Kamerbrief inzake VN-hervormingen op het gebied van gender
28-01-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
In mijn brief van 14 mei 2007, over de VN-hervormingen op
ontwikkelingsterrein (Kamerstuk 26150, nr. 45), zette ik de
belangrijkste aanbevelingen van het rapport van het VN-High Level
Panel on System-Wide Coherence (HLP-SWC) uiteen en benadrukte ik dat
Nederland voorstander is van stroomlijning van de Verenigde Naties op
ontwikkelingsgebied. Eén van de punten op de VN-hervormingsagenda
richt zich op een verbeterde genderarchitectuur. Ik ben van mening dat
om de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG's) te behalen, de expertise
van de VN zo effectief en efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Dit
geldt ook voor het bereiken van Millennium Ontwikkelingsdoel 3, het
bevorderen van de gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes,
welke ik tot één van mijn vier beleidsprioriteiten heb gemaakt.
In vervolg op hogergenoemde brief en zoals toegezegd tijdens het
Algemeen Overleg over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
(AVVN) op 13 september jl., wil ik u, mede namens de minister van
Buitenlandse Zaken, nader informeren over de ontwikkelingen op dit
gebied.
Achtergrond en ontwikkelingen
Naast de implementatie van het "Eén VN-concept" op landenniveau,
adviseert het in 2006 verschenen rapport van het HLP-SWC ook de
VN-genderarchitectuur te hervormen. Zo stelt het panel voor om de drie
bestaande eenheden binnen de VN die zich bezighouden met gender samen
te voegen tot één genderorganisatie. Het rapport stelt tegelijkertijd
dat het werken aan gendergelijkheid het mandaat is en moet blijven van
het gehele VN-systeem, en niet alleen kan worden overgelaten aan deze
genderorganisatie.
In een conceptnotitie van plaatsvervangend secretaris-generaal van de
VN (plv. SGVN) Migiro van 1 augustus jl., is op hoofdlijnen uitgewerkt
welke doelstellingen, taken en structuur de genderorganisatie in haar
ogen zou moeten hebben. Samengevat komt de VN-genderarchitectuur er
volgens de notitie als volgt uit te zien. Het UN Development Fund for
Women (UNIFEM), het UN Office for the Special Adviser on Gender Issues
(OSAGI), de UN Division for the Advancement of Women (DAW) en het
International Institute for Research and Training for the Advancement
of Women (INSTRAW) worden samengevoegd. De hieruit op te richten
genderorganisatie moet onder leiding komen te staan van een
onder-secretaris-generaal, die direct rapporteert aan de SGVN. De drie
belangrijkste taken die de genderorganisatie volgens de notitie moet
vervullen, zijn:
1. een waakhondfunctie, waarbij de eenheid andere VN-organisaties
aanstuurt op concrete resultaten op het gebied van gelijkheid voor
mannen en vrouwen,
2. een normatieve functie, waarbij analytische input wordt gegeven in
zowel intergouvernementele als in VN interne
beleidsvormingsprocessen en
3. een operationele functie, waarbij technische assistentie wordt
verleend ten behoeve van de activiteiten op landenniveau.
Hoewel de notitie nog te weinig gedetailleerd ingaat op de taken,
doelstellingen, structuur, kosten en planning voor de vernieuwde
genderentiteit, beschouw ik het document als een goed uitgangspunt
voor vervolgstappen.
Hoewel het voorstel van het High Level Panel voor het oprichten van
een vernieuwde krachtige VN-genderorganisatie kon rekenen op een
positief onthaal van een aanzienlijk deel van de VN-lidstaten, is het
proces nu helaas vrijwel stil komen te liggen. Onder VN-lidstaten
bestaat veel steun voor een grotere rol van de VN bij het bevorderen
van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes. Echter, enkele
prominente leden van de G77 (het samenwerkingsverband van
ontwikkelingslanden) tonen zich in algemene zin afhoudend en kritisch
over de VN-hervormingsplannen. De voornaamste critici zijn de
G77-leden India, Pakistan, Egypte en Cuba, maar ook China en Rusland.
Deze critici verdenken de westerse landen ervan de VN-hervormingen te
willen gebruiken om meer voorwaarden te verbinden aan
ontwikkelingshulp, onder meer op het terrein van mensenrechten, gender
en goed bestuur. In dat licht houden deze landen ook de voortgang ten
aanzien van een vernieuwde genderarchitectuur tegen. Pogingen, ook
vanuit Nederland, om de hervorming van de genderarchitectuur los te
koppelen van de bredere VN-hervormingsplannen hebben tot nu toe geen
resultaat opgeleverd. Het aanvankelijke optimisme bij Nederland en
andere hervormingsgezinde landen dat de besprekingen over de
hervormingen van de VN genderarchitectuur wellicht voortvarender ter
hand konden worden genomen en sneller tot een resultaat zouden leiden
dan andere onderdelen in het VN hervormingsproces is dan ook
aanzienlijk gedaald. Het is nog niet duidelijk op welke termijn de
volgende stappen in de consultaties over de VN-genderarchitectuur
zullen plaatsvinden. De voorzitter van de AVVN heeft in zijn brief van
11 januari jl. de Permanente Vertegenwoordigers van de VN-lidstaten
uitgenodigd voor een bijeenkomst op 8 februari a.s. om de
intergouvernementele consultaties over de VN-hervormingsplannen te
hervatten. In zijn brief benadrukt de voorzitter het belang van
vooruitgang bij de implementatie van het "Eén VN-concept" op
landenniveau. Aan de overige hervormingstrajecten, waaronder
genderhervorming, wordt niet gerefereerd. Nederland zal erop
aandringen dat de consultaties zich ook op de genderhervorming zullen
richten. Echter, een doorbraak in de patstelling en de daaruit
volgende daadwerkelijke oprichting van een genderorganisatie zal naar
ik verwacht nog geruime tijd op zich laten wachten.
Standpunt en inzet Nederland
Het versterken van de aandacht voor en de inzet ter bevordering van
gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes en het tegengaan van
geweld tegen vrouwen is een van mijn vier beleidsprioriteiten, zoals
neergelegd in mijn brief, "Een zaak van iedereen" (Kamerstuk
2007-2008, 31250. nr. 1) en is ook een van de prioriteiten in de
mensenrechtenstrategie, "Naar een menswaardig bestaan " , van mijn
ambtgenoot van Buitenlandse Zaken. De verbetering van de positie van
vrouwen -in brede zin- moet hoog op de agenda staan, omdat MDG3 één
van de Millennium Ontwikkelingsdoelen is waarop tot dusverre de minste
voortgang is geboekt en omdat voortgang op MDG3 ook een belangrijke
bijdrage levert aan het halen van de andere MDG's. Daarnaast is het
belangrijk, omdat de mensenrechten van vrouwen wereldwijd massaal
worden geschonden.
Dit doel wordt niet gehaald wanneer alleen wordt ingezet op "gender
mainstreaming". Een door Noorwegen opgesteld overzicht van evaluaties
van een aantal bilaterale en multilaterale donoren naar hun inzet ter
bevordering van gendergelijkheid maakt duidelijk dat de strategie van
gender mainstreaming slechts in beperkte mate succesvol is. In
essentie tonen de verschillende evaluaties dat een zwaarder accent zou
moeten liggen op de praktische implementatie van genderstrategieën in
operationele activiteiten. Hiervoor zijn naar mijn mening specifieke
inzet, activiteiten en middelen nodig ter ondersteuning van
gendergelijkheid en ter versterking van de maatschappelijke stem van
vrouwen om op te komen voor hun rechten en kansen (zgn. empowerment).
Een actieve genderdiplomatie is hierbij ondersteunend. Hiervoor heb ik
voor 2008 een bedrag van EUR 30 miljoen aan additionele middelen
vrijgemaakt, dat zal oplopen naar EUR 50 miljoen extra in 2010.
Naar mijn mening zou de VN met een versterkte en geconsolideerde
VN-genderorganisatie beter in staat zijn om gelijkheid van mannen en
vrouwen dichterbij te brengen, onder meer door ondersteuning van
nationale overheden bij de ontwikkeling en uitvoering van
genderspecifiek beleid. Nederland zal daarom actief de instelling van
een vernieuwde VN-genderorganisatie op basis van bovens taande
principen blijven steunen. Het is dan ook belangrijk het debat over de
genderarchitectuur weer op gang te krijgen.
Nederland zal zich in 2008 beraden op welke wijze in het
genderhervormingsproces vooruitgang geboekt kan worden en welke rol
Nederland daarin kan spelen. Nederland zou zich willen inzetten om een
coalitie van VN-hervormingsgezinde landen afkomstig uit alle regio's
van de wereld samen te brengen, om het debat over de
VN-genderhervorming aan te jagen en de coalitie van voorstanders te
vergroten. Bezien zal worden of in New York een dergelijke coalitie
kan worden gevormd en vervolgens geschikte momenten kunnen worden geï
dentificeerd om aandacht te vragen voor de VN-genderhervorming.
Mogelijk zou hiervoor één van de in 2008 door de voorzitter van de
AVVN voorgestelde MDG-gerelateerde evenementen kunnen worden
aangegrepen. Ook zal Nederland het onderwerp opbrengen in relevante
reguliere VN-fora, zoals de VN Commission on the Status of Women
(CSW). Daarnaast zal Nederland in diverse internationale fora en waar
opportuun ook tijdens bilaterale bezoeken, de plannen voor de
VN-genderarchitectuur ter sprake brengen en trachten het draagvlak en
actieve steun voor de hervormingen van de VN genderarchitectuur te
vergroten.
Voor wat betreft het inhoudelijk mandaat ben ik het vooralsnog met
plv. SGVN Migiro eens dat de taken van de vernieuwde genderentiteit,
zoals hogergenoemd, drieledig moeten zijn. Mocht uit de bijeenkomsten
blijken dat aanpassing van dit mandaat opportuun is, moet dat
vanzelfsprekend overwogen worden.
Ad 1) Bij de zogenoemde "waakhondfunctie" zou zoals boven aangegeven
het accent moeten liggen op het bereiken van concrete resultaten op
landenniveau. Ik ben van mening dat de genderorganisatie, onder
leiding van een krachtige Onder-Secretaris-Generaal, erop toe moet
zien dat de verschillende VN-organisaties op landenniveau concreet
aangeven welke resultaten zij de komende jaren verwachten te bereiken
ter bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes.
Een belangrijke taak voor de genderorganisatie is het hoog op de
agenda zetten en houden van "women's empowerment" en gendergelijkheid,
waaronder geweld tegen vrouwen. Tevens ben ik van mening, net als het
High Level Panel, dat het werken aan gendergelijkheid het mandaat is
en moet blijven van het hele VN systeem en niet alleen kan worden
overgelaten aan een vernieuwde genderorganisatie. Het mag daarbij
echter niet om een vrijblijvende inspanningsverplichting gaan; zowel
de directeuren van de verschillende VN-organisaties als de Resident
Co-ordinators (de vertegenwoordiger van het gehele VN-systeem in een
land) moeten jaarlijks afgerekend worden op de concrete resultaten die
op landenniveau zijn bereikt ter verbetering van de positie van
vrouwen. De genderorganisatie dient er voorts op toe te zien dat de
meerjarenplannen van de verschillende VN-organisaties en -
landenkantoren voldoende aandacht besteden aan het bevorderen van
gendergelijkheid.
Ad 2) Ten aanzien van het normatieve mandaat van de genderorganisatie
ben ik van mening dat de huidige internationale normen in grote lijnen
voldoende basis bieden voor naleving en uitvoering op landenniveau. De
nadruk zou hierbij daarom moeten liggen op dataverzameling,
verspreiding van informatie (in het bijzonder "best practices and
lessons learnt") en het opstellen van analyses, ter ondersteuning van
de ontwikkeling van beleidsplannen en regelgeving op landenniveau ter
versterking van de positie van vrouwen, het tegengaan van
discriminatie en geweld en ter bescherming en bevordering van
mensenrechten van vrouwen.
Ad 3) Tot slot, zoals reeds aangeven, ben ik van mening dat "gender
mainstreaming" alleen niet werkt. De operationele rol van de
genderorganisatie is daarom belangrijk. In alle landen waar de VN
actief is, zou genderexpertise beschikbaar moeten zijn, ter
ondersteuning bij de ontwikkeling en implementatie van nationale
programma's en activiteiten gericht op de gelijkheid van mannen en
vrouwen. In aanvulling daarop, dient de "operationele poot" van de
genderorganisatie concrete, katalyserende activiteiten op het gebied
van gender te initiëren.
Parallelle activiteiten
Tegelijk met de onderhandelingen over de genderorganisatie moet echter
ook een tweede spoor worden bewandeld. De bestaande achterstanden bij
het halen van MDG3 worden immers niet ingelopen met onderhandelingen
over de vorm van de VN genderorganisatie, en de tijd dringt. De
genderongelijkheid moet ook zonder betere VN-architectuur concreet
worden aangepakt. Nu reeds moeten de kennis en operationele slagkracht
op landenniveau omhoog. De in mijn brief, "Een zaak van iedereen",
aangekondigde intensiveringen en extra multilaterale en bilaterale
middelen voor specifieke activiteiten ter ondersteuning van MDG3 zal
ik hiervoor inzetten. Zo heb ik bijvoorbeeld recentelijk EUR 4 miljoen
toegezegd aan het VN-fonds ter bestrijding van geweld tegen vrouwen,
dat in beheer is bij UNIFEM.
Hiermee zal Nederland de grootste donor zijn van het Fonds. Mijn inzet
is om dit fonds zo output-georiënteerd mogelijk in te zetten, waarbij
de kwaliteit van de beoogde activiteiten de doorslag geeft, en niet
welke organisatie het voorstel aandraagt. Nederland heeft een bijdrage
aan het fonds toegezegd, in de veronderstelling dat het fonds in 2008
zal worden opengesteld voor voorstellen van VN-landenteams. De
openstelling voor gezamenlijke voorstellen van leden van
VN-landenteams zal een stimulans kunnen betekenen voor VN organisaties
op landenniveau om beter met elkaar samen te werken op het gebied van
geweld tegen vrouwen, activiteiten te coördineren en krachten te
bundelen volgens het "Eén VN-concept" op landenniveau. Ook zullen in
2008 diverse andere initiatieven starten: het Nederlandse MDG3 fonds
zal maatschappelijke initiatieven die opkomen voor gendergelijkheid
ondersteunen; een aantal bilaterale posten zal nieuwe initiatieven
ondernemen om de aanpak van geweld tegen vrouwen te ondersteunen. In
multilateraal verband zal ik in het licht van de prioriteit die dit
onderwerp heeft, blijven kijken naar interessante en resultaatgerichte
initiatieven die gericht zijn op MDG3 en blijven stimuleren dat hier
meer aandacht aan wordt besteed, centrale genderorganisatie of niet.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken