Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

I. Algemeen
Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Het recht op IOW

3. Activering en re-integratie

4. Uitvoering

5. Overige aspecten

6. Financiële gevolgen

7. Evaluatie

HOOFDSTUK 1 INLEIDING


1.1. Algemeen
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het wetsvoorstel Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). Dit wetsvoorstel legt de nadruk op de deelname van oudere werk- lozen aan het arbeidsproces en biedt inkomensondersteuning zolang die deelname nog geen feit is. De regering stelt met genoegen vast dat de meeste fracties deze doelstellingen over- wegend ondersteunen. Zo geven de leden van de CDA-fractie aan in grote lijnen met het wetsvoorstel in te stemmen. De leden van de PvdA-fractie achten het van groot belang dat personen die onvrijwillig werkloos zijn, kunnen vertrouwen op een goede inkomensvoorzie- ning en op hulp bij het vinden van een nieuwe betaalde baan en constateren dat het wetsvoor- stel hierop aansluit. Ook de leden van de SP-fractie en de SGP-fractie staan positief tegenover de verbeteringen van de IOW ten opzichte van de IOAW.
Naar de mening van de leden van de VVD-fractie is het van groot belang dat er een goed sociaal vangnet is voor (oudere) werkzoekenden, terwijl gelijkertijd de arbeidsparticipatie van ouderen wordt bevorderd. Hoewel de leden van de fractie van de PVV geen voorstander zijn van verdere uitbouw van de sociale voorzieningen, stemmen zij in met de nadruk die gelegd wordt op activering op de arbeidsmarkt van deze groep oudere werklozen. De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven de noodzaak om voor oudere werklozen een inkomen te garanderen. Het verslag bevat vragen ter verduidelijking bij het wetsvoorstel.

Zoals gemeld1, heeft het verslag aanleiding gegeven de systematiek en vormgeving van de IOW nader te onderzoeken. Dit heeft geleid tot een nota van wijziging op het onderhavige wetsvoorstel, die het voorstel eenvoudiger, inzichtelijker en minder ingrijpend maken dan het oorspronkelijke voorstel, terwijl het niet ten koste gaat van de beoogde inkomensbescherming voor oudere werklozen.

Bij de beantwoording van de vragen is rekening gehouden met deze nota van wijziging. Met de nota van wijziging wordt voorgesteld om partners en 50-plussers niet meer tot de kring van rechthebbenden te laten behoren. Antwoorden op vragen over partnerverplichtingen en de IOW 50+ zijn niet meer van relevant voor het wetsvoorstel en komen daarom in deze nota naar aanleiding van het verslag niet meer terug. De volgorde van het verslag is aangehouden, maar in een enkel geval, waar samenvoeging van een aantal vragen en antwoorden voor de hand lag, is hiervan afgeweken. Zo zijn de vragen over het tijdelijke karakter van de IOW- regeling in dit hoofdstuk beantwoord en de vragen over de sollicitatieplicht en de re-integratie van IOW-gerechtigden in hoofdstuk 3. Alle financiële vragen zijn beantwoord in hoofdstuk 6.


1 Brief over wijziging van het onderhavige wetsvoorstel, Kamerstukken II 2006/07, 30 819, nr. 6.
---


1.2. Doelstelling IOW
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in te gaan op de doelstelling van de IOW en dan met name ten opzichte van de IOAW.

Tussen de doelstelling van de IOW en die van de IOAW bestaat geen verschil. Beide voorzie- ningen kennen een tweeledige doelstelling. Ten eerste het bevorderen van de arbeidsdeelname van ouderen. De IOW is activerend omdat de IOW-gerechtigde zich moet houden aan de verplichtingen tot arbeidsinpassing. De IOW kent een sollicitatieplicht tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit geeft een belangrijk signaal aan werknemers, werkgevers en uitkeringsgerechtigden om de arbeidsdeelname van ouderen te bevorderen. De tweede doelstelling is het garanderen van een inkomen voor oudere werklozen tot aan de leeftijd van 65 jaar, waarbij zij niet te maken krijgen met een vermogenstoets. De IOW biedt daarmee een inkomensgarantie die qua uitkeringsregime tussen de Werkloosheidswet (WW) en de Wet werk en bijstand (WWB) ligt.

De verschillen tussen de IOW en de IOAW betreffen de invulling van deze doelstelling. In- houdelijk verschilt de IOW van de IOAW met name door de beperking van de doelgroep tot
60-plussers en doordat een toets op partnerinkomen bij de IOW ontbreekt. Een ander verschil betreft de uitvoering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).


1.3. Het advies van de SER en het kabinetsstandpunt
De IOW is gebaseerd op het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) van 15 april
2005 over de WW2. De kernelementen van het door de Raad voorgestelde werkloosheids- stelsel en de hoofdstructuur van de door de Raad voorgestelde inrichting van de IOW zijn door het kabinet overgenomen in het kabinetsstandpunt3. Bij de verdere uitwerking en invulling van IOW heeft de regering op bepaalde punten een nadere afweging gemaakt.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een schematisch overzicht kan verschaf- fen op welke punten zij afwijkt van dit SER-advies en wat de reden hiervoor is. In schema 1 zijn de afwijkende punten opgenomen. Met betrekking tot de invulling van de sollicitatie- plicht in de IOW, waarvan de leden van de SP-fractie suggereren dat deze afwijkt van het SER-advies, stelt de regering dat hiervan geen sprake is. Dit onderdeel stemt geheel overeen met het SER-advies.

Schema 1.1. Wetsvoorstel IOW en afwijkende punten van SER-advies

1. Doelgroep IOW
SER-advies De SER stelt voor een inkomensvoorziening in te voeren voor werkloze werknemers die bij aanvang van de werkloosheid 50 jaar of ouder zijn. Qua uitkeringsregime gaat de SER voor 50-plussers uit van de huidige IOAW en voor
60-plussers van de vroegere WW-vervolguitkering. wetsvoorstel De regering stelt met de nota van wijziging voor een inkomensvoorziening in te voeren voor werkloze werknemers die bij aanvang van de werkloosheid 60 jaar of ouder zijn. Qua uitkeringsregime wordt uitgegaan van de vroegere WW- vervolguitkering. Voor werkloze werknemers die bij aanvang van hun werkloosheid
50 jaar of ouder zijn, maar nog geen 60 jaar, blijft de IOAW van toepassing. reden(en) De doelgroepbeperking die in de nota van wijziging wordt voorgesteld, leidt tot een eenvoudiger, inzichtelijker en minder ingrijpend voorstel dan het oorspronkelijke voorstel en gaat niet ten koste van de beoogde inkomensbescherming voor oudere werklozen.


2 Sociaal-Economische Raad, Toekomstbestendigheid Werkloosheidswet, 15 april 2005, publicatienummer 5.
3 Kabinetsstandpunt Werkloosheid en ontslagrecht, Kamerstukken II 2004-05, 30 109, nr. 1.
---


2. Uitvoeringsinstantie
SER-advies De SER stelt voor de IOW te laten uitvoeren door gemeenten. wetsvoorstel De regering stelt voor de IOW te laten uitvoeren door het UWV. reden(en) Gelet op:

· de wenselijkheid van een één-loketbenadering,
· de te behalen schaalvoordelen en uniformiteit bij uitvoering door het UWV, en
· de beperkte prikkels die zullen uitgaan van het door de SER voorgestelde financieringsregime,
concludeert de regering dat uitvoering van de IOW door UWV de voorkeur geniet.
3. Financiering IOW
SER-advies De SER stelt een financieringssystematiek analoog aan de WWB voor. wetsvoorstel De regering stelt voor de financiering vanuit het Toeslagenfonds te regelen. reden(en) · Nu ervoor gekozen is de IOW uit te laten voeren door het UWV (zie vorig punt) ligt financiering volgens de WWB-systematiek minder voor de hand.
· De regering stelt, in aansluiting op het SER-advies, voor de IOW te financieren vanuit de algemene middelen.

· Gelet op de tijdelijkheid van de regeling stelt de regering voor geen nieuw apart fonds in het leven te roepen, maar de financiering van de IOW te laten verlopen via het Toeslagenfonds.

De regering stelt voor de IOW open te stellen voor oudere werklozen die op of na 1 oktober 2006 en vóór 1 juli 2011 werkloos zijn geworden. De laatste IOW'er stroomt dan in op 31 augustus 20144. En de IOW vervalt met ingang van 1 juli 2016, omdat dan de laatste IOW'er is uitgestroomd (65 jaar). Over het tijdelijke karakter van de IOW en het noemen van een laatste instroomdatum in de IOW zijn door alle fracties die inbreng hebben geleverd, vragen gesteld.

Veel fracties stellen de vraag waarom nu al wordt vastgesteld dat de IOW in 2011 zal eindi- gen en niet de resultaten van de evaluatie worden afgewacht. Zo kunnen de leden van de CDA-fractie zich voorstellen dat de regeling een meer duurzaam karakter krijgt en pleiten voor een evaluatie van de regeling in 2010, zonder op voorhand aan te sturen op het beëin- digen van de regeling in 2011. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering niet voorstelt om de regeling te behouden, tenzij blijkt dat de arbeidsmarktpositie van oudere werklozen zodanig is verbeterd dat geen extra inkomensbescherming meer nodig is. De leden van de SP-fractie vragen eveneens waarom nu al wordt vastgesteld dat de IOW in 2011 zal eindigen. Waarom verwacht de regering dat na 2011 geen behoefte meer zal zijn aan een regeling als de IOW? Is het niet zo dat altijd een groep zal blijven bestaan die door omstan- digheden na een langdurig werkzame periode geen baan zal vinden? Is het de opvatting van het kabinet dat tegen die tijd de WWB volstaat? Of blijft de IOAW in zijn huidige vorm bestaan na afloop van de IOW? zo vragen de leden van de SP-fractie. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen aandacht voor de genoemde einddatum in het wetsvoor- stel. Zou het niet beter zijn om pas bij de evaluatie een besluit te nemen over al dan niet voortbestaan van de IOW-regeling? De leden van de SGP-fractie vragen ten slotte om de IOW pas te beëindigen wanneer sprake is van voor de betrokkenen reële werkgelegenheids- perspectieven als gevolg van voldoende vraag naar arbeid. De leden van de VVD-fractie vragen aan de andere kant waarom de beëindiging van de IOAW niet ook in onderhavig wetsvoorstel is geregeld.


4 De 60-jarige werkloze die op 30 juni 2011 werkloos wordt (de laatst mogelijke datum van de laatst mogelijke casus), is geboren in 1951 en wordt in 1969 18 jaar. Hij heeft maximaal recht op een WW-uitkering van 38 maanden. Deze werkloze heeft bij voortdurende werkloosheid, op 31 augustus 2014 recht op IOW.
---

De regering beschouwt, evenals de SER, de IOW in beginsel als tijdelijke regeling. De hori- zonbepaling benadrukt dit tijdelijke karakter. Het beleid met betrekking tot de arbeidsparticipatie voor en na het 65e levensjaar is nog volop in verandering. Voorjaar 2008 zal er ondermeer nader ingegaan worden op de mogelijkheden en belemmeringen van arbeid na 65 jaar. Dat mag geen reden zijn de voorziening nu niet te treffen, maar maakt tegelijk dat deze te zijner tijd bezien moet worden in het licht van andere wijzigingen. Aan de hand van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kan bij de evaluatie in 2010 worden bezien of op dat moment nog voldoende redenen bestaan voor een aparte voorziening voor oudere werklozen. Als dat het geval is, kan het kabinet in 2011 besluiten de IOW niet te beëindigen.

De regering heeft met het onderhavige wetsvoorstel niet willen vooruitlopen op de besluit- vorming over de IOW die naar aanleiding van de evaluatie in 2010 zal moeten plaatsvinden. Toch moet in het wetsvoorstel een voorlopige keuze gemaakt worden over de inkomens- bescherming van oudere werklozen op de langere termijn. De regering kiest ervoor een eind- datum in de IOW op te nemen en de IOAW niet af te sluiten. Daarbij laat een IOW voor on- bepaalde tijd ook een ander financieel plaatje zien (zie hiervoor hoofdstuk 6). In de vorige kabinetsperiodes zijn al diverse maatregelen genomen met als oogmerk het be- roep van ouderen op de WW te beperken.5 Dit kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verder versterken. Hiertoe wil ik met name de kans op werkhervatting van oudere werklozen vergroten. Een structurele IOW past niet bij deze doelstelling.

De regering heeft vervolgens bewust gekozen voor de datum van 1 juli 2011 als laatste instroomdatum in de IOW, zodat het mogelijk is de resultaten van de evaluatie in 2010 af te wachten. Het kiezen van een eerder tijdstip voor de laatste instroomdatum, waarnaar de leden van de VVD-fractie vragen, zou leiden tot onzekerheid en onduidelijkheid voor werknemers. Deze werknemers hebben dan geen zekerheid wat hun rechtspositie is op het moment dat zij werkloos worden. Pas na de evaluatie zal de beslissing vallen of de IOW-regeling verlengd, gewijzigd of definitief beëindigd wordt. De datum 1 juli 2011 moet in die zin ook worden gezien als een voorlopige laatste instroomdatum.

De regering wil benadrukken dat oudere werklozen die bij aanvang van de werkloosheid 50 jaar of ouder, maar nog geen 60 jaar zijn, in aanmerking kunnen blijven komen voor de IOAW. Er is geen besluit genomen over de intrekking van de IOAW. Voor 60-plussers die op of na 1 juli 2011 werkloos worden, blijft vooralsnog toegang bestaan tot de IOAW, dit in antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de PvdA, de VVD, de SP en de SGP. In de nog op te stellen Invoerings- en aanpassingswet IOW zal geregeld worden dat de IOAW niet van toepassing is op IOW-gerechtigden. Dat betekent dat oudere WW-gerechtigden die op of na 1 oktober 2006 werkloos worden en recht hebben op een IOW, geen beroep kunnen doen op de IOAW.

Schema 1.2. Instroom in IOW of IOAW
De persoon die 60 jaar of ouder is op komt na afloop van de WW-periode van ten minste drie de eerste werkloosheidsdag en maanden in aanmerking voor
· werkloos vóór 1 oktober 2006 IOAW

· werkloos op of na 1 oktober 2006 en IOW
vóór 1 juli 2011

· werkloos op of na 1 juli 2011 IOAW


5 Dit betreft onder andere de vrijstelling van de basispremie WIA voor oudere werknemers, de invoering van een fiscale ouderenkorting, de herinvoering van de sollicitatieplicht voor oudere werklozen, de afschaffing van de vervolguitkering en de verkorting van de maximale WW-duur.

---

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het wenselijk acht om de IOAW ook door UWV te laten uitvoeren voor personen die na 1 juli 2011 werkloos raken en vragen dit nader te motiveren.

De uitvoering van de inkomensvoorziening(en) voor personen die op of na 1 juli 2011 werkloos raken, is onderwerp van de evaluatie die in 2010 zal worden uitgevoerd.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering te kwantificeren wanneer volgens haar voor de doelgroep van de IOW sprake is van `reële werkgelegenheidsperspectieven als gevolg van voldoende vraag naar arbeid' (formulering ontleend aan SER-advies 05-05, blz. 112).

Het kabinet heeft als doelstelling de arbeidsparticipatie in Nederland tot 80 procent te verho- gen. Dit is gewenst in het licht van een vergrijzende samenleving. Ouderen (55-plussers) zijn belangrijk om deze doelstelling te verwezenlijken. Ten eerste door de (stijgende) omvang van de groep ouderen (thans 2 miljoen personen) en ten tweede door de nog te lage participatie van deze groep.

Sinds het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw is de arbeidsparticipatie van ouderen aan het stijgen. Onderstaande cijfers (schema 1.3) illustreren de progressie die gemaakt is. In de leeftijdsgroep 55-59 jaar stijgt de arbeidsdeelname met bijna 20% punt. In de leeftijdsgroep 60-64 is er bijna een verdubbeling van de arbeidsdeelname.

Schema 1.3. Arbeidsparticipatie ouderen