Antwoorden op vragen over Japans BSE-onderzoek
Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
19 december 2007
2070807010
VD. 2008/83
25 januari 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over Japans BSE-
onderzoek
Geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de
antwoorden aan op de vragen van de leden Atsma en Ormel (beiden CDA) over Japans
BSE-onderzoek.
1
Kent u het bericht `Japans BSE-onderzoek wijst weer naar Nederland'?
Ja.
2
Heeft de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) het Japanse onderzoek, waarin staat dat
13 BSE-gevallen veroorzaakt kunnen zijn door melkpoeder van Nederlandse oorsprong,
beoordeeld? Zo ja, wat vindt de VWA van het onderzoek?
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit Het Japanse onderzoek legt een mogelijk statistisch verband tussen dierlijke vetten die als
Directie Voedselkwaliteit grondstof voor kunstmelkpoeder vanuit Nederland werden geïmporteerd en een aantal
en Diergezondheid
Bezuidenhoutseweg 73 Japanse runderen dat BSE heeft opgelopen in de jaren 1995-1996 en 1999-2001. In ons land
Postadres: Postbus 20401 heeft het Centraal Veterinair Instituut (CVI) onderzoek gedaan naar de mogelijke infectie-
2500 EK 's-Gravenhage bronnen van Nederlandse BSE-gevallen. Daarbij is ook gekeken naar kunstmelkpoeder
Telefoon: 070 - 3786868 voor vlees- en fokkalveren. Op basis van een uitgebreide analyse heeft het instituut
Fax: 070 - 3786100 geconcludeerd dat dit melkpoeder zo goed als zeker niet een bron van infectie is geweest.
Deze conclusie is met de Japanse veterinaire autoriteiten besproken. In de jongste
communicatie van 14 december jl. trekt het Japanse ministerie van Landbouw een
oorzakelijk verband nu ook zelf sterk in twijfel. Het baseert zich daarbij niet alleen op het
Nederlandse onderzoek, maar ook op een studie van het Europese Voedselveiligheids-
agentschap EFSA dat ook concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat het melkpoeder de
feitelijke infectiebron was.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 januari 2008 VD. 2008/83 2
3
Waaruit blijkt in dit onderzoek dat Nederlands melkpoeder mogelijk de oorzaak is van
deze BSE-gevallen?
Japanse onderzoekers vonden slechts een statistisch verband tussen een aantal BSE-
gevallen en het gebruik van kalvermelkpoeder waarin Nederlands vet was verwerkt. Dat
betekent nog niet dat er een oorzakelijk verband is. Sterker nog, na verder onderzoek
hebben de Japanse autoriteiten geconcludeerd dat het toch moeilijk voorstelbaar is dat
het Nederlandse dierlijke vet de infectiebron is geweest.
4
Hoe is het mogelijk dat er in Nederland geen besmetting heeft plaatsgevonden, als het
melkpoeder de oorzaak is van deze gevallen van BSE?
Zoals ik al aangaf, is in het Nederlandse onderzoek naar de oorsprong van onze BSE-
gevallen kunstmelkpoeder nooit als infectiebron naar voren gekomen. Het Europese
Voedselveiligheidsagentschap EFSA bevestigt deze conclusie.
5
Bent u van plan met uw Japanse collega's te overleggen over de uitkomsten van het
Japanse onderzoek?
Gelet op de conclusie van de Japanse autoriteiten is daarvoor geen aanleiding.
6
Is er een relatie tussen de primaire besmettingsbron in Groot-Brittannië en de BSE-
besmettingen in Japan?
Ik heb daarvoor geen aanwijzingen.
7
Wat is de laatste stand van zaken betreffende het wetenschappelijke onderzoek naar de
oorzaak van BSE en het onderzoek naar diermeel?
In 2005 rapporteerde het CIDC over de mogelijke bronnen van de Nederlandse BSE-
gevallen. Het CIDC concludeerde daarbij dat vroegere verontreinigingen van veevoeders
met diermelen de meest waarschijnlijke infectieroute is geweest. Nader onderzoek naar de
BSE-gevallen die sindsdien aan het licht kwamen, hebben dat beeld alleen maar bevestigd.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit