Samenvatting van de conclusie in de zaak van Dexia Bank Nederland B.V.
tegen X (de man) en Y (de vrouw), die op 25.01.2008 is genomen door de
plaatsvervangend Procureur-generaal
's-Gravenhage, 28 januari 2008 - In deze zaak gaat het om het
volgende. De man, echtgenoot van de vrouw, heeft in 2000 een aantal
effectenlease-overeenkomsten van het type `Korting Kado Actie'
gesloten met Dexia Bank Nederland B.V. De vrouw heeft binnen drie jaar
daarna schriftelijk aan Dexia bericht dat zij de overeenkomsten
buitengerechtelijk vernietigt op grond van het bepaalde in de artt.
1:88 en 1:89 Burgerlijk Wetboek (hierna:BW) nu zij de man geen
toestemming heeft verleend voor het aangaan van deze
effectenlease-overeenkomsten.
De man en de vrouw hebben in deze procedure gevorderd te verklaren
voor recht dat de effectenlease-overeenkomsten rechtsgeldig
buitengerechtelijk zijn vernietigd. De rechtbank (sector kanton) te
Amsterdam heeft de vordering toegewezen op de grond - kort gezegd -
dat deze overeenkomsten van het type `Korting Kado' gekwalificeerd
kunnen worden als overeenkomsten van huurkoop, zodat de man op basis
van art. 1:88 lid 1 aanhef en onder d BW de toestemming van zijn
echtgenote nodig had om een overeenkomst van huurkoop aan te gaan.
Deze toestemming moest - aldus de rechtbank - gelet op art. 1:88 lid 3
BW schriftelijk verleend worden, nu een dergelijke overeenkomst bij
akte moet worden aangegaan.
Dexia heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het
gerechtshof te Amsterdam. Dit hof heeft op 1 maart 2007 (zie
rechtspraak.nl, LJN AZ9721) het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het heeft geoordeeld dat de onderhavige effectenlease-overeenkomsten
van het type `Korting Kado' kunnen worden gekwalificeerd als
overeenkomsten van huurkoop nu aan alle daarvoor door de wet gestelde
vereisten is voldaan.
Dexia heeft vervolgens cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. In
deze zaak wordt Dexia bijgestaan door mr. R.S. Meijer en het echtpaar
wordt bijgestaan door mr. D. Rijpma en mr. D.M. de Knijff, allen
advocaat in Den Haag. In het cassatieberoep betoogt Dexia dat de
gevorderde verklaring voor recht ten onrechte is toegewezen. Zij stelt
dat de onderhavige effectenlease-overeenkomsten niet als huurkoop
gekwalificeerd kunnen worden omdat zij betrekking hebben op
vermogensrechten en omdat er - aldus Dexia - geen `aflevering' heeft
plaatsgevonden. Zij bestrijdt niet dat de onderhavige overeenkomsten
aan de overige wettelijke vereisten voldoen. Dexia betoogt verder dat
de toestemming niet schriftelijk verleend behoefde te worden.
De plaatsvervangend Procureur-generaal acht de cassatieklachten van
Dexia ongegrond en onderschrijft het oordeel van het Amsterdamse hof.
Haar conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Een conclusie is een onafhankelijk rechtsgeleerd advies aan de Hoge
Raad.
De plaatsvervangend Procureur-generaal maakt deel uit van het parket
bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door
de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader
van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven
van nader commentaar.
Den Haag, 28 januari 2008
LJ Nummer
BC2837
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 28 januari 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie