PERSBERICHT

Onderzoek laat flinke stijging zien

PIV wil normering nota belangenbehartiger bij personenschade

Den Haag, 24 januari 2008 - De uurtarieven van belangenbehartigers, die gevallen van personen-schade behandelen, zijn de afgelopen vijf jaar met ongeveer 25% gestegen. Twee keer zoveel als de inflatie in ons land. Het Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) wil namens de verzekeraars komen tot een normering voor de vergoeding van deze zogenoemde buitengerechtelijke kosten. Directeur Theo Kremer: "Slachtoffers zijn daarbij gebaat omdat hierover tijdens de schaderegeling dan geen discussie meer is en zaken sneller kunnen worden afgehandeld." Kremer licht zijn voorstel morgen toe tijdens een congres van de vereniging van Letselschadeadvocaten (LSA) in Den Haag.

De kosten van belangenbehartigers worden als schadepost vergoed bij personenschade als de nota's voldoen aan een zogenoemde (door de Hoge Raad in 1987 geĂŻntroduceerde) redelijkheidstoets. In de praktijk zorgen die nota's voor veel discussie met de verzekeraars over uren en uurtarief en dat bevordert een snelle en soepele afwikkeling van de schade niet. Bij kleinere schaden bestaat vaak de helft van de schade uit de kosten van de belangenbehartiger. PIV directeur Kremer: "De vraag is of dit maatschappelijk wel verantwoord is. Het komt regelmatig voor dat in eenvoudige zaken een uurtarief van meer dan 200 Euro wordt berekend, zelfs door niet-juristen."

Onderzoek
Het PIV wilde meer inzicht in de mate van stijging van de uurtarieven en heeft prof. Michael Faure van de Universiteit van Maastricht opdracht gegeven hiernaar een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Hij heeft ongeveer 1000 schadedossiers bekeken en ook onderzocht wat de omvang van de buitengerechtelijke kosten is als percentage van het totale schadebedrag. Uit het onderzoek blijkt nu dat de stijging van de uurtarieven over de jaren 2001 tot en met 2006 bijna 25 procent bedraagt. Twee keer zoveel als de inflatie in Nederland. Opvallend is dat de tarieven van de schaderegelingbureaus meer zijn gestegen dan die van advocaten. En ook is vastgesteld dat deze kosten van belangenbehartigers gemiddeld 20 procent van het schadebedrag vormen. Bij kleinere schaden is dit percentage nog veel hoger. Het totaalbedrag aan vergoeding van deze buitengerechtelijke kosten per jaar is ongeveer 200 miljoen Euro. Volgens professor Faure kan deze forse stijging mede zijn ontstaan door het gebrek aan marktwerking. Een slachtoffer zal de keuze van een belangenbehartiger niet laten afhangen van het uurtarief omdat deze kosten doorgaans voor rekening van de verzekeraar zijn.

Normering
Het PIV vindt deze uitkomsten zorgelijk en steunt prof. Faure in zijn pleidooi voor een normering van de vergoeding van kosten van belangenbehartigers. Directeur Kremer zal een voorstel doen tijdens het LSA-Symposion "De kosten van het geschil", dat op 25 januari 2008 wordt gehouden in het Kurhaus te Scheveningen. Gedacht wordt aan een vaste relatie tussen het schadebedrag en de omvang van de buitengerechtelijke kosten. Daar heeft het PIV al goede ervaringen mee. Ook tariefafspraken zouden een oplossing kunnen zijn. Theo Kremer: "Wij verwachten veel van zo'n normering. Dan ontstaat er tijdens de schaderegeling namelijk geen discussie meer over. Als dat als verstorende factor van tafel is pakt het alleen maar positief uit voor het slachtoffer. Die wordt er door een snellere en soepele afhandeling van de personenschade alleen maar beter van. Daarom roepen we de belangenbehartigers op samen met ons snel tot normering te komen."