Productschap Margarine, Vetten en Olien (MVO)
25.01.2008
Commissie houdt vast aan 10% biotransportbrandstoffen
De Europese Commissie heeft op 23 januari 2008 haar voorstel
gepresenteerd voor een Renewable Energy Directive. Ondanks de druk om
anders te beslissen blijft de Commissie vasthouden aan de verplichte
doelstelling van 10% brandstoffen uit hernieuwbare bronnen in 2020. De
overalldoelstelling is 20% energie uit hernieuwbare bronnen in 2020.
Commissaris Dimas van DG Milieu heeft al gezegd dat het belangrijker
is dat wordt gegarandeerd dat biobrandstoffen afkomstig zijn van
duurzaam geteelde grondstoffen, dan dat de doelstellingen worden
gehaald voor de incorporering van biobrandstoffen in benzine en
diesel.
In het nieuwe voorstel worden minimale eisen gesteld aan de
duurzaamheid van de biobrandstoffen (artikel 15). De minimumeis voor
de reductie van broeikasgasemissies door biobrandstoffen bedraagt 35%.
Biobrandstoffen die hier niet aan voldoen, mogen niet worden meegeteld
voor de nationale doelstelling en/of verplichting voor
biobrandstoffen. Bovendien komen ze niet in aanmerking voor financiële
ondersteuning. Deze eis is van toepassing op alle
biobrandstofinstallaties die op of na 1 januari 2008 operationeel
worden. Voor installaties die voor deze datum opgeleverd zijn, geldt
de minimumeis pas vanaf 1 april 2013. Deze eis is van toepassing op
alle biobrandstofinstallaties en installaties die energie opwekken uit
vloeibare biobrandstoffen.
Niet alleen de CO2-emissie moet aan minimale eisen gaan voldoen, ook
worden er randvoorwaarden gesteld voor het type land waarop de
biomassa is geteeld. Deze randvoorwaarden voor duurzaamheid gaan
gelden voor zowel biotransportbrandstoffen als voor vloeibare
biobrandstoffen voor energie opwekking.
De duurzaamheidseisen stellen voorwaarden aan de status van de grond
zoals die was in januari 2008. Zo worden biobrandstoffen in principe
niet geaccepteerd als ze verbouwd zijn op bosarealen groter dan 1
hectare, gebieden die zijn aangewezen voor natuurbescherming,
waterrijke gebieden (wetlands) en graslanden met een grote
biodiversiteit. Brandstofleveranciers zullen worden verplicht aan de
overheid van hun lidstaat aan te tonen dat de biobrandstoffen die zij
leveren niet geproduceerd zijn in strijd met deze voorwaarden (artikel
16). Voorstel is om de rapportage te baseren op een 'mass
balance'-systeem.
In bijlage VII van het voorstel voor de richtlijn beschrijft de
Europese Commissie hoe broeikasgasemissies moeten worden berekend. Men
kan gebruik maken van de defaultwaarden (eveneens vermeld in de
bijlage), of eigen waarden gebruiken mits deze worden berekend volgens
de methodologie beschreven in de Richtlijn. Een combinatie van eigen
waarden en defaultwaarden per processtap is eveneens toegestaan. De
Europese Commissie kan nationale of internationale systemen om
broeikasgasemissies van biobrandstoffen te bepalen accrediteren als
middel voor het leveren van accurate gegevens om aan te tonen dat aan
de gestelde minimumeis is voldaan.
In het voorstel is de methodologie voor het berekenen van
broeikasgasemissies uitgeschreven, bijvoorbeeld voor elk van de
procesonderdelen welke emissies moeten worden meegenomen en hoe dit
moet worden gedaan. De totale broeikasgasemissies moeten worden
uitgedrukt in gram CO2-equivalenten per Megajoule biobrandstof
(gCO2eq/MJ). Wanneer een productieproces naast biobrandstoffen ook
co-producten oplevert, dan moeten de broeikasgasemissies van het
gehele proces aan de diverse producten worden toegerekend op basis van
hun energie-inhoud (Lower Heating Value). In de Richtlijn worden
enkele co-producten genoemd waarvan de energie-inhoud ten behoeve van
de berekening op nul wordt gesteld en welke dus niet meegenomen
behoeven te worden in de berekening.
Verder staat in het voorstel dat voor volumepercentages biodiesel
bijgemengd in diesel in percentages hoger dan 10, lidstaten specifieke
labels op verkooppunten moeten introduceren om de consument te
informeren.
Op dit moment is het bijmengen van maximaal 5 volumeprocent FAME
(biodiesel) in diesel toegestaan volgens de dieselnorm EN590. Vanaf 31
december 2010 is het de bedoeling bijmenging van maximaal 7
volumeprocent biodiesel in diesel toe te staan. Vanaf 31 december 2013
zou diesel minimaal 5 volumeprocent en maximaal 10 volumeprocent
biodiesel moeten bevatten. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat diesel
die aan deze specificaties voldoet uiterlijk op de genoemde data
beschikbaar komt bij alle tankstations die diesel verkopen.
Na publicatie van het voorstel van de Commissie begint de discussie
over het voorstel in de Raad en in het Europees Parlement. De
zogenaamde medebeslissingsprocedure ("codecision") kan dan nog meer
dan een jaar in beslag nemen.
Voor het officiële verslag van de presentatie van het voorstel door
EC-voorzitter Barroso aan het Europees Parlement inclusief de eerste
reacties van de EP-fractiewoordvoerders, klik hier .
Samenvatting van de hoofdpunten van het voorgestelde Europese
Energiebeleid
Algemene doelen:
* 20 % Emissiereductie van broeikasgassen in 2020 ten opzicht van
1990. Bij internationale overeenstemming kan dit worden verhoogd
naar 30%
* 20 % Elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in
2020 zoals zon, wind, golven, waterkracht en biomassa (momenteel
8,5%)
* 10 % Biotransportbrandstoffen
Kosten en voordelen zoals gezien door de Europese Commissie
* Totale kosten worden geschat op 0,5 % van het Bruto Nationaal
Product (BNP), circa 60 miljard per jaar
* Reductie van energie-import met 50 miljard per jaar
* Verminderde noodzaak beheersen luchtkwaliteit 11 miljard per jaar
in 2020
* Vermeden kosten vanwege nadelige invloed van klimaatverandering
naar schatting oplopend tot 20% van het BNP
* Innovatie in de energiesector, efficiencyverbetering,
wereldleiderschap in tegengaan klimaatverandering
Emissiehandel na 2012
* Emissiehandel wordt uitgebreid tot meer industriële sectoren zoals
chemie en aluminiumproductie
* Emissies die onder emissiehandel vallen, dienen 21% te dalen ten
opzichte van 2005
* Volledige handel van emissierechten voor de industrie inclusief de
elektriciteitsproductiesector, om de kosten volledig door te
kunnen berekenen
* Geleidelijke infasering van emissierechtenhandel voor
olieraffinaderijen en de luchtvaart, te beginnen met 20% in 2013,
oplopend tot 100% in 2020
* Initiële vrije allocatie voor de energie-intensieve industrie
(staal, aluminium, cement) wordt geleidelijk uitgefaseerd
* Opbrengsten van de veiling gaan naar de lidstaten, 20% wordt
aangewend voor de aanpak van klimaatverandering, promoten schone
technologie en hernieuwbare energiebronnen
* Ongebruikte credits van de periode 2008-2012 kunnen worden
gebruikt in 2013-2020
Emissies buiten het emissiehandelsysteem
* Sectoren buiten de emissiehandel zoals transport, de bouw,
diensten en landbouw dienen de uitstoot met 10% te beperken ten
opzichte van 2005
* Nationale doelstellingen dienen te worden gekoppeld aan het BNP
van de lidstaat en moeten variëren tussen de -20 en +20% ten
opzichte van 2005
Hernieuwbare brandstoffen en biotransportbrandstoffen
* Doelstellingen voor elektriciteitsproductie van hernieuwbare
bronnen moet in alle lidstaten met gemiddeld 20% toenemen, per
lidstaat is dat meer of minder afhankelijk van hun vermogen om
hernieuwbare grondstoffen te produceren
* Ten minste 10% biobrandstoffen moet vanaf 2020 in het wegtransport
worden gebruikt, maar er komen strikte criteria om ervoor te
zorgen dat biobrandstoffen minder CO2 voortbrengen en hun groei
het milieu niet in gevaar brengt
* Aan landen die niet in staat zijn hun doel te realiseren wordt het
toegestaan op vrijwillige basis ontbrekende rechten te kopen van
lidstaten die beter presteren
Stimuleren van koolstofopslag
* Eerste wetgeving en financiële ondersteuning voor het vangen,
transporteren en ondergronds vastleggen van koolstof
Richtlijnen voor staatssteun voor milieubescherming
* Staatssteun voor milieuvriendelijke elektriciteitsopwekking wordt
toegestaan om het verschil tussen productiekosten en marktprijs te
overbruggen, begrensd door de totale projectkosten; gewoonlijk
verbiedt de EU staatssteun die concurrentieverstorend werkt