Succes Nationale Landschappen vereist continuïteit in beleid
21.01.2008
Om de Nationale Landschappen op lange termijn te kunnen behouden en
ontwikkelen is meer continuïteit in het (rijks)beleid noodzakelijk
dan tot nu toe in Nederland het geval is. Het beschermen van
waardevolle cultuurlandschappen is een proces van lange adem. Het is
dan ook van belang dat het beleid voor de beschermde landschappen
duurzaam wordt verankerd. Dat kan door de belangrijkste doelstelling
voor beschermde cultuurlandschappen vast te leggen in de wet.
Dit is een van de aanbevelingen uit de RPB-studie âNationale
Landschappen. Beleidsdilemma's in de praktijk', die op 21 januari is
verschenen. Aanleiding voor deze studie is de vrees dat het Nationaal
Landschap, één van de concrete beschermingsacties van de
rijksoverheid uit de Nota Ruimte, in de huidige vorm een onvoldoende
krachtig beleidsinstrument is om waardevol cultuurlandschap te
behouden. Momenteel denkt het rijk na over mogelijke aanpassingen van
dit beleid. Met deze studie bieden de RPB-onderzoekers, mede aan de
hand van buitenlandse beleidspraktijken voor beschermd landschap, de
overheid daarvoor aanknopingspunten.
Wetgeving kan continuïteit beter waarborgen
Om succes van het beleid voor Nationale Landschappen in de toekomst te
garanderen is een langere beleidshorizon noodzakelijk. Dit kan door,
in navolging van Duitsland, Engeland en Frankrijk, de belangrijkste
doelstelling(en) van het beleid voor beschermde landschappen vast te
leggen in wetgeving. Ook een sectorale bestemming kan de Nationale
Landschappen bescherming bieden. Een voorbeeld is het instrument
âBeschermd Landschapsgezichtâ, waarmee behoud van een specifiek deel
van het Nationaal Landschap kan worden gegarandeerd. Bij toekomstige
wijziging van beleid zal het landschapsbelang steeds een centrale rol
spelen.
Continuïteit in het beleid gericht op beschermd gebied biedt
bovendien rechtszekerheid aan belanghebbenden en investeerders. Dit is
noodzakelijk voor het gewenste draagvlak en de (financiële) bijdrage
aan de uitvoering van het beleid door de lokale bevolking.
Differentiatie noodzakelijk
Niet alleen is een langere beleidshorizon van belang voor beschermde
landschappen, ook is het van belang rekening te houden met de
geografische ligging en samenstelling van de landschappen in
combinatie met drukfactoren vanuit andere ruimtelijke ontwikkelingen,
zoals de woningbouw en de economie. Een dergelijke differentiatie
biedt ook mogelijkheden voor alternatieve sturingsopties. Eerder dan
generieke beschermingsregimes sluiten specifieke, selectief in te
zetten regimes met een afgewogen mix van behoud én ontwikkeling beter
aan bij de verschillende opgaven in een Nationaal Landschap. Ideeën
voor een selectief en strikt beschermingsbeleid zijn te vinden in
Duitsland, waar de bescherming van specifieke landschappelijke
elementen zoals houtwallen onafhankelijk is geregeld van
gebiedsbestemmingen zoals Naturparke.
Heldere inhoudelijke kaders en afbakening van verantwoordelijkheden vereist
Voor een succesvol beleid gericht op het behoud en de ontwikkeling van
de Nationale Landschappen in de toekomst, is het tevens van belang dat
er op rijksniveau consistentie komt in dit beleid. Enerzijds door
interdepartementale afstemming over visies en taken, anderzijds door
een aanscherping en verheldering van het huidig concept Nationaal
Landschap.
In de praktijk is de nationale regierol ten aanzien van de Nationale
Landschappen onvoldoende helder uitgewerkt en nauwelijks ingevuld. Ook
is niet duidelijk hoe taken en verantwoordelijkheden over de
verschillende bestuurslagen (rijk, provincie en gemeenten) zijn
verdeeld. Deze onduidelijkheden zijn voor een deel het resultaat van
de gekozen beleidsstrategie: decentralisatie naar lagere overheden
terwijl het rijk het bestuurlijk proces faciliteert.
Het is daarom van belang dat het rijk in de nabije toekomst heldere
inhoudelijke kaders formuleert en taken en verantwoordelijkheden
afbakent. De nationale belangen van de Nationale Landschappen zouden
bijvoorbeeld kunnen worden verwoord in de (provinciale) structuurvisie
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Wanneer die belangen op
nationaal niveau worden vastgelegd, kan er ook meer evenwicht ontstaan
tussen centrale en decentrale bestuursniveaus.
Geef uitvoerders van beleid meer autoriteit
De uitvoerders van het beleid voor de Nationale Landschappen zouden
meer autoriteit kunnen krijgen op gebiedsniveau. Dit kan bijvoorbeeld
door de bestaande gebiedscommissies en/of projectbureaus meer
gedelegeerde bevoegdheden te geven over plantoetsing, inrichting en
beheer. Zo kennen de Britse National Parks regionale
gebiedsautoriteiten waarin stakeholders zijn opgenomen. Buitenlandse
voorbeelden laten bovendien zien dat betrokkenheid van private
partijen van belang is om daadwerkelijk successen te kunnen boeken bij
het behoud en de ontwikkeling van waardevolle landschappen.
Rijk als arbiter bij belangenconflicten
Vooral in de Nationale Landschappen die onder hoge druk verkeren,
zoals in de Randstad, zijn belangenconflicten onvermijdelijk. In
dergelijke gevallen, zou het rijk als arbiter kunnen optreden. Wanneer
in Frankrijk partijen in een Parc Naturel Régionaux door conflicten
bijvoorbeeld niet kunnen voldoen aan de gestelde doelen, kan de
overheid besluiten de parkstatus in te trekken. Van deze maatregel
gaat bovendien een preventieve werking uit. Vooral wanneer het
Nederlandse rijk minder centraal wenst te sturen, kan een dergelijke
maatregel een goede optie zijn; als bijvoorbeeld blijkt dat het belang
van Nationale Landschappen vaker dan gewenst het onderspit delft, kan
het rijk besluiten de status Nationaal Landschap in te trekken.
Bestellen:
Nationale Landschappen / druk 1
J. Jansen, Loek van den Broek & Peterse, N.
EINDE PERSBERICHT
---
Ruimtelijk Planbureau