Onderzoek inkoopvoordelen apotheekhouden
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2827293
24 januari 2008
In de begeleidende brief bij mijn langetermijnvisie op de extramurale
geneesmiddelen-voorziening, die ik u op 15 januari 2008 heb
toegestuurd (kenmerk GMT/VDG 2825975), heb ik aangegeven dat ik u
later die week zou informeren over de wijze waarop ik onderzoek naar
inkoopvoordelen voor apotheekhoudenden wil laten uitvoeren. Met deze
brief doe de toezegging gestand.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 21 december 2007 (kenmerk
GMT/VDG 2823013) vind ik accurate en actuele informatie over
inkoopvoordelen van groot belang voor de uitvoering van mijn
langetermijnvisie, als basis voor een nulmeting en om te achterhalen
of extrapolaties van gegevens uit het verleden bruikbaar zijn en een
basis bieden voor een al dan niet gemodificeerde wijze van
extrapoleren in de nabije toekomst. Ik zie hierbij twee, elkaar
versterkende, sporen voor me.
1) Kwalitatief
Het onderwerp inkoopvoordelen bij apotheekhoudenden is een complexe
materie. Ik vind het belangrijk om goed inzicht te krijgen - en u te
kunnen bieden - in de wijze waarop inkoopvoordelen tot stand komen. Ik
zal daarom de Commissie Monitoring Transitieakkoord, waarin ter zake
kundige vertegenwoordigers van alle Transitieakkoordpartijen zitting
hebben, verzoeken om een leesbare en begrijpelijke beschrijving van de
gang van zaken in de praktijk te geven die het mogelijk maakt de
complexiteit te doorgronden en feiten en ficties over inkoopvoordelen
van elkaar te kunnen onderscheiden.
2) Kwantitatief
Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek is de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) de aangewezen organisatie, met voor deze
onderzoekvraag voldoende verstrekkende bevoegdheden. Ik zal de NZa
verzoeken om, al dan niet binnen het kader van de reguliere
monitoringswerkzaamheden van de NZa, onderzoek te doen op basis van zo
actueel mogelijke gegevens op een wijze die het mogelijk maakt om de
inkoopvoordelen volledig in beeld te krijgen. Dat onderzoek zou een
nadere onderbouwing moeten geven voor de hierboven genoemde nulmeting
van de inkoopvoordelen anno 2007. Hierbij denk ik aan gegevens
afkomstig bijvoorbeeld uit boekenonderzoek (onder meer naar betalingen
en contracten) bij groothandels, generieke en specialité-industrie,
importeurs en apotheekhoudenden.
Ik stel mij voor dat dit onderzoek gericht is op alle op geld
waardeerbare inkoopvoordelen (waaronder bijvoorbeeld beloningen in
natura en vergoedingen voor personeel), waarbij een onderscheid wordt
gemaakt naar de diverse inkoopkanalen van geneesmiddelen (generiek,
parallel en specialité). Ik zal de NZa verzoeken om indien hiervoor
gegevens moeten worden verkregen van vóór 2007, dit in het onderzoek
mee te nemen.
De resultaten van dit onderzoek kunnen dan vergeleken worden met de
uitkomsten van de bij het Transitieakkoord toegepaste extrapolatie en
resultaten voor 2007. Ik zal de NZa vragen op basis van deze
vergelijking een uitspraak te doen over de bruikbaarheid en
methodologie van nieuwe extrapolaties.
Indien er op basis hiervan nieuwe inzichten ontstaan over de hoogte
van de inkoopvoordelen, zullen die worden betrokken bij de monitoring
en verdere uitvoering van het Transitieakkoord in 2009. Eventuele
nieuwe inzichten werken niet terug naar eerdere jaren.
Het opzetten van het onderzoek naar inkoopvoordelen vindt plaats tegen
de achtergrond van de recente ontwikkelingen die ik heb geschetst in
mijn brief van 18 januari 2008 (kenmerk GMT/VDG 2827061). Het daar
aangekondigde traject beoogt een bestendige oplossing voor het
probleem van margeconcurrentie en inkoopvoordelen te vinden en te
realiseren.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink