ChristenUnie


Bijdrage debat themacommissie ouderenbeleid

Bijdrage debat themacommissie ouderenbeleid

woensdag 23 januari 2008 09:55

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb mij afgevraagd hoe belangrijk het is om te debatteren over een document dat al een jaar lang op de langetermijnagenda van de Kamer staat en dat in een vorige kabinetsperiode is opgesteld door een themacommissie, bestaande uit Kamerleden die nu in meerderheid de Kamer hebben verlaten en het rapport dus niet kunnen toelichten en verdedigen. Ik heb trouwens begrepen dat de commissie dit destijds ook niet wilde.

Met alle respect en waardering voor het werk dat de commissie heeft verzet, lijkt het mij goed dat de Kamer reflecteert op de werkwijze, op de conclusies die uit het gevolgde proces kunnen worden getrokken en op het resultaat dat dit heeft opgeleverd. Het is belangrijk om vandaag met elkaar over het ouderenbeleid te debatteren. In de afgelopen tijd hebben wij regelmatig stilgestaan bij de betaalbaarheid van de zorg en de houdbaarheid van ons zorgstelsel met het oog op de vergrijzing. Het is echter van cruciaal belang dat wij eerst met elkaar duidelijk krijgen wat onze visie op ouderen en op vergrijzing is. Vervolgens kunnen wij met elkaar beoordelen welke consequenties die visie heeft voor de uitwerking van het ouderenbeleid en de inrichting van ons zorgstelsel. Wij voeren nu een debat op hoofdlijnen, in het besef dat heel veel onderwerpen verder zullen worden uitgewerkt in de commissies.

De fractie van de ChristenUnie is blij dat er niet alleen brieven en rapporten uit de vorige kabinetsperiode liggen, maar dat het kabinet met een actualisering van het kabinetsstandpunt is gekomen en dat de staatssecretaris voor zichzelf een coördinerende rol ziet weggelegd. De grote spannende vraag is natuurlijk wel hoe zij de vinger aan de pols houdt bij haar collega's, bijvoorbeeld op de terreinen werk en wonen.

In het overheidsbeleid moet er een visie zijn op de wijze waarop wij in onze maatschappij aankijken tegen ouderdom. Vanuit een heel smal economisch perspectief zijn wij misschien geneigd een mensenleven af te schrijven en wellicht zelfs als een verliespost te zien, dit in grote tegenstelling tot andere culturen, waar de jeugd over het algemeen weinig heeft in te brengen en een mensenleven in waarde stijgt naarmate men ouder wordt. Vanuit Christelijk perspectief ziet de ChristenUnie de oudere als mens, als naaste en als uniek schepsel van God. De ChristenUnie gaat genuanceerd met de vergrijzing om, zonder deze tot dramatische proporties op te blazen.

In financiële zin gaat het in wezen om niets meer en niets minder dan een verdelingsvraagstuk. Hoe verdelen wij de lasten over arm en rijk, jong en oud, ziek en gezond? Als wij over echte vergrijzingsproblemen spreken, hebben wij het over de steeds grotere eenzaamheid die ouderen in deze geïndividualiseerde samenleving ervaren.

Overigens biedt de vergrijzing ook kansen. Vergrijzing van de samenleving betekent ook verzilvering. De fractie van de ChristenUnie gaat graag de uitdaging aan om de ervaring en de levenswijsheid van oudere mensen dienstbaar te maken aan de samenleving. Aan de mogelijkheden hiervoor schort het nogal. Ik noem drie dingen. De positie van ouderen op de arbeidsmarkt is beroerd. Er is een grotere variatie nodig in het woon- en zorgaanbod. Bureaucratie en administratieve lasten dienen te worden teruggedrongen. Het kabinet benoemt en erkent deze drie punten. Wat kunnen wij op korte termijn verwachten aan resultaten en verdere concrete acties?

De staatssecretaris heeft de afgelopen maanden al verschillende beleidsvoornemens bekend gemaakt, bijvoorbeeld in de beleidsbrief "Zorg voor ouderen: Om de kwaliteit van het bestaan" of in het actieplan AWBZ "Naar eenvoud in uitvoering". Deze voornemens raken vooral de zorgbehoeftige ouderen, veelal in de leeftijdscategorie van 75 jaar en ouder. Natuurlijk is overheidszorg voor deze ouderen van groot belang. Het gaat immers om een groep die zorg onbetwistbaar hard nodig heeft en ook kwetsbaar is. Wat kunnen ouderen tussen 50 en 75 jaar van dit kabinet verwachten? Het gaat hierbij om mensen die zich vaak nog helemaal niet oud voelen, maar wel vanuit de arbeidsmarkt en het welzijnsaanbod dit stempel opgedrukt krijgen.

De themacommissie wijst op het probleem van de schotten tussen de verschillende financieringsstromen. Zorg en voorzieningen moeten naadloos op elkaar aansluiten, ook als het geld uit verschillende potjes komt. Welzijn dient een centralere plaats te krijgen. Daarnaast is loopbaanontwikkeling te weinig geïntegreerd. Er zijn meer mogelijkheden nodig voor combinaties van betaald en onbetaald werk. Als wij voor deze weg kiezen, hoeven wij het in het vervolg niet meer te hebben over hét ouderenbeleid.

Vergrijzing heeft ook te maken met ontgroening. Wij leven steeds langer en krijgen minder en later kinderen. Wat ligt er dan meer voor de hand dan het voeren van een gezins- en kindvriendelijk beleid? Ik vraag bijzondere aandacht voor die gebieden in ons land waarin sprake is van bevolkingskrimp, met alle gevolgen van dien voor de lokale samenleving.

De nieuwe generatie ouderen heeft gelukkig doorgaans een goed pensioen opgebouwd na een arbeidzaam leven. Er blijven echter AOW-hiaten mogelijk die voor ouderen met een klein pensioen alsnog tot armoede kunnen leiden. Met name door de toenemende arbeidsmobiliteit bouwen jongeren en ouderen geen volledige AOW op. Mensen wonen en werken niet automatisch meer hun hele leven in Nederland. De toenemende arbeidsmobiliteit maakt het hiaat op termijn alleen maar groter. Dit roept de vraag op in hoeverre ons opbouwstelsel voor de AOW anno 2008 nog toereikend is.

De kwetsbaarheid van ouderen is ook zichtbaar op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder ouderen blijft onverminderd hoog. Als men zich realiseert dat op dit moment sprake is van een hoogconjunctuur, is dit zeer bedenkelijk. De werkloosheid onder ouderen heeft naast financiële redenen ook een sociale reden. Ouderen worden niet gezien als het kapitaal van een onderneming, maar als een kostenpost. Dit hoewel zij dikwijls veel waardevolle kennis en kunde bezitten die moeten worden overgedragen. Dit kan door ouderen in bedrijven een veel prominentere rol te geven, bijvoorbeeld als coach voor jongeren.

Met de discussie over de ouderenwerkloosheid moet tegelijkertijd de discussie over vervroegde uittreding gevoerd worden. Riante uittredingsregelingen leidden er voorheen toe dat ouderen vroegtijdig stopten met werken. Door de tijd heen zijn mensen de vervroegde uittreding als een soort recht gaan beschouwen. Mijn fractie heeft werken altijd beschouwd als een positieve zaak en als een maatschappelijke taak. De solidariteit in de samenleving kan hierdoor werkelijk vormgegeven worden. De overheid mag dan ook van iedere burger verwachten, voor zover hij of zij hiertoe de mogelijkheden heeft, om in het eigen onderhoud te voorzien. Hierdoor betaalt de burger mee aan de sociale voorzieningen voor zwakkeren.

Behalve financiële motieven leiden ook sociale en culturele factoren ertoe dat mensen eerder willen uittreden. Wanneer iedereen in een bedrijf al op 60-jarige leeftijd uittreedt, wil jij dat ook. De overheid zou daarom met positieve argumenten moeten kunnen aangeven waarom doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd goed is.

Ik doel daarbij niet zozeer op financiële argumenten, zoals dat het goed is voor de schatkist. Het gaat mij om het levensloopperspectief, dat iedereen bijdraagt aan de samenleving waar mogelijk zodat onderlinge solidariteit mogelijk blijft. Dit besef moet meer doordringen in de maatschappij. Bij de begrotingsbehandeling heb ik aandacht gevraagd voor het belang van de beschikbaarheid van geestelijke verzorging. In instellingen is dat bij wet geregeld, maar geestelijke verzorging moet bij een keuze voor extramuralisering en in een tijd waarin mensen steeds minder banden met een kerk of gemeente hebben ook buiten instellingen vanzelfsprekend beschikbaar zijn. De fractie van de ChristenUnie zal dit jaar met een voorstel komen voor de vormgeving hiervan.

Eerder in mijn bijdrage noemde ik de eenzaamheid onder ouderen. Eenzaamheid is vaak nauw verweven met depressie en ook dementie. Ik kijk uit naar het aanvalsplan ter bestrijding van dementie. Een belangrijke manier om eenzaamheid te ondervangen, is omzien naar elkaar. Velen doen dit gelukkig ook. Met de toegenomen druk op arbeidsparticipatie kan er minder tijd ontstaan voor anderen. De activiteiten van vrijwilligers zijn letterlijk en figuurlijk van onschatbare waarde voor het welzijn van ouderen en de economie. Een zeer grote groep ouderen doet zelf vrijwilligerswerk. Dit is puur sociaal kapitaal en dat moet gewaardeerd worden. Daarom moet ook voor oudere werknemers een goede balans mogelijk zijn tussen betaald en onbetaald werk. Deeltijdpensionering is daarbij een optie.

Passende huisvesting is ook relevant voor de bestrijding van eenzaamheid. De vraag is of er voor eenzame ouderen voldoende duurzame en betekenisvolle relaties te creëren zijn. Die vraag gaat natuurlijk veel dieper dan het voorzien in een overheidsaanbod. Er zou meer gezocht moeten worden in alternatieve kleinschalige woonvormen met een vorm van toezicht en coaching. Er moeten coaches zijn die kunnen zorgen voor dagactiviteiten, koffie en maaltijden. Wellicht kan de maatschappelijke stage hierin een plek krijgen. Er is behoefte aan meer plaatsen in de wijk waar mensen elkaar zomaar kunnen ontmoeten en activiteiten met elkaar kunnen ondernemen als zij dat willen. De overheid moet randvoorwaarden creëren voor dergelijke ontmoetingen.

De fractie van de ChristenUnie wil ook maatschappelijk verantwoord ondernemen een plaats geven in het ouderenbeleid en de bestrijding van eenzaamheid. Ik ben ervan overtuigd dat het bedrijfsleven een ondersteunende rol kan spelen, financieel of door medewerkers de gelegenheid te bieden in de tijd van de baas goede dingen te doen.

In de afgelopen tijd is er nog wel eens bezorgdheid geuit over mogelijke verschraling van de zorg. Het is belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat dit niet gebeurt. Kwaliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg dienen gewaarborgd te zijn. Laten wij verschraling van de zorg echter niet verwarren met maatschappelijke verschraling, die zich uit een toename van het aantal mensen dat zich buitengesloten voelt en een afname van mededogen met zwakken in de samenleving. Maatschappelijke verschraling wordt niet tegengegaan met een toename van professionele zorg, maar met meer onderlinge verbondenheid en omzien naar elkaar.

Mevrouw Agema (PVV): Ik zie u een paar uur geleden nog staan, hier bij de interruptiemicrofoon, mij de vraag toewerpend hoe ik het grote probleem met betrekking tot personeel in de ouderenzorg op ga lossen. Nu wij gewisseld hebben van plaats, stel ik u dezelfde vraag. Hoe gaat de fractie van de ChristenUnie 500.000 arbeidsplaatsen genereren in de zorg?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik stelde die vraag omdat u met een stevig betoog kwam over alles wat er mis was. Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd, net als vanmiddag bij de Regeling van werkzaamheden, dat ik een debat op hoofdlijnen wil voeren. Arbeidsmarktbeleid is uiteraard een heel belangrijk onderwerp. Daar hebben wij binnenkort een algemeen overleg over. Zo zijn er allerlei deelonderwerpen die verder moeten worden uitgewerkt. Ik heb vanavond een visie willen neerleggen van waaruit de fractie van de ChristenUnie wil werken, in de commissie voor VWS en in andere commissies. Dit is een basis waar wij op kunnen worden aangesproken. In het coalitieakkoord zijn ook verschillende dingen uitgewerkt. Het vervolg komt.

Mevrouw Agema (PVV): Die hoofdlijnen moeten natuurlijk wel betrekking hebben op die enorme en onmogelijk opgave. Ik vind het een ongelooflijk zwak argument om ineens op hoofdlijnen te spreken. U bent zo dapper om mij vanmiddag aan te vallen op het personeelstekort in de zorg en nu hebt u zelf niets meer dan een coalitieakkoord waarin in maar 6000 verpleegkundigen extra is voorzien. Ik heb nog een voorstel gedaan om 20.000 extra plaatsen te creëren, al is dat maar 5% van wat wij nodig hebben. Het is een onoplosbaar probleem en ik wil graag dat een bewindspersoon daarvoor verantwoordelijk wordt. Het is immers een majeur probleem. U staat hier nu echter met lege handen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dit is echt een heel groot misverstand. Ik sta hier heel dapper, met een visie, hoe je kunt omzien naar elkaar en een draagvlak krijgt in de samenleving. Dat heb ik gemist in het betoog van mevrouw Agema. Ik heb in hoofdlijnen gezegd wat er zou moeten gebeuren op de arbeidsmarkt. Hoe blijven meer ouderen met heel veel plezier langer aan het werk? Daar moet waardering voor zijn. Hoe zorg je dat voor ouderen betaald en onbetaald werk beter te combineren valt? Ik heb de waarde van het vrijwilligerswerk genoemd. Over het arbeidsmarktbeleid gaan wij een veel diepere discussie voeren. Hoe zorg je ervoor dat er voldoende goed gekwalificeerd personeel werkzaam is in de zorg? Mevrouw Agema kan mij dan aanspreken op wat ik zojuist heb genoemd: kwaliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Daar hoort een heel goed plan voor de arbeidsmarkt bij.

Mevrouw Kant (SP): Maatschappelijke betrokkenheid en gekwalificeerd personeel komen heel mooi bij elkaar in de thuiszorg. Daar werken veelal vrouwen, zeer betrokken, jarenlang en, gelukkig niet altijd maar wel voor een deel, bij hun vaste mensen. Die betrokkenheid wordt flink schade berokkend door het beleid dat op dit moment wordt gevoerd. Vandaag is er weer een bericht over 500 mensen die worden ontslagen. Vrouwen die met hart en ziel bij andere mensen, ouderen, hulp hebben geboden, worden nu gewoon afgeserveerd. Dat moet mevrouw Wiegman toch iets doen, als zij dat zo belangrijk vindt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Zeker! Daarom heb ik steeds een kritische bijdrage geleverd in de WMO-debatten die wij tot nu toe hebben gevoerd. Wij houden daarin de vinger aan de pols. Dat is een beetje het verschil tussen mevrouw Kant en mij. Ik weet niet precies hoeveel spreektijd ik heb gebruikt, maar ik wil ook nog iets van mijn twintig minuten bewaren voor de tweede termijn. Ik heb er nu voor gekozen niet heel diep in de WMO te duiken. Ik duik nu ook niet diep in de AWBZ. Ik heb wel een paar grondlijnen aangegeven.

Zeker tegen mevrouw Kant wil ik iets zeggen over een van die grondlijnen. Spreken wij over de WMO, dan hoor ik mevrouw Kant nog wel eens zeggen: help, de zorg verschraalt. Wij moeten heel scherp krijgen wat hier precies gebeurt. Is de zorg werkelijk in het geding of zijn er organisaties die hun verantwoordelijkheid niet nemen? Moeten wij niet een stapje terug zetten en nog eens heel goed kijken? Moet de overheid bepaalde dingen die heel goed zijn voor de samenleving via de zorg leveren of is hier veel meer sprake van een soort maatschappelijke verschraling? Wij hebben zorgen als de ondersteunende begeleiding uit de AWBZ worden gehaald, want hoe zit het met de mevrouw voor wie de komst van de verpleegkundige of de verzorgende dat ene contactmoment op de dag is? Dat is niet zozeer een zorgprobleem, maar een veel dieper probleem. Zo'n mevrouw heeft misschien geen netwerk meer of nauwelijks contacten meer. Dat thema heb ik vanavond willen aanstippen. De WMO-debatten voer ik straks graag en veel gedetailleerder met mevrouw Kant, in commissievergaderingen, met nieuwe, relevante stukken.

Mevrouw Kant (SP): Juist vanwege de verbreding stel ik mijn specifieke vraag. Ik heb wel waardering voor wat mevrouw Wiegman zegt, maar in de werkelijkheid berokkent het beleid juist schade aan de mensen die wij zo zouden moeten waarderen, omdat zij uit betrokkenheid belangrijk maatschappelijk werk doen. Zij helpen ouderen thuis. Dat wordt echter niet gewaardeerd, maar met voeten getreden. Als wij op zo'n manier met de inzet en betrokkenheid van mensen omgaan, moet men niet gek staan te kijken als ons land een land van "ieder voor zich" wordt. "Laat de ouderen het maar alleen oplossen". Als de overheid al uitstraalt dat een vaste hulp van geen waarde is, maar in bepaalde gevallen ook een poetshulp kan zijn, is dat een voorbeeld hoe de mensen met elkaar kunnen omgaan. Daarom trek ik het breder. Wat op dit moment gebeurt, moet mevrouw Wiegman zich toch aantrekken. Het verschil is dat ik nu met voorbeelden kom, maar die voorbeelden komen uit de werkelijkheid, waar zij de ogen blijkbaar toch een beetje voor sluit.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik sluit mijn ogen zeker niet. Ik ben het verschrikkelijk eens met mevrouw Kant dat niet zo met mensen en personeel mag worden omgegaan. Ik hoorde haar echter ook zeggen dat het beleid niet deugt. Daarover verschillen wij van mening. Ik vind het idee, het principe van de WMO op zichzelf heel goed. Ik ben blij met de rapporten die wij een paar maanden geleden kregen over maatschappelijk verantwoord aanbesteden, om de problemen die zich nu voordoen te ondervangen. Mevrouw Kant zegt dat het beleid niet deugt, maar ik zeg dat de uitvoering op verschillende plekken en bij verschillende organisaties niet deugt.

Laten wij er heel hard aan werken dat de uitvoering beter wordt en dat de zorg die de mensen nodig voortdurend centraal blijft staan in het beleid.

Mevrouw Agema (PVV): U zegt dat de Wmo deugt. Hoe zit het dan met die Wmo? Gemeenten krijgen een bedrag overgemaakt, schoon aan de haak. Wat zij op die Wmo-zorg beknibbelen, kunnen zij voor andere zaken gebruiken, dus ook voor leuke recepties en noem maar op. Deugt die Wmo dan nog steeds? Of zegt u dat het geld dat schoon aan de haak is overgegaan naar gemeenten alleen moet worden besteed aan Wmo-doelgroepen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op deze manier vervallen wij toch in een Wmo-discussie, maar ik wil best op deze vraag ingaan. Je ziet bepaalde dingen in gemeenten gebeuren. In verschillende gemeenten gaan inderdaad dingen niet goed; in heel veel gemeenten gaan dingen wel heel goed. Je kunt gemeenteraden bevragen op het Wmo-beleid. Er zijn Wmo-cliëntenraden die de gemeenteraad bij de les houden dat het geld bestemd voor thuiszorg niet naar de straatstenen mag gaan. Daarop kun je gemeenteraden aanspreken. Ik kom zelf uit de gemeenteraad. Een gemeenteraad is gevoelig voor dit soort argumenten. Het zijn dingen die op lokaal niveau in sommige gevallen verbetering behoeven, maar gemeenteraden kunnen daarop worden aangesproken.