Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

KNMG: Artsen omzeilen euthanasiewet niet

Artsen worden onterecht verdacht gemaakt

Utrecht - dinsdag 29 januari 2008

Vandaag is het boek 'De laatste slaap' van Rob Bruntink verschenen. In het boek wordt de suggestie gewekt dat artsen gedurende de afgelopen tien jaar 'ineens' palliatieve sedatie - het verlagen van het bewustzijn van stervende patiënten tot aan het overlijden - hebben ontdekt en er op grote schaal misbruik van zouden maken. De KNMG vindt het verwerpelijk dat artsen onterecht verdacht worden gemaakt en dat de KNMG-richtlijn uit 2005 op deze manier ter discussie wordt gesteld.

Bruntink stelt dat artsen via palliatieve sedatie het leven van patiënten bekorten, doordat ze al met sedatie zouden beginnen als de patiënt nog een levensverwachting heeft van meer dan de voorgeschreven twee weken. Daarnaast claimt hij dat artsen met sedatie beginnen zonder dat sprake zou zijn van onbehandelbare (refractaire) symptomen. Voor al deze beschuldigingen voert hij echter geen bewijzen aan.

Bruntink stelt dat palliatieve sedatie tien jaar geleden nauwelijks voorkwam, en nu in 10% van de sterfgevallen. Dit is onjuist: palliatieve sedatie is van alle tijden en is niet nieuw. Volgens de hoogleraren Van der Wal en Van der Maas kwam palliatieve sedatie in 2001 al bij 5,6% van de sterfgevallen voor. De evaluatie van de euthanasiewet uit 2005 laat zien dat dit gestegen is naar 8,2%. De cijfers van de Continue Morbiditeitregistratie van het Nivel laten zien dat er in 2006 in 7,7% van de sterfgevallen gesedeerd werd. Ook de Stichting Farmaceutische Kengetallen stelt op grond van het aantal voorschriften voor medicatie dat in 2006 in 6 tot 8% van de sterfgevallen werd gesedeerd. Er is dus zeker geen alarmerende stijging.

Het is mogelijk dat palliatieve sedatie aan het eind van een palliatief zorgtraject aan de orde komt als één van de opties naast euthanasie. Het bespreken van alle mogelijke opties is goede zorg van de arts. Het uitgangspunt is immers dat de patiënt centraal staat. Het belang en de mening van de patiënt tellen daarbij wel degelijk, ook als dat betekent dat er met de arts besloten wordt tot palliatieve sedatie.

Hoe verder?

De KNMG is van mening dat de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie voldoende handvatten biedt voor zorgvuldig handelen in de praktijk, alsmede de adviezen van de palliatieve consultatieteams die voor alle artsen in Nederland toegankelijk en beschikbaar zijn. De KNMG vindt dan ook dat eerst de (tussen)resultaten van het onderzoek naar de praktijk van palliatieve sedatie, dat wordt uitgevoerd door de VU medisch centrum te Amsterdam en het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam moeten worden afgewacht. Ook wijst de KNMG op het onderzoek dat ZonMw in opdracht van VWS uitvoert, waarmee in kaart wordt gebracht welke (aanvullende) implementatiestrategieën voor de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie het meest gewenst zijn. Op grond van gedegen onderzoek en het verder bevorderen van de implementatie wordt de praktijk inzichtelijk gemaakt. Pas dan kunnen er op basis van feiten conclusies worden getrokken.

KNMG verwelkomt iedere discussie over het levenseinde. Uitgangspunt in deze discussie moeten echter de feiten zijn, geen ongefundeerde beschuldigingen. Bij vragen rond het levenseinde staat voor artsen altijd het belang van de patiënt en de kwaliteit van het sterven voorop. Patiënt en arts moeten samen, binnen het professionele kader en de wetgeving, vormgeven aan het sterven.

Noot voor de redactie,