Kamerbrief inzake de relatie tussen Nederland en Suriname
25-01-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken van 14 december 2007 met kenmerk
07-BuZa-B-079 om een brief inzake de relatie tussen Nederland en
Suriname.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Samenvatting: Samen, zakelijk en betrokken
De betrekkingen tussen Nederland en Suriname zijn goed. De bijzondere
band tussen beide landen en volken is een feit vanwege de gedeelde
historie, taal, cultuur en familiebanden. Conform de beleidsnotitie
`Een rijke relatie' (2004) streeft Nederland naar een zakelijke en
betrokken relatie met Suriname. Juist nu beide landen een minder
prominente plaats innemen in elkanders buitenlands beleid ontstaat
daartoe de ruimte. De contacten tussen Surinaamse en Nederlandse
ministeries en bewindspersonen en de vele samenwerkingsverbanden
tussen beide samenlevingen zijn daarvan de getuigen. De minister voor
Ontwikkelingssamenwerking zal voor de verdere vermaatschappelijking
van de relatie een Twinningfaciliteit Nederland-Suriname instellen
(2008-2011).
De coalitie van veel verschillende partijen, de krappe meerderheid in
het parlement en de grote oppositie maken het regeren voor Venetiaan
III niet altijd eenvoudig. De start van het proces van de
Decembermoorden is een moedige keuze vóór de mensenrechten en
benadrukt dat het recht zijn loop moet hebben. Het getuigt ook van
respect voor de slachtoffers en hun nabestaanden. De economie van
Suriname groeit voorspoedig door hoge inkomsten uit de mijnbouw en een
adequaat macro-economisch beleid. De Surinaamse begroting is in
evenwicht. De ontwikkeling van de private sector stagneert vanwege het
magere investeringsklimaat. De meerderheid van de beroepsbevolking
werkt in de publieke sector. De economische groei heeft nog geen
duidelijke vermindering van de armoede ten gevolg.
De in 2005 met Suriname overeengekomen afbouw van de brede
ontwikkelingssamenwerkingsrelatie binnen vijf jaar blijkt moeilijk
haalbaar in het licht van de hoeveelheid resterende Verdragsmiddelen,
de beperkte absorptiecapaciteit van Suriname en het belang van een
effectieve en doelmatige besteding. Met inachtneming van deze
realiteiten blijft beider streven echter gericht op de afgesproken
versnelde afbouw. Op dit vlak is voor het eerst in jaren vooruitgang
geboekt. De vervroegde aflossing van de NIO-lening lastens de
Verdragsmiddelen is daarvan een voorbeeld. Op termijn is
begrotingssteun mogelijk een optie. Het beleidsoverleg, dat in 2007 in
Den Haag werd gevoerd tussen de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en zijn Surinaamse ambtsgenoot van Planning
en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), is goed en constructief verlopen.
In 2008 zal de minister voor OS beleidsoverleg voeren in Suriname.
De afbouw van de ontwikkelingssamenwerking past in de kentering in de
relatie tussen Suriname en Nederland. Waar de politieke verhoudingen
tussen beide landen vroeger werden bepaald door de
ontwikkelingssamenwerking, is deze heden ten dage meer en meer
onderdeel van de bredere politieke totaliteit tussen beide landen.
Suriname stelt het op prijs door Nederland als een zelfstandige
internationaal-politieke actor te worden gezien. Suriname denkt
nadrukkelijk na over het eigen buitenlands beleid, met name waar het
gaat om de buurlanden, de herkomstlanden en de regionale integratie.
In dat kader vinden ook buitenlandspolitieke consultaties plaats
tussen de beide ministeries van Buitenlandse Zaken.
Al met al zijn de betrekkingen tussen Nederland en Suriname in
rustiger vaarwater gekomen. Dat is een winstpunt voor beide
samenlevingen, die zozeer met elkaar zijn verweven. Wij zien het als
een taak deze winst te behouden door voortgezette en constructieve
samenwerking tussen beide overheden en het stimuleren van de vele en
diverse banden tussen beide samenlevingen: samen, zakelijk en
betrokken. Deze brede samenwerking komt in de plaats van de
ontwikkelingsrelatie, die in de komende jaren verder wordt afgebouwd.
De relatie met Suriname zal daarna een breder en meer
buitenlandspolitiek karakter krijgen.
Politieke situatie
De regering Venetiaan III (2005) telt acht politieke partijen en
beschikt over 29 van de 51 zetels in De Nationale Assemblee (DNA). De
grootste oppositiepartij, de Nationale Democratische Partij (NDP),
beschikt over 15 zetels in de DNA. De gefragmenteerde coalitie, de
krappe meerderheid in het parlement en de grote oppositie maken het
besturen voor de regering Venetiaan III niet altijd eenvoudig.
Desalniettemin houdt de coalitie stand. De maatschappelijke rust is
grotendeels teruggekeerd na de recente acties van onder meer
bushouders, leraren, oud-militairen en jongeren. Het proces over de
Decembermoorden is eind november 2007 van start gegaan, waarmee
Suriname een belangrijke stap heeft gezet ter verdediging van de
mensenrechten en tegen straffeloosheid.
Economische situatie
Suriname behoort met een inkomen per hoofd van de bevolking van
gemiddeld USD 2.986 (2005) tot de midden inkomens landen. Sinds 2001
is de economische groei van Suriname positief (5,6% in 2006), zijn de
wisselkoersen en inflatie gestabiliseerd door een adequaat
macro-economisch beleid en is de export toegenomen. De Surinaamse
begroting is in evenwicht. De schuldpositie van het land is verbeterd,
mede door toedoen van de vervroegde aflossing van de NIO-lening in
2007. De voornaamste oorzaken van de economische groei zijn de hoge
wereldmarktprijzen van goud, aluinaarde en olie alsmede een licht
stijgende productie in de mijnbouwsector. De afhankelijkheid van
Suriname van de mijnbouw is overigens een risico voor de economische
stabiliteit. Van diversificatie van de economische basis is tot op
heden weinig sprake. Het investeringsklimaat in Suriname blijft mager,
met name vanwege complexe wet- en regelgeving en een gebrek aan
juridische zekerheden. Bijna 60% van de beroepsbevolking is werkzaam
in de publieke sector, inclusief de circa 120 staatsbedrijven.
Armoedebestrijding
Met de 85ste plaats op de Human Development Index 2007 van United
Nations Development Programme (UNDP) staat Suriname relatief hoog in
de categorie ` medium human development'. Turkije staat op plaats 84,
Jordanië op 86. Door een tekort aan informatie kan in Suriname niet
voor alle MDG's een trend worden bepaald. Op basis van individuele
statistieken zijn er zorgen op het vlak van kindersterfte (MDG 4),
moedersterfte (MDG 5) en HIV/AIDS (MDG 6). Een Gini-coë fficient voor
Suriname van 0,547 (2004) duidt op een ongelijke inkomensverdeling.
Het Surinaamse Meerjaren Ontwikkelings Plan 2006-2011 richt zich bij
de bestrijding van armoede vooral op verhoging van de productie en
duurzame werkgelegenheid. Er is slechts een beperkt aantal donoren
actief in Suriname, dat gezien zijn inkomenspositie niet tot de armste
landen wordt gerekend, ook niet binnen Latijns-Amerika en de Cariben.
Naast Nederland, als grootste donor, zijn met name de Inter American
Development Bank (IDB), de Europese Commissie, UNDP, Frankrijk, China
en India in meer of mindere mate actief in Suriname. Naast de
bilaterale OS heeft Nederland in 2006 noodhulp verleend ten tijde van
de overstromingen in het binnenland, met een bijdrage van
Ontwikkelingssamenwerking en de inzet van Defensie.
Beleidsnotitie `Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en
toekomst'
In 2004 verscheen de beleidsnotitie Suriname (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2003-2004, 20361, nr. 116), getiteld `Een rijke relatie',
die in 2005 met de Tweede Kamer is besproken. Doelstellingen zijn
goede betrekkingen en brede samenwerking met Suriname, het effectief
en doelmatig besteden van de resterende Verdragsmiddelen, het
verminderen van de afhankelijkheid van Suriname van Nederland, alsmede
het behartigen van wederzijdse belangen in het kader van het
geïntegreerd buitenlands beleid. Qua toonzetting streeft de notitie
naar een zakelijke en betrokken relatie. Het woord zakelijk duidt op
meer begrip voor elkanders belangen en op minder emotie. In het
verleden heeft de emotie te vaak de overhand gekregen in de
samenwerking. Het woord betrokken duidt op de blijvende en bijzondere
relatie tussen beide landen en volken vanwege hun gedeelde historie,
taal, cultuur, familiebanden etc. Deze uitgangspunten zijn nog steeds
van kracht. De aanwezigheid van Minister-President Balkenende bij de
viering van 30 jaar onafhankelijkheid van de Republiek Suriname in
2005 is daarvan een bewijs: respect voor de onafhankelijke staat
Suriname, persoonlijke felicitaties als uitdrukking van een bijzondere
relatie.
Ook het personenverkeer tussen Nederland en Suriname illustreert het
bijzondere karakter van de relatie. Het aantal rechtstreekse vluchten
tussen beide landen is na de liberalisering van het luchtverkeer in
2006 toegenomen van 6 tot 8 per week. Het aantal Nederlanders dat
jaarlijks Suriname voor familiebezoek, vakantie en/of zaken bezoekt
bedraagt naar schatting 90.000 personen. Vanuit Suriname naar
Nederland gaat het jaarlijks om ongeveer 30.000 reizigers. Aan
Nederlandse universiteiten en hogescholen studeren circa 1.000
Surinaamse studenten. Het aantal Nederlandse stagiaires in Suriname
bedraagt naar schatting ruim 1.000 per jaar. Op enig moment zijn er
dus honderden Nederlandse stagiaires tegelijk aanwezig in Suriname. Op
jaarbasis wordt vanuit Nederland ongeveer 60-100 miljoen euro
overgemaakt naar Suriname, veelal ter ondersteuning van familie en
vrienden (de `remittances').
Goede betrekkingen met Suriname en samenwerking op velerlei terreinen
De banden tussen beide samenlevingen zijn omvangrijk en nemen qua
inhoud en omvang nog steeds toe. Zo hebben onder meer steden als
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag samenwerkingsovereenkomsten met
Suriname. Andere voorbeelden zijn de contacten tussen universiteiten,
ziekenhuizen, culturele instellingen en talloze verenigingen en
stichtingen. Vanwege de speciale relatie tussen beide samenlevingen en
het wederzijdse voordeel dat inherent is aan de uitwisseling van
kennis, een goed ontwikkeld maatschappelijk middenveld en
armoedebestrijding hechten wij belang aan de verdere groei van het
maatschappelijk vlechtwerk tussen beide samenlevingen.
Teneinde de verbreding en vermaatschappelijking van de relatie met
Suriname verder vorm te geven, en vooruitlopend op de toekomstige
brede relatie tussen Nederland en Suriname, heeft de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking met ingang van 1 januari 2008 en voor een
periode van vier jaar de Twinningfaciliteit Nederland-Suriname in het
leven geroepen. De twinning beoogt de samenwerking tussen Surinaamse
en Nederlandse particuliere organisaties op het vlak van bijvoorbeeld
taal, cultuur, onderwijs, gezondheid of sport te bevorderen. In die
samenwerking dient sprake te zijn van kennisuitwisseling,
capaciteitsversterking en armoedebestrijding. Voor subsidies in het
kader van deze twinning is voor een periode van vier jaar een bedrag
beschikbaar van 2 miljoen euro per jaar, lastens het budget van de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De subsidieverlening in het
kader van de Twinning Nederland-Suriname zal geschieden via een nog op
te richten `loket', waartoe organisaties zijn uitgenodigd in te
schrijven door middel van een publicatie in de Staatscourant van 9
november 2007. Inmiddels is de inschrijvingstermijn gesloten en buigt
een selectiecommissie zich over de offertes. Binnen enkele weken zal
de besluitvorming plaatsvinden, waarna het loket voor de
Twinningfaciliteit Nederland-Suriname voor de periode 2008-2011 van
start kan gaan.
Meerdere ministeries en ministers werken samen met hun counterparts in
Suriname. Het doel is tweeledig. Ten eerste is het oogmerk
capaciteitsopbouw: versterking van de organisatie en de ondersteuning
van het beleid van de Surinaamse overheid, uiteraard met inachtneming
van het Surinaamse `ownership'. Voorbeelden van samenwerking zijn
beleidsterreinen als justitie, politie, defensie, landbouw, taal en
cultuur. Zo werken de Nederlandse ministeries van Justitie en BZK
samen met het Surinaamse ministerie van Justitie & Politie. Het
ministerie van Defensie houdt periodiek jungletrainingen in Suriname.
In de tweede plaats gaat het om het faciliteren van de relatie tussen
beide samenlevingen. Zo zijn er in 2007 stappen gezet om de
collegegelden voor Surinaamse studenten in Nederland niet te verhogen.
De Twinningfaciliteit Nederland-Suriname is een ander voorbeeld.
De culturele banden tussen Nederland en Suriname blijven hecht. De
samenwerking tussen Nederlandse en Surinaamse culturele instanties is
groeiende. Het programma Cultuur en Ontwikkeling (C&O) van de
Nederlandse ambassade in Paramaribo, ten bedrage van 750.000 euro op
jaarbasis, concentreert zich op acht culturele velden. Het gaat om
gebouwd erfgoed, beeldende kunst, film, podiumkunst, museum, muziek,
cultuurstudies en het cluster taal, literatuur, bibliotheek en
archief. Het zwaartepunt van het programma ligt bij de opbouw van
capaciteit bij zowel de overheid als de culturele instellingen.
Suriname heeft begin 2005 aangegeven de Toescheidingsovereenkomst (TO)
te willen beëindigen. De Toescheidingsovereenkomst heeft vooral
gefunctioneerd met het oog op het toekennen van nationaliteit.
Nederland heeft Suriname aangegeven dat in het geval van een
beëindiging overleg noodzakelijk is om erop toe te zien dat in de TO
vastgelegde individuele rechten in Suriname van Nederlanders van
Surinaamse afkomst voldoende worden gewaarborgd. Dit Nederlandse
standpunt is meermalen herhaald in overleggen tussen de
Minister-President en President Venetiaan alsmede in contacten tussen
de ministers resp. ministeries van Buitenlandse Zaken. In december
2005 heeft in Paramaribo ambtelijk overleg plaatsgevonden over de
Surinaamse wens tot beëindiging van de Toescheidingsovereenkomst.
Nederland heeft zich daarbij op het voornoemde standpunt gesteld. Dit
overleg heeft tot op heden geen ambtelijk vervolg gekregen. De
Toescheidingsovereenkomst is dus niet beëindigd. Suriname is overigens
bezig met herziening van zijn Vreemdelingenwet. Nederland informeert
met regelmaat naar de vorderingen in dit proces, mede met het oog op
de relatie tussen deze voorgenomen wetgeving en de rechten van
Nederlanders van Surinaamse afkomst conform de
Toescheidingsovereenkomst. De oplossing van deze problematiek zou het
verkeer tussen beide samenlevingen ten goede komen.
Verminderde afhankelijkheid van Suriname van Nederland
Suriname integreert verder in zijn regio. Zo maakt het land sinds 2006
deel uit van de `Caricom Single Market'. Daarnaast verstevigt Suriname
zijn bilaterale betrekkingen met buurlanden en de zogenaamde
herkomstlanden (China, India en Indonesië). Ook probeert Suriname in
de regio een brug te vormen tussen de CARICOM en Zuid-Amerika.
Indachtig de voordelen van de Europese integratie en zijn eigen
bilaterale betrekkingen onderschrijft Nederland dit beleid.
Langzaamaan nemen beide landen een relevante, maar minder prominente
plaats in in elkanders buitenlands beleid. Wij menen dat juist deze
ontwikkeling ruimte schept voor de opbouw van een zakelijke en
betrokken relatie met Suriname.
Behartigen van wederzijdse belangen in het kader van geïntegreerd
buitenlands beleid
In 2007 hebben in Paramaribo buitenlandspolitieke consultaties
plaatsgevonden. Gespreksonderwerpen waren onder meer de regionale
integratie en de bilaterale betrekkingen van beide landen, de
hervorming van het VN-stelsel, kandidaturen, het Internationaal
Strafhof, vrede en veiligheid, alsmede samenwerking tussen de beide
ministeries van Buitenlandse Zaken.
Een belangrijke kentering in de relatie tussen Suriname en Nederland
bleek volgens de Surinaamse gesprekspartners dat, daar waar de
politieke verhoudingen tussen beide landen vroeger werden bepaald door
de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie, het nu de OS-relatie is die
wordt beïnvloed door ontwikkelingen in de bredere politieke context
tussen beide landen. OS wordt daarmee onderdeel van een totaliteit.
Suriname stelt het op prijs door Nederland als een zelfstandige
internationaal-politieke actor te worden gezien.
Tijdens de consultaties kwam ook de voorgenomen toetreding van
Suriname tot het Internationaal Strafhof (ICC) aan de orde. De
voorbereidingen zijn getroffen, Suriname verwacht in de eerste helft
van dit jaar toe te treden.
Onderdeel van de buitenlandspolitieke consultaties is de samenwerking
tussen beide ministeries van Buitenlandse Zaken, waarvoor door
Nederland in 2005 een bedrag van 100.000 euro beschikbaar is gesteld.
Een van de beoogde activiteiten in dit kader is de uitwisseling van
kennis, bijvoorbeeld op het vlak van de Europese Unie, verdragen en
protocol.
Het streven is de buitenlandspolitieke consultaties, die door beide
partijen zeer werden gewaardeerd, voort te zetten. Daartoe zal het
Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken in 2008 worden
uitgenodigd voor overleg in Den Haag. De voortzetting van de
wederzijdse bezoeken van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide
landen maakt uiteraard ook deel uit van deze samenwerking.
Suriname ligt in een regio die kampt met grensoverschrijdende
problemen als (drugs)criminaliteit, illegaliteit, milieudegradatie en
HIV/AIDS. Samenwerking tussen beide overheden kan een deel van de
oplossing zijn en is een wederzijds belang, zoals ook aangegeven in de
notitie `Een rijke relatie'. Op het vlak van de versterking van de
rechtsstaat en democratie alsmede de bestrijding van de
drugscriminaliteit verloopt de samenwerking succesvol. Wat betreft
milieu zet Nederland in op blijvende samenwerking met Suriname bij de
instandhouding van het tropisch regenwoud en de biodiversiteit. Zo
wordt bijgedragen aan projecten voor het tegengaan van verlies aan
biodiversiteit alsmede het behoud van het tropisch bos. Dit laatste
past ook in de Nederlandse inzet op het gebied van klimaat.
Effectieve en doelmatige besteding van de resterende Verdragsmiddelen
De in 2005 met Suriname overeengekomen afbouw van de brede OS-relatie
binnen vijf jaar wordt bemoeilijkt door de hoeveelheid resterende
Verdragsmiddelen (ca. 190 miljoen euro), de beperkte
absorptiecapaciteit van Suriname en het belang van een effectieve en
doelmatige besteding. Van de vijf sectorplannen in uitvoering
(onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, huisvesting, rechtsbescherming
& veiligheid) is per 1 januari 2008 gemiddeld slechts 12% van het
budget uitgegeven. Het sectorplan milieu is nog niet gereed.
Ondanks de trage bestedingen heeft Suriname in het afgelopen jaar
diverse succesvolle sectorale activiteiten gerealiseerd. Voorbeelden
zijn onder meer de opzet van het agrarisch kredietfonds (sector
landbouw), grondwerkzaamheden voor de satellietstad Richelieu in
Commewijne (sector huisvesting), het renovatieprogramma scholen
binnenland (sector onderwijs), de bouw van een moeder- en
kindzorgcentrum (sector gezondheid) alsmede RAIO-opleidingen voor de
zittende en de staande magistratuur (sector rechtsbescherming &
veiligheid). In laatstgenoemde sector is sprake van resultaatvolle
samenwerking, zowel tussen ministeries (in Nederland Justitie en BZK,
in Suriname Justitie & Politie) als tussen instanties op het vlak van
politie, Openbaar Ministerie, rechtspraak, reclassering, brandweer
etc.
Mede in het licht van de trage besteding is de vervroegde aflossing
per 1 augustus 2007 van de NIO-lening door Suriname positief nieuws.
De aflossing van de oude NIO-lening uit 2001 is in mindering gebracht
op de resterende V erdragsmiddelen. Het gaat om een bedrag van 72,5
miljoen euro. De transactie bespaart Suriname in totaal 7,1 miljoen
euro aan rentebetalingen over de resterende looptijd van deze lening,
het verbetert de internationale kredietwaardigheid van Suriname en
schept meerjarig ruimte op de Surinaamse begroting voor onder meer de
aanleg van dijken.
De afspraken over de vervroegde aflossing van de NIO-lening vonden
plaats binnen het kader van het beleidsoverleg, dat de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op 12 juni 2007 in Den Haag voerde met zijn
Surinaamse counterpart van Planning en Ontwikkelingssamenwerking
(PLOS). Het beleidsoverleg werd gevoerd in een vriendelijke en
constructieve sfeer, waar ruimte was voor dialoog en verkenningen met
betrekking tot de toekomstige relatie tussen Nederland en Suriname.
Afgesproken is om ook buiten het formele overleg met elkaar te
(blijven) communiceren. Onderkend werd dat éénjaarlijks in plaats van
tweejaarlijks beleidsoverleg op termijn wellicht mogelijk is. De Kamer
is over het beleidsoverleg per brief geïnformeerd (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2006-2007, 20361, nr. 127).
Modernisering van de overheid, oftewel `Public Sector Reform' (PSR),
staat in Suriname al lang op de agenda, en maakt ook deel uit van het
Surinaamse Meerjaren Ontwikkelings Plan (MOP). Maar liefst 60% van de
beroepsbevolking is werkzaam in de publieke sector. De
Verdragsmiddelen die zijn gereserveerd voor PSR kunnen vooralsnog niet
worden ingezet, aangezien de programma's voor PSR nog niet van de
grond zijn gekomen. De reservering binnen de Verdragsmiddelen bedraagt
maximaal 40 miljoen euro, waarvan 20 miljoen op basis van
begrotingssteun. Ook flankerende trajecten zoals pensioenhervorming en
een Algemene Ziektekosten Verzekering lijken vertraging op te lopen.
Nederland heeft steeds aangegeven ook dergelijke deeltrajecten in het
kader van PSR (mede) te willen financieren en desgewenst expertise
beschikbaar te willen stellen.
Met inachtneming van de voornoemde realiteiten blijft het streven van
Nederland en Suriname gericht op de overeengekomen versnelde afbouw
van de brede OS-relatie.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken