ChristenUnie
Bijdrage debat Wet wegvervoer goederen
Bijdrage debat Wet wegvervoer goederen
donderdag 24 januari 2008 10:02
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel bevat nieuwe regelingen voor
de toegang tot de markt en het beroep van de beroepsvervoerder. Dit
wetsvoorstel houdt een versobering van de regelgeving in in
vergelijking met de huidige Wet goederenvervoer over de weg, en tevens
een verlaging van de administratieve lasten en een verbetering van de
handhaafbaarheid. Mijn fractie steunt dit wetsvoorstel op hoofdlijnen.
In onze buurlanden geldt medeaansprakelijkheid van de afzender voor
overbelading. De regering is van mening dat een dergelijke regeling
niet nodig is, aangezien de effectiviteit niet is gebleken. De
onderbouwing is naar onze overtuiging echt te summier; cijfers
ontbreken. Een ander argument om geen medeaansprakelijkheid voor
overbelading te regelen is dat financiële prikkels bij de afzenders
zouden ontbreken en de controlelasten toenemen. Hoe groot zijn die
lasten? Is hier geen sprake van maatregelen die vaak al zijn genomen
aan de kant van de afzender, zoals het registreren van het gewicht?
Een alternatief is de regeling in de algemene vervoerscondities.
Hierbij ligt het initiatief om een overeenkomst op te zeggen bij de
vervoerder. De regering stelt dat de positie van de vervoerders in de
huidige markt sterk is. Een logische conclusie is dat bij een
krimpende markt dit probleem wel degelijk kan gaan ontstaan. Mij lijkt
daarom het regelen van de medeaansprakelijkheid in deze wet wel van
belang.
Het wetsvoorstel bevat een verhoging van de ondergrens voor de
vergunningplicht voor beroepsvervoer van 500 naar 3500 kilogram
maximaal toegelaten gewicht. Hiermee kan worden voorkomen dat
verschillende typen goedkeuringen voor dezelfde bestelauto's bestaan,
teneinde onder de huidige ondergrens van 500 kilogram te blijven. In
de praktijk worden echter bestelauto's die zijn goedgekeurd voor 500
kilogram ook gebruikt voor zwaarder vervoer. Is het wenselijk dat voor
laadvermogens tot circa 800 kilogram geen vergunning meer nodig is?
Het gaat dan om mogelijkheden voor handhaving, en om de verhoudingen
op de markt. In de nota naar aanleiding van het verslag worden enkele
voorbeelden genoemd waarbij de minister kan blijven handhaven bij
niet-vergunningplichtige beroepsvervoerders. Het intrekken van de
vervoersvergunning als sanctiemiddel is echter niet meer mogelijk. De
huidige ondergrens is ook nuttig om te voorkomen dat starters met
onvoldoende vakbekwaamheid, kredietwaardigheid of betrouwbaarheid
concurreren met beroepsvervoerders onder niet gelijkwaardige
arbeidsvoorwaarden. Dat is de reden, waarom ik het amendement van
collega Roefs mee heb ondertekend.
Verladers en vervoerders zouden ook zonder wettelijke verplichting
belang hebben bij het opmaken van een vrachtbrief. De beoogde
vermindering van de administratieve lasten door verhoging van de
gewichtsgrens zal in onze ogen dan ook niet worden bereikt. Het lijkt
mijn fractie daarom beter, de vrachtbrief ook voor de lichtere
vrachten te behouden. Dit voorkomt naar onze overtuiging een toename
van de lasten als gevolg van het ontbreken van de vrachtbrief op het
moment dat sprake is van schade aan of vernieling van goederen na het
transport.
Bij de eis van dienstbetrekking gaat het vooral om de mogelijke
gevaren en schijnconstructies van het werken met zzp'ers. Ik vind deze
discussie lastig, omdat wij haar eigenlijk in zijn algemeenheid zouden
moeten voeren, en andere sectoren erbij zouden moeten betrekken. Dan
begeven wij ons op het terrein van een andere minister. In het kader
van deze wet heb ik twee vragen. Hoe verhoudt het intrekken van de eis
tot dienstbetrekking zich tot de regels in omringende landen? Door
vakbonden wordt gesteld dat de eis in overige lidstaten wel geldt,
terwijl de minister in de nota naar aanleiding van het verslag stelt
dat in België en Duitsland geen belemmeringen bestaan voor
freelancers. Hoe zit dat? Ook wordt vanuit de bonden aangegeven dat de
eis van dienstbetrekking wel degelijk op grond van de EU-richtlijn
9626 nodig is. In artikel 3 wordt gesproken over in beroep geldende
loon en arbeidsvoorwaarden. De minister heeft hierop geantwoord, maar
het blijft in de lucht hangen wie er gelijk heeft.