Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag

Den Haag Uw brief van Uw kenmerk 25 januari 2008 DK/I&I/M/2008/2005 11 januari 2008 2070808120

Onderwerp
vraag van het lid Van Der Ham (D66)

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Van Der Ham (D66) van uw Kamer betreffende het Koninklijk Concertgebouw Orkest.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2070808120.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 2/2

2070808120

Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het Koninklijke Concertgebouworkest. (Ingezonden 11 januari 2008)


1
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van 8 september 2006 van de leden Dittrich en Van der Ham (beiden D66) over het Koninklijk Concertgebouworkest? 1)

Antwoord:
Ja


2
Deelt u de mening dat het Koninklijk Concertgebouw orkest de grenzen van haar zo succesvolle cultureel ondernemerschap heeft bereikt en zonder twijfel tot de top van de muzikale Nederlandse cultuur moet blijven horen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
Ja, ik deel de mening dat het Koninklijk Concertgebouw Orkest tot de top van het muziekleven behoort en ik ben ook van mening dat het KCO voortdurend de grenzen van haar cultureel ondernemerschap succesvol verlegt.
In zijn recente beleidsplan heeft het orkest tal van maatregelen aangekondigd die ertoe dienen om de inkomstenkant van het orkest te versterken en de kosten te beheersen. Deze maatregelen betreffen niet alleen het prijsbeleid maar ook de ontwikkeling van nieuwe (digitale) producten. Daarmee geeft het orkest aan het ondernemerschap in de toekomst nog verder te willen uitbouwen. Tegelijkertijd kan ik met waardering vaststellen dat omvang van de eigen inkomsten in relatie tot de totale omzet, zeker in verhouding tot andere kunstinstellingen al zeer aanzienlijk is en dat zo beschouwd de grens van het ondernemerschap wel in zicht is. Er kan geen twijfel zijn over het belang van het behoud van de internationale positie van het KCO in de toekomst.


3
Deelt u de zorgen van Chef-dirigent Mariss Jansons over het verschil in salaris van musici in het Nederlandse Concertgebouworkest en die in buitenlandse orkesten, waardoor het steeds moeilijker wordt voor het Koninklijk Concertgebouworkest om goede jonge mensen aan zich te binden en om vacatures te vullen? Welke maatregelen kunt u nemen om dit verschil te overbruggen zonder dat er gekort wordt op andere elementaire functies/taken van de instelling?

Antwoord:
Omdat het orkest voor de vervulling van zijn vacatures is aangewezen op een internationale markt, ondervindt het bij de werving concurrentie van andere orkesten in de wereld. Het is bekend dat de salarissen bij sommige toporkesten in de wereld (aanzienlijk) hoger liggen dan in Amsterdam. Dat maakt de concurrentie niet eenvoudig. Mede om die reden is de subsidie aan het orkest in het verleden al eens met een bedrag van 5 ton verhoogd (2001). Het niveau van de orkestsalarissen is een zaak van werkgevers en werknemers. Het subsidieniveau bepaalt echter mede de marges waarbinnen kan worden onderhandeld. Het orkest is voor 50% van zijn exploitatie afhankelijk van subsidie. Daarvan komt 20% voor rekening van het rijk en 30% van de gemeente Amsterdam.
Of er ruimte is om de subsidie aan te passen is een vraag die ik in de totale budgettaire afweging wil beantwoorden. Het meerjarenperspectief van de cultuurbegroting biedt gezien de prioriteiten ten aanzien musea, volkscultuur, amateurkunst en de regio maar beperkte ruimte. Over het niveau van de toekomstige subsidiëring van het Koninklijk Concertgebouw Orkest zal ik in september 2008 een besluit nemen mede op basis van een advies van de Raad voor Cultuur.


1) Aanhangsel Handelingen, nr. 54, Vergaderjaar 2006-2007 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl