Hoge Raad verwerpt klachten in zogenaamde Kraggenburg-zaken
De Hoge Raad heeft op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in de
samenhangende strafzaken tegen de verdachten M, Van E en B.
Het gaat in deze zaken, onder meer om het volgende.
Bij verschillende gelegenheden zijn drie Afrikaanse vrouwen, die
illegaal in België verbleven, naar Nederland gelokt onder het
voorwendsel dat zij veel geld zouden kunnen verdienen. De vrouwen zijn
naar een loods in Kraggenburg (gemeente Noordoostpolder) gebracht en
daar onder grote druk aan een lange reeks (seksuele) perversiteiten
onderworpen en vernederd. Daarbij werd grof geweld gebruikt en daarin
hadden ook honden een aandeel. De handelingen werden met camera's
vastgelegd. De zaak is aan het licht gekomen, nadat de slachtoffers
wisten te ontsnappen.
Ten laste van de verdachten zijn zedendelicten, wederrechtelijke
vrijheidsberoving, deelneming aan een criminele organisatie en
vermogensdelicten bewezenverklaard.
Op 23 mei 2006 heeft het hof Arnhem, met verwerping van de gevoerde
verweren, de verdachte M. tot zeven jaren gevangenisstraf en TBS met
bevel tot verpleging, de verdachte E. tot zeven jaren gevangenisstraf
en de verdachte B. tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld (zie
bijv. hof Arnhem 23 mei 2006, LJN: AX3969).
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad:
De verdachten hebben cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraken van
het hof.
In cassatie is de zaak voor de verdachte M behandeld door mr. J.
Kuijper, advocaat te Amsterdam, voor de verdachte Van E. door mr.
M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam en voor de verdachte B.
door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam
De klachten in cassatie hebben onder meer betrekking op de
bewijsvoering, de procesgang in eerste aanleg en hoger beroep en de
oplegging van de TBS-maatregel.
Advocaat-generaal mr. A.J.M. Machielse heeft in zijn conclusies van
20.11.2007 de Hoge Raad geadviseerd de klachten die in de
cassatieprocedure zijn ingediend te verwerpen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de klachten in alle zaken verworpen.
De klachten met betrekking tot de bewijsvoering zijn in hoofdzaak
verworpen met de verkorte motivering bedoeld in art. 81 RO.
In de zaak van de verdachte M. is in de procedure bij het hof Arnhem
gesteld dat door fouten in de procesvoering in eerste aanleg bij de
rechtbank geen berechting door een onpartijdige rechter in de zin van
art. 6 EVRM heeft plaatsgevonden. Het hof heeft geoordeeld dat de
procesvoering in eerste aanleg gebreken vertoont, maar dat dat niet
meebrengt dat terugwijzing naar de rechtbank behoeft plaats te vinden.
De Hoge Raad is van oordeel dat het hof die beslissing toereikend
heeft gemotiveerd en dat het hof geen blijk heeft gegeven van een
onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad heeft over de TBS vooropgesteld dat de vaststelling of
sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis aan
de feitenrechter is. Vervolgens heeft hij geoordeeld dat het hof de
vaststelling, dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens,
voldoende heeft gemotiveerd.
De Hoge Raad acht daarom de oplegging van de maatregel TBS voldoende
gemotiveerd.
Gevolgen van deze uitspraken
De veroordeling van de drie verdachten is door de uitspraak van de
Hoge Raad definitief geworden. Wel is in de zaken van de verdachten M.
en Van E. vanwege een overschrijding van de redelijke termijn vier
maanden korting op de straf verleend.
Zie voor de volledige uitspraken:
met zaaknummer 00101/07: BC1311
met zaaknummer 00102/07: BC1314
met zaaknummer 00103/07: BC1317
Het bovenstaande is een samenvatting van de uitspraken van de Hoge
Raad van 22 januari 2008 in drie zaken. Bij verschil tussen deze
samenvatting en een volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.
Den Haag, 22 januari 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummers
BC1311
BC1314
BC1317
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 22 januari 2008 Naar boven