Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
29 januari 2008 PO/PMG/2007/48510
Onderwerp Bijlage(n)
Evaluatie invoering WMS 1
Hierbij sturen wij u de rapportage Evaluatie invoering Wet medezeggenschap op scholen1. De
rapportage is ons door de Stuurgroep WMS2 op 28 november jl. aangeboden op het congres
`Medezeggenschap op niveau'. De Stuurgroep is opdrachtgever van dit evaluatieonderzoek. Het
onderzoek gaat over de eerste ervaringen van medezeggenschapsraden, schoolleiding en besturen van
scholen in het primair en voortgezet onderwijs met de invoering van de nieuwe regelgeving voor de
medezeggenschap. Deze nieuwe regelgeving betreft de Wet medezeggenschap op scholen (WMS,
Staatsblad 2006, nr. 658) die geldt vanaf 1 januari 2007. De eerste ervaringen betreffen de periode
april 2007 oktober 2007.
In het algemeen overleg over de voortgangsrapportage lumpsumbekostiging primair onderwijs van 20
juni 2007 is u toegezegd dat de eerste evaluatie (van de ondersteuning) van de invoering van de WMS
aan uw Kamer wordt toegestuurd. Daarbij is aangegeven dat op basis van de uitkomst van de evaluatie
bezien wordt of verlenging van de ondersteuning door de Stuurgroep WMS noodzakelijk is. Deze brief
geeft uitvoering aan deze toezegging en gaat achtereenvolgens in op de aard van de evaluatie, de
belangrijkste conclusies en onze reactie op deze conclusies.
Aard evaluatie
Het onderzoek betreft een evaluatie van de eerste ervaringen van (gemeenschappelijke) medezeggen-
schapsraden , besturen en schoolleiders tijdens de invoeringsfase van de nieuwe WMS.
1 Evaluatierapport Van een Kabbelend beekje naar een bruisende waterval?, november 2007, ITS-Radboud
Universiteit Nijmegen.
2 De Stuurgroep WMS is een initiatief van alle organisaties in het primair en voortgezet onderwijs ter
ondersteuning van leerlingen, ouders, onderwijspersoneel, management en schoolbesturen bij de invoering van de
WMS. Deze organisaties zijn Aob, AVS, Besturenraad, Bond KBO en KBVO, CMHF, CNV Onderwijs, ISBO, LAKS,
LOBO, LVGS, NKO, OUDERS & COO, VBS, VOO, VO-raad en VOS/ABB.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/5
Dit op basis van een directe bevraging van deze groepen op twee peilmomenten in de invoeringfase van
de WMS, namelijk mei en september 2007. Deze tijdstippen zijn zo gekozen omdat de WMS aangeeft
dat schoolbesturen vóór 1 mei 2007 een voorstel voor een nieuw medezeggenschapsstatuut en
medezeggenschapsreglement klaar moeten hebben. Dit voorstel moet vervolgens vóór 1 september
2007 zijn besproken met de medezeggenschapsorganen. Bij de bevraging is ook gekeken naar de
waardering van de ondersteuning van deze groepen door de Stuurgroep WMS.
De evaluatie geeft volgens de onderzoekers een representatief beeld van hoe het onderwijsveld omgaat
en inspeelt op de nieuwe wet en de daarin geboden mogelijkheden om de medezeggenschap meer toe
te snijden op de eigen wensen. Omdat het gaat om ervaringen en indrukken in de eerste maanden van
de invoeringsfase van de nieuwe wet, is het nog te vroeg voor het trekken van bestuurlijke conclusies
(in positieve of negatieve zin) over de werking van de WMS in de praktijk. Hiervoor verwijzen wij naar
de in de WMS (artikel 46) opgenomen bepaling dat vijf jaar na inwerkingtreding van de wet aan de
Staten-Generaal verslag wordt uitgebracht over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de
praktijk.
Belangrijkste conclusies
De onderzoekers trekken in totaal achttien conclusies (zie p. 4-5 van het onderzoek). De conclusies
gelden voor alle schooltypen die onder de reikwijdte van de WMS vallen (basisonderwijs, speciaal
onderwijs en voortgezet onderwijs). Er zijn geen significante verschillen tussen de schooltypen.
De meest in het oog springende conclusies zijn:
- De invoering van de WMS is door bijna driekwart van de besturen en (G)MR-en loyaal ter hand
genomen om de structuur van de medezeggenschap te bespreken en vast te stellen.
- De invoering heeft een `zachte landing' gemaakt, omdat de wet tegemoetkomt aan de wens om de
medezeggenschap op een moderne manier vorm te geven.
- De mogelijkheid van een meer flexibele inrichting heeft de belangstelling voor medezeggenschap
binnen schoolorganisaties een nieuwe impuls gegeven. Het gesprek over medezeggenschap
(vormgeving en inhoud) wordt intensiever gevoerd. Het heeft bij besturen de medezeggenschap
nadrukkelijker op de agenda gezet.
- De invoering van de WMS heeft de positie van de personeels- en oudergeleding bij
medezeggenschap versterkt. De medezeggenschapspositie van leerlingen in vormen van
voortgezet onderwijs is er op vooruitgegaan, maar de optimale situatie is nog niet bereikt.
- Een zorgpunt is dat een derde van de schoolbesturen zich niet aan de letterlijke verplichting heeft
gehouden om per 1 mei 2007 een voorstel voor een medezeggenschapsstatuut en
medezeggenschapsreglement voor te leggen aan de (G)MR-en.
- Het ondersteuningsproject WMS van de Stuurgroep WMS heeft een (zeer) belangrijke rol gespeeld
bij de invoering van de WMS; een kwart van de (G)MR-en en 10% van de besturen geeft aan
behoefte te hebben aan voortzetting van de ondersteuning en voorlichting.
- Verdere professionalsering van (G)MR-en wordt noodzakelijk geacht opdat medezeggenschap een
rol blijft spelen bij de borging van de kwaliteit van het beleid op het niveau van de school en het
bestuur.
blad 3/5
In de aanbiedingsbrief van het onderzoeksrapport onderschrijft de Stuurgroep WMS, met alle daarin
deelnemende organisaties, de conclusies. Hierbij stelt de stuurgroep dat het overleg over de invoering
van de WMS bij een aantal scholen meer tijd kost dan indertijd was voorzien. Maar volgens de
Stuurgroep kan het nemen van wat meer tijd als voordeel hebben dat het gesprek tussen het bevoegd
gezag en de medezeggenschapsraad over hoe men met elkaar vorm en inhoud wil geven aan de
medezeggenschap, intensiever wordt gevoerd.
Tegelijkertijd is de stuurgroep zich bewust van het feit dat er nog een groep van achterblijvers is die op
directe wijze moet worden benaderd en die waar nodig moet worden aangespoord. Dit is ook een
belangrijke reden voor het verzoek van de Stuurgroep WMS aan ons om de financiële ondersteuning
van het ondersteuningsproject WMS onder het motto `Medezeggenschap op niveau' met nog één jaar
(2008) te verlengen. De verleende subsidie heeft alleen betrekking op het kalenderjaar 2007. Deze
verlenging wordt dan benut voor:
- gerichte benadering en ondersteuning van achterblijvers;
- aandacht voor betrokkenheid van ouders bij medezeggenschap in het speciaal en voortgezet
onderwijs;
- aandacht voor de positie van leerlingen in de medezeggenschapsraad binnen het voortgezet
onderwijs;
- voortzetting van het monitoren van de ontwikkeling van de medezeggenschap in 2008, waarbij een
accentverschuiving plaats vindt van de structuur (is alles formeel op orde?) naar het inhoudelijk
functioneren van de medezeggenschap.
Reactie
Allereerst zijn wij ingenomen met het overheersend positieve beeld dat het evaluatieonderzoek geeft
over de eerste ervaringen met de invoering van de nieuwe regelgeving voor de medezeggenschap. Het
lijkt er op dat de medezeggenschap meer is gaan `leven'. De keuze om in de wetgeving meer ruimte te
geven om op school en op bovenschools niveau de medezeggenschap naar eigen inzicht in te richten,
lijkt goed uit te pakken. Tegelijkertijd is voorzichtigheid geboden omdat de evaluatie in deze vroege
fase van invoering van de WMS niet meer dan een eerste indruk geeft over hoe de WMS in de sectoren
van het funderend onderwijs is geland. Een indruk die bovendien vooral is gebaseerd op een meer
instrumentele benadering: zijn schoolbesturen en medezeggenschapsraden voldoende aan de slag
gegaan met de instrumentale kaders (reglementen en statuten) uit de WMS? Het is nog te vroeg om
uitspraken te doen of mede dankzij de WMS ook de beoogde inhoudelijke verrijking van de
medezeggenschap goed van de grond komt. De effectiviteit van de WMS op dit punt is één van de
kernvragen die aan de orde komen bij de hiervoor al genoemde algehele inhoudelijke evaluatie die in de
WMS voorzien is binnen vijf jaar na inwerkingtreding.
Dit betekent natuurlijk niet dat tot aan dat tijdstip de ontwikkeling rond de in- en uitvoering van de
WMS niet wordt gevolgd. Het belang dat wij hechten aan een actieve en effectieve invulling van de
medezeggenschapsverhoudingen betekent dat wij ook de komende periode de vinger aan de pols
houden wat betreft de verdere ontwikkeling. Een actieve en sterke betrokkenheid van de
medezeggenschap op zowel het school- als bestuursniveau is namelijk essentieel om te komen tot een
aantal verbeteringen in het functioneren van het funderend onderwijs. Of het nu gaat om de ambities
blad 4/5
in de recent uitgebrachte Kwaliteitsagenda's voor het PO en VO, of om de verdere uitvoering van de
maatregelen uit het Actieplan Leerkracht van Nederland. Het is daarbij zaak er voor te zorgen dat
personeel, ouders en leerlingen zich betrokken weten bij de voor hen belangrijke thema's en voluit
invloed kunnen uitoefenen op de wijze waarop scholen en schoolbesturen hiermee omgaan. Om een
concreet voorbeeld te noemen: de versterking van de positie van de leraar is één van de gestelde
doelen in het genoemde Actieplan. Samen met zijn collega's moet de leraar de ruimte hebben om zich
verder te ontwikkelen, vorm en inhoud te geven aan het onderwijs en invloed uit te oefenen op het
onderwijsbeleid. Scholen hebben er belang bij de mogelijkheden die de medezeggenschap aan het
personeel op school en op bovenschools niveau biedt voluit inhoudelijk te benutten. De WMS biedt
daarvoor de nodige instrumenten en bevoegdheden. Deze worden door de personeelsgeleding in de
medezeggenschapsraden in de praktijk ingevuld in overleg met het bevoegd gezag. Om te kunnen
vaststellen of dit laatste voldoende gebeurt, is het zaak om de verdere invoering van de WMS de
komende tijd goed te blijven volgen.
Met de Stuurgroep WMS delen wij de zorg over het klaarblijkelijk achterblijven van een deel van de
besturen in het invoeringstraject. Hiervoor is volgens het onderzoek niet één oorzaak aan te wijzen.
Voor zover het achterblijven te wijten is aan het feit dat schoolbesturen er nog niet helemaal uit zijn
met de medezeggenschapsorganen en het gesprek nog volop gaande is, hebben wij daarvoor begrip.
Iets anders is het wanneer het bestuur -of wellicht soms ook de medezeggenschapsraad- zijn
verantwoordelijkheid niet of onvoldoende neemt. Dan is het zaak betrokkene(n) daar direct op aan te
spreken.
De WMS biedt medezeggenschapsraden daarvoor een instrument via het versterkte initiatiefrecht.
Door zelf vanuit de medezeggenschap met voorstellen te komen, wordt een bestuur gedwongen om in
actie te komen en kleur te bekennen. Zo nodig kan daarvoor ook de weg naar de Landelijke Commissie
Geschillen WMS3 worden bewandeld. Maar zover zou het eigenlijk niet moeten komen. Ieder bestuur
dient zelf het belang van een goede medezeggenschap te onderkennen en zich in te zetten om de
condities daarvoor te creëren.
Indien wij bijvoorbeeld via de Stuurgroep WMS, maar dit kan ook via de lijn van het toezicht, stuiten op
gevallen van bestuurlijke onwil of onvermogen, dan zullen wij daarbij ook in actie komen en het
bestuur daar direct op aanspreken. Daarbij geeft artikel 38 van de WMS ons de mogelijkheid om een
bekostigingsmaatregel te treffen indien de voorschriften uit de WMS niet worden nageleefd door een
schoolbestuur.
In samenhang met dit alles hebben wij nota genomen van de positieve waardering door zowel
medezeggenschapsorganen als schoolbesturen van de geboden ondersteuning door de gezamenlijke
onderwijsorganisaties in het ondersteuningsproject WMS. Kijkend naar de aspecten die bij de verdere
3 Eind 2007 is door de gezamenlijke onderwijsorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs de
beheersstichting Landelijke Commissie Geschillen WMS opgericht. Deze stichting verzorgt de ondersteuning van
de landelijke geschillencommissie die met ingang van 1 januari 2008 van start is gegaan. De voorzitter, leden en
hun plaatsvervangers van deze commissie zijn inmiddels op bindende voordracht van de Stuurgroep WMS door ons
benoemd (benoemingsbesluit gepubliceerd in Staatscourant 14-12-2007, nr. 243).
blad 5/5
implementatie nog de aandacht behoeven, hebben wij besloten de ondersteuning vanuit de Stuurgroep
WMS financieel met een jaar (2008) te verlengen. Hiermee is een bedrag van ca. 700.000, - gemoeid.
Dit bedrag is overigens aanvullend op de reguliere subsidies die het LAKS, de landelijke
ouderorganisaties en de vakorganisaties jaarlijks ontvangen voor de afzonderlijke ondersteuning van
hun geledingen in de medezeggenschapsorganen in de vorm van trainingen, cursussen,
scholingsmateriaal, ondersteuning bij geschillen etc.
Zoals de stuurgroep zelf aangeeft is de ondersteuning in 2008 er op gericht om
medezeggenschapsorganen en schoolbesturen de slag te laten maken van het op orde brengen van de
structuur en het instrumentarium naar de aandacht voor de inhoud van de medezeggenschap
(`medezeggenschap op niveau'). Hierbij dient specifieke aandacht te worden besteed aan:
- het scherper in beeld brengen van de groep van achterblijvers en het ondernemen van gerichte
actie om deze achterblijvers erbij te trekken;
- de betrokkenheid van ouders bij de medezeggenschap in het speciaal en voortgezet onderwijs in
samenspraak met de landelijke ouderorganisaties;
- de positie van de leerlingen in de medezeggenschap in het voortgezet onderwijs in samenspraak
met het LAKS;
- een follow-up van het voorliggende onderzoek, waarin wordt nagegaan wat in het najaar van 2008
de stand van zaken is op deze en andere relevante punten voor het functioneren van de
medezeggenschap.
Daarnaast zal het belang van effectieve (mede)zeggenschap van het personeel een aspect zijn dat aan
de orde komt in de in het Actieplan Leerkracht van Nederland aangekondigde sectorale convenanten
over de professionelere school (zie paragraaf 3.1. van het actieplan). Hierbij kan worden gedacht aan
concrete prestatieafspraken over de tijdige betrokkenheid van de medezeggenschapsraad bij
strategische en onderwijskundige keuzes en de manier waarop dit zich doorvertaalt in een tijdige
betrokkenheid van de leraren (in teamverband en individueel).
Op de hiervoor geschetste wijze is naar onze opvatting een voldoende basis gelegd om ook het tweede
jaar van werking van de WMS met vertrouwen tegemoet te zien.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart,