CDA

De Vries: Eén loket en één financieringsstroom voor jeugdzorg nodig

Themadebat Jeugdzorg, plenair op 29 januari 2008.
CDA - Greetje de Vries-Leggedoor.

Er was eens (jaren '50, dus nog niet eens zo lang geleden)...... een tijd dat iedereen keurig in een gezinnetje leefde. Vader werkte, moeder deed de was en zette thee en de kinderen waren, als we de verhalen mogen geloven, beleefd en luisterden naar wat hun ouders zeiden. Dat gezin raakte in een crisis. Volgens sommige sociologen zou het zelfs vrij snel verdwijnen en vervangen worden door "individuele netwerken", een soort van systeem van relaties a la carte. Vervolgens lijkt dat toch niet zo snel te gebeuren: het huwelijk blijft vrij populair. Maar dat gezin van vroeger heeft zijn tijd gehad: nog maar 1 op de 10 is zo traditioneel samengesteld, met een kostwinner en een huisvrouw. De tweeverdieners zijn massaal opgerukt en daarnaast maakten allerlei andere alternatieve leef- en gezinsvormen hun opgang. Nederland is daarnaast multi-cultureler geworden Tot zover wat ongeveer het gangbare beeld is van het moderne gezinsleven. Voor de een een trieste teloorgang van de "veilige thuishaven", voor de ander het verhaal van een overgangsperiode naar een situatie waarin we niet meer vastzitten aan knellende rollenpatronen. Er ontstond steeds meer politieke aandacht voor jeugd en gezin. Wat betekende het voor de jongeren? Een aantal jaren geleden ontbrandde de discussie rondom dit thema. De toenmalige fractieleider van het CDA, Enneus Heerma, vond dat er een gezinsminister moest komen...Â… Om de discussie met de nodige feiten in de achterzak te kunnen voeren vroeg de toenmalige regering de Nederlandse Gezinsraad om de stand van zaken op gezinsterrein te inventariseren . In 2001 was dat door Peter Cuyvers geschreven rapport, klaar en kwam uit onder de titel: "Gezin, beeld en werkelijkheid". Uit dat rapport blijkt dat er minder alleenstaanden, minder tweeverdieners en zelfs minder echtscheidingen zijn dan iedereen dacht. En de overgrote meerderheid van kinderen in Nederland groeit op in een traditioneel gezin. Hieruit blijkt dat beeld en werkelijkheid van elkaar verschillen. In het boekwerkje "10 mythen over het gezin" constateert dezelfde Peter Cuyvers dat het "probleem-beeld" sterk gevormd wordt door de constante berichtgeving in de kranten en op televisie over wat er allemaal fout ging. We leven in een tijd waarin het gaat om hoogtepunten en dieptepunten: de kranten en televisies doen iedere dag letterlijk hun best om zoveel mogelijk "nieuws" te brengen. Als bijvoorbeeld het aantal jongeren dat in aanraking komt met de politie stijgt van 5 naar 6 procent, dan is de kans groot dat de kop is: "Steeds meer jeugdcriminaliteit" of "Jeugdcriminaliteit stijgt met 20 procent" en niet: "Meer dan 90 procent van de jongeren komt nooit in aanraking met de politie." Mevrouw de voorzitter,
Uit meerdere onderzoeken en jeugdmonitoren blijkt dat het gelukkig goed gaat met de overgrote groep van onze jongeren en hun thuissituatie. De CDA fractie vindt dat belangrijk, immers in de gezinnen van Nederland groeit de toekomst van ons land op. We gunnen het ieder kind om op te groeien in een gezin waarin kinderen en volwassenen ervaren en beleven wat liefde, geborgenheid, zelfvertrouwen en respect voor een ander is. Waar de verantwoordelijkheid voor een goede opvoeding genomen kan worden, zodat kinderen een goede basis meekrijgen voor hun toekomst. Vandaar dat het CDA grote waarde hecht aan het gezin. Daarom vinden we ook dat voor jongeren en gezinnen die het op eigen kracht niet kunnen er een goed functionerend netwerk en aanbod van hulp en zorg moet zijn. Zo vroeg mogelijk, zo laagdrempelig mogelijk, zo licht mogelijk, toegesneden op de situatie en dicht bij huis. Daar een bijdrage aan leveren is wat ons voor ogen staat met dit debat. Jeugdzorg is een schakel in een lange keten. Scholen, consultatiebureaus, peuterspeelzalen, kinderopvang, schoolartsen, maatschappelijk werk, politie, jongerenwerk, huisarts. Het is maar een greep uit de vele partijen die zich met jeugd en gezin bezighouden. En als we het hebben over de plaatsen waar de eerste signalen kunnen worden opgevangen dat er iets niet goed gaat in een gezin, dan kunnen we de lijst nog vele malen langer maken: woningbouwcorporaties, schuldsanering enz. Ook het denken hierover beperkt zich niet tot 1 groep: Financiers als gemeenten (lokaal jeugdbeleid), provincies (jeugdzorg), maar ook de rijksoverheid en het zorgkantoor (jeugd LVG en jeugd GGZ) hebben plannen, opvattingen en wensen. Tijdens de totstandkoming van de Wet op de Jeugdzorg was ik gedeputeerde met o.a. Jeugdzorg in portefeuille in de provincie Drenthe. In Drenthe hielden gemeenten, provincie en instellingen (van jeugdzorg. consultatiebureau, school en AMW tot jeugd-GGZ en politie/justitie) elkaar vast, ook waar dat landelijk soms niet lukte. Ik wil hier geen ideaalbeeld schetsen alsof alles altijd van een leien dakje ging, het ging met vallen en opstaan, maar men probeerde verder te kijken dan de eigen grenzen in het belang van de jongere die hulp nodig had en heeft. Ook als dat betekende dat je een stukje van je eigen autonomie en financiën inleverde t.b.v. het groter geheel. In bijna alle gemeenten was "de Toegang" gevestigd. Een gebouw op een centrale plek, een digitaal loket of een aanspreekpunt waar jongeren of ouders makkelijk binnenliepen voor een foldertje of aanklopten met een vraag of probleem. Waar men bij de hand genomen werd, men niet keer op keer het verhaal hoefde te doen en waar vervolgens in de keten de beste oplossing werd gezocht. Waar een netwerkberaad functioneerde dat opgevangen signalen besprak en inzette op preventie. In die periode had Drenthe het gevoel dat ze tegen de stroom in moesten roeien. Men heeft heel lang geprobeerd een pilot- of experimenteerstatus te krijgen. Twee jaar was wat Drenthe vroeg en het ministerie mocht afrekenen op behaalde resultaten. Bij niet voldoende zouden de partners zich subiet omvormen a la nieuwe Wet op de Jeugdzorg. Het mocht niet baten. In aanloop naar de nieuwe Wet op de Jeugdzorg vielen mij een aantal dingen op: Natuurlijk blij met het recht op jeugdzorg en de aanspraak die kinderen en ouders daar dus op kunnen maken. Blij ook met de doelstelling dat ieder kind zo snel mogelijk de zorg moet krijgen die hij of zij nodig heeft, maar
1 De Wet was gericht op hulpverlening die niet goed verliep en had te weinig oog voor hulpverlening die wel goed verliep.
2 Nederland werd gezien als eenheidsworst. Organisaties werden in een keurslijf gedwongen . Er werd voorgeschreven hoe de hulpverlening moest worden georganiseerd en hoe mensen op microniveau moesten werken en samenwerken. 2 Bij sommige organisaties en overheidslagen stond niet het kind en zijn omgeving centraal, maar "wie wordt de baas".
3 De goedwerkende samenwerking en geïntegreerd aanbod van gemeente en provincie via "De Toegang" in Drenthe moest weer uit elkaar, waardoor preventie gescheiden werd van aanspraak op zorg. In mijn ogen niet te "verkopen" en niet in het belang van kind en ouders. Zomaar wat indrukken die me bijgebleven zijn voorzitter uit de periode dat ik nog geen deel uitmaakte van de CDA fractie in deze Kamer. Het viel me bij het lezen van de Handelingen van 5 en 6 april 2004 inzake de Wet op de Jeugdzorg - op, dat de door mij genoemde punten ook tijdens de behandeling in deze Kamer aan de orde zijn geweest. Zelfs Drenthe werd expliciet genoemd. De CDA fractie heeft in deze Kamer bij monde van mevrouw Soutendijk-van Appeldoorn er o.a. nog aan toegevoegd het een gemiste kans te vinden "dat met het ontwikkelen van een nieuwe structuur, rekening houdend met de ervaringen en het karakter van de jeugdzorg, de eenduidige financieringsstructuur en aansturing niet tot uitgangspunt van deze wet zijn gekozen". Verder heeft de CDA fractie er op aangedrongen dat "nauwkeurig zal worden nagegaan of de werking van de wet niet te rigide of te bureaucratisch is". Een aantal door onze fractie gesignaleerde problemen zijn inmiddels door wetswijziging, dan wel nieuwe wetgeving opgelost. Ik heb het dan over het probleem dat mijn fractie zag in
4 het vervallen van de aanspraak op zorg als niet binnen een bepaalde termijn de zorg is gerealiseerd (de termijn van 13 weken is in 2007 uit de wet gehaald) en
5 het zorgpunt van financiering en zeggenschap over civielrechtelijke plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen. Amper een maand geleden is dit goed geregeld in de Wet gesloten jeugdzorg. Het feit dat er nog veel aan de wet te verbeteren viel, was voor deze Kamer aanleiding om unaniem de motie Soutendijk-van Appeldoorn te steunen, waarmee aangedrongen werd op een evaluatie na twee jaar. Dit werd toegezegd. De evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden. Alhoewel door de onderzoekers gesteld werd dat de Wet op de Jeugdzorg geschikt is om de met de wet beoogde doelen te realiseren, werden diverse knelpunten geconstateerd die, al lezende, bij ons het ambivalente gevoel opriep dat je kunt hebben als je gelijk krijgt terwijl je dat liever niet had willen hebben. Voorzitter,
Jeugdzorg is een dynamische wereld. Het vraagt om een houding van over je eigen schaduw heen springen, niet gebaseerd op eigen macht en zeggenschap, maar op het bereiken van symbiose ten behoeve van jeugd en gezin. We hebben tijdens de voorbereiding van dit debat uitermate betrokken werkers in deze tak van zorg ontmoet. Vanuit onze fractie: waardering! Hun beroep is niet makkelijk en raakt vaak ook hun gevoel. Vormen van ondersteuning, opleiding en erkenning die een bijdrage leveren aan betere mogelijkheden om dit belangrijke werk nu en in de toekomst - goed te doen, ondersteunen we van harte. Met de nieuwe Wet op de Jeugdzorg is er in de ogen van de CDA fractie een verbetering opgetreden ten opzichte van de daarvoor geldende Wet op de Jeugdhulpverlening. Niet alleen is de positie van de cliënt versterkt (alhoewel de uitspraak van de rechter inzake de zaak van Quirine en Eva wel een rare bijsmaak achterlaat, ik kom daar later op terug), maar er is ook de klok geluid voor de omslag van aanbod naar "wat is nodig". Vooral in die gebieden waar de samenwerking niet van harte ging is met deze wet verplichtend overleg tot stand gekomen en een eerste aanzet gegeven tot integraal werken. We zullen echter blijven benadrukken dat een keurslijf een ander product kan opleveren dan creativiteit. Daarom heeft onze fractie destijds ondanks dat ze inzag dat er uniforme regels voor een bureau jeugdzorg moesten zijn om gelijke toegang tot deze zorg te garanderen zich voorstander getoond van het tussentijds doorvoeren van wijzigingen in deze wet als dit teveel de creativiteit zou belemmeren (Zeeland is immers Utrecht niet) of onnodige bureaucratie met zich mee zou brengen en is de CDA fractie blijven aandringen op die ene financieringsstroom. Eén van de grootste gemiste kansen, in onze optiek, in de Wet op de Jeugdzorg is net als de CDA fractie in 2004 al opmerkte - dat er niet gekozen is voor 1 financieringsstroom en 1 loket, dat wil zeggen inclusief de jeugd GGZ, de LVG sector en de justitiële jeugdinrichtingen. Onze fractie heeft daar tijdens de behandeling nadrukkelijk op gewezen. Volgens de bewindslieden zouden gescheiden financieringsstromen de uitvoering niet hoeven te belemmeren. Er zou immers nog steeds sprake zijn van 1 loket. Hier verschillen beeld en werkelijkheid. Huisartsen kunnen jongeren rechtstreeks verwijzen naar de GGZ. Anno 2007 gaat het grootste deel van deze jonge cliënten nog zonder tussenkomst van het Bureau Jeugdzorg naar de Jeugd GGZ. Op zich is dat niet erg, want de kinderen worden in beginsel goed geholpen, maar het grote doel van de Wet op de Jeugdzorg een Bureau Jeugdzorg dat onafhankelijk van de zorgaanbieder de cliëntenstromen verdeelt en integraal kijkt naar de indicatie die nodig is is in dat opzicht, in onze opinie, mislukt. Gevolg is ook dat kinderen die wel via het Bureau Jeugdzorg worden aangemeld bij de GGZ daar vaak niet terecht kunnen omdat die al vol zit met rechtstreekse verwijzingen. Het is vervolgens de vraag of kinderen die echt GGZ zorg nodig hebben wel voorrang krijgen. De praktijk leert dat veel kinderen die via huisartsen worden verwezen ook gebruik kunnen maken van de (veel goedkopere) jeugdzorg voor opvoed- en opgroeiproblematiek. Kortom in onze ogen een gemiste kans. Ook voor de sector Licht Verstandelijk Gehandicapte jeugd is er nog steeds geen verwijsmogelijkheid door het Bureau Jeugdzorg. Dit terwijl het bij de totstandkoming van de wet nadrukkelijk op termijn wel de bedoeling was! Ook de evaluatie legt hier de vinger bij. In het landelijk beleidskader jeugdzorg 2005 2008 stond nog dat de minister er vanuit gaat dat overheveling per 1 januari 2008 zal plaatsvinden. Inmiddels hebben wij echter de voortgangsrapportage jeugdzorg van 12 november 2007 ontvangen, waarin staat dat het niet per 1 januari 2008 wordt overgeheveld en het beleidskader is daarop aangepast. De gehanteerde argumenten duiden erop dat nu pas wordt begonnen met het nadenken over het hoe en waarom en stellen ons dus teleur. Natuurlijk staat de CDA fractie altijd open voor argumenten, maar laat het alstublieft geen machtsdiscussie worden.... Vraag aan de minister: Waarom is er na drie en een half jaar nog steeds niets gebeurd? In het beleidskader jeugdzorg 2005-2008 staat nu dat het "niet per 1 januari 2008" plaatsvindt. Vraag aan de minister: Wanneer dan wel! Voorzitter, tijdens de behandeling in deze Kamer in 2004 gaf staatssecretaris Ross aan dat de meerwaarde van de Wet op de Jeugdzorg was dat er 1 onafhankelijk loket zou komen voor alle vormen van jeugdzorg. Volgens de ook aanwezige minister Donner nodig voor zoals hij dat noemde "de integrale kijk". Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel gesloten jeugdzorg , amper een maand geleden, is de samenhang tussen LVG jeugd, GGZ jeugd en Jeugdzorg nadrukkelijk aan de orde geweest. Het is ons gebleken dat de minister voor Jeugd en Gezin dit hoog in zijn vaandel heeft. We verzoeken de minister ook op de hierboven genoemde punten 1 financiering en 1 integraal loket zijn beste beentje voor te zetten. Graag een reactie van de minister hierop. Ten aanzien van die ene financieringsstroom zouden wij de minister nog een andere gedachte aan de hand willen doen, namelijk het principe "geld volgt kind". Als gesteld wordt dat 1 van de voordelen van de Wet op de Jeugdzorg is dat niet het aanbod bepalend is, maar de vraag van de cliënt, dan zou dit een passende maatregel kunnen zijn. Vraag aan de minister: Is hierover nagedacht? Een ander punt dat bij de CDA fractie zwaar woog ten tijde van de behandeling van de wet was of de wet niet te rigide of te bureaucratisch was vormgegeven. Volgens de bewindslieden was dit niet het geval en mocht blijken dat dit wel het geval was, dan zouden tussentijds wijzigingen kunnen worden doorgevoerd. Mijn fractie denkt te kunnen stellen dat we in de afgelopen periode jammer genoeg het gelijk aan onze kant hebben gekregen. Lange wachtlijsten en wachttijden, zijn mede het gevolg van een papierwinkel die de nieuwe Wet ook met zich meebracht. Gelukkig is dit inmiddels een erkend probleem dat de nodige aandacht krijgt en waarbij ook werkende weg meer flexibiliteit komt. Zo schrijft de minister in zijn brief van 19 november 2007 "Ik ben ervan doordrongen dat de aanpak van de onnodige bureaucratie en de aanpak van de wachttijden veel met elkaar te maken hebben. Daarom is het ook een speerpunt van mijn beleid." De minister toont zich bereid wet- en regelgeving indien nodig aan te passen en geeft in diezelfde brief ook aan hoe hij dat denkt te gaan doen. "I rest my case.....”! Verder blijkt uit een presentatie van het Inter Provinciaal Overleg van 12 december 2007 dat een experiment daartoe, de "doorbraakmethode" en "Verbetering Indicatie Besluit`, de wachttijden bij 12 Bureaus Jeugdzorg heeft verkort met gemiddeld 30 tot 80%. Op een supersimpele manier: Bij deze 12 bureaus kregen medewerkers meer vrijheid om zelf hun werk in te delen, af te wijken van de routines en creatieve manieren te vinden om hun werk beter te organiseren...... Beter aantonen van de bureaucratie en rigiditeit van de oorspronkelijke wet lijkt ons niet mogelijk..... Mooi voorbeeld van creativiteit deed zich voor bij het Bureau Jeugdzorg in Emmeloord/Flevoland. Zij hebben de 1-dagsindicatie ontwikkeld: alle afspraken worden gepland rond de cliënt. De ochtend begint met het intakegesprek en 's middags lopen ouders en kinderen met een indicatiebesluit de deur uit…. De CDA fractie zal de minister steunen in zijn streven om onnodige bureaucratie en onnodige regels tot het verleden te laten behoren en wil graag dat deze Kamer op de hoogte gehouden wordt over de vorderingen op dit punt. De wachtlijsten zijn echter niet alleen het resultaat van papier. Ook de toegenomen vraag, al dan niet het gevolg van het Savannah-effect, is een oorzaak. Ondanks de extra investeringen van provincie en Rijk zijn er daardoor nog steeds te weinig plaatsen om aan de vraag te voldoen. Geld is echter niet voldoende. Ook een andere manier van kijken naar jeugdzorg zal nodig zijn. De afgelopen periode is er veel gebeurd op het gebied van Jeugd en Gezin. Gemeenten hebben meer taken gekregen. Denk aan de Wet maatschappelijke ondersteuning. Vaak wordt dat enkel geassocieerd met de aanbesteding van de Thuiszorg, maar er zijn 5 functies en die hebben alles van doen met de aansluiting op Jeugdzorg. Twee van de vijf functies zijn het
6 signaleren van problemen en informatie verstrekken over opvoeden en opgroeien. De overige drie functies zijn

7 toegang en toeleiding tot het lokale hulpaanbod,
8 pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening) zoals (school) maatschappelijk werk en coaching van jongeren en
9 coördinatie van zorg op lokaal niveau (zoals gezinscoaching bij multi-probleem gezinnen). Des te pregnanter komt nu naar voren dat de aansluiting tussen het lokale en provinciale jeugdzorgaanbod goed geregeld zal moeten worden. Het nieuwe programmaministerie, met voor het eerst in de geschiedenis een minister voor jeugd en gezin, komt met plannen voor lokale Centra voor Jeugd en Gezin. Wij juichen dit initiatief toe, mits de aansluiting tussen de diverse vormen van hulp en zorg voor jeugd en hun omgeving hier goed samen kunnen komen en de signalering door informatie-uitwisseling binnen dit centrum ook werkelijk goed op gang komt. De CDA fractie vindt dat, indien nodig, wet en regelgeving daarop aangepast zal moeten worden. Aan alleen een stenen gebouw of een loket heb je namelijk niets. We zouden willen zien dat het die ene toegangsdeur wordt in een gemeente, waar je makkelijk binnenloopt, waar je, net als bij de huisarts, maar 1 of 2 keer je verhaal hoeft te doen. Waar je vervolgens snel en goed, liefst dicht bij huis, indien mogelijk liever ambulant dan residentieel, liever preventief dan repressief, geholpen wordt. Ook voor een indicatie van het Bureau Jeugdzorg zul je naar onze mening daar dus terecht moeten kunnen. Ook Bureau Jeugdzorg hoort als ketenpartner dus binnen deze centra. Graag een reactie van de minister hierop. Het probleemoplossend vermogen van ouders, kinderen en jongeren en van hun sociale omgeving wordt vaak nog onderschat. Met een helpende hand kunnen mensen, als het verantwoord en veilig is, geholpen worden het zelf te doen. Wij ondersteunen die aanpak van harte. Er is een variëteit aan jeugdzorgprogramma's op het terrein van opvoedingsondersteuning . Voorbeelden zijn: Eigen kracht conferenties, Family First en Hulp aan huis (in diverse varianten), PMTO (Parents Management Training Oregon) dat ouders ondersteunt bij de opvoeding en uithuisplaatsing vaak voorkomt en Triple P, gericht op het voorkomen van gedragsproblemen bij kinderen en het bevorderen van competent ouderschap. Programma's die door effectmeting en cliënt-tevredenheidonderzoek zich bewezen hebben. Deze of vergelijkbare vormen van jeugdzorgprogramma's zouden daar waar mogelijk vrij toegankelijk binnen de Centra voor Jeugd en Gezin verkrijgbaar moeten zijn en niet moeten hoeven wachten op een indicatie van het Bureau Jeugdzorg. Van deze programma's kan een preventieve werking uitgaan en het sluit aan bij inzet van onze fractie om zo snel mogelijk, zo vroeg mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis hulp aan te bieden. Deelt de minister deze visie? Verder zien we de Centra voor Jeugd en Gezin ook als een soort "huis" of "façade" voor het netwerk van de ketenpartners. Stel dat er signalen worden opgevangen bij 1 van de ketenpartners of dat nu de jeugdsoos, de peuterspeelzaal , onderwijs of politie is - zullen ze daar ter tafel moeten komen en zal er, indien nodig, adequaat gehandeld moeten kunnen worden. Een centrum waar verschillende kundigheden elkaar versterken, van welzijnwerker tot hulpverlener. Waar, als het kind hulp nodig heeft, 1 plan voor het kind gemaakt wordt: 1 kind, 1 plan. We gaan hier niet steggelen over hoe dat zou moeten heten en er precies uit zou moeten zien: Elektronisch Kinddossier of netwerkberaad, voor ons telt allereerst dat het gebeurt. Mocht er wetgeving voor nodig zijn, dan zullen we dan beoordelen of de vorm de genoemde inhoud heeft gevolgd en beantwoord aan het doel. Die informatie uitwisseling en ketensamenwerking is wezenlijk, zoals ook blijkt uit het rapport van de diverse inspecties naar aanleiding van het trieste geval Gessica. Daar hadden diverse instanties op hun terrein aanwijzingen dat er iets mis was, maar vaak wist men het niet van elkaar, coördinatie was er niet en dus nam niemand het initiatief om erger te voorkomen. Alhoewel, helemaal te voorkomen is het jammer genoeg nooit....je blijft altijd de risicofactor "mens"houden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin zal in onze ogen dus moeten fungeren als de spin in het web, waar lijntjes van de verschillende partners die met jeugd en gezin van doen hebben samenkomen. Ook het inzetten van zogenaamde "bemoeizorg" moet tot de mogelijkheden behoren. Gezinnen die soms een tijdlang in netwerken worden besproken als probleemgezin, maar die weigeren hulp in een vrijwillig kader te accepteren, moeten een vorm van gedwongen hulpverlening kunnen krijgen. De gezinscoach en de gezinsvoogd zijn bij de behandeling in april 2004 uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Ook het experiment met coaches voor 150 jongeren in Amsterdam Slotervaart is een recent voorbeeld. Wij zouden er 1 aan toe willen voegen: het mentoraat, zeg maar een "buddy" systeem of een "big brother" project, maar dan met een juridische verankering. In verreweg de meeste gevallen zullen er in een vroeg stadium verscheidene signalen geweest zijn dat er met een jongere wat aan de hand was. Te denken valt aan schoolverzuim of kennismaking met HALT. In die situaties is er doorgaans geen aanleiding om te denken aan zware interventies als ondertoezichtstelling of vervolging. Maar zou het niet verstandig zijn als op initiatief van de leerplichtambtenaar of van de politie, in samenspraak met Jeugdzorg of het Centrum voor Jeugd en Gezin voor de jongere een mentor benoemd kan worden? Dat vereist dat de wet wordt gewijzigd om dit ook voor minderjarigen mogelijk te maken. Zou het verder niet verstandig zijn om zo'n mentor te zoeken in de sociale omgeving van de jeugdige? Dat hoeft niet per se de kring van familie of kennissen te zijn, het kan ook iemand zijn uit de buurt, van de school of de sociale groep waar de jeugdige toe behoort. Belangrijk is, dat het iemand is die én vertrouwen kan winnen én een rolmodel is. Is er sprake van problemen in het gezin, dan ligt het voor de hand om te kijken of een mentor ook een ondersteuning kan zijn voor de ouder of ouders. Je zou je ook voor kunnen stellen, dat niet via schoolverzuim of HALT problemen zichtbaar worden, maar omdat de verhuurder wil overgaan tot ontruiming. Open de mogelijkheid dat de verhuurder die weet dat de bewoners een gezin met kinderen vormen dit meldt aan een Centrum voor Jeugd en Gezin. Open de mogelijkheid, dat de kantonrechter in het kader van een ontruimingsprocedure aan de terme de grace de voorwaarde verbindt van medewerking aan onder bewindstelling en als blijkt dat de problemen ook overigens de opvoeding van de kinderen raken medewerking aan aanstelling van een mentor. De Centra voor Jeugd en Gezin zouden voor deze gezinnen vrijwilligers moeten werven om beschikbaar te zijn voor een dergelijke rol. De overheid zou het vervullen van dergelijke taken kunnen faciliteren met verlofregelingen en fiscale compensaties. De rol van de Centra, c.q. de professionals zou erop gericht moeten zijn dergelijke mentoren en bewindvoerders in hun taak te ondersteunen, van deskundige adviezen te voorzien en met hen de resultaten te evalueren. Wij vragen de minister of hij bereid is te onderzoeken of het mentoraat een goede aanvulling kan zijn in de keten van preventieve maatregelen en deze Kamer daarover te zijner tijd te informeren. Resumerend voorzitter, voorkomen is beter dan genezen. Niemand zal dat betwisten. En alhoewel het misschien ongepast lijkt in dit debat: ook financieel kan het alleen maar winst opleveren. Immers inzetten op preventieve programma's en ambulante hulp dicht bij huis kan een beroep op zwaardere vormen van jeugdzorg voorkomen. Een ander effect is dat het de wachtlijsten korter kan maken voor jongeren waarvoor echt uithuisplaatsing nodig is. Bewijs hiervan levert het project "Doen wat werkt", winnaar van de nationale jeugdzorgprijs 2007, van JJI 't Poortje met jeugdzorgaanbieders in de 3 noordelijke provincies. Ook het terugdringen van onnodige regelgeving en bureaucratie kan een bijdrage leveren aan het verkorten van wachttijden en wachtlijsten. De aldus meer gegeven vrijheid kan dan omgezet worden in creativiteit die ten goede komt van het goed functioneren van de Jeugdzorg, zoals BJZ Flevoland liet zien. De CDA fractie ziet jeugdzorg nadrukkelijk als een schakel in een keten. Die keten is zo sterk als zijn zwakste schakel. Elkaar versterken is dus noodzaak. Wij dringen er bij de minister daarom nadrukkelijk op aan om de verdere integratie van de financieringsstroom en het ene loket voor de jeugdzorg te bevorderen en vragen hem vervolgens mee te helpen dat dit toegangsloket tot de jeugdzorg een goede aansluiting krijgt binnen de Centra voor Jeugd en Gezin op het overige jeugdbeleid. Aandacht vragen we voor de ketengedachte, zowel binnen de jeugdzorg als straks binnen de Centra voor Jeugd en Gezin, als ook de schakel er tussen. Voorts vragen wij de minister verder in te zetten op preventieve maatregelen, waarbij wat ons betreft vele bloemen mogen bloeien omdat jongeren en hun omgeving van Limburg tot Rotterdam of Groningen niet over 1 kam te scheren zijn. We zijn benieuwd naar de reactie van de minister op ons idee ten aanzien van het mentoraat en we hopen dat de minister zijn voornemens zal waarmaken ten aanzien van de aanpak van onnodige regelgeving en bureaucratisering. Als dit lukt dan zien we het toekomstbeeld dat onze fractie voor ogen heeft: Een toegangsdeur, zonder drempel, met daarachter iemand die naar je luistert en de beste hulp voor je creëert. Hij of zij heeft de mogelijkheid om dat slim te organiseren op een manier die past bij je hulpvraag. Je hoeft er- net als bij de huisarts - maar 1 of 2 keer je verhaal te doen en van het organiseren van de beste hulp merk je als cliënt niets. Als je het af kunt met hulp thuis, al dan niet met "voorgeschreven medicatie", sturen ze je niet naar het "ziekenhuis". Moet je toch worden opgenomen, dan organiseren ze het zo dat er "revalidatie"programma's zijn en er altijd gekeken wordt naar de omgeving waar je weer naar terug moet. Je hoeft maar bij 1 financier op 1 manier de rekening en verantwoording in te dienen en er staat maar 1 stuurman aan het roer van Jeugdzorg. Jeugdzorg is een partner die zich sterk bewust is van de noodzaak tot samenwerking. Daardoor is de totale keten sterk en worden problemen vroeg gesignaleerd en bij de wortel aangepakt. "Wishfull thinking"? Willem Elsschot schreef: "Tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren" en (voeg ik er aan toe) een wereld vol verlangen.... Een wereld vol verlangen is er bij ieder..... voor de wetten en praktische bezwaren zijn we op het Binnenhof aan zet…. Als laatste de uitspraak die de rechter deed inzake Eva en Quirine. Beide meisjes en hun ouders spanden een rechtszaak aan. Eva tegen de staat en Quirine vervolgens ook nog tegen Bureau Jeugdzorg , jeugdzorg en provincie. Ze konden immers aanspraak op Jeugdzorg maken....Beiden hadden een plek in een jeugdgevangenis toegewezen gekregen in afwachting van de benodigde zorg, waarvoor een wachtlijst bestond. Kort gezegd was de uitspraak van de betreffende rechters dat ze de huidige situatie weliswaar als onwenselijk beschouwden, maar desondanks werd de staat niet verantwoordelijk geacht en bepaalde de rechter van Quirine dat alle partijen zich aan de wet hadden gehouden. We vragen de minister de in de wet vermelde aanspraak op Jeugdzorg en versterking van de positie van de cliënt geen dode letter te laten zijn...… Met deze bijdrage hoopt de CDA fractie daaraan haar steentje bij te dragen. Dank.