerder dan voor gekweekte vis. Daarnaast is de zeevisserij sterk internationaal
georiënteerd en er is sprake van vrijwel exclusief Europees beleid.
Mijn inzet zal de komende periode daarom gericht zijn op welzijnsaspecten van meer ecologische
aard, als het verminderen van de bijvangsten en het gebruik van selectievere vangstmethoden. Zo
wordt naar mijn mening direct en indirect het welzijn van vissen verbeterd.
Zeevisserij
343
Wat is uw oordeel over hoe de visserijsector momenteel omgaat met het vraagstuk van
vissenwelzijn? Heeft de visserij dit thema, dat zo duidelijk aan de orde is gesteld door een van uw
voorgangers in de beleidsbrief welzijn vis uit 2002 (28286, nr. 3), voldoende opgepakt? Zo ja,
waarom? Zo neen, waarom niet?
367
Wat is de kans dat vissen, die door de zee- of kustvisserij in netten worden gevangen, dit
overleven?
368
Deelt u het standpunt dat behalve de bedwelmings- en dodingsmethoden van de zee- en
kustvisserij, ook de vangstmethoden veel verbetering behoeven i.v.m. vissenwelzijn? Zo ja, wat
gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?
370
Wat impliceert de zin 'de langzame dood van gevangen vissen wordt ook een paar keer genoemd'?
Betekent het dat dit onderwerp ook meer prioriteit krijgt in het beleid? Zo ja, op welke manier? Zo
neen, waarom niet?
371
Wat bedoelt u in uw ambities 2007-2011 met de meest prioritaire welzijnsaspecten bij vis? Wat
houden deze ambities rondom de meest prioritaire welzijnsaspecten van vis concreet in?
Zoals eerder aangegeven zal ik me de komende periode wat betreft welzijnsaspecten in de
zeevisserij vooral richten op het terugdringen van bijvangsten en het gebruik van selectievere
vangstmethoden. Voor meer gedetailleerde informatie over de bijvangsten verwijs ik u naar het
rapport "Kamervraag discards in de Nederlandse visserij" (Viss. 2007/4791) die ik eind vorig jaar
naar uw Kamer heb gestuurd.
55
De enquête, waar in de nota Dierenwelzijn naar wordt verwezen, ondersteunt mijn beleid dat
welzijnsaspecten gerelateerd aan de ecologie de hoogste prioriteit verdienen. Zoals elders in deze
beantwoording omschreven, ben ik van mening dat te nemen maatregelen om te komen tot een
visserij die is afgestemd op de vangstmogelijkheden én een duurzaam karakter heeft, direct of
indirect bijdraagt aan een verbeterd welzijn van vissen. De vissers zullen een grote inspanning
moeten leveren om de doelstellingen zoals hierboven genoemd te realiseren en zijn zich daar
terdege van bewust.
Financiën
345
Kunt u aangeven op welke wijze de budgetten voor duurzame visserij worden verdeeld over de
verschillende onderwerpen, welke afrekenbare doelen u per onderwerp wilt bereiken, binnen
welke termijn en welke effect- en prestatie-indicatoren u daarvoor in gaat zetten?
347
Kunt u aangeven welk deel van de genoemde bedragen zal worden besteed aan de sanering van
de visserijvloot?
348
Kunt u aangeven welk deel van de budgetten wordt besteed aan het bevorderen van dierenwelzijn
in de visserij en visteelt?
349
Kunt u aangeven op welke wijze u de sanering van de visserij wil vormgeven en of u daarmee ook
de vangstgebieden wilt sluiten om saneringen in de toekomst te voorkomen?
378
Kunt u uitleggen welke ambities u heeft op dit gebied, dus welke selectieve vangstmethoden u wilt
inzetten en hoeveel daarvan in 2011 geïmplementeerd zijn en op basis van welke indicatoren de
effecten worden gemeten?
379
Kunt u aangeven welke financiële middelen beschikbaar zijn voor de implementatie van deze
selectieve vangstmethoden?
In de nota Dierenwelzijn is aangegeven wat mijn aanpak is ter uitvoering van de beschreven
ambitie. In de loop van deze kabinetsperiode zal de in de nota beschreven strategie worden
uitgevoerd. Bepaalde ambities in de nota zijn voorzien voor een bepaald jaar in deze
kabinetsperiode. Voor een groot aantal is een concrete deadline genoemd. De vele
onderzoeksprojecten zijn in de nota begroot in het onderdeel onderzoek en kennisverspreiding.
Voor het vervolgonderzoek "welzijsvriendelijke dodingsmethoden Kweekvis is voor 2008 en 2009
165.000 euro begroot. Voor het onderzoek naar transport en waterkwaliteit is 300.000 euro
begroot voor deze kabinetsperiode.
De zeevisserij vindt plaats binnen de kaders van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Naast de
instandhoudingsmaatregelen gericht op het verantwoord beheer van de visbestanden, is dit beleid
gericht op vernieuwing en verduurzaming van de visserij. Door de nationale invulling van het
Europees Visserijfonds wordt dit EU-beleid in concrete maatregelen vertaald. Tot aan 2013 is,
inclusief de nationale financiering, ca. 145 miljoen euro beschikbaar voor maatregelen gericht op
vernieuwing, verduurzaming en sanering.
Eind 2007 is de regeling beëindiging visserijactiviteiten opengesteld, op basis waarvan 23 schepen
voor een totaal bedrag van ¤ 27,5 meuro zijn gesaneerd. De komende tijd zullen maatregelen
volgen voor innovatie in de visserij, aquacultuur en visteelt voor proefprojecten gericht op de
omschakeling, naar meer duurzame vangsttechnieken. Over de meer precieze inzet van de
beschikbare middelen wordt de Kamer later dit voorjaar geïnformeerd.
56
Rallyvisserij
350
Waarom wordt voor het gebied van de federatie Groningen/Drenthe een uitzondering gemaakt
met betrekking tot het verbod op rallyvisserij?
363
Kunt u aangeven waarom het verbod op de rallyvisserij (ook wel tasvissen) voor het gebied
Groningen/Drenthe pas in 2010 in werking zal treden? Op welke wijze wordt het genoemde
afbouwtraject vormgegeven?
Met de invoering van de Vispas en Kleine Vispas is door de georganiseerde sportvisserij zelf de
rallyvisserij in Nederland, met uitzondering van het gebied van de hengelsportfederatie
Groningen/Drenthe, met ingang van 1 januari 2007 verboden. Aangezien de oorsprong en de
traditie van rallyvisserij met name gelegen is in Groningen c.q Drenthe, heeft de georganiseerde
sportvisserij er voor gekozen om in dit gebied de rallyvisserij af te bouwen en te verbieden binnen
een afzienbare termijn van 1 januari 2010 teneinde de gewenste omslag te kunnen bereiken.
Gedragscode sportvisserij
351
Op welke termijn wordt de sportvisserij in Nederland verboden?
362
Op welke wijze wordt er toegezien op de naleving van de gedragscode van Sportvisserij
Nederland? Deelt u de mening dat het voor objectief toezicht noodzakelijk is om onafhankelijke
experts in te schakelen? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet?
364
Kunt u aangeven hoe de te ontwikkelen Europese gedragscode voor sportvisserij zich zal
verhouden tot de nationale gedragscode? In welke mate zal het welzijn van vissen centraal staan
bij de ontwikkeling van de Europese gedragscode? Welke gedragscode zal in uw ogen
vooruitstrevender zijn op het gebied van dierenwelzijn?
365
Kunt u aangeven welke gedragscode (de nationale of de Europese) in de toekomst zal worden
gehanteerd bij viswedstrijden in Nederland?
374
Op welke wijze zal de gedragscode voor de sportvisserij worden geëvalueerd? Wie zal deze
evaluatie uitvoeren en wat zijn hierbij de onderzoeksvragen? Op welke wijze en op welke termijn
zal de gedragscode hier op worden aangepast? Zijn er organisaties buiten de sector zelf (zoals
dierenbeschermingsorganisaties) betrokken bij de evaluatie van de gedragscode en de aanpassing
hiervan?
375
Op welk moment wordt de sector aangesproken op de wijze waarop voorlichting wordt verzorgd
over de naleving van de gedragscode en het toezicht op deze naleving? Wat zijn de criteria en
termijnen die u hierbij hanteert?
376
Bent u bereid een verbod in te stellen op het gebruik van meertandige haken voorzien van
weerhaken, aangezien ook Sportvisserij Nederland aangeeft dat deze haken het risico op
verwondingen vergroten en dat het gebruik hiervan ter discussie kan worden gesteld? Zo ja, op
welke wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet? Heeft u de verwachting dat deze discussie
binnen de sector binnen redelijke termijn tot diervriendelijke maatregelen zal leiden? Zo ja, waar
baseert u dat op?
Nederland kent al jaren een door de hengelsport in samenspraak met Dierenbescherming
ontwikkelde gedragscode voor de sportvisserij. Deze is in de loop der tijd aanzienlijk uitgebreid.
57
Een verbod van de sportvisserij is derhalve niet aan de orde.
De verwachting is dat de Europese gedragscode sportvissen, die momenteel door de European
Inland Fisheries Advisory Commission (EIFAC) wordt ontwikkeld, goed zal aansluiten op de reeds
bestaande nationale gedragscode sportvissen. Net zoals in de nationale gedragscode staat in de
Europese gedragscode het welzijn van vissen centraal. Daar waar de nationale gedragscode verder
gaat dan de Europese zal de nationale gedragscode maatgevend zijn. Toezicht op de naleving van
de gedragscode geschiedt door middel van eigen hengelsportcontroleurs.
Wat betreft de evaluatie van de gedragscode zal ik in samenspraak met de sector in het komend
jaar een plan van aanpak maken. Het gebruik van de meertandige haak met weerhaken zal ik in de
evaluatie meenemen.
Onderzoek houderij-omstandigheden van vis
344
Deelt u de visie dat het kunnen ontplooien van natuurlijk gedrag een belangrijk criterium is voor
dierenwelzijn? Wat is er (wetenschappelijk) bekend over de mogelijkheid van vissen in de
aquacultuur om natuurlijk gedrag te kunnen vertonen? Bent u bereid om te zorgen dat er
onderzoek komt naar belangrijke kennisleemtes op dit gebied? Wat is verder nodig om te komen
tot een goede beoordeling van het welzijn van vissen, die gehouden worden in de aquacultuur in
Nederland?
355
Bent u bereid om een fundamenteel onderzoek in te stellen naar de natuurlijke basisbehoeften van
verschillende vissoorten, om hiermee te komen tot een nieuw systeem voor het houden van
kweekvis?
358
Op welke vissoorten zijn de onderzoeken gericht? Zijn er plannen om de onderzoeken uit te
breiden naar de overige vissoorten die in Nederland gekweekt worden?
369
Waarom doet u een verkennend onderzoek naar waterkwaliteitsparameters voor in Nederland
gekweekte soorten? Is het niet zinvoller om een verkennend onderzoek te doen naar aantallen vis
per m3 water (gerelateerd aan de soort)?
Zoals aangegeven in de Nota Dierenwelzijn wordt momenteel onderzoek gedaan naar het
natuurlijk gedrag en de fysiologie van de Afrikaanse meerval en paling in relatie tot houderijomstandigheden,
alsmede stress die hierbij kan optreden. Dergelijk onderzoek is tijdrovend daar
het verschillende soorten betreft die onderling aanzienlijk verschillen. Om die reden is gekozen
voor enkele voor de viskweek meest relevante soorten. Het gaat hierbij veelal om fundamenteel
onderzoek waar nog veel kennis ontbreekt. Ik zal dit onderzoek de komende periode zeker
voortzetten. Het verkennend onderzoek naar waterkwaliteitsparameters acht ik noodzakelijk
omdat nog weinig bekend is over de relatie tussen waterkwaliteit en gezondheid en welzijn van
de vis.
Gedragscode kweeksector
356
Bent u van plan om, naast de gedragscode van het productschap Vis, zelf met beleid te komen
voor het welzijn van kweekvis? Kunt u aangeven hoe de resultaten van dit onderzoek doorvertaald
zullen worden naar het Nederlandse beleid ten aanzien van kweekvis?
357
Wat zijn uw plannen ten aanzien van de controle en handhaving van de eisen die gesteld worden
aan de houderijcondities?
58
360
Worden er, totdat er meer onderzoeksresultaten over vissenwelzijn en natuurlijk gedrag bekend
zijn, beperkingen en voorwaarden op te leggen aan de kweekvissector met betrekking tot
activiteiten waarin het waarschijnlijk wordt geacht dat deze het dierenwelzijn aantasten? Zo ja, op
welke manier? Zo neen, waarom niet?
Momenteel zijn er geen eisen voor het houden van vis omdat de beschikbare kennis niet
toereikend is. Kennisontwikkeling op verschillende terreinen is daarom een belangrijk onderdeel
van het beleid in de komende periode. Op basis van de uitkomsten uit de verschillende
onderzoeken zal ik overwegen of het wenselijk is om randvoorwaarden te stellen aan de viskweek.
Met de gedragscode voor viskwekers geeft de sector op basis van ervaringen uit de praktijk zelf
invulling aan de wijze waarop zij maatschappelijk verantwoord wil ondernemen.
Kweek van roofvissoorten
359
Deelt u de mening dat in het kader van de vrijheden van Brambell dat roofvissoorten geschikt zijn
voor de viskweekindustrie?
Ja, want als dat niet het geval zou zijn geweest, zouden deze vissen destijds niet op de lijst zijn
geplaatst van voor productie te houden dieren.
Transport
372
Wat zijn uw ambities ten aanzien van het transport van levende vissen?
373
Kunt u toelichting geven op de opzet en doelstellingen van de praktijkonderzoeken naar het
huidige transport van levende vissen?
Over de juiste condities waaronder levende vissen vervoerd moeten worden is weinig kennis
beschikbaar. De opzet van het onderzoek hiernaar is in voorbereiding en zal meer inzicht moeten
opleveren over het huidige vervoer en de eventuele verbeteringen die nodig zijn.
Onderzoek
354
Kunt u aangeven hoe het onderzoek naar het welzijn van kweekvissen zal worden vormgegeven.
Wat zijn hierbij de uitgangspunten?
Het onderzoek zal een combinatie zijn van fundamenteel onderzoek door kennisinstellingen en
meer praktijkgericht onderzoek die samen de sector wordt uitgevoerd.
Gezelschapsdieren
Regelgeving gezelschapsdieren
383
Kunt u aangeven hoe uw constateringen dat er zowel binnen de EU als in Nederland geen of
weinig specifieke regelgeving is voor gezelschapsdieren, dat dieren vaak niet goed worden
verzorgd of zelfs worden verwaarloosd en dat respondenten in de enquête aangeven zich ook
grote zorgen te maken over de verzorging van gezelschapsdieren zich verhouden tot de door u
voorgenomen acties? Op welke wijze en in welke mate verwacht u verbetering te zien in de door u
genoemde zorgwekkende constateringen met behulp van de door u gekozen aanpak?
384
Kunt u aangeven waarom er niet is gekozen voor het opstellen van aanvullende regelgeving voor
gezelschapsdieren of een combinatie hiervan met het aangekondigde voorlichtingstraject?
59
385
Deelt u de mening dat de huidige wet- en regelgeving (de Gwwd en het Honden- en kattenbesluit)
onvoldoende bescherming biedt voor particulier gehouden gezelschapsdieren? Zo ja, op welke
wijze wilt u hierin verandering brengen? Zo neen, waar baseert u dit op?
391
Deelt u de mening dat goede, passende huisvesting een belangrijke voorwaarde is voor
dierenwelzijn? Deelt u de mening dat hier in de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot
gezelschapsdieren geen goede eisen aan worden gesteld?
392
Bent u bereid om specifieke wet- en regelgeving op te stellen voor de huisvesting van particulier
gehouden gezelschapsdieren, waarbij aan de natuurlijke behoeften van de dieren wordt voldaan,
zoals het uitgezonderd leven van of juist samenleven met soortgenoten of andere diersoorten?
Gezelschapsdieren worden primair gehouden met goede bedoelingen.
Het niet geven van de juiste verzorging heeft derhalve vaak te maken met een kennislacune en in
dat geval biedt regelgeving geen oplossing. Een goede voorlichting acht ik in deze situatie veel
effectiever.
Daarnaast kan de sector zich professionaliseren door middel van certificering.
Bovendien biedt de Gwwd voldoende handvatten om het welzijn van dieren, in dit geval
gezelschapsdieren, te waarborgen. Met name doel ik op de artikelen 36 (verbod
dierenmishandeling) en 37 (verbod op verwaarlozing) van de Gwwd. Voor de toepassing van die
bepalingen geldt dat geschikte huisvesting één van de belangrijke voorwaarden is om het welzijn
van gezelschapsdieren te waarborgen, net als juiste voeding, sociale contacten en voldoende
beweging. Dit geldt zowel voor dieren die particulier gehouden worden als de dieren die
bedrijfsmatig gehouden worden. In dit verband wijs ik erop dat het Honden- en kattenbesluit het
commercieel houden van honden en katten betreft, dus niet particulier gehouden dieren. In dit
besluit zijn specifieke regels betreffende de bedrijfsmatige huisvesting vastgesteld om het welzijn
van deze dieren te waarborgen.
Informatievoorziening aan houders van gezelschapsdieren en hobbydieren
380
Hoe wordt de stelling vorm gegeven dat het (Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren) LICG
in de toekomst het centrum is waar de houder van een gezelschapsdier niet omheen kan, terwijl er
tot op heden slechts sprake is van een geheel vrijblijvend te raadplegen website?
387
Op welke wijze wilt u garanderen dat ook de kleinschalige particuliere fokkers en verkopers van
dieren zich zullen inzetten voor goede informatievoorziening?
388
Op welke wijze laat uw ambitie dat het LICG "over drie jaar het voorlichtings- en
informatiecentrum is waar de houder van een gezelschapsdier niet meer omheen kan" zich
vertalen in meetbare resultaten? Welke streefwaarden hanteert u hierbij, uitgesplitst naar de
verschillende doelgroepen: houders van verschillende diersoorten en houders afkomstig uit
verschillende SES-groepen (sociaal-economische status)? Kunt u aangeven welke acties u zult
ondernemen indien de resultaten en effecten niet voldoen aan de door u gestelde eisen en
streefwaarden?
389
Kunt u aangeven op welke wijze het werk van het LICG zal worden begeleid met gedegen
doelgroepanalyses en formatieve en summatieve evaluatieonderzoeken, gezien de zwaarte van de
verwachtingen die aan de communicatie-uitingen van het centrum verbonden zijn?
60
390
Kunt u aangeven of bestaande voorlichtingscampagnes of communicatie-uitingen met betrekking
tot verantwoord huisdierbezit reeds geëvalueerd zijn en onderzocht op hun effectiviteit? Zo ja, op
welke wijze? Kunt u een globale beschrijving geven van deze campagnes en uitingen? Wat waren
hierbij de conclusies?
394
Geeft het LICG ook voorlichting over hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren? Zo neen,
waarom niet?
398
Deelt u de mening dat een kritische houding richting de verkoper van dieren als het gaat om
informatievoorziening naar de koper van het dier, onder andere inhoudt dat er voldoende toezicht
en controle zou moeten zijn op de informatievoorziening vanuit de verkoper en op de inschatting
of de koper beschikt over voldoende kennis, financiële middelen en afdoende
huisvestingsmogelijkheden voor het dier? Zo ja, op welke wijze wordt hier op toegezien? Zo neen,
kunt u dit toelichten? Welke sancties zullen er komen te staan op het niet of onvoldoende
verstrekken van informatie aan de koper van dieren?
Veel mensen kopen ondoordacht een dier, zonder zich eerst te verdiepen in de behoeften en het
natuurlijk gedrag van het dier en zonder de consequenties van het houden van zo'n dier te
overzien. Ook komt het voor dat mensen met de beste bedoelingen het dier zodanig verzorgen,
dat het hierdoor aan overgewicht gaat lijden.
Samen met andere organisaties heeft LNV het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren
(LICG) opgericht voor objectieve informatievoorziening aan houders van gezelschapsdieren. Naast
houders van gezelschapsdieren richt het LICG zich ook op hobbydierhouders.
Het LICG zal de komende jaren projecten c.q. publiekscampagnes opstarten en die door middel
van diverse communicatiemiddelen bij diverse doelgroepen onder de aandacht brengen
Het LICG zal de (bestaande en komende) publiekscampagnes en communicatie-uitingen door een
onderzoeksbureau jaarlijks laten evalueren en laten meten op effectiviteit.
Ik zal in 2008 in overleg met hobbydierhouders een communicatiebeleid opzetten, waarbij extra
aandacht zal worden besteed aan het ontwikkelen van nieuwe communicatiemiddelen. In 2011 zal
ik een evaluatie uitvoeren naar het resultaat van het communicatiebeleid.
Onderzoeksprogramma Welzijn Gezelschapsdieren
399
Kunt u aangeven wat de onderwerpen zijn die in het vierjarig onderzoeksprogramma Welzijn
gezelschapsdieren worden ondergebracht? Op welke wijze zal dit programma worden
vormgegeven?
Op welke wijze worden dierenbeschermingsorganisaties bij dit onderzoeksprogramma betrokken?
In hoeverre wordt de Kamer betrokken bij de opzet en resultaten van deze onderzoeken?
Op dit moment is de definitieve keuze voor de onderwerpen van het onderzoeksprogramma
Welzijn Gezelschapsdieren nog niet gemaakt, zodat ik u nu daarover nog niet kan informeren.
Dat geldt evenzo voor de verdere vormgeving van dit programma.
Om te komen tot de formulering van een inhoudelijk goed programmavoorstel dat gedragen zou
worden door houders van dieren en de sector, heeft de Faculteit Diergeneeskunde in
samenwerking met de WUR/ASG in 2007 een grootschalige internetenquête uitgezet onder een
groot aantal op het gebied van gezelschapsdieren actieve organisaties/verenigingen waaronder
ook dierenbeschermingsorganisaties en de sector.
Identificatie en registratie
395
Waarom kan er pas over drie jaar overgegaan worden tot verplichte identificatie en registratie
(I&R) van honden als de benodigde databases nu al zo goed als aanwezig zijn?
61
396
Waarom kan er in 2011ook niet een verplichte I&R zijn voor katten?
404
Kunt u toelichten waarom de I&R verplichting voor honden pas in 2011 van kracht zal worden?
Er zal samen met de sector gekeken worden hoe de opzet nader zal worden ingevuld. Om een
verplicht I&R systeem efficiënt en effectief te kunnen laten zijn dient hier zorgvuldig naar te
worden gekeken. Daarnaast zal het implementatietraject met de nodige regelgeving enige tijd
vergen.
Er zal in eerste instantie een systeem worden opgezet voor honden.
Gids voor goede praktijken
397
Welke organisaties kunnen met betrekking tot gezelschapsdieren zelf gidsen opstellen voor goede
praktijken en waar moeten de gidsjes toe leiden? Is er überhaupt iets af te dwingen?
400
Kunt u aangeven hoe de te ontwikkelen 'dierenbesluiters' zich verhouden tot de zogenaamde
gidsen voor goede praktijken, die worden opgenomen in de Wet Dieren?
Gidsen voor goede praktijken - ook wel codes genoemd - worden opgesteld door het bedrijfsleven
zelf, doorgaans door brancheorganisaties, maar ook andere organisaties zouden dit kunnen doen.
Waar het om gaat is dat er een verantwoorde invulling wordt gegeven aan doelvoorschriften en
zorgplichten in de regelgeving. Een organisatie moet zelf het initiatief nemen voor het opzetten
van een dergelijke gids. Van afdwingen door de overheid kan dus geen sprake zijn. Ten aanzien
van dierenbijsluiters kan ik mij voorstellen dat deze zich kunnen ontwikkelen tot gidsen van goede
praktijken.
Certificering
401
Deelt u de mening dat het ontwikkelen van een certificatiesysteem weinig effect heeft als de
deelname hieraan achterwege blijft? Zo ja, hoe bent u tot het besluit gekomen om de
verantwoordelijkheid voor het zorgdragen voor een substantiële deelname aan dit systeem over te
laten aan de sector?
403
Op welke wijze zal er worden toegezien op het naleven van de doelvoorschriften bij de deelnemers
van het certificatiesysteem, aangezien de controle aan overheidszijde zich zal richten op de nietdeelnemers?
Ik heb gekozen voor een gezamenlijke aanpak en verantwoordelijkheid, daar hoort bij dat de
sector zich inzet voor substantiële deelname.
Het voordeel van een certificeringsysteem is dat goede borging is gegarandeerd via de Raad van
accreditatie. Als overheid kun je daarop vertrouwen en derhalve zal overheidscontrole zich meer
op niet-deelnemers richten.
402
Op welke wijze kunt u garanderen dat de doelvoorschriften die het certificatiesysteem dekken en
het Honden- en kattenbesluit zullen vervangen, niet zullen leiden tot een verslechtering van het
beschermingsniveau?
Het certificeringsysteem en de AMVB kennen minimaal een gelijkwaardig beschermingsniveau.
407
Kunt u aangeven hoe het certificatiesysteem voor de handel in katten zal worden vormgegeven
zonder I&R voor katten? Op welke manier zal de handhaving hierbij worden vormgegeven?
62
Het certificatieschema zal dit jaar door de sector worden opgesteld. Ik kan dus nog geen uitspraak
doen over de vormgeving daarvan en een eventuele handhaving hierop.
410
Bent u bereid een verbod in te stellen op de verkoop van zieke gezelschapsdieren, gezien de
schrijnende handel? Bent u bereid regelgeving op te stellen voor het transport van
gezelschapsdieren?
De verkoop van een dier dat ziek is of gebreken heeft, is in de eerste plaats een zaak tussen
verkoper en koper. Het consumentenrecht biedt handvatten voor de koper om de verkoper hierop
aan te spreken. Ik wijs er in dit verband op dat verkopers hun eigen verantwoordelijkheid om
alleen gezonde dieren te verhandelen nadere invulling kunnen geven via een privaat
certificatiestelsel.
Zwerfdieren
2
Welke stappen gaat u ondernemen tegen of voor zwerfdieren, behalve de I&R voor honden?
405
Kunt u aangeven wat uw visie is ten aanzien van het groeiende aantal zwerfkatten in Nederland,
wat u voor oplossingen ziet voor dit probleem en welke taak u hierin ziet voor de overheid?
406
Deelt u de mening dat een I&R verplichting voor katten een grote bijdrage zal leveren aan de
oplossing van de zwerfkattenproblematiek in Nederland en de capaciteitsproblemen bij
dierenasielen? Zo ja, welke conclusies trekt u hier uit voor uw beleid? Zo neen, kunt u dit
toelichten?
Het voorkomen dat dieren gaan zwerven is primair de verantwoordelijkheid van de houder. Het is
van belang dat potentiële houders nog voordat zij een huisdier aanschaffen informatie kunnen
krijgen over het aanschaffen en houden van het huisdier en dat zij zich bewust zijn van de
consequenties. Juist om die bewustwording en voorlichting te bewerkstelligen is het LICG
opgericht dat door mij financieel wordt ondersteund.
Vooralsnog verplicht ik identificatie en registratie van katten niet. Wel ben ik een voorstander van
het actief stimuleren van I&R voor katten op vrijwillige basis. Het LICG zal de komende jaren door
middel van een publiekscampagne aandacht besteden aan het chippen van katten.
Positieflijst
415
Kunt u aangeven op welke wijze de positieflijst tot stand is gekomen? Wat zijn de criteria die
gehanteerd zijn voor het bepalen of een diersoort al dan niet geschikt is om te houden?
416
Kunt u aangeven in hoeverre bij het opstellen van de positieflijst een koppeling is gemaakt tussen
het houden van de diverse diersoorten en de gevaren voor de volksgezondheid, het CITES-verdrag
en de natuurlijke behoeften van de diersoort?
417
Kunt u aangeven of en op welke wijze de resultaten van de inventarisatie die door het RIVM is
gestart naar 'emerging zoönosen' zullen worden meegenomen in het beleid ten aanzien van het
houden van exotische diersoorten? Zal de positieflijst hier op worden aangepast?
De concept-lijst van diersoorten die straks, met uitsluiting van andere diersoorten, door de mens
mogen worden gehouden, is op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit opgesteld door de Raad voor dierenaangelegenheden. De raad heeft de volgende
criteria gehanteerd:
· de gezondheid en het welzijn van de diersoort onder realistische houderijomstandigheden;
63
· de grootte van de diersoort op volwassen leeftijd;
· het gevaar dat de diersoort vormt voor zijn omgeving in relatie tot de maatschappelijke
acceptatie van dit gevaar;
· mogelijkheden tot herplaatsing van de diersoort indien noodzakelijk;
· de mate waarin er informatie over of ervaring met de diersoort beschikbaar is.
De zogenoemde positieflijst zal onderdeel uitmaken van een algemene maatregel van bestuur.
Dat besluit is thans in voorbereiding.
Dierenwelzijn gezelschapsdieren in Europa.
53
Welke lidstaten voeren beleid op het terrein van gezelschapsdieren dat kan dienen als inspiratie
voor Nederland? Om welke beleidsterreinen gaat het en wat houdt de inspiratie precies in?
393
Bent u bereid om zich in Europa sterk te maken voor het welzijn van gezelschapsdieren, aangezien
hiermee een grote slag voor dierenwelzijn behaald kan worden? Welk insteek heeft u op dit
gebied? Wat ziet u als concrete voorstellen en doelen voor regelgeving op Europees niveau?
In een aantal lidstaten wordt dierenwelzijnsbeleid voor gezelschapsdieren gevoerd. Bij het
ontwikkelen van nieuwe beleidslijnen in Nederland kan het zinvol zijn om te bekijken hoe andere
landen met het beleidsonderwerp omgaan. Voor I&R honden heb ik dit bekeken. Op een tweetal
dossiers heb ik dan ook aangekondigd dat ik onderzoek zal doen naar de wetgeving in andere
West-Europese landen, namelijk op het dossier agressieve dieren en het dossier welzijn
circusdieren. Wellicht kunnen de ideeën ook voor de Nederlandse situatie succesvol zijn.
Fokken van gezelschapsdieren
408
Op welke wijze wilt u internationaal vastgestelde rasstandaarden, die kunnen leiden tot
gezondheids- en welzijnsproblemen, aanpakken?
409
Kunt u aangeven hoe de constatering dat de focus op uiterlijke kenmerken binnen de fokkerij leidt
tot ernstige welzijnsproblemen als gevolg van menselijk handelen zich verhoudt tot uw ambities
op dit gebied? Deelt u de mening dat dergelijke serieuze welzijnsproblemen vragen om duidelijke
regelgeving vanuit de overheid, dus niet alleen vanuit de sector en niet alleen op vrijwillige basis?
Zo ja, op welke termijn en op welke wijze bent u voornemens striktere regelgeving te ontwikkelen
voor de fokkerij? Zo neen, kunt dit toelichten?
411
Kunt u aangeven waarom u geen actie zult ondernemen ten aanzien van de problematiek rondom
eenzijdig fokbeleid voor andere diersoorten dan honden.
412
Deelt u de mening dat er bij meer diersoorten dan alleen honden sprake is van dermate
verregaande uiterlijke veranderingen als gevolg van het fokbeleid dat het dier niet meer in staat is
om natuurlijk soorteigen gedrag te vertonen?
413
Deelt u de mening dat het een taak is van de overheid om regelgeving op te stellen om dieren te
beschermen tegen een fokbeleid dat als gevolg heeft dat het dier geen natuurlijk soorteigen
gedrag meer kan vertonen? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn wilt u dit gaan aanpakken?
Zo neen, kunt u dit toelichten?
64
414
Kunt u aangeven wat u voor actie wilt gaan ondernemen als het plan van de Raad van Beheer niet
op tijd is afgerond of niet voldoet aan de eisen die u hieraan stelt?
Internationaal vastgestelde rasstandaarden voor honden zijn de verantwoordelijkheid van de
Fédération Cynologique Internationale (FCI). De Raad van Beheer op Kynologisch gebied in
Nederland (RvB), is als lid van de FCI, de eerst aangewezen instantie om fokproblemen op de
agenda te krijgen bij de FCI. Daarnaast kan de RvB een eigen gezondheids- en welzijnsbeleid
ontwikkelen voor bij haar aangesloten rasverenigingen. Ik heb een plan van aanpak gevraagd
waarin alle relevante factoren met betrekking tot de problematiek bij rashonden worden
meegenomen. Ik ga er vanuit dat de Raad van Beheer het plan van aanpak tijdig opstelt.
Problemen tengevolge van erfelijke gebreken en/of éénzijdig fokken kunnen leiden tot ernstige
gezondheids- en welzijnsproblemen bij verscheidene diersoorten. Daarom heeft dit probleem ook
mijn aandacht. Het is echter niet doenlijk om alle problemen tegelijk aan te pakken. Daarom zal ik
eerst inzetten op fokproblemen bij honden, omdat daar het welzijnsprobleem het grootst is.
Dierenambulances en asielen
420
Is de cursusmodule van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht voor
personeel van dierenambulances voldoende om een goed georganiseerde professionele
dierenambulance op poten te krijgen? Zo neen, wat voor actie gaat er op dit punt nog meer
ondernomen worden?
424
Op welke wijze wilt u er op toezien dat dierenambulances gewezen worden op het bestaan van
deelnemen aan de cursusmodule? Op welke wijze zal de deelname aan de cursusmodule voor de
individuele medewerkers bekostigd worden?
Er zal een specifieke cursusmodule voor personeel op dierenambulances ontwikkeld worden,
waarvan ik de opzet zal financieren. Goede scholingsmogelijkheden zullen bijdragen aan de
professionalisering van dierenambulances. Hiervoor wordt een beroep op de overkoepelende
organisaties van dierenambulances gedaan om de vakopleiding bij hun leden onder de aandacht
te brengen en om deelname daaraan te stimuleren. Personeel van dierenambulances krijgt de
mogelijkheid om deze vakopleiding te volgen, maar deelname hieraan is geen wettelijke
verplichting. Aangezien de kwaliteit en uniformiteit van handelen van het personeel van
dierenambulances een aandachtspunt en zorg is van de betrokken organisaties zelf en er de
bereidheid en wil bestaat om de professionaliteit op een hoger niveau te brengen, is de
verwachting dat personeel op dierenambulances graag aan deze vakopleiding zal willen
deelnemen.
422
Deelt u de mening dat iedere gemeente met zowel dierenambulances als met dierenasielen
afspraken dient te maken over werkzaamheden en vergoedingen? Zo ja, bent u van mening dat
het maken van deze afspraken op dit moment in voldoende mate gebeurt? Zo neen, kunt u dit
toelichten? Op welke wijze wilt u zich inzetten om van overheidswege het voortbestaan van
dierenasielen en dierenambulances te garanderen, ofwel door financiering vanuit de overheid
mogelijk te maken, ofwel door gemeenten aan te sporen om goede financiële afspraken te maken?
425
Op welke wijze wilt u er op toezien dat dierenambulances met goed opgeleid personeel over
voldoende financiële middelen beschikken om voort te blijven bestaan?
Dierenambulances en dierenasielen zijn private instellingen en hebben hun eigen
verantwoordelijkheid om voldoende financiële middelen te genereren. Het behoort niet tot mijn
verantwoordelijkheid om op de financiële situatie van dierenambulances en dierenasielen toe te
zien. Ik zal in overleg met gemeentes treden om te bezien of bepaalde bestaande goede regionale
65
samenwerkingsverbanden tussen gemeentes en dierenambulances brede navolging zouden
kunnen krijgen.
421
Kunt u toelichten waarom u onderscheid maakt tussen dierenasielen en dierenambulances als het
gaat om uw beslissing om over te gaan tot het verlenen van overheidssteun en het faciliteren van
een professionaliseringsslag?
423
Deelt u de mening dat ook bij dierenasielen sprake is van verschillende maten van
georganiseerdheid en professionaliteit onderling en dat de kwaliteit en uniformiteit van handelen
van het personeel hierbij belangrijk is? Zo ja, op welke wijze wilt u zich inzetten voor het
verbeteren van de zorg en kennis bij dierenasielen?
Op basis van het Honden- en kattenbesluit 1999 is een Bewijs van Vakbekwaamheid voor de
beheerder van het asiel verplicht. Daardoor is vakbekwaamheid in deze branche al geregeld. Voor
de medewerkers van dierenambulances wil ik de vakbekwaamheid bevorderen.
Overig gezelschapsdieren
13
Wanneer is Nederland van plan de in 1987 opgestelde Europese overeenkomst tot bescherming
van kleine huisdieren te laten bekrachtigen door de Staten-Generaal?
Ratificatie van dit verdrag is op dit moment niet aan de orde omdat er geen wettelijke voorziening
geldt om volledig te voldoen aan de in artikel 8 van het verdrag opgenomen bepaling over
registratie van handelaren en fokkers van huisdieren, pensions en asielen, en over kennis en
vaardigheden van verantwoordelijke personen. Dat is in Nederland nu alleen geregeld ten aanzien
van honden en katten in het Honden- en kattenbesluit 1999, maar voor andere kleine huisdieren
niet. In mijn nota dierenwelzijn heb ik vermeld dat op basis van ervaringen en resultaten met
vrijwillige certificeringsstelsels met betrekking tot honden en katten, en parallel daaraan het
invoeren van doelvoorschriften van overheidswege, zal worden besloten of uitbreiding van dit
stelsel voor andere dieren dan honden en katten wenselijk is. Wanneer dat het geval is, zijn er
geen belemmeringen om tot ratificatie over te gaan.
78
Welke argumenten hanteert u voor de onderbouwing van de stelling dat het gezelschapsdier een
wezenlijk welzijnsbevorderende rol voor de mens vervult vanwege de projectie van menselijke
gevoleens en gedachten op dieren en het ervaren van de relatie mens-dier als mens-mens
Onderzoek heeft uitgewezen dat gezelschapsdieren een welzijnsbevorderende uitwerking op
mensen kunnen hebben. Echter het vermenselijken van dieren kan in een aantal situaties het
welzijn van het dier aantasten. Ik zie het als mijn taak om mensen bewust te maken dat dieren
bepaalde behoeften hebben die gerelateerd zijn aan hun natuurlijk gedrag. Door voorlichting en
bewustwording kunnen veel welzijnsproblemen die daardoor ontstaan worden opgelost. Het LICG
speelt bij deze voorlichting een belangrijke rol en heeft als doel het geven van betrouwbare
informatie over het verantwoord aanschaffen en houden van gezelschapsdieren.
381
Waarop baseert u de stelling dat economische motieven voor het houden van dieren slechts een
rol spelen voor een relatief kleine groep? Kunt u aangeven om welke bedragen het hierbij gaat?
In het boekje "Gedeelde zorg, feiten en cijfers" van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren (2006),
wordt aangegeven dat in ongeveer 4 miljoen huishoudens een huisdier aanwezig was in het jaar
2005. Het aantal fokkers, handelaren en anderen die zich bedrijfsmatig met dieren bezig houden,
is een klein deel hiervan.
Wat de bedragen betreft die in de sector omgaan kan ik u op basis van de genoemde bron een
aantal cijfers geven.
Aanschaf en verzorging: tenminste ¤ 1,45 miljard.
66
Werkgelegenheid (inclusief veterinaire zorg en onderwijs): ¤ 2,1 miljard.
418
Kunt u aangeven welke criteria u hanteert bij het bepalen welke keuzes aan de consument moeten
en kunnen worden overgelaten als het gaat om het houden van exotische diersoorten in relatie tot
de volksgezondheid?
Dieren kunnen bepaalde ziekten, de zogenaamde zoönosen, overdragen op mensen. Dit geldt
zowel voor de meer gebruikelijke huisdieren als hond en kat, maar ook voor gehouden exotische
diersoorten. De houder zelf loopt veruit het meest risico op zo'n zoönose. De houder is zelf ook
het best in staat overdracht te voorkomen.
De overheid heeft alleen een verantwoordelijkheid waar de volksgezondheid in het geding is. Dit
is slechts in een zeer beperkt aantal situaties aan de orde. Het betreft dan ernstige ziekten die, na
overdracht op de mens, ook zonder tussenkomst van dieren overgebracht kunnen worden op
mensen. voor dit soort ziekten, zoals pandemische vogelgriep of SARS worden nationaal en
internationaal maatregelen genomen.
419
Welke waarborgen voor de volksgezondheid geeft het verspreiden van informatie aan liefhebbers
van exotische diersoorten over mogelijke risico's van op mens overdraagbare ziekten? Deelt u de
mening dat de overheid hier kaders voor zou moeten stellen? Zo ja, op welke wijze zou u dit
afwegingskader vormgeven?
Zoals in mijn antwoord op vraag 418 aangegeven gaat het bij het geven van informatie aan
liefhebbers van exotische diersoorten met name om de bescherming van de houder zelf. Daar
waar de volksgezondheid daadwerkelijk in het geding is, is het verspreiden van informatie slechts
een van de in te zetten instrumenten. Voor een verdere toelichting wil ik u graag verwijzen naar
mijn brief van 28 november jl. (28286 nr. 90).
Paarden
Prioritering
427
Waarom heeft het in de nota genoemde éénzijdige fokbeleid gericht op topsport minder prioriteit
dan trainingsmethoden en huisvesting van paarden?
Ik heb mij gericht op de onderwerpen die in de analyse van Wageningen-UR het hoogst scoren,
dus het meeste ongerief met zich meebrengen. Het éénzijdige fokbeleid hoort daar niet bij en
krijgt daarom minder prioriteit.
Regelgeving
428
Kunt u aangeven hoe de constatering dat er een behoorlijk aantal welzijnsproblemen is binnen de
paardenhouderij als gevolg van menselijk handelen zich verhoudt tot uw ambities op dit gebied?
Deelt u de mening dat dergelijke serieuze welzijnsproblemen vragen om duidelijke regelgeving
vanuit de overheid, dus niet alleen vanuit de sector en niet alleen op vrijwillige basis? Zo ja, op
welke termijn en op welke wijze bent u voornemens striktere regelgeving te ontwikkelen voor de
paardensector? Zo neen, kunt u dit toelichten?
429
Wat zijn uw ambities ten aanzien van de regelgeving voor de paardensport? Wat ziet u hierbij als
overheidstaken en hoe wilt u deze vormgeven?
430
Waarop baseert u uw mening dat de sector zelf goede eisen op zal kunnen stellen ten aanzien van
de noodzakelijke welzijnsverbeteringen voor paarden? Waaruit blijkt dit? Hoe kunt u uitsluiten dat
67
economische belangen het opstellen van goede welzijnsrichtlijnen belemmeren? Hoe bent u
gekomen tot de termijn van drie jaar, waarna de overheid zelf regels zal stellen?
434
Kunt u aangeven wat uw plannen zijn ten aanzien van de bescherming van particulier gehouden
paarden? Deelt u de mening dat met de toenemende populariteit van het houden van paarden de
noodzaak van het opstellen van goede regelgeving ten aanzien van de huisvesting en verzorging
van paarden in sterke mate groeit?
441
Met welk plan van aanpak van de paardensector neemt u genoegen? Welke regels zal de overheid
eventueel zelf stellen en aan welke sancties wordt gedacht bij niet naleving?
Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de
paardensport (kamerstuk nr. 703) zal ik eerst de sector de gelegenheid geven om binnen drie jaar
met welzijnsverbeterende maatregelen te komen op het gebied van huisvesting, voeding, training
en transport.
431
Op welke wijze gaat u de controle en het toezicht op de naleving van deze regelgeving
vormgeven?
Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de paardensport (no.
703) kan ik u op deze vraag nog geen antwoord geven, aangezien ik het plan van aanpak van de
sector niet ken.
432
Deelt u de mening dat beginnende rijders een goede opleiding dienen te krijgen, met daarbij oog
voor het natuurlijk gedrag van paarden, alvorens zij beginnen met paardrijden? Zo ja, bent u
bereid hier regelgeving voor op te stellen? Zo neen, waarom niet?
433
Deelt u de mening dat het gebruik van hulpmiddelen, zoals een bit, bezwaren kan opleveren voor
het welzijn van paarden wanneer deze bereden worden door onervaren rijders? Zo ja, bent u
bereid regels op te stellen voor het gebruik van een bit voor beginnende leerlingen bij
paardrijscholen en maneges? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zoals al geantwoord aan lid Ouwehand over risico's en regelgeving binnen de paardensport (no.
703) ben ik van mening dat beginnende rijders de juiste begeleiding dienen te krijgen waarin ze
wordt geleerd hoe verantwoordelijk met een paard dient te worden omgegaan. Communiceren
over en leren over een verantwoorde omgang met paarden is daarbij van groot belang.
Couperen van paardenstaarten
435
Op welke termijn bent u voornemens het couperen van staarten bij paarden te agenderen in
Europees verband? Wat zal hierbij uw minimale inzet zijn?
436
Waarop baseert u uw mening dat de sector zelf verantwoordelijkheid zal nemen voor het
verschijnsel dat houders van paarden naar Frankrijk reizen om de staarten van hun paard te laten
couperen? Waaruit blijkt dit? Hoe kunt u uitsluiten dat economische belangen het invoeren van
een maatregel belemmeren?
Ik zal in de eerste helft van dit jaar in gesprek gaan met de sector betreffende het couperen van
paardenstaarten. De sector dient in eerste instantie haar verantwoordelijkheid te nemen en haar
leden erop te wijzen dat het couperen van paardenstaarten in Nederland verboden is aangezien
dit welzijnsproblemen veroorzaakt. Voor de naleving van het verbod op deelname aan
68
evenementen met dieren, waarbij deze ingreep heeft plaatsgevonden, zie ik in eerste instantie ook
een rol weggelegd voor de sector zelf.
Ik zal echter, het couperen van paardenstaarten tevens in de eerste helft van 2008 in Europees
verband aankaarten.
437
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een nationaal verbod op
deelname aan evenementen met dieren waarbij een illegale ingreep heeft plaatsgevonden? Zo ja,
op welke wijze en op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Op grond van artikel 41 van de Gwwd is het verboden om dieren die een illegale ingreep hebben
ondergaan te laten meedoen aan evenementen. Dit verbod is dus ook van toepassing wanneer bij
een dier in een ander EU-land dan Nederland een in Nederland niet toegestane ingreep is verricht,
maar dan wel alleen wanneer de verrichte ingreep in het desbetreffende land ook verboden is. Het
EU-recht vereist dit.
Een nationaal verbod is dus al van kracht.
Dierentuinen en circussen
91
Is het maatschappelijk draagvlak, de maatschappelijke druk, meer maatgevend voor het
aanpakken van dierenwelzijn in circussen dan het feit of de dieren in circussen of dierentuin al dan
niet ongerief ervaren?
Maatschappelijke en politieke vragen hebben ertoe geleid dat er onderzoek gedaan wordt naar
het welzijn van circusdieren. Of dieren wel of geen ongerief ervaren in circussen zal moeten
blijken uit het onderzoek.
440
Hoe wordt bepaald wat grote wijzigingen zijn, waarvoor een inspectie van een dierentuin door een
deskundigencommissie gewenst is.
Dierentuinen dienen wijzigingen in dierbestanden en huisvesting door te geven aan Dienst
Regelingen van het Ministerie van LNV. Er wordt dan bekeken of de dierentuin gevisiteerd moet
worden. Na visitatie brengt de ambtelijke commissie advies uit aan Dienst Regelingen. Dit advies
kan leiden tot aanpassing van de vergunning. Onder grote wijzigingen worden verstaan: andere
diersoorten en flinke veranderingen in de huisvesting.
Dieren in de natuur
Schade preventie
439
Welke alternatieve preventieve middelen worden ontwikkeld om schade te voorkomen, zodat het
afschot verminderd kan worden?
Zie beantwoording kamervraag 163 van kamerstuk 31 200 XIV Nr. 19 vergaderjaar 2007-2008.
Het Faunafonds financiert verschillende onderzoeken naar schadepreventie. Voorbeelden van
preventieve middelen waarvan de effectiviteit door het Faunafonds onderzocht wordt zijn:
* Toepassing reflecterende holografische stroken die smienten s' nachts van de gewassen
kunnen weghouden.
* Het weren van schadesoorten via geluid.
* Toepassing van lasergestuurde afweermiddelen, die gekoppeld kunnen worden aan
bewegingssensoren.
69
Opvang
442
Bestaan er nog andere opvangprotocollen dan het op de website van uw ministerie vermelde
opvangprotocol voor zeehonden? Zo ja, kunnen ze toegestuurd worden?
Nee, er is een protocol voor de opvang van wilde dieren in ontwikkeling.
443
Gaat u naast het goedkeuren van het opvangprotocol voor de opvangsector voor gewonde dieren
ook voldoende budget vrijmaken om te zorgen dat de opvangsector dit protocol ook kan
toepassen?
De opvang van gewonde/zieke dieren is vanuit de natuurdoelstelling en een duurzame staat van
de instandhouding van populaties niet noodzakelijk. Ik ben me er echter terdege van bewust dat
maatschappelijk er wel behoefte is om in de opvang van gewonde/zieke dieren te voorzien.
Hoofddoel blijft dat de dieren na revalidatie weer zo snel mogelijk de natuur in kunnen.
Opvangcentra zijn zelf verantwoordelijk voor het genereren van de financiële middelen.
445
Worden er maatregelen genomen om de opvanggebieden voor ganzen aantrekkelijker te maken
dan de niet-opvanggebieden? Zo ja, welke concrete maatregelen worden genomen, door wie, en
welke instantie ziet daarop toe? Zo neen, zijn er dan specifieke criteria om bepaalde gebieden aan
te wijzen als opvanggebied? Zo ja, welke criteria?
Ja, in opvanggebieden mogen de ganzen niet verstoord worden. Bovendien zorgen boeren ervoor
dat er voldoende voedsel voor de ganzen is. Hiervoor kunnen zij subsidie aanvragen bij Dienst
Regelingen (DR). DR laat door de Dienst Landelijk Gebied steekproefsgewijs controleren of boeren
het ganzenbeheer goed uitvoeren.
446
Hoe verklaart u dat in sommige provincies voor ganzen, die zich buiten de aangewezen
opvanggebieden, maar binnen de externe gebieden van een Natura2000 gebied bevinden,
afschotvergunningen verlenen zonder eerst te toetsen of deze ingreep op de populatie significante
effecten heeft? Zijn deze ganzen in de externe gebieden dus niet beschermd? Is dit in strijd met de
Europese Vogelrichtlijn?
De Europese Vogelrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om ganzen als bejaagbare soort aan te
wijzen. In Nederland wordt i.t.t. veel andere Europese landen niet op ganzen gejaagd. Het aan
verjaging ondersteunend afschot van overwinterende ganzen in Nederland is onderdeel van het
verjaag- en opvangbeleid. Dit heeft geen significante effecten op de totale populatie. Binnen
Natura 2000-gebieden en omgeving worden vergunningaanvragen voor afschot alleen getoetst
indien het gebied voor ganzen of smienten is aangewezen en het afschot plaatsvindt in het
winterseizoen. In het kader van de evaluatie van het Beleidskader Faunabeheer wordt continue
gemonitord wat de effecten van het opvangbeleid zijn op de populaties overwinterende ganzen.
Deze zomer heb ik u daarover geïnformeerd en geduid dat het aantal ganzen in Nederland nog
steeds toeneemt.
Faunabeheer
444
Bent u van mening dat op grond van de tot nu toe gemaakte uitzonderingen de belangen rond
wilde beschermde diersoorten zorgvuldig worden afgewogen? Hoe verklaart u bijvoorbeeld de
verschillen tussen provincies in het verlenen van afschotvergunningen voor ganzen?
447
Bent u gezien de discrepantie in de vergunningverlening door provincies van mening dat men er
van uit kan gaan dat in alle gevallen afschot van beschermde soorten alleen als laatste redmiddel
70
wordt ingezet? Zo ja, waarop baseert u dit vertrouwen? Zo neen, hoe zou hier beter op toegezien
kunnen worden?
Belangen worden uitermate zorgvuldig afgewogen. Ontheffingen worden verleend op grond van
een door de provincie goedgekeurd faunabeheerplan. Daar komt bij dat ontheffingen open staan
voor bezwaar en beroep. Verschillen tussen provincies zijn het gevolg van regionale verschillen in
het voorkomen van ganzen
449
Waarom kiest u niet voor een verbod van de jacht voor benutting?
Er is geen aanleiding, ook niet uit dierenwelzijnsoverwegingen, om aan de jacht nadere regels te
stellen of om deze geheel te verbieden. De jacht is wettelijk toegestaan en wordt zorgvuldig
uitgevoerd. Daar komt bij dat de soorten die bejaagd mogen worden schadesoorten zijn, waarvan
de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is.
Grote grazers
451
Wat zijn uw ambities op het gebied van het uitzetten en beheren van grote grazers, voornamelijk
met betrekking tot de geschiktheid van het gebied en de dieren en in hoeverre is hierin voldoende
oog voor dierenwelzijn, wetenschappelijke monitoring, beleid en begeleiding?
Mijn ambities beperken zich tot het op zorgvuldige wijze toetsen van aanvragen tot ontheffing
van het verbod op het uitzetten van dieren in de natuur. Bij het beoordelen van aanvragen wordt
aandacht besteed aan zaken als ecologisch evenwicht, dierenwelzijn, beheer, begeleiding en
monitoring. Deze criteria leg ik momenteel vast in een beleidslijn die dit jaar aan uw kamer zal
worden aangeboden.
452
Hoe lost u de discrepantie op met betrekking tot bijvoorbeeld de grote grazers en welk concreet
beleid is de minister van plan op te stellen met betrekking tot het transport van grote grazers.
Ik zie geen aanleiding tot het opstellen van nieuw beleid met betrekking tot het transport van
grote grazers, omdat er vanwege de kostbaarheid van de dieren zeer zorgvuldig met de dieren
wordt omgegaan. Er zijn mij geen signalen bekend waaruit het tegendeel zou blijken.
453
Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat de robuuste verbinding in Flevoland is aangelegd en
ingericht? Kunt u concreet aangeven hoe deze verbinding wordt ingericht, waar deze verbinding
komt te liggen, welk oppervlakte en minimale breedte deze verbinding heeft?
Conform afspraak binnen het Inrichtingsbudget Landelijk Gebied dienen de Robuuste
Verbindingen als onderdeel van de EHS uiterlijk in 2018 verworven en in 2020 ingericht te
zijn. Binnen de bruto begrenzing van de Nota Ruimte ( pkb-kaart 5) zijn provincies
verantwoordelijk voor de definitieve plaats en het ontwerp van de verbinding. Dit alles in nauw
overleg met mijn ministerie.
Natuureducatie
450
Welke concrete plannen heeft u om de vervreemding van de natuur onder met name de jeugd te
verminderen?
454
Wat zijn de meetbare doelstellingen voor het natuureducatieplan voor de jeugd? Wat zijn de
criteria voor dit educatieplan? Welke rol ziet u weggelegd voor criteria als respect voor de natuur
en het besef van dierenwelzijn en hoe wilt u deze aspecten concreet vormgeven? Worden er bij dit
educatieprogramma maatschappelijke organisaties betrokken? Zo ja, om welke organisaties zal
het gaan en wat zal hun rol en inbreng zijn? Waarom kiest u juist voor deze organisaties?
71
Naar verwachting zal ik over enkele weken, mede namens de ministeries van VROM en OCW, de
nieuwe nota Natuur- en milieueducatie (NME) naar uw Kamer sturen. Daarin ga ik uitgebreid in op
de doelstellingen en criteria van het NME-beleid. Maatschappelijke organisaties zullen ook in de
toekomst bij NME betrokken zijn op basis van hun expertise en educatieve capaciteiten.
Proefdieren (VWS)
76
In welke verhouding staat de Nota Dierenwelzijn tot de Wet Dierproeven als het gaat om de
definitie van de term 'houder'?
De Wet op de dierproeven kent geen definitie van 'houder'. In de Nota Dierenwelzijn wordt onder
'houder' in de werkdefinitie ook de houder van proefdieren verstaan.
455
Zijn er uitzonderingen voor het gebruik van dierproeven voor het ontwikkelen dan wel testen van
cosmetica? Zo ja, welke uitzonderingen zijn dat?
456
Mogen dierproeven worden uitgevoerd op onder paragraaf 11.2 genoemde stoffen, die ontwikkeld
worden voor gebruik in cosmetica?
Dierproeven zijn voor zowel het ontwikkelen van nieuwe cosmetica als voor het testen van
bestaande cosmetica verboden in Nederland volgens de Wet op de dierproeven (artikel 10d). Hier
bestaan geen uitzonderingen op.
457
Wat is volgend uit de nota dierenwelzijn de definitie van intrinsieke waarde en hoe wordt binnen
de Wet op de dierproeven (Wod) recht aan deze waarde gegeven?
In de nota staat ten aanzien van de intrinsieke waarde vermeld dat dieren een eigen waarde
hebben, die los staat van de waarde en functie die mensen aan dieren toekennen. De waarde van
het dier is daarbij niet per definitie ondergeschikt aan de belangen van de mens. De samenleving
zal zich rekenschap moeten geven van de toelaatbaarheid van handelingen van de mens die het
welzijn of de gezondheid van het dier mogelijk aantasten. Dit staat ook in de Wet op de
dierproeven centraal. In die wet wordt het verrichten van dierproeven verboden, en moet via
onder meer een stelsel van vergunningen worden onderzocht of het belang van de mens bij een
bepaald onderzoek waarbij proeven worden gedaan met dieren opweegt tegen het ongerief dat
dieren daardoor kunnen ondervinden.
458
Hoe kunnen alle dierproeven op eenzelfde wijze beoordeeld worden?
De Wet op de dierproeven (Wod) stelt eisen aan de beoordeling van dierproeven. Dit geldt voor
alle dierproeven in Nederland. Het is verboden een dierproef uit te voeren zonder dat er een
positief advies is uitgebracht door een dierexperimentencommissie (DEC), of, in het geval van een
negatief advies van een DEC, zonder dat een positief oordeel is gegeven door de Centrale
Commissie Dierproeven (CCD). Bij het opstellen van een advies beoordeelt de DEC een proef aan
de hand van het onderzoeksplan, waarbij het belang van de proef voor de gezondheid of de
voeding van mens of dier wordt meegenomen. In artikel 2a van het dierproevenbesluit is
opgenomen waar het te beoordelen onderzoeksplan aan moet voldoen. Omdat de beoordeling
van dierproeven op onderzoeksplanniveau plaatsvindt, worden er uiteraard ook specifieke punten
meegenomen bij de beoordeling zoals de diersoort of de mate van ongerief dat het proefdier
ondervindt. De beoordelingen worden op soortgelijke wijze uitgevoerd, maar het zijn wel
beoordelingen op maat.
72
Daarnaast is onlangs het proces in gang gezet, naar aanleiding van de brief van 22 oktober 2007
(Kamerstuknummer: 30168 en 27428, nr. 3) met de beleidsvoornemens dierproeven, van meer
openheid in jaarverslagen van Dierexperimentencommissie en de jaarverslagen van
vergunninghouders van dierproeven. Hierdoor zal meer inzicht ontstaan in de wijze waarop
aanvragen voor dierproeven worden beoordeeld. De Nederlandse Vereniging van
Dierexperimentencommissies (NVDEC) is bezig het opstellen van een format dat aan alle DEC's in
Nederland zal worden voorgelegd als werkwijze.
459
Gaan ongewervelden ook een plek krijgen in de Wod? Zo ja, op welke termijn en welke plek? Zo
neen, waarom niet?
Tijdens de VWS-begrotingsbehandeling voor het jaar 2007 heeft het Lid Ouwehand (PvdD) een
motie ingediend om te inventariseren welke en hoeveel ongewervelde dieren in proeven worden
gebruikt. Naar aanleiding van deze motie heeft de VWA een onderzoek uitgevoerd naar het
gebruik van ongewervelde dieren in proeven. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik in
januari 2008. Ik zal u van de resultaten van dit onderzoek zo snel mogelijk op de hoogte brengen.
De reikwijdte van de EU-dierproevenrichtlijn ( 86/609/EEG) zal naar verwachting de nodige
discussie opleveren tijdens het herzieningsproces van deze richtlijn. De resultaten van het VWAonderzoek
over ongewervelde dieren neem ik mee ter voorbereiding van deze Europese discussie.
461
Wordt in Nederland al een programma opgezet voor het uitfaseren van dierproeven op primaten,
in navolging van de 'Primaten Declaratie' die in september 2007 is aangenomen door het Europese
Parlement? Zo ja, hoe wordt dat programma concreet ingevuld en wat is de streeftermijn waarop
het doen van dierproeven met primaten in zijn geheel zal wordt afgeschaft? Zo neen, wanneer zal
begonnen worden met het opzetten van dit programma te verwachten?
Nee. Het Nederlandse beleid met betrekking tot primaten als proefdieren is als volgt. In Nederland
zijn dierproeven met mensapen verboden sinds 2003. Dit verbod is alleen van toepassing in
Nederland en geldt niet voor andere (Europese) landen. De Nederlandse overheid ondersteunt het
beleid dat er alles aan moet worden gedaan om experimenten met overige primaten te
voorkomen. Op dit moment zijn er nog onvoldoende alternatieven voor dierproeven beschikbaar
en blijft onderzoek met primaten nog noodzakelijk voor de opbouw van kennis over ziekten en
voor de ontwikkeling van medicijnen en vaccins tegen ernstige humane infectieziekten zoals HIV,
hepatitis, malaria en tuberculose. Onlangs heeft een aantal Europarlementariërs er bij de
Commissie en de Raad op aangedrongen om bij de herziening van de dierproevenrichtlijn
(86/609/EG) het gebruik van primaten voor wetenschappelijke experimenten te beëindigen. Deze
oproep zal een belangrijke rol spelen bij de herziening van de richtlijn. De eventuele gevolgen
hieruit passen volledig in deze context van Europese discussie. Het herzieningsproces zal
waarschijnlijk binnenkort starten, het initiatief ligt bij de Europese Commissie.
Binnenkort ontvangt de Minister van VWS een inventarisatie van de Voedsel en Warenautoriteit
(VWA) naar onderzoek met primaten in Nederland waarbij ook het internationale onderzoek
wordt meegenomen. Ik verwacht deze resultaten binnen afzienbare termijn en zal dit meenemen
in mijn afwegingen bij deze Europese discussie over dierproeven in het algemeen en primaten in
het bijzonder.
462
Wat vindt u van het programma Assuring Safety without Animal Testing (ASAT)? Neemt u dit
programma mee in uw beleid over alternatieven voor dierproeven?
Het ASAT-initiatief (Assuring Safety without Animal Testing) kan een belangrijke rol spelen in het
stimuleren van de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. In overleg met de overheid
wordt het ASAT-initiatief verder geconcretiseerd in vier thema's. De thema's zijn:
'risicobeoordeling', 'bioinformatica/systeembiologie', 'experimentele modellen' en
'meettechnologie'. Bij dit proces zijn naast het ministerie van VWS de ministeries van OCW, VROM,
LNV, EZ en Defensie betrokken. Er worden 4 workshops georganiseerd die de thema's zullen
73
uitwerken. Het ministerie van VWS financieert deze concretiseringsslag met circa ¤ 200.000. Dit zal
plaatsvinden in 2008.
463
Bent u bereid serieus te kijken naar een tariefstelsel ter financiering van alternatieven voor
dierproefonderzoek, bijvoorbeeld aan de hand van rapport 'De prijs van het dier' (Ernst&Young
Accountants)? Zo ja, welke voordelen kan een dergelijke financiering bieden? Zo neen, welke
bezwaren heeft u tegen een dergelijke financiering van alternatieven?
Op 11 december 2003 heeft de voormalige minister van VWS een brief aan de Tweede Kamer
gestuurd ( Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29200 XVI, nr 150), waarin hij is ingegaan op
bovengenoemd rapport en ook zijn reactie geeft op de zogenaamde proefdierenheffing. Deze
reactie is wat mij betreft nog steeds van toepassing, namelijk dat het rapport 'De prijs van het dier'
geen argumentatie geeft om tot dierproevenheffing over te gaan.
464
Kunt u cijfers geven over het aantal proefdieren dat in Nederland gefokt wordt en welk aandeel
daarvan ook daadwerkelijk voor dierproeven gebruikt wordt?
In het jaaroverzicht van de Voedsel en Waren Autoriteit over dierproeven en proefdieren "Zo
doende 2006", dat aan de vaste kamercommissie van VWS is toegestuurd, is terug te vinden wat
de aantallen zijn van proefdieren in Nederland. In 2006 zijn 603.741 proefdieren gebruikt voor
dierproeven. De herkomst van deze proefdieren is volgens de regels in de Wod geregistreerd door
de vergunninghouders en ook door de VWA opgenomen in het jaaroverzicht. Ook wordt het
totaal aantal verworven proefdieren aangegeven. In 2006 waren dat 1.017.815 proefdieren.
Daarvan waren er 694.730 gefokt binnen de vergunninghouders Wod. Ook is in dit jaaroverzicht
opgenomen dat er bij de vergunninghouders 409.000 dieren zijn gedood voor dat zij in proef
waren genomen vanwege overtolligheid en eventuele ziekte onder de dieren.
465
Op welke wijze wordt gecontroleerd of vergunninghouders er op toe zien dat de bepalingen in de
Wod binnen de instellingen of bedrijven worden nageleefd?
Een vergunninghouder is verplicht om overeenkomstig een algemene maatregel van bestuur een
dierenarts of andere deskundige aan te stellen. Deze deskundige is ermee belast om toezicht te
houden op het welzijn van de proefdieren bij de vergunninghoudende instelling.
Bovendien rapporteren de vergunninghouders jaarlijks aan de VWA wat er in de instelling is
gebeurd. De VWA inspecteert of de vergunninghouders volgens de Wod zich aan de wettelijke
bepalingen in de Wod dan wel aan de vergunningvoorwaarden houden. In 2006 heeft de VWA 416
inspecties verricht naar de naleving van de Wet op de dierproeven. Naar aanleiding van 7
inspecties is een waarschuwingsbrief verstuurd aan de desbetreffende vergunninghouder. Uit de
inspectie blijkt dat de voorschriften die direct verband houden met het welzijn van de proefdieren
goed worden nageleefd.
466
Welke maatregelen gaat u nemen om waarborging van het welzijn en het tegengaan van de
verspilling van gefokte proefdieren, die uiteindelijk niet voor proeven worden gebruikt, te
realiseren?
De VWA besteedt tijdens inspecties aandacht aan verantwoord proefdiergebruik. De
vergunninghouder is zelf verantwoordelijk voor een goed en verantwoord fokbeleid. Het fokken
van proefdieren zelf is echter geen dierproef. In de Wod is geregeld dat alle aanwezige dieren,
dus ook fokdieren (art 1, lid 4), bij de vergunninghouders Wod dezelfde bescherming qua welzijn,
verzorging en huisvesting genieten dan dieren in een dierproef. Hiermee wordt
het dierenwelzijn gewaarborgd en de verspilling van gefokte proefdieren tegengegaan .
74
467
Welke ambitie heeft u om een eind te maken aan het fokoverschot en de verspilling bij
proefdierfokkerijen?
Het fokbeleid is de verantwoording van de vergunninghouder zelf. Door regelmatige aandacht
van de VWA wordt de vergunninghouder op deze verantwoording gewezen.
468
Gaat u inzetten op strengere regels en een strikter controlebeleid van proefdierfokkers in plaats
van de verantwoordelijkheid van naleving bij de vergunninghouders zelf te leggen?
Proefdierfokkers zijn als vergunninghouder zelf verantwoordelijk voor de naleving van de Wod.
Ook de proefdierfokkers worden door de VWA geïnspecteerd. De huisvesting en verzorging van
proefdieren bij proefdierfokkers moeten aan dezelfde eisen voldoen als die bij de
vergunninghouders Wod, en hier geldt ook dat er een proefdierdeskundige belast is met het
toezicht op het welzijn van de dieren. Er is geen aanleiding dit systeem te wijzigen.
469
Ligt het in de lijn der verwachting dat de komende jaren nieuwe vergunningen worden uitgegeven
voor het verrichten van dierproeven?
Op dit moment zijn er 81 vergunninghouders in Nederland. De afgelopen jaren zijn er een aantal
vergunninghouders bijgekomen, in 2004 waren er 78 vergunninghouders en in 2005 80. Dit laat
zien dat het aantal vergunninghouders redelijk stabiel is. Ondanks dat kan ik geen voorspelling
geven van het te verwachte aantal vergunninghouders de komende jaren.
470
Worden er nieuwe vergunningen uitgegeven? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de 3 V's
(vervanging, vermindering en verfijning)?
In principe kunnen er altijd nieuwe vergunningen worden afgegeven voor het uitvoeren van
dierproeven. Als een aanvrager voldoet aan de in de Wod gestelde eisen is dit mogelijk. Dit is niet
in strijd met het 3V principe, sterker nog het 3V principe is als uitgangspunt van de Wod ook een
eis voor de vergunninghouder. Het is mogelijk dat met meer vergunninghouders er meer
dierproeven worden uitgevoerd maar ook andersom is dit mogelijk.
471
Wanneer kan de Kamer de brief van u en uw collega van VWS verwachten over de uitkomsten van
de Nederlandse discussie met betrekking tot de in hoofdstuk 11 genoemde thema's?
Op 22 oktober 2007 heeft u van de brief met beleidsvoornemens dierproeven en biotechnologie
bij dieren ontvangen: 'Evaluatie Wet op de dierproeven en beleidsnota biotechnologie,Tweede
Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30168 en 27428, nr. 3.'
Op dit moment wordt er met de betrokken partijen gewerkt naar aanpassingen in het beleid aan
de hand van de drie thema's: openheid en openbaarheid, ethische aspecten en toezicht, zoals in
de brief vermeld staat.
472
Wordt bij beleid gericht op en onderzoek naar alternatieven voor dierproeven ook gekeken naar
middelen als delen van kennis en het uitwisselen van dierproefresultaten? Welke richtlijnen of
afspraken gelden op dit moment in Nederland op dit terrein?
Zoals u al weet is het kabinet op dit moment bezig met het opstellen van haar visie over
alternatieven voor dierproeven. Een van de doestellingen is om de versnippering te verminderen
die het huidige onderzoek naar alternatieven wel kent. Hierbij zijn onder andere het delen van
kennis en het uitwisselen van dierproefresultaten onmisbare instrumenten en deze instrumenten
zullen worden geëxpliciteerd in de kabinetsvisie alternatieven voor dierproeven. U wordt hierover
op korte termijn geïnformeerd.
75
473
Gaat u op Europees niveau nadrukkelijk pleiten voor een ethische toetsing van dierproeven?
Zoals ik u eerder heb aangegeven verwacht ik dat de Europese discussie in de eerste helft van 2008
weer zal opstarten. Zoals het er nu naar uit ziet zal de ethische toetsing van dierproeven op
Europees niveau een belangrijke rol krijgen. Mocht er vanuit de Europese Commissie een voorstel
komen voor ethische toetsing van dierproeven dat in het verlengde ligt van ons
dierproevenbeleid, dan zal ik dit voorstel van harte ondersteunen. Zo niet, dan zal ik de ethische
toetsing zoals in Nederland is voorgeschreven voorstellen.
474
Hoe staat het met het voorstel van de Europese Commissie voor een herziene Dierproevenrichtlijn
aangezien 2007 bijna voorbij is?
Zoals ik in mijn antwoord op de Kamervragen over de voortgang van het herzieningsproces van de
EU-dierproeven richtlijn 86/609/EEG heb aangegeven ligt het initiatief op dit moment bij de Europese
Commissie. Ik vertrouw erop dat begin 2008 de Europese Commissie een voorstel voor aanpassing
van 86/609/EEG aan de Raad en het Europese Parlement zal sturen. Hoeveel tijd de discussie in
beslag zal nemen blijft een moeilijke schatting. De gemiddelde tijd voor zo'n Europese
richtlijnherzieningsproces is circa 2 jaar.
De discussie verloopt, zoals bij onderwerpen met een ethische component wel vaker, niet snel. Het
is lastig voor de Europese Commissie om alle belanghebbenden zoveel mogelijk bij het proces te
betrekken en om uiteindelijk consensus te krijgen tussen de verschillende meningen. Dit heeft als
resultaat dat het proces veel tijd in beslag neemt en niet in 2007 is afgerond. Volgens de planning
van de EC zal de herziening van de Dierproevenrichtlijn in de eerste helft van 2008 worden
behandeld, vooralsnog ligt het initiatief met betrekking tot de herziening bij de EC.
475
Hoe bent u van plan het ambitieniveau van het alternatievenonderzoek te verhogen en het budget
hiervoor te stroomlijnen?
Binnenkort wordt aan u de kabinetsvisie "Alternatieven voor dierproeven" voorgelegd. In deze
visie worden kabinetsbrede ambities voor alternatieven onderzoek opgenomen. Met betrekking
tot het stroomlijnen van budgetten voor alternatieven onderzoek kan ik u wel mededelen dat met
het amendement van Velzen het LNV-budget in 2007 voor alternatieven voor dierproeven met ¤
900.000.- is verhoogd.
Naar aanleiding hiervan stelt het ministerie van LNV dit budget beschikbaar voor het programma
Dierproeven Begrensd II.
476
Welke en hoeveel middelen zullen de komende jaren voor het ontwikkelen van alternatieven voor
dierproeven ingezet worden?
In de kabinetvisie "Alternatieven voor dierproeven" zal nader ingegaan worden op het beleid voor
het ontwikkelen van alternatieven in de komende jaren. Hier zal ook de financiële component in
worden meegenomen. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 475 en 479.
478
Bent u voornemens bereid het handhavingsinstrumentarium met betrekking tot dierproeven uit te
breiden? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
In antwoord hierop verwijs ik u naar mijn brief aan de Kamer van 22 oktober 2007 waarin ik u heb
geïnformeerd over de resultaten van het bottom proces waarin ook het toezicht op de
dierproeven is behandeld. Met betrekking tot het handhavingsinstrumentarium van de Wod, ben
ik voornemens om:
* De handhavingsinstrumenten van de VWA effectiever in te zetten en mogelijk uit te breiden
76
VWS onderzoekt op welke manier de handhavingsinstrumenten van de VWA kunnen worden
versterkt.
* De positie van de proefdierdeskundige versterken.
De VWA beschrijft de taken van de proefdierdeskundige in samenspraak met de
vergunninghouders en de beroepsgroep. Aan de hand hiervan zal door VWS worden bekeken hoe
de rechtspositie van de proefdierdeskundige moet worden versterkt, zo nodig door aanpassing
van de Wod en/of het Dierproevenbesluit.
479
Wanneer kan de Kamer de kabinetsvisie over alternatieven voor dierproeven verwachten?
Er is sinds lange tijd beleid voor alternatieven voor dierproeven. Het kabinet is op dit moment
bezig met het opstellen van een visie om het beleid rond alternatieven verder te verbeteren
(hierbij is uitgangspunt het 3 V principe van: vermindering, verfijning en vervanging) en dit zo
breed mogelijk te trekken. Deze visie kunt u medio 2008 tegemoet zien.
Biotechnologie
8
Wat is uw visie op biotechnologie bij dieren?
Biotechnologie is niet meer weg te denken uit de moderne samenleving. Biotechnologie kan
bijdragen aan een betere volksgezondheid en duurzame landbouw. Daar tegenover staat dat
biotechnologie ook, zoals alle nieuwe technieken, gepaard kan gaan met niet goed in te schatten
risico's. Dit maakt dat de introductie van biotechnologie met grote zorgvuldigheid dient te
geschieden. Ten aanzien van biotechnologie bij dieren is er op 22 oktober 2007 een brief naar de
Tweede Kamer verzonden met een kabinetsstandpunt. Biotechnologische handelingen bij dieren
worden in beginsel niet toegelaten tenzij het maatschappelijk belang hier tegenop weegt én er
geen reële alternatieven voor de handelingen zijn
88
Welke consequenties heeft het criterium 'dieren zijn vrij om een natuurlijk soorteigen
gedragspatroon te kunnen hebben' voor het beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren?
Bij de beoordeling van biotechnologische handelingen bij dieren worden de mogelijke effecten op
het gedrag en dierenwelzijn getoetst. Deze effecten worden meegewogen bij het advies over het
verlenen van een eventuele vergunning voor het verrichten van biotechnologische handelingen bij
dieren.
477
Wat is uw inzet met betrekking tot de openheid rondom biotechnologie bij dieren?
In de brief van 22 oktober jl. aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 2007-2008, 30168, nr 3 Evaluatie
Wet op de dierproeven) wordt ten algemene ingezet op meer openheid bij dierproeven. Voor
biotechnologie bij dieren bij biomedisch onderzoek volg ik deze lijn.
Juridische aspecten
Wetsvoorstel dieren
12
Hoe verhoudt de nota dierenwelzijn zich tot de Wet dieren? Wat is de noodzaak van het indienen
van het wetsvoorstel Wet dieren? Kunt u per hoofdstuk van de nota aangeven wat de verschillen
zijn met het voorstel van de Wet dieren? Meent u dat de Wet dieren ten opzichte van de nota
dierenwelzijn een verbetering of een verslechtering betekent met betrekking van het ambitieniveau
voor dierenwelzijn?
77
126
Waarom is gekozen voor het ontwikkelen van het nieuwe wetsvoorstel Dieren, nog voordat de
Gwwd volledig is ingevuld of de werking hiervan ooit is geëvalueerd?
127
Waarop baseert u de stelling dat met het nieuwe wetsvoorstel Dieren niet wordt afgedaan aan het
beschermingsniveau van de Gwwd? Hoe wordt dit gegarandeerd?
128
Op welke wijze in welke mate zal het nieuwe wetsvoorstel Dieren bescherming bieden aan dieren
tegen acties die indruisen tegen de vijf vrijheden van Brambell (vrij van honger, dorst, onjuiste
voeding, thermaal en fysiek ongerief, pijn, verwonding of ziekten, angst, chronische stress en de
vrijheid om een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben)?
131
Hoe wordt geborgd dat het uitgangspunt, dat niet wordt afgedaan aan het beschermingsniveau
dat de huidige regelgeving biedt, ook daadwerkelijk behaald wordt?
132
Waarom wordt er niet ingezet op verbetering van het huidige beschermingsniveau door een zeker
hoger niveau als nu af te spreken als ondergrens?
Het wetsvoorstel dieren, eenmaal wet, biedt net als nu de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren, de wettelijke grondslag om ter uitvoering van de nota dierenwelzijn, regels te stellen. Aan
het wetsvoorstel dieren ligt de wens ten grondslag om de huidige wetgeving met betrekking tot
het houden van dieren door de mens, samen te brengen, transparanter te maken en te plaatsen in
een modern wettelijk instrumentarium. Het gaat hier niet om een wens om voorschriften
inhoudelijk te veranderen - bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatie van bestaande
regelgeving. De wettelijke bevoegdheden waarin de Gwwd voorziet, en de op die wet gebaseerde
regelgeving, worden daartoe gecontinueerd. De bescherming van de vrijheden van dieren vindt
dus op een zelfde wijze plaats als nu op basis van de GWWD.
Houdverbod
136
Wat bedoelt u met de term "dierenhoudverbod" en wat is de juridische betekenis van deze term?
Op basis van artikel 14c, tweede lid, onder 5, van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter bij het
opleggen een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden
stellen met betrekking tot het gedrag van de veroordeelde, waaraan deze gedurende de proeftijd,
of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, heeft te voldoen. Als bijzondere
voorwaarde kan worden gesteld dat de veroordeelde een bepaalde periode geen dieren meer mag
houden. Overtreedt de veroordeelde dit "dierenhoudverbod", dan kan het voorwaardelijk
opgelegde deel van de straf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Dat betekent dat hij, zonder
tussenkomt van de rechter, alsnog een boete moet betalen, of een gevangenisstraf moet
uitzitten..
139
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om een zelfstandig houdverbod te creëren,
naast de aangekondigde verruiming van het houdverbod? Deelt u de mening dat dit meer recht
zou doen aan de ambities uit het regeerakkoord dan de plannen die blijken uit deze nota?
Ik vind een dergelijk onderzoek niet nodig. Dit omdat de uitvoering en handhaving van het
houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een geheel of ten dele voorwaardelijke
straf, effectiever is dan de uitvoering en handhaving van een zelfstandig houdverbod. Wanneer
een houdverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, kan bij overtreding van het
houdverbod onmiddellijk worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de het voorwaardelijk
opgelegde gedeelte van de straf (boete, gevangenisstraf), en kan dus een lik-op-stuk-beleid
worden gevoerd, zonder rechterlijke tussenkomst. Wanneer een zelfstandig houdverbod zou
78
kunnen worden opgelegd en dit daarna wordt overtreden, dan is er sprake van een nieuw
strafbaar feit. Dan zou dus opnieuw vervolging dienen te worden ingesteld, met de mogelijkheid
om dan vervolgens tot in hoogste instantie te procederen.
Overig
5
Welke initiatieven gaat u ondernemen om te komen tot de juridische uitwerking van het begrippenkader,
dat in beide nota's wordt gehanteerd en dit in overeenstemming te brengen met de
jurisprudentie, die tot op heden is gehanteerd?
Het gehanteerde begrippenkader als zodanig behoeft geen juridische uitwerking. Voor zover de
nota's leiden tot nieuwe regelgeving, of wijziging ervan, zal dit geschieden via de huidige
wetgeving, en voor de langere termijn op basis van het wetsvoorstel dieren, eenmaal wet.
138
Deelt u de mening van onder andere, prof. Dr. Mr. Freriks van de Universiteit Utrecht, wanneer zij
stelt dat er geen reflectie heeft plaatsgevonden op het huidige beleid alvorens er nieuwe
maatregelen worden aangekondigd en dat het bijvoorbeeld weinig effectief is om de maximale
strafmaat te verhogen wanneer de huidige maximale strafmaat nooit wordt opgelegd (zie:
http://www.dierenbescherming.nl/nieuws.php?gid=13&pid=1&id=1775 )? Deelt u de mening dat het
huidige beleid en de huidige regelgeving eerst dient te worden geoperationaliseerd, voordat het
wordt geherformuleerd?
Graag wijs ik op de achtergrond van het in het Coalitie-akkoord opgenomen voornemen om de
maximum gevangenisstraf voor het doden en beschadigen van dieren, in artikel 350, tweede lid,
van het Wetboek van Strafrecht, te verhogen van twee naar drie jaar. Die verhoging is gewenst
omdat de maximum gevangenisstraf op dierenmishandeling, geregeld in de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, ook drie jaar bedraagt. Het gaat om dezelfde soort delicten, en er is geen
goede reden om een verschil in maximum strafmaat te laten bestaan.
438
Welke criteria hanteert u bij het bepalen of de overheid wel of niet regels zal gaan opstellen?
Vastgesteld beleid en de regelgeving moeten in het algemeen voldoen aan kwaliteitscriteria (zie
hiervoor onder meer Kamerstukken II 1990/91, 22 008, VI, nrs. 1-2, en Kamerstukken II 2000/01, 27
475, nr. 2). In de eerste plaats dient de inzet van het instrument regelgeving noodzakelijk te zijn.
Waar mogelijk en verantwoord, moeten verantwoordelijkheden bij burgers en instanties van de
samenleving zelf worden gelegd. Dit veronderstelt dat de overheid niet zonder meer kiest voor
dwingende regelgeving met geboden en verboden en dergelijke, maar ook kijkt naar minder
vergaande instrumenten voor realisering van beleidsdoelstellingen.
In de tweede plaats moeten regelgeving en daaraan ten grondslag liggend beleid vanzelfsprekend
in overeenstemming zijn met het nationale en internationale recht.
In de derde plaats moeten het beleid en de regelgeving effectief zijn, en dus op zijn minst in
belangrijke mate leiden tot de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen. Er mag bovendien
niet een te ongunstige verhouding ontstaan tussen de baten en de lasten van een regeling voor de
samenleving en bij de overheid.
In de vierde plaats moeten regels uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Regels die niet of onvoldoende
handhaafbaar zijn, dreigen tot een symbool, een dode letter te verworden.
Deze vereisten veronderstellen onder meer dat de doelstellingen van het beleid en de regelgeving
vooraf helder en volledig worden geformuleerd. Dit vereist dat al in de fase van de beleidsvoorbereiding
onder meer in kaart wordt gebracht wat het maatschappelijk probleem is, de
kenmerken van de desbetreffende sector, de in het geding zijnde belangen, en de (on-)gewenste
neveneffecten.
7.
Bent u bereid te onderzoeken of het uitbreiden van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (Gwwd) met "het doden van dieren" een zinvolle juridische aanvulling is om ook
79
aandacht te schenken aan het doden van andere dieren dan productiedieren? Kunt u aangeven
welke initiatieven worden ondernomen om dit te onderzoeken?
Een onderzoek daarover is niet nodig. Hoofdstuk III, afdeling 3, van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren voorziet in wettelijke bases om over het doden van dieren in het belang
van het dierenwelzijn, regels te stellen.
Kamervragen NAD
1.
Welke initiatieven zijn en worden genomen om de implementatie van de richtlijnen 2005/36/EG en
2006/123/EG door te voeren, aangezien ze niet in de agenda genoemd worden?
Voor de implementatie van de genoemde richtlijnen zal waar nodig de regelgeving moeten worden
aangepast. Voor de implementatie van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
zal wat betreft de gereglementeerde beroepen op het terrein van LNV, de aanpassing van
de regelgeving middels één ministeriële regeling worden uitgevoerd. Deze regeling is nog in
voorbereiding.
Voor de implementatie van richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt wordt
verwezen naar de brief van 13 december 2006 van de Minister van Economische Zaken (Kamerstuk 2007-
2008, 31 200 XIII, nr 172). De in die brief geschetste aanpak wordt ook door LNV gevolgd.
2.
Bent u bereid om private initiatieven voor de verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid en
bijbehorende nalevingsinstrumenten met flankerende regels te ondersteunen? Zo ja, welke
nalevingsinstrumenten heeft u daarbij voor ogen?
Ja, ik ben in principe bereid om private initiatieven voor de verbetering van dierenwelzijn en
diergezondheid te ondersteunen. Per geval zal ik beoordelen of ik de initiatieven zal ondersteunen.
Hierbij hanteer ik onder meer de volgende criteria:
* Private initiatief ondersteunt mijn beleid;
* Private initiatief wordt geborgd door een robuust kwaliteitssysteem;
* Er is een substantieel aantal deelnemers in verhouding tot het totaal aantal betrokkenen.
Daar waar de private initiatieven succesvol zijn kan worden overwogen om het gebruik van
nalevinginstrumenten anders in te richten.
3.
Deelt u de constatering dat de maatschappelijke aanvaardbaarheid van mogelijke stamping out van
gezelschapsdieren, hobbydieren en paarden bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte (emerging
diseases) onvoldoende is geagendeerd, in het geval vaccinatie niet mogelijk is? Zo ja, welke initiatieven
gaat u ondernemen om de maatschappelijke aanvaardbaarheid van stamping out bij deze diergroepen
te onderzoeken?
Er is de laatste jaren fors geïnvesteerd in intensivering van de contacten met de dierhouders in deze
doelgroepen. Voorbeeld hiervan is o.a. het interactieve proces met betrekking tot het tot stand komen
van de beleidsdraaiboeken voor Aviaire Influenza en Klassieke Varkenspest, waarin de diverse
stakeholders actief geparticipeerd hebben en waarbij de bestrijdingswijze ook nadrukkelijk aan de orde
geweest is. Hoewel de ervaringen met (besmettelijke) paardenziekten in Nederland tot op heden
gelukkig nog beperkt zijn, worden ook op dit beleidsterrein de eerste (voorbereidende) stappen gezet. In
overleg met de paardensector en andere betrokkenen wordt een beleidsdraaiboek voor Afrikaanse
Paardenpest ontwikkeld. Voor deze ziekte wordt overigens het instrument preventieve ruiming niet
ingezet, maar bestaat de bestrijding uit noodvaccinatie in combinatie met euthanasie van besmette
dieren.
Daarnaast is veelal moeilijk te voorspellen of en wanneer een bepaalde (nieuwe) ziekte zal optreden in
Nederland. Indien een dergelijke nieuwe ziekte zich voordoet zal vervolgens nauwgezet worden
afgewogen of het euthanaseren van zieke dieren en/of het ruimen van besmette bedrijven nodig is om
te voorkomen dat de betreffende ziekte zich verder verspreidt. In het geval van gezelschapsdieren zijn er
overigens naast rabiës (hondsdolheid) geen besmettelijke dierziekten bekend waarbij dit
bestrijdingsinstrument aan de orde zou zijn.
Er wordt veel geïnvesteerd in het tijdig signaleren van nieuwe ziekten, waarbij tevens ingezet wordt op
verdere kennisontwikkeling met het oog op efficiënte bestrijding ervan. Daarnaast zet ik fors in op het
ontwikkelen van vaccins voor meerdere dierziekten, zodat voor steeds meer ziekten op termijn vaccinatie
(preventief) kan worden ingezet. Daarnaast streef ik ernaar om via communicatie met deze doelgroepen
ervoor te zorgen dat hun bewustwording omtrent dit thema verder wordt ontwikkeld. Voor
communicatie richting gezelschapsdierenhouders is hiertoe recent het Landelijk Informatie Centrum
Gezelschapsdieren (LICG) opgezet.
4.
Wat zijn voor u de redenen geweest om in de nationale agenda diergezondheid geen hoofdstuk over
proefdieren op te nemen?
5.
Bent u bereid in de agenda ook beleid te ontwikkelen voor de dieren die gebruikt worden voor
dierproeven en voor de dieren die betrokken zijn bij de fok van proefdieren? Zo ja, hoe zou u dit beleid
vormgeven? Zo neen, waarom acht u het niet noodzakelijk om voor deze dieren beleid met betrekking
tot hun gezondheid op te stellen?
Ten algemene gelden de regels die worden gesteld aan gehouden dieren ook voor proefdieren.
Proefdieren zijn echter een zeer specifieke groep dieren die onder zeer specifieke omstandigheden
gehouden worden. De aandacht voor de gezondheid van proefdieren is verzekerd omdat voor proeven
een uitstekende algemene gezondheid noodzakelijk is. Voor het overige wordt het kader gevormd door
de Wet op de dierproeven.
6.
Zijn er al stappen gezet om de door de overheid gewenste geoefende crisisorganisatie op poten te
krijgen?
Naar aanleiding van de motie Ormel c.s. (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 474, nr. 4) heb ik uw Kamer op
23 november 2007 geïnformeerd over de paraatheid van de crisisorganisatie van het ministerie van LNV
en de verschillende samenwerkende organisaties in de veterinaire infrastructuur [Kamerstukken II, 2007-
2008, 28 474, nr. 14). Hoewel de uitbraken en dreigingen van uitbraken van het afgelopen jaar, te weten
de dreiging van aviaire influenza en mond- en klauwzeer en de uitbraak van blauwtong, op zichzelf
reeds goede oefeningen zijn geweest, is en wordt er daarnaast ook volop geoefend, zowel op beleidsals
op uitvoeringsniveau. Zoals toegezegd in voornoemde brief zal ik uw Kamer binnenkort op de
hoogte brengen van de bevindingen naar aanleiding van de MKZ-dreiging in het najaar van 2007.
De komende tijd zullen nog twee concrete oefeningen plaatsvinden. Zoals vermeld in bovenstaande brief
vindt er op 14 februari 2008 een interdepartementale crisisoefening Voedselveiligheid plaats die samen
met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt gehouden. Gezien het belang
van internationale samenwerking op het gebied van crisisbeheersing worden er binnenkort
voorbereidingen gestart om in 2009 een grensoverschrijdende dierziekte-oefening te houden waarin ook
de samenwerking met de buurlanden een punt van evaluatie is.
7.
Is er al nagedacht over handhaving van de positieflijst, mede in relatie door diergezondheidsrisico's? Zo
ja, hoe gaat dat vorm krijgen?
De positieflijst wordt gebaseerd op artikel 33 GWWD, welk artikel tot doel heeft het dierenwelzijn te
beschermen. Dat betekent dat de plaatsing van een diersoort op deze lijst alleen mag zijn gelegen in
redenen van dierenwelzijn. Ook handhaving zal op grond van dierenwelzijn plaatsvinden.
8.
Waarom wordt verwacht dat mensen zich nu wel over hun huisdier en het welzijn en de gezondheid
daarvan gaan informeren en hoe komt het volgens u dat het nu onvoldoende gebeurt?
Onwetendheid van de eigenaar op het gebied van diergezondheid kan tot problemen voor het dier
leiden. Door slechte verzorging en huisvesting, door slechte of verkeerde voeding kunnen problemen
ontstaan die te voorkomen zijn als mensen de juiste kennis hebben. Het is niet precies bekend waarom
een deel van de eigenaren zich nu onvoldoende informeren over de gezondheid van hun huisdier.
Daarom stellen we de communicatiestrategie om (toekomstige) houders van gezelschapsdieren bewust
te maken van de consequenties en verantwoordelijkheden die het houden van een dier met zich mee
brengt ook samen met de gezelschapsdieren sector op.
Om te zorgen voor onafhankelijke, laagdrempelige informatie heb ik in 2007, samen met de
gezelschapsdierensector reeds het LICG, een onafhankelijke stichting, opgericht.
9.
Welke rol ziet u weggelegd voor gecertificeerde dierenspeciaalzaken ten aanzien van diergezondheid? In
hoeverre zouden gecertificeerde dierenspeciaalzaken de taak van dierenartsen over kunnen nemen?
Zoals in de Nationale Agenda Diergezondheid beschreven staat wordt een verkenning uitgevoerd naar
de verschillende rollen en verantwoordelijkheden die de overheid, eigenaar en sector hebben met
betrekking tot de diergezondheid van gezelschapsdieren. Ook de dierenspeciaalzaken, mogelijke private
certificeringsinitiatieven en de dierenartsen worden hierin betrokken.
10.
Betekent de inventarisatie op het voorkomen en mogelijke insleep van dierziekten en zoönosen van
diersoorten op de positieflijst dat dit ook criteria worden voor plaatsing op de positieflijst?
De positieflijst is gebaseerd op artikel 33 van de GWWD. Dat maakt dat alleen dierenwelzijn een rol kan
spelen bij de plaatsing op de positieflijst. Overwegingen van diergezondheid of volksgezondheid kunnen
hierbij geen rol spelen.
11.
Wat gaat u doen als Europa om wat voor reden ook niet meewerkt aan het aanpassen van Europese
regelgeving, zodat maatwerk voor hobbydieren mogelijk is?
Ik zal de bandbreedte voor differentiatie optimaal benutten op basis van specifieke risico-analyses.
Als de Europese regelgeving echter geen maatwerk toestaat is de nationale speelruimte voor een
gedifferentieerd beleid voor hobbydieren beperkt.
Mijn inzet de komende jaren is daarom gericht op een actieve lobby voor de bijzondere positie van de
kleinschalige houders van landbouwhuisdieren in het communautaire diergezondheidsbeleid, alsmede
richting internationale diergezondheidsorganisaties als het OIE (World Organization for Animal Health).
Deze lobby voer ik enerzijds zelf uit, anderzijds door het faciliteren van de hobbydierhouders, opdat zij
de vertegenwoordiging van hun belangen ook in internationaal verband kunnen uitoefenen.
12.
Kunt u aangeven hoe u zal omgaan met het feit dat veel meer varkenshouders, dan eerst werd
aangenomen, zijn besmet met de resistente MRSA bacterie? Kunt u aangeven hoe u zal voorkomen dat
deze varkenshouders niet alleen een groot risico voor zichzelf vormen, maar ook voor hun kinderen en
omgeving? Kunt u aangeven in hoeverre ook voor omwonenden van intensieve veehouderijen
besmettingsgevaar dreigt?
Voor de aanpak met betrekking tot antibioticaresistentie in de dierhouderij en resistente MRSA bacteriën
wil ik u verwijzen naar mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16). Op dit
moment wordt een onderzoek uitgevoerd naar de mate van voorkomen en overdrachtsmechanismen
van MRSA bij varkenshouderijen. Dit onderzoek zal ook handvatten bieden voor preventieve
maatregelen voor varkenshouders en gezinnen. Over de risico's voor omwonenden heb ik u in de brief
van 16 oktober 2007 geïnformeerd (Kamerstuk 2007-2008, kamervragen 280). Er zijn op dit moment nog
geen gevallen van MRSA-besmettingen via de lucht en meer onderzoek is nodig om uitspraken te
kunnen doen over besmettingsgevaar voor omwonenden.
13.
Kunt u aangeven of in Nederland, net zoals in de Verenigde Staten, stafylokokken gevonden worden in
een ruim gebied rondom grootschalige en intensieve veehouderijen? Kunt u aangeven of stafylokokken
uit de veehouderij ook een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid in Nederland?
Zie het antwoord op de vorige vraag. Stafylokokken kunnen via de ventilatiesystemen in de buitenlucht
terechtkomen. Daar worden de aantallen snel verdund en neemt de concentratie sterk af. Dit geldt ook
voor MRSA.
14.
Kunt u aangeven op welke wijze de aan landbouwhuisdieren gerelateerde Q-koorts, die zich nu in
Brabant heeft verspreid onder grote groepen burgers, voorkomen had kunnen worden?
Een uitbraak van Q-koorts onder mensen, zoals die in Brabant in het voorjaar van 2007, is in Nederland
niet eerder waargenomen. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over de overdracht van Q-koorts van
dier op mens. Wel is duidelijk dat besmette herkauwers een belangrijke besmettingsbron voor de mens
kunnen zijn en dat de ziekte meestal wordt overgebracht naar de mens door besmet fijnstof dat wordt
ingeademd. Ziektekiemen kunnen met de wind over grote afstanden worden overgebracht.
Door te voorkomen dat dieren grote hoeveelheden ziektekiemen uitscheiden, kan de transmissie van de
ziekte van dieren op andere dieren en op mensen worden beperkt. Voor met Q-koorts besmette
bedrijven is inmiddels een reeks van (hygiëne)maatregelen1 opgesteld.
Tevens is de uitbraak van Q-koorts aanleiding geweest om de gegevensuitwisseling tussen de veterinaire
en de gezondheidssector te verbeteren.
15.
Kunt u aangeven op welke wijze u omgaat met het bericht van de Wereldgezondheidsorganisatie dat een
vogelpestpandemie dreigt? Kunt u aangeven welke consequenties u hieraan verbindt voor de
pluimveehouderij in Nederland?
De Wereldgezondheidsorganisatie spreekt van de dreiging van een grieppandemie. Het is goed om
onderscheid te maken tussen de termen vogelgriep en grieppandemie. Vogelgriep is een ziekte die zeer
dodelijk is voor pluimvee en slechts sporadisch mensen ziek maakt. Een grieppandemie kan onder
andere worden veroorzaakt door mutatie van een vogelgriepvirus, zoals bijvoorbeeld het H5N1-virus, in
een van mens-op-mens overdraagbaar virus. Het gevaar van een dergelijke mutatie is vooral aanwezig in
die landen waar vogelgriep endemisch is en waar niet snel en adequaat gereageerd wordt op uitbraken
van vogelgriep. Wanneer een dergelijk, van mens-op-mens overdraagbaar virus in staat is om zich snel
over de wereld te verspreiden spreekt men van een grieppandemie. In ons land coördineert de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de voorbereiding op een mogelijke grieppandemie.
Een grieppandemie bij mensen heeft geen consequenties voor de pluimveehouderij.
16.
Kunt u aangeven in hoeverre u het antibioticagebruik in de veehouderij gaat terugdringen en welke
beleidsinstrumenten u hiervoor gaat inzetten?
Voor mijn aanpak met betrekking tot het antibioticagebruik in de veehouderij wil ik u verwijzen naar de
brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16).
17.
Kunt u aangeven of u een verbod op preventief antibiotica gebruik bij landbouwhuisdieren mogelijk acht
om de toenemende resistentie van bacteriën te voorkomen?
Op 3 juli 2007 heb ik mijn antwoord gestuurd op Tweede Kamervragen over preventief gebruik van
antibiotica in de veehouderij (Kamervragen met antwoord 2006-2007, nr. 2036, Tweede Kamer). Een
verbod op preventief gebruik van antibiotica zou neerkomen op het verbod van het gebruik van
antibiotica in koppels. Zo'n verbod kent echter meer nadelen dan voordelen en is daarom niet wenselijk.
Het streven is te komen tot strategieën voor het optimaliseren van de koppeltherapie met zo min
mogelijk kans op resistentieselectie en er zijn geen plannen om een verbod op preventief gebruik in te
stellen.
18.
Waaruit bestaat de aanpak van de problemen met de vermarkting van producten van gevaccineerde
dieren? In hoeverre kunnen garanties wat betreft afzet gegeven worden?
Vanuit LNV zijn en worden initiatieven ontwikkeld om deze problematiek ketenbreed te agenderen.
Samen met alle betrokken partijen binnen de keten wordt besproken hoe de vermarkting
geoptimaliseerd kan worden. Einddoel is een convenant waarin alle betrokken partijen vastleggen hoe
ze hun verantwoordelijkheid zullen invullen. Daarnaast zijn en worden ook marktpartijen buiten
Nederland, zowel binnen de EU als daarbuiten, aangesproken op hun verantwoordelijkheid in deze.
19.
Kunt u een overzicht geven van de samenwerkingsprojecten van overheid en bedrijfsleven in het
onderzoek naar nieuwe vaccins?
Een substantieel deel van reguliere LNV subsidies en geldstromen gaat naar onderzoeks-instituten die
o.a. onderzoek doen naar vaccinontwikkeling op het gebied van bijv. KVP, AI en blauwtong. Daarnaast
heb ik recent 15 mln euro vanuit de FES-gelden beschikbaar gesteld aan een onderzoeksconsortium voor
onderzoek op het gebied van AI-vaccins.
1 Muskens J, Mars MH, Franken P; Q-fever: een overzicht; Tijdschrift voor Diergeneeskunde; Deel 132;
December; Aflevering 23; 2007
Ook binnen de zgn. (nationale en internationale) "Technology platforms", werken overheden en private
partijen samen om te komen tot betere vaccins voor diverse dierziekten.
20.
Kan de World Organisation for Animal Health (OIE) compartimentering een rol spelen bij dierziekten
zoals IBR en ziekte van Aujeszky? Zo ja, kan een bedrijf dat vrij is verklaard van deze ziektes, gezien
worden als een compartiment?
Op dit moment kan OIE compartimentering hier geen rol van betekenis spelen.
De OIE geeft richtsnoeren waaronder handel in levende dieren en dierlijke producten kan plaatsvinden.
Deze richtsnoeren staan de Terrestial animal Health Code (de Code) van de OIE. Deze Code wordt jaarlijks
aangepast. In de Code van 2007 staat het algemene principe van OIE-compartimentering. In 2008 worden
waarschijnlijk nadere richtlijnen voor compartimentering vastgesteld. Deze nadere richtlijnen brengen
daadwerkelijke toepassing weer een stap dichterbij. Echter, binnen de OIE vindt ook revisie plaats van de
specifieke maatregelen per dierziekte. De Code van 2007 wijst op de mogelijkheid van toepassing van
compartimentering bij een aantal ziekten, waaronder Aviaire influenza. In de Code van 2007 wordt deze
mogelijkheid niet genoemd voor de ziekte van Aujesky en IBR.
In geval derde landen vrijwaring vragen voor Aujesky en IBR, certificeert de Nederlandse overheid op
verzoek van het bedrijfsleven. Hier bestaat dus een werkbaar systeem waarbij de overheid zonder inzet
van compartimentering garanties afgeeft die gestoeld zijn op werkzaamheden verricht door het
bedrijfsleven. Deze gang van zaken is minder belastend voor overheid en bedrijfsleven dan
compartimentering. Compartimentering krijgt hier een rol indien internationale handel hierom gaat
vragen.
21.
Waarom dicht u dierenartsenpraktijken geen rol toe in een goedwerkend monitoringssysteem voor
dierziekten?
Ik heb in de Nationale Agenda Diergezondheid aangegeven dat het van groot belang is om een goed
werkend monitoringssysteem operationeel te hebben, teneinde risico's voor de volksgezondheid en
(externe) effecten van dierziekten te minimaliseren. Dit heeft tot doel onbekende of nieuwe
ziektebeelden, of bekende aandoeningen die normaal gesproken niet voorkomen maar zeer bedreigend
zijn, zo vroeg mogelijk te signaleren.
Vanzelfsprekend reken ik, naast de in de Nationale Agenda Diergezondheid genoemde organisaties, ook
de praktiserende dierenartsen tot het breed opgezet netwerk dat vereist is voor een goed werkend
monitoringssysteem voor dierziekten.
Immers, zoals ik in de Nationale Agenda Diergezondheid heb weergegeven, verlangt de overheid een
aantal taken van praktiserende dierenartsen, zoals het melden van besmettelijke dierziekten, het
signaleren van nieuwe onbekende en mogelijk bedreigende dierziekten en het verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen, zoals antibiotica. De dierenarts heeft daarbij een duidelijke rol als poortwachter.
22.
Waarom is het overheidsbeleid gericht op compartimentering en het loslaten van dierrechten, terwijl
gesteld wordt dat de hoge veedichtheid in bepaalde gebieden een bepaalde kwetsbaarheid voor
dierziekten met zich meebrengt.?
De veronderstelling in de vraag dat de dierrechten zijn losgelaten is niet correct. Het rijk heeft alleen de
zogeheten compartimentering per 1 januari 2008 afgeschaft. Hierover is de Tweede Kamer ook
geïnformeerd op 5 september 2007 (TK, 2006-2007, 30800 XIV, nr. 144). Met het afschaffen van de
compartimentering is Nederland voor de handel in dierrechten niet meer verdeeld in 3 compartimenten
(Oost, Zuid en de rest van Nederland), maar wordt Nederland beschouwd als één markt.
De intensieve veehouderij is nu reeds geconcentreerd in bepaalde delen van Nederland (N-Brabant,
Limburg, Gelderland en Overijssel). De concentratie van de intensieve veehouderij in deze gebieden
t.o.v. de rest van Nederland (verhoudingsgewijs) zal zich naar verwachting slechts licht wijzigen. Een
hoge veedichtheid in een bepaald gebied brengt inderdaad een bepaalde kwetsbaarheid voor
dierziekten met zich mee. De vestiging van veehouderijbedrijven in bepaalde gebieden is echter van zeer
vele factoren afhankelijk. In de afweging wordt deze veterinaire kwetsbaarheid over het algemeen wel
meegenomen maar andere factoren geven vaak de doorslag
23.
Hoe denkt u reizigers te bereiken en hoe kan ervoor gezorgd worden dat de reizigers de risico's ook in
acht nemen?
Burgers, die zich willen voorbereiden op een voorgenomen reis, kunnen worden bereikt door gerichte
adviezen te publiceren op de internet sites, die daarbij doorgaans worden geraadpleegd. Dit kunnen
sites zijn van de overheid en van reisorganisaties.
Reizigers, die terug komen in Nederland, kunnen worden herinnerd aan de risico's, zowel door het
beschikbaar stellen van brochures, als bij aankomst in Nederland.
Op de Nederlandse luchthavens wordt nu ook al aandacht gevraagd voor de risico's van het meenemen
van dierlijke producten.
Bovendien wordt het naleven van de invoervoorschriften gericht gehandhaafd. Hierbij wordt de
controle inzet mede bepaald door de ingeschatte dierziekterisico's van het land waar vandaan de
reizigers afkomstig zijn.
24.
Klopt het dat een met Mond- en klauwzeer besmet heckrund in de Oostvaardersplassen, Veluwezoom of
Nationaal Park Zuid-Kennemerland aan zijn lot wordt overgelaten en een besmet heckrund in de overige
natuurgebieden wordt gedood?
Heckrunderen in de Oostvaardersplassen, Veluwezoom of Nationaal Park Zuid-Kennemerland worden
beschouwd als wilde herkauwers. Dit zijn niet-gehouden dieren, die niet geïdentificeerd of geregistreerd
hoeven te zijn (ze hebben dus geen gele oormerken in). Deze niet-gehouden runderen mogen niet
afgevoerd worden uit het gebied, niet naar een ander gebied of bedrijf en niet naar een slachthuis. De
enige afvoer is ten behoeve van destructie. Heckrunderen die grazen in overige natuurgebieden zijn
onderdeel van een veehouderijbedrijf. Dit zijn gehouden dieren net zoals dieren op een boerderij. Alle
regels, die van toepassing zijn op veehouderijbedrijven zijn ook van toepassing op deze gebieden/dieren.
De dieren zijn verplicht geïdentificeerd en geregistreerd (gele oormerken).
Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte is de vuistregel het creëren van rust voor de in het wild
levende dieren. Als er een ziekte, zoals Mond- en klauwzeer (MKZ), bij "wilde" heckrunderen wordt
geconstateerd, zal ik op basis van de actuele informatie een advies vragen aan de Groep van
Deskundigen. Aan de hand van dit advies zal een bestrijdingsstrategie worden opgesteld. Echt zieke
dieren in deze gebieden zullen overigens geëuthanaseerd worden.
Als MKZ wordt gevonden bij een heckrund dat wordt gehouden, wordt het betreffende bedrijf besmet
verklaard. Alle gevoelige dieren op een MKZ besmet bedrijf moeten op grond van de Europese
bestrijdingsrichtlijn worden geruimd.
25.
Wat betekent een besmetting met een lijst A dierziekte in de zogenaamde 'grote eenheden natuur' voor
de dierziektestatus van Nederland?
Een besmetting met een voormalig lijst A-ziekte zal een verlaging van de dierziektestatus van Nederland
betekenen. Deze verlaging is identiek aan een verlaging die plaats zou vinden indien de uitbraak zou
plaatsvinden onder niet-gehouden wilde dieren (zoals hert en wildzwijn).
26.
Waarom wordt pas in 2010 begonnen de werkelijke risico's van het verspreiden van dierziekten door
wilde dieren in kaart te brengen?
Op dit moment zijn er al een aantal monitoringsprogramma's voor onderzoek naar dierziekten bij wilde
vogels, - herkauwers en -varkens. Tot 2010 wil ik met name werken aan de oprichting van een structuur
waarin bestaande en eventueel nieuwe monitoringsprogramma's, beter benut en beoordeeld kunnen
worden. Dit is één van de redenen voor mij om het Dutch Wildlife Health Centre op te richten.
27.
Acht u het wenselijk vanwege risico's voor de volksgezondheid en in het kader van dierziektebestrijding,
zoals bijvoorbeeld een eventuele uitbraak van Afrikaanse paardenpest, dat exact bekend is hoeveel
paardachtigen er zijn en waar deze zich in Nederland bevinden?
Een permanent en "up to date" systeem waarin deze gegevens bekend zijn zal bijdragen aan een de
uitvoerbaarheid van bepaalde onderdelen van de dierziektebestrijding van een besmettelijke
paardenziekte (al dan niet met volksgezondheidsconsequenties). In de implementatiefase van de
Nationale Agenda Diergezondheid zal daarom samen met de paardensector bekeken worden of het
mogelijk is het huidige Identificatie en Registratie systeem van paarden aan te passen waardoor deze
gegevens beschikbaar komen. In het huidige systeem is de identificatie middels een chip goed geregeld.
De registratie is echter voor verbetering vatbaar. Voor aanpassingen die moeten leiden tot een "up to
date" systeem moet wel voldoende draagvlak zijn. Deze aanpassingen mogen niet zorgen voor
buitenproportionele administratieve lasten. De kosten en baten van een dergelijk systeem zullen in
balans moeten zijn. Voordat er eventueel aanpassingen gedaan worden zal eerst onderzocht worden of
er alternatieve instrumenten zijn die een eventuele bestrijding even goed kunnen ondersteunen als een
permanent en "up to date" systeem.
28.
Wordt in het onderzoek gericht op de kweekvisserij naast het gezondheidsaspect het gehele
welzijnsaspect van vissen opgenomen?
Ja, in mijn nota dierenwelzijn ga ik nader in op de welzijnsaspecten bij de viskweek.
29.
Kunt u de definitie geven van 'vrijwel direct' uit de passage over het vrijwel direct na vangst gedood
worden van vissen in de beroepsmatige visserij?
30.
Valt het samengeperst worden en daarna meegesleept en opgehaald worden in grote netten, en
vervolgens op een vissersschip verdrukt worden onder grote hoeveelheden andere vissen ook onder de
definitie 'vrijwel direct'? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid om ook voor de zeevisserij
regels op te stellen met betrekking tot het doden van deze vissen?
31.
Bent u van plan het Besluit doden van dieren aan te passen aan de regels van de Europese Unie (EU) en
er regels voor het doden van vissen, zowel in de zeevisserij als de kweekvisserij toe te voegen? Zo ja, op
welke termijn? Zo neen, waarom niet?
In mijn nota dierenwelzijn ga ik nader in op het beleid t.a.v. welzijnsaspecten in o.a. de zeevisserij. Hierin
geef ik aan wat mijn prioriteiten zijn en geef ik eveneens aan dat ik de reeds beschikbare resultaten uit
het onderzoek naar welzijnsvriendelijke dodingsmethoden voor kweekvissoorten zal betrekken bij de
herziening van de EU-richtlijn voor het doden en slachten van dieren.
32.
Wat is momenteel het beleid met betrekking tot met geneesmiddelen behandelde vissen aangezien u
stelt dat van veel diergeneesmiddelen niet bekend is hoe lang het middel/werkzame stof in de vis blijft?
Wordt daar momenteel een wachttijd voor gehanteerd? Zo ja, hoe lang is die wachttijd en hoeveel
zekerheid geeft deze dat de vissen wanneer zij geconsumeerd worden geen residuen van geneesmiddelen
meer bevatten?
Dierenartsen kunnen onder bepaalde strenge voorwaarden niet-geregistreerde diergeneesmiddelen
toepassen bij dieren. Er moet in de eerste plaats sprake zijn van een "diergeneeskundige noodzaak" om
een dier te behandelen, wat met name het geval zal zijn als er sprake is van onaanvaardbaar lijden. Voor
zover het diergeneesmiddel wordt toegepast bij een voedselproducerend dier, moet de werkzame stof
in het diergeneesmiddel zijn toegelaten om te worden toegepast bij de betreffende diersoort.
In artikel 22 van het Diergeneesmiddelenbesluit is tot slot gekozen voor een trapsgewijs systeem: indien
er in Nederland géén geregistreerde diergeneesmiddelen beschikbaar zijn, kan de dierenarts allereerst
diergeneesmiddelen gebruiken die in Nederland zijn geregistreerd voor een andere toepassing of voor
toepassing bij een andere diersoort. Zijn dergelijke diergeneesmiddelen niet beschikbaar, dan kan de
dierenarts gebruik maken van diergeneesmiddelen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd om bij
dezelfde of een andere diersoort te worden toegepast, en zelfs van geneesmiddelen voor humaan
gebruik. Indien ook dergelijke middelen niet beschikbaar zijn, is het een dierenarts toegestaan om nietgeregistreerde
diergeneesmiddelen toe te dienen, die hijzelf of een apotheker op zijn recept heeft bereid
ten behoeve van een dier of een klein aantal dieren.
De in het kader van voorbedoelde "cascaderegeling" te hanteren minimale wachttermijn is 500
daggraden (daggraden = gemiddelde watertemperatuur van een dag in graden Celcius, bv 1 dag bij 20
graden Celcius is 20 daggraden). Als er aanwijzingen zijn dat die wachttermijn nog onvoldoende is om te
hoge residuwaarden te voorkomen dient die wachttermijn te worden verlengd.
In de "gedragscode voor viskwekers in Nederland" heeft de sector zich verplicht om de met een
diergeneesmiddel behandelde vissen zwaarder dan 5 gram, te testen op de aanwezigheid van eventuele
residuen alvorens deze voor consumptie aan te bieden. Overigens blijkt uit onderzoek van de VWA dat
het gebruik van diergeneesmiddelen in de viskweek in Nederland verminderd is.
33.
Waarom stelt u dat er geregistreerde diergeneesmiddelen voor vissen dienen te komen en stelt u geen
acties voor om dit te bewerkstelligen? Wat is hierin de rol van de overheid?
Hoewel registratie van diergeneesmiddelen in principe altijd de voorkeur heeft (beste garanties voor
veiligheid van middelen voor mens, dier en milieu), zijn daar aanzienlijke kosten mee gemoeid.
Producenten van diergeneesmiddelen maken daarom altijd een afweging tussen kosten en baten
voorafgaand aan een registratie. Gezien de relatief lage omzetten in visdiergeneesmiddelen zijn er
praktisch geen geregistreerde middelen voor vis in Nederland. Bij afwezigheid van geregistreerde
middelen mag onder bepaalde voorwaarden gebruik gemaakt worden van geregistreerde middelen voor
andere diersoorten (zie antwoord op vorige vraag). De rol van de overheid is ervoor te zorgen dat er
kaders zijn waarbinnen een adequaat pakket geregistreerde middelen voor vis tot stand komt en
waardoor de betrokken partijen bij afwezigheid van geregistreerde middelen onder alle
omstandigheden de voedselveiligheid kunnen waarborgen. Ik zal deze actie verder uitwerken in het
gezamenlijk met de sector en met de KNMvD nog op te stellen actieplan visgezondheid.
34.
Welke actie is de overheid bereid te nemen als de gedragscode voor viskwekers niet nageleefd blijkt te
worden?
36.
Kunt u aangeven welke belangen, andere dan economische, gediend zijn bij het overlaten van het
creëren van draagvlak voor een gedragscode aan de viskweeksector?
Met de gedragscode voor viskwekers geeft de sector invulling aan de wijze waarop zij maatschappelijk
verantwoord wil ondernemen en gaat verder dan wat wettelijk is voorgeschreven. Momenteel wordt
circa 80% van het volume aan kweekvis onder de voorwaarden van de gedragscode geproduceerd. De
code moet echter gezien worden als een "intentie" waarvan de betekenis in relatie tot het controlebeleid
beperkt is. Daarom zal ik de sector aansporen om een effectief systeem van zelfcontrole op te zetten. De
overheid blijft uiteraard wel zelf verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving.
35.
Waarom is er geen tijdsplan voor de visserij?
Zoals in de Nationale Agenda Diergezondheid aangeven zullen de acties worden uitgevoerd in de
periode 2007-2015. In het nog op te stellen actieplan visgezondheid zullen deze nader worden
geprioriteerd.
37.
Bent u voornemens ook andere partijen dan de sector te betrekken bij de inventarisatie van de aspecten
van de visgezondheid die prioriteit hebben? Zo ja, welke partijen? Zo neen, waarom niet?
Ik zal in eerste instantie de meest betrokken partijen benaderen bij het actieplan visgezondheid. Het
gaat dan om de koepelorganisaties van de viskwekers, de KNMvD en onderzoekers.
38.
Waar wordt aan gedacht als gesproken wordt over "verdere ontwikkeling van het instrument
risicoanalyses"?
Op dit moment worden risico analyses met name uitgevoerd op basis van de inventarisatie van
dierziekten situatie, dierstromen en verkeer tussen ons land en een land waar een uitbraak heeft
plaatsgevonden. Bedoeling is om dit systeem uit te breiden waarbij er naast genoemde facetten ook
aandacht komt voor de gevolgen van klimaatverandering, risico's van planten import en andere
bewegingen die een mogelijk risico vormen.
Niet in de laatste plaats zal het vertrouwen dat gegeven kan worden aan een dierziekte bestrijdende
organisatie in het land van herkomst een factor van betekenis worden bij het analyseren van risico's.
39.
Komt er een categorisatie van dierziekte, die anders is dan de Europese categorisatie?
In veel gevallen biedt Europese regelgeving weinig ruimte om in nationale implementatie- of
uitvoeringsregelgeving daarvan af te wijken. Uitgangspunt is dan ook dat er geen verschil gaat ontstaan
tussen de Nederlandse en de Europese categorisatie van dierziekten. Ook met het oog op een geljjk
speelveld en harmonisatie van de kostentoedeling verdient het de voorkeur geen andere nationale
categorisatie te hebben. De uitgangspunten op basis waarvan categorisatie plaats kan vinden worden in
gebracht in het Europese traject.
40.
Kunt u een overzicht geven van de kostentoedeling voor wat betreft de niet door de EU betaalde kosten
(het nationale deel) van de dierziektebestrijding in de lidstaten van de Europese Unie.
Nee, concrete en kwantitatieve informatie daarover ontbreekt. Bovendien hanteren de verschillende
lidstaten geen gelijke maatstaven voor toerekening van de kosten aan de bestrijding.
41.
Wat is de oorzaak van het beperkt aantal dierhouders dat zich verzekert voor het risico van uitgaven
voor dierziekten? Kan het zijn dat de premie te hoog is?
Wanneer houders schade lijden ten gevolge van dierziektebestrijding kunnen zij een tegemoetkoming
krijgen in de schade. Hiervoor bestaat een gesloten wettelijk stelsel. Alle overige kosten en schade vallen
onder het normale bedrijfsrisico en moeten dus door de houders zelf betaald worden. Het afdekken van
die overige schade en kosten door middel van verzekeringen heeft bij houders tot nu toe geen prioriteit
gehad. Ook verzekeringsmaatschappijen hebben hier niet tot nu toe niet uitgebreid in geïnvesteerd. Het
gaat hier om een nieuwe markt die nog in een ontwikkelingsfase verkeert.
42.
Acht u het gezien de grote druk door diverse ontwikkelingen op de dierenarts als poortwachter wenselijk
dat er ondersteuning komt vanuit het publieke domein?
43.
Aan welke ondersteuning van de dierenarts als poortwachter denkt de overheid?
44.
Schiet de houding "kijken of (dit) verdere ondersteuning verdiend vanuit het publieke domein" niet
ernstig tekort als de onafhankelijke positie van de dierenarts juist versterkt dient te worden?
Ik acht het wenselijk dat de dierenarts zijn rol als poortwachter voor dier- en volksgezondheid goed kan
invullen.
Hiervoor heb ik het aflopen voorjaar en deze zomer gesprekken gevoerd met dierenartsen, dierhouders
en overkoepelende organisaties over mogelijk te nemen maatregelen.
In mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16) heb ik u geïnformeerd over de
op dit moment meest wenselijk geachte ondersteuning vanuit het publieke domein.
Samen met dierenartsen, veehouders en betrokken overkoepelende organisaties zal ik beoordelen of
deze aanpak afdoende is of dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
45.
Waarom besteedt u geen aandacht in het hoofdstuk diergeneesmiddelen aan het gebrek aan
geregistreerde diergeneesmiddelen voor de zogenaamde 'minor species'?
Hoewel er in de Nationale Agenda Diergezondheid niet uitgebreid op diergeneesmiddelen wordt
ingegaan heeft het diergeneesmiddelenbeleid in het algemeen en het beleid voor minor species wel
degelijk mijn aandacht. De beschikbaarheid van geregistreerde diergeneesmiddelen voor minor species
kan problemen geven door de kosten/baten afweging die hierbij gemaakt wordt door de
farmaceutische industrie. Ik maak u erop attent dat er bij een tekort aan geregistreerde
diergeneesmiddelen in Nederland de mogelijkheid bestaat om via de cascade-regeling die is opgenomen
in de Europese regelgeving over toelating van diergeneesmiddelen (Richtlijn 2001/82/EG) gebruik te
maken van geregistreerde geneesmiddelen voor andere diersoorten, indicaties of mensen. Uiteraard
dient daarbij aan een aantal strenge voorwaarden te worden voldaan (zie het antwoord op vraag 32).
46.
Acht u de commercialisering van de verkoop van diergeneesmiddelen geen bedreiging voor uw doel om
het gebruik van diergeneesmiddelen te laten afnemen?
Zoals ik in mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16) heb aangegeven, kan
de commercialisering van de verkoop van diergeneesmiddelen een risico zijn om het gebruik van
diergeneesmiddelen te laten afnemen. Dit is ook een reden dat ik, zoals gesteld in die brief, met alle
betrokken partijen probeer afspraken te maken om tot een meer verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen te komen.
47.
Waarom wordt er niet ingezet op het stimuleren van meer alternatieve geneeswijzen en het doen van
onderzoek hiernaar?
De overheid stimuleert het onderzoek naar de toepassing van plantaardige alternatieven voor o.a.
antibiotica (zie mijn brief van 17 december 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 29683, nr. 16)). Hierbij moet wel
aan de eisen ten aanzien van de veiligheid voor mens, dier en milieu en de werkzaamheid worden
voldaan.
De stimulering van veterinaire, alternatieve geneeswijzen die niet aan de eisen van evidence-basedmedicine
voldoen, zie ik niet als taak van de overheid.
48.
Hoe zit het met het bewuster maken van reizigers die naar verre landen gaan met betrekking tot de
import van hobby en huisdieren? In hoeverre is er voldoende controle op de import van buitenlandse
certificaten, bijvoorbeeld Poolse en Tsjechische certificaten?
Zie antwoord vraag 23.
Importen vanuit Polen en Tsjechië moeten voldoen aan de geldende Europese regelgeving.
Controle op de veiligheid van deze importen en de juistheid van de certificaten is gebaseerd op de
inspecties, die door het Voedsel en Veterinaire Bureau van de EU-Commissie in de lidstaten worden
uitgevoerd.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit