Ministerie van Defensie

24-01-2008
Rijkswet Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba Ondertekenaar: E. van Middelkoop

Inleiding

Met veel belangstelling heeft de regering kennisgenomen van het voorlopig verslag van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking over de Regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba). De regering constateert dat ook de Eerste Kamer het belang van de wettelijke vastlegging van de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de Kustwacht onderschrijft. De vragen en opmerkingen die voortvloeien uit het verslag geven de gelegenheid de strekking en inhoud van het voorstel van Rijkswet op een aantal punten nader te verduidelijken. Zij hebben vooral betrekking op de Exclusieve Economische Zone voor de Nederlandse Antillen en Aruba, de relatie met het proces naar de nieuwe staatkundige verhoudingen van het Land de Nederlandse Antillen en operationele aspecten. Deze memorie van antwoord gaat hierop nader in.

Exclusieve Economische Zone

De leden van de VVD-fractie merken op dat de huidige wet en regelgeving ten aanzien van de Exclusieve Economische Zone (hierna: EEZ) voor de Nederlandse Antillen en Aruba moet worden aangevuld. Zo constateren de leden van de VVD-fractie dat de EEZ voor de Nederlandse Antillen en Aruba nog niet volledig is vastgesteld, aangezien slechts sprake is van een visserijzone. De regering merkt hierover het volgende op. De Nederlandse Antillen werkt op dit moment aan een algemene maatregel van

rijksbestuur op basis van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone en aan de aanpassing van relevante wetgeving ten behoeve van de instelling van een EEZ voor de Nederlandse Antillen. Ook Aruba heeft te kennen gegeven een dergelijke zone te willen instellen. In afwachting van de instelling van een EEZ voor de Nederlandse Antillen en Aruba, blijft de visserijzone in stand op grond van het Besluit van 6 juli 1993, houdende instelling van een visserijzone voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Stb. 409). In het kader van het proces naar de nieuwe staatkundige verhoudingen van het Koninkrijk is een Rijkswet in voorbereiding tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba.

Proces naar de nieuwe staatkundige verhoudingen

De leden van de PvdA-fractie verzoeken om een nadere uitleg over de wijze van aansturing van de Kustwacht door de landen binnen het Koninkrijk in verhouding tot de toekomstige nieuwe staatsrechtelijke structuur van de Nederlandse Antillen. Ook heeft de PvdA-fractie haar zorgen geuit over de rechtshandhaving op Sint Maarten in relatie tot het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum in dit kader. De regering merkt hierover het volgende op. De directe gevolgen van de nieuwe staatsrechtelijke structuur van de Nederlandse Antillen voor de Kustwacht zijn beperkt. Het bewakingsgebied en het takenpakket van de Kustwacht veranderen immers niet. Ook in de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk zal de Kustwacht de wateren rondom de zes eilanden in het Caraïbisch gebied blijven bewaken, ongeacht de staatkundige status van deze eilanden. Daarnaast zal evenals nu het geval is, het beleid van de Kustwacht worden voorbereid door de Kustwachtcommissie en worden vastgesteld door de Ministerraad van het Koninkrijk. Het justitiële beleid voor de Kustwacht wordt ook in de toekomst vastgesteld door de ministers van Justitie van de landen van het Koninkrijk. De uitvoering van dat beleid is opgedragen aan de Procureurs-Generaal van de landen van het Koninkrijk.

In het proces tot staatkundige hervorming van het Koninkrijk heeft de rechtshandhaving de volle aandacht. In de slotverklaring van het bestuurlijke overleg over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten (2 november 2006) zijn verschillende afspraken gemaakt over de rechtshandhaving en rechtspleging. Onder meer zijn afspraken gemaakt die aan samenwerking op het terrein van politie en openbaar

ministerie het vrijblijvende karakter ontnemen. Zo is overeengekomen dat het openbaar ministerie in Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal worden geleid door één gemeenschappelijke procureur-generaal.

Bovendien draagt de afspraak over de gemeenschappelijke procureur-generaal bij tot een heldere besturing van de kustwacht onder de nieuwe staatkundige verhoudingen. De uitvoering van het gezamenlijke beleid van de ministers van Justitie blijft hierdoor in handen van niet meer dan twee procureurs-generaal. Het functioneren van de Kustwacht zal daarom geen nadelige gevolgen ondervinden van de nieuwe staatkundige verhoudingen.

Operationele aspecten

Ook de leden van de SP-fractie ondersteunen het feit dat in het voorstel van Rijkswet de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Kustwacht worden vastgelegd. Wel stelden deze leden enkele vragen over het feit dat terrorismebestrijding expliciet als taak van de Kustwacht in het voorstel van Rijkswet is vastgelegd. Terrorisme is een internationaal fenomeen, dat een brede, multidisciplinaire en internationale aanpak vereist. De drie landen van het Koninkrijk hebben dit onderkend en in de Gemeenschappelijke verklaring over intensivering van de samenwerking bij de bestrijding van (internationaal) terrorisme van november 2001 verdere afspraken gemaakt over de bestrijding van internationaal terrorisme en een versterkte samenwerking op dat terrein. Eén van de afspraken behelst de opstelling van een definitieve regeling van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, die zijn weerslag vindt in het nu voorliggende voorstel van Rijkswet. Ook is afgesproken dat zal worden bezien hoe de Kustwacht een zo effectief mogelijke rol kan spelen bij terrorismebestrijding.

De Kustwacht heeft deze rol in de jaren na de verklaring van november 2001 op zich genomen en verder vormgegeven, in de eerste plaats door een actieve bijdrage te leveren aan de opsporing van drugs en vuurwapens en de bestrijding van illegale immigratie. Deze illegale activiteiten kunnen immers (ook) ten dienste staan van terrorisme. Gezien de intensieve stromen van mensen en goederen in het Caribische gebied is het niet uitgesloten dat de Kustwacht in de toekomst stuit op terroristische activiteiten, zoals transporten op zee van massavernietigingswapens of onderdelen daarvan. De Kustwacht speelt voorts een belangrijke rol bij het vergaren van informatie en het herkennen, onderscheppen en doorgeleiden van signalen die op een terroristische dreiging zouden kunnen duiden. Onafhankelijk van het actuele dreigingsbeeld is het belangrijk dat de Kustwacht deze zaken tot haar werkterrein rekent. Dit komt tot uitdrukking door terrorismebestrijding expliciet als taak van de Kustwacht te benoemen.

De ministeries van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werken met steun van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) aan de opstelling van een multidisciplinair Dreigingsbeeld Terrorisme Nederlandse Antillen en Aruba. Dit dreigingsbeeld is qua systematiek vergelijkbaar met het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland zoals dat door de NCTb viermaal per jaar wordt gemaakt. In het dreigingsbeeld zullen alle terrorismegerelateerde dreigingen voor de Nederlandse Antillen en Aruba worden beschreven om beleidsmaatregelen nog beter daarop te kunnen afstemmen.

De luchtverkenning van de Kustwacht werd voorheen uitgevoerd door maritieme patrouillevliegtuigen van de krijgsmacht. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbesparing is gezocht naar een structureel alternatief voor de luchtverkenningstaak van de civiele Kustwachtorganisatie. Het bleek mogelijk binnen het budget twee Dash-8-vliegtuigen te leasen van een Canadees bedrijf. Het contract behelst de lease van deze vliegtuigen voor een periode van tien jaar, inclusief civiele piloten en onderhoud. Uw Kamer is bij brief van 14 augustus 2006 en 5 november 2007 geïnformeerd over de voortgang van dit verwervingstraject (30300 X, nr. 131 en 31200 X, nr. 25).

Overig

De vragen over de opbrengst van het Plant Hotel hebben geen betrekking op de Rijkswet Kustwacht. In dit kader wordt verwezen naar het antwoord op vraag 19 in de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer van 26 november 2007 (31 200 IV, nr.19).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

E. van Middelkoop