Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief Kenmerk 2070807450 Doorkiesnummer Ons kenmerk UB/K/2008/274 Datum 25 januari 2008 Onderwerp Kamervragen van de leden Omtzigt, Van Hijum en
Spies

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Omtzigt, Van Hijum en Spies (allen CDA) over afronding van WIA voorschotten.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner) (A. Aboutaleb)

Ons kenmerk UB/K/2008/274

2070807450

Vragen van de leden Omtzigt, Van Hijum en Spies (allen CDA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over ter afronding van WIA voorschotten. (Ingezonden 3 januari 2008)


1
Zijn WIA voorschotten een voorliggende voorziening voor de bijstandsuitkering, zodat betrokkene juist gehandeld heeft met zijn aanvraag? 1)


2
Welk vangnet staat iemand ter beschikking, wanneer het UWV niet tijdig een keuring verricht?


3
Hoe had betrokkene kunnen en moeten handelen om recht te hebben op inkomensondersteuning en/of re-integratie na afloop van de 2 jaar ziektegeld?


4
Welke acties gaat u ondernemen om de problematiek in de specifieke casus op te lossen?


5
Welke acties gaat u ondernemen om het algemene probleem op te lossen?


1) Een man, die 1 jaar en 8 maanden in de ziektewet zit, doet een aanvraag voor een WIA uitkering. Het UWV neemt niet op tijd een beslissing. Hierdoor krijgt betrokkene na afloop van de termijn van 2 jaar een WIA-voorschot: het UWV verwacht dat hij een WGA of IVA-uitkering zal krijgen. Na vier maanden voorschotten wordt een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35 procent vastgesteld. Betrokkene dient onmiddellijk een aanvraag in voor een bijstandsuitkering en vraagt die aan met vier maanden terugwerkende kracht. De gemeente kent de bijstandsuitkering toe, maar niet met terugwerkende kracht. Het UWV vordert de WIA voorschotten terug, ondanks bezwaar en beroep tegen de terugvordering.

---

Ons kenmerk UB/K/2008/274

Antwoorden 1, 2, 3, 4 en 5
Navraag heeft mij geleerd dat de aangedragen casus een incident betreft en geen probleem in algemene zin, waarop actie mijnerzijds noodzakelijk zou zijn. Wel verdient een dergelijk incident zorgvuldige aandacht, gelet op de verstrekkende gevolgen die hieruit kunnen voortvloeien voor betrokkene.

Volgens opgave van het UWV blijkt dat in 90% van de gevallen waarin een negatieve beslissing op een WIA-aanvraag volgt, wel sprake is van een recht op een WW-uitkering. Ingeval er ook geen recht op WW bestaat, is een WWB-aanvraag bij de gemeente mogelijk. Mij zijn, behoudens dit incident, geen signalen bekend waaruit zou blijken dat bijstand wordt misgelopen, indien het UWV negatief beslist op een WIA-aanvraag en verstrekte voorschotten terugvordert.
Het UWV verleent op reguliere basis voorschotten ingeval betrokkene tijdig een aanvraag indient voor een WIA-uitkering en het recht hierop niet binnen de wettelijke termijn kan worden vastgesteld. In casu wordt niet afgeweken van die praktijk. Een WIA-voorschot kan worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening wanneer de hoogte van het voorschot overeenkomt met of hoger is dan het bedrag aan bijstand waar iemand gelet op zijn omstandigheden recht op zou hebben. Door het bepalen achteraf dat iemand geen recht heeft op een WIA-uitkering vervalt de rechtsgrond voor de verstrekking van het voorschot. Omdat het verstrekte voorschot bovendien wordt teruggevorderd is er met terugwerkende kracht in feite geen voorliggende voorziening geweest die bijstandsverlening in de weg zou hoeven te staan. Het is echter aan de gemeente om in casu te beoordelen of en vanaf welk moment er recht op bijstand bestaat.

Naar inmiddels vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, over de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB, wordt in beginsel geen bijstand verleend voorafgaand aan een periode waarop de melding bij het CWI heeft plaatsgevonden dan wel, in voorkomende gevallen, de bijstandsaanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen en geen beletselen voor bijstandsverlening bestaan. Van beletselen voor bijstandsverlening kan in het bijzonder sprake zijn indien een passende en toereikende voorziening voorhanden is en/of indien vaststaat dat betrokkene anderszins over voldoende middelen heeft beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien zonder dat daar aantoonbare en verifieerbare schulden tegenover staan.

Klaarblijkelijk is de gemeente tot het oordeel gekomen dat er in casu géén sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening met terugwerkende kracht voor de datum van de uitkeringsaanvraag rechtvaardigen. In hoeverre de gemeente op een juiste wijze heeft gehandeld in deze, mede gelet op bovenstaande rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep,
---

Ons kenmerk UB/K/2008/274

is niet aan mij ter beoordeling. Verlening van bijstand op grond van de WWB is een bevoegdheid én verantwoordelijkheid van gemeenten. Ingeval de gemeente naar het oordeel van betrokkene in casu tot een ander oordeel had moeten komen, kan bezwaar- en beroep nog uitkomst bieden.


---