Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Datum 17 januari 2008
Onderwerp Nader rapport inzake het ontwerp van een nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels voor een Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 november 2007, nr. 07.003784, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State (van het Koninkrijk) zijn advies inzake het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 december 2007, nr. W12.07.0430/III, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State adviseert rekening te houden met de onderstaande opmerkingen alvorens het ontwerp aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.


1.
De Raad van State adviseert nader te motiveren waarom gelet op de voorgestelde wijzigingen de aldus aangepaste regeling naast de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) nog nodig wordt geacht of anders van de voorgestelde regeling af te zien. Dit onderdeel van het advies was aanleiding paragraaf 1 van de toelichting (inleiding) aan te vullen met een alinea over de wenselijkheid van de IOW als zelfstandig uit te voeren regeling naast de IOAW.


2.
De Raad van State adviseert de toelichting op het gewijzigde artikel 4, vierde lid (oud) aan te vullen, en zo nodig het voorstel aan te passen. Artikel 4, vierde lid, zoals dat luidt in het oorspronkelijke wetsvoorstel, bepaalt dat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld over perioden gelegen voor 26 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering wordt ingediend. De nota van wijziging verving deze bepaling in eerste instantie met de bepaling, dat het UWV de uitkering binnen zes weken na indienen van de aanvraag zal betalen. Dat was niet beoogd. Op advies van de Raad wordt het voorstel op dit punt weer in oorspronkelijke staat hersteld, zij het dat de laatste zin van het oorspronkelijke vierde lid achterwege wordt gelaten. Hiermee wordt recht gedaan aan de motie van het lid Jurgens c.s. (Kamerstukken I 2005/06, 21 109, nr. A) welke inhoudt dat, ingevolge artikel 81 van de Grondwet, afwijken van een wet in formele zin alleen is toegestaan bij besluit van de regering en Staten-Generaal. Een delegatie bij wet in formele zin aan een lagere regelgever, welke die regelgever machtigt om af te wijken van de wet in formele zin, is dan ook niet toegelaten. In lijn met deze motie komt de laatste zin van het vierde lid van het oorspronkelijke artikel 4 te vervallen aangezien daarin was bepaald dat het UWV bevoegd is om in bijzondere gevallen af te wijken van de regel dat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld over perioden voor 26 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om uitkering werd ingediend.


3.
De redactionele opmerkingen van de Raad zijn overgenomen met uitzondering van de opmerking over artikel 24, zevende lid. In tegenstelling tot wat de Raad aangeeft, is het zevende lid ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel wel degelijk gewijzigd; namelijk daar waar in het zevende lid thans over "bestuurlijke boete" wordt gesproken (en in het oorspronkelijke wetsvoorstel van "boete"). Tevens is een beperkt aantal andere redactionele verbeteringen aangebracht.

Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)