Partij van de Arbeid

Den Haag, 21 januari 2007

Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

over moeder- en babysterfte


1.
Hebt u kennisgenomen van het artikel waarin staat dat babysterfte tijdens de nachtelijke bevallingen in het ziekenhuis 23% hoger liggen dan overdag? 1
2.
Klopt het dat de moedersterfte de afgelopen 20 jaar is gestegen? klopt het dat in meer dan 50% van de gevallen hiervan sprake is van ondermaatse zorg? kunt u precies aangeven om hoeveel vrouwen het gaat dat tijdens de bevalling komt te overlijden en wat de precieze oorzaken hiervan zijn? Kunt u aangeven, met cijfermatige onderbouwing, hoe deze ontwikkeling de afgelopen 20 jaar heeft plaats kunnen vinden?
3.
Loopt er op dit moment een onderzoek naar moedersterfte? zo nee, bent u bereid een onderzoek hiernaar in te stellen?
4.
Klopt het in het artikel gestelde bewering dat het aantal verwijzingen van zwangere vrouwen naar ziekenhuizen is toegenomen? zo ja, waar ligt dit precies aan volgens u?
5.
Klopt het dat het percentage keizersneden in de afgelopen 20 jaar verdrievoudigd is tot ongeveer 15%? Zo ja, wat zijn volgens u de redenen hiervan?
6.
Deelt u de mening van de schrijvers van het genoemde artikel dat het aantal beperkte kraamuren een belangrijke rol spelen in de doorverwijzing naar ziekenhuizen en dat een continue begeleiding van de zwangere tijdens de bevalling ontbreekt met alle gevolgen van dien? Klopt het dat ook de verloskundige niet meer de hele tijd aanwezig is bij de thuisbevalling?
7.
Wat is uw mening over de huidige beschikbaarheid van de gynaecologen waarover de schrijvers van het bovengenoemde artikel naar verwijzen, namelijk dat gynaecologen slechts bereikbaar zijn op vijf werkdagen per week en dan tussen 8.00 en 18.00? Klopt deze bewering en zo ja, wat is uw mening hierover? Geldt de 24 uurs beschikbaarheid alleen voor de gynaecologen of ook voor de kinderartsen, OK-team en anaesthesiologen? herinnert u zich de schriftelijke vragen over de pijnstilling in de vorm van epidurale analgesie (ruggenprik) waaruit bleek dat in veel ziekenhuizen niet mogelijk is omdat anesthesiologen alleen op werkdagen beschikbaar waren?
8.
Wat is uw oordeel over de gedane uitspraak in hetzelfde artikel dat bevallen in nachtelijke uren in obstetrische afdelingen minder veilig zijn?
9.
Is het waar dat de kwaliteit van de verloskundige ketenzorg in Nederland als geheel nauwelijks wetenschappelijk is onderzocht? zo ja, deelt u de mening van de gynaecologen dat dit onontbeerlijk is in een gezond geboorteproces en in het tegengaan van moeder- en babysterfte? Bent u bereid een wetenschappelijk onderzoek te laten instellen naar de kwaliteit van de verloskundige zorg in Nederland?
10.
Deelt u de mening van de gynaecologen om tot een concentratie van de 24-uurszorg te komen voor moeder en kind? zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Deelt u de mening dat concentratie van zorg in bijvoorbeeld 50 centra de verloskundige zorg als geheel (inclusief kinderartsen, anaesthesiologen etc) zou verbeteren?


11.
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van het lid Arib2 over de bonus van zorgverzekeraars aan verloskundigen om stuitliggingen te kunnen doen? Herinnert u zich de antwoorden waarin uw voorganger afspraken heeft gemaakt met zorgverzekeraars en verloskundigen met als doel de kwaliteit van de verloskundige zorg te verbeteren en doorverwijzingen naar ziekenhuizen te verminderen? wat is van deze afspraak terecht gekomen? Hoe komt het dat in het bovengenoemde artikel de twee gynaecologen het tegengestelde beweren namelijk dat de kwaliteit niet goed is en dat de verwijzingen naar ziekenhuizen zijn toegenomen?
12.
Herinnert u zich het onderzoek (PERISTAT; data over 1999; publicatie o.a. Buitendijk en Nijhuis, NTvG 2004, 143: 1853-1855) waarin gesteld werd dat per duidend baby's 13,4 baby's overlijden en dat daarvan 1 op de 10 (9 procent) in verband te brengen is met de organisatie van de verloskundige zorg? Welke concrete maatregelen hebt u sindsdien genomen om het aantal babysterfte terug te dringen?
13.
Herinnert u zich het antwoord op de vragen van het lid Arib3 namelijk dat bij doorverwijzing naar de tweedelijn de Inspectie voor de Gezondheidszorg altijd blijft toezien op de kwaliteit van de zorg en bij constatering van problemen onderzoek uitvoert? heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de afgelopen periode geen signalen gekregen dat het niet goed gaat met de zorg aan moeder en kind? Zo ja, welke signalen waren dat en wat heeft de Inspectie hiermee gedaan?
14.
Hoe moet volgens u de zorg aan zwangeren zodanig worden georganiseerd dat efficiëntie en kwaliteit van de zorg hoogwaardig worden en het aantal "vermijdbare" sterfte bij baby's en moeder tot een minimum kan worden teruggebracht?
15.
Wat is uw ambitie als minister om de baby- en moedersterfte in Nederland als hoge prioriteit aan te merken en met concrete maatregelen te komen om dit probleem aan te pakken?
16.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het tweede vergelijkend onderzoek naar babysterfte in de landen van de Europese Unie (PERISTAT 2)?
17.
Bent u bereid om op korte termijn in overleg te gaan met de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), de Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen (KNOV), de Nederlanse Vereniging voor Kinderartsen (NVK), de Nederlandse Vereniging voor anaesthesiologie (NVA) en instellingen voor de kraamzorg om de tafel te gaan zitten en met een concreet plan te komen om dit probleem aan te pakken en de Kamer hierover te informeren?


---


1. Medisch Contact d.d 17 januari 2008

2. Schriftelijke vragen van het lid Arib over pijnstilling/ruggenprik d.d. 20-5-2005
3. Schriftelijke vragen van het lid Arib d.d. 18-12-2006

Leo van der Helm
Medewerker Persvoorlichting
Tel: 070 - 318 2704
l.vdhelm@tweedekamer.nl