Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verhagen over mensenrechtenstrategie aan Universiteit Utrecht

30-01-2008 | universiteit utrecht | Toespraak
Verhagen - Minister van Buitenlandse Zaken

Geachte professor Goldschmidt, dames en heren,

Hartelijk dank voor uw uitnodiging om vanavond naar Utrecht te komen. Het is een uitstekende gelegenheid om het gesprek aan te gaan over een onderwerp dat ons allen raakt: mensenrechten.

Iedereen wordt in zijn leven geconfronteerd met beelden van onrecht. Het filmpje dat we net zagen spreekt wat dat betreft boekdelen. Die beelden zijn soms zo ingrijpend dat ze een leven lang blijven hangen. Uit mijn eigen jeugd herinner ik me de oorlog in Biafra - ik was toen echt nog een jongen, maar ik kan me mijn gevoel van onmacht nog zo voor de geest halen. Later, in mijn studententijd, waren daar het stille protest van de dwaze moeders in Argentinië , de strijd tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika, de dappere pogingen van dissidenten als Andrej Sacharov en Jelena Bonner om meer openheid te creëren in een repressief communistisch systeem. Situaties en namen die nu enigszins in de vergetelheid zijn geraakt, maar die destijds een diepe indruk op mij maakten.

Wat zijn dingen waarover u zich drukt maakt, vandaag de dag? Ik noem er een paar, waarvan ik denk dat ze u niet onberoerd laten. Plunderende milities in Darfur. Tweehonderd zweepslagen voor een verkracht Saudisch meisje van negentien jaar. Het zonder vorm van proces vasthouden van gevangenen op Guantanamo Bay. Kinderarbeid die neerkomt op pure slavernij. Vrouwen in de Congo die door soldaten worden verkracht en verminkt.

Mensenrechten vormen de rode draad die deze voorbeelden verbindt. Elke keer gaat het om rechten die geschonden worden, of het nu klassieke burgerrechten zijn, of sociaal-economische rechten. Soms is het een schaamteloze schending, in het volle daglicht, soms gebeurt het in het geniep. Maar altijd roept het verontwaardiging op, bij u, bij mij.

De vraag is: wat doen we met onze collectieve verontwaardiging? Laten we het onrecht over onze kant gaan, omdat we denken toch geen verschil te kunnen maken - of vatten we de koe bij de horens, en proberen we er iets aan te doen? Voor mij is het een uitgemaakte zaak: we mogen niet lijdzaam toezien, maar moeten onze onmacht, onze betrokkenheid omzetten in daden. Ons rechtvaardigheidsgevoel moet spreken!

Dit jaar is het zestig jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen. In dat belangrijke document staan de " waarden van de wereld" geschreven: gerechtigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, humaniteit en vrijheid. Dit zijn de spelregels voor hoe we met elkaar om horen te gaan in een beschaafde samenleving. Als christendemocraat zijn deze waarden voor mij geen loze begrippen, maar vaste bakens. Ik vind het belangrijk dat ze worden uitgedragen en overeind worden gehouden. Vandaar dat ik mensenrechten een centrale plaats heb gegeven in het buitenlands beleid. Want ieder mens heeft recht op een menswaardig bestaan, waar ook ter wereld. Dat is een morele opdracht.

Daarnaast ben ik er van overtuigd dat in deze waarden de sleutel tot vooruitgang besloten ligt. Waar mensen in vrijheid leven, en gelijk worden behandeld, kunnen vrede en voorspoed heersen. Respect voor mensenrechten draagt bij aan stabiliteit en ontwikkeling wereldwijd. En daarmee is ook een Nederlands belang gediend. Er valt nu eenmaal beter handel te drijven, beter te investeren op plaatsen waar het rustig is, en de rule of law wordt nageleefd. Mensen hoeven niet van huis en haard te vluchten, als hun rechten gewaarborgd zijn. Het bevorderen van respect voor mensenrechten is dus niet alleen een morele opdracht, maar dient ook een breder belang. Oftewel: een morele oriëntatie, en een realistische koers.

In november vorig jaar heb ik een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid gepresenteerd, getiteld "Naar een menswaardig bestaan". Ik begrijp dat sommigen van u deze strategie in detail hebben bestudeerd, om vanavond met mij de discussie te kunnen aangaan. Ik verwelkom dit uiteraard zeer! Voor degenen die geen extra huiswerk hebben gedaan, wil ik de belangrijkste uitgangspunten in vogelvlucht doornemen.

Allereerst. Mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal. Traditie, cultuur of godsdienst mogen nooit een excuus zijn om mensenrechten te schenden. Ik ben geen cultuurrelativist, die bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis wil vergoeielijken, omdat het in sommige gemeenschappen nu eenmaal traditie is. Niet het lokale gebruik maar de universele norm dient voorop te staan. Een overheid die tegen zulke verwerpelijke praktijken niet of onvoldoende optreedt, maakt zich schuldig aan mensenrechtenschendingen van de eerste orde. Overheden hebben de plicht de rechten van hun burgers te beschermen en te bevorderen, en daar moeten ze ook op worden aangesproken.

Evenmin zijn er omstandigheden die mensenrechtenschendingen kunnen vergoeielijken. Neem bijvoorbeeld vrijwaring van marteling; dat is een absolute norm. Toch staat deze basale norm onder druk. De strijd tegen terrorisme heeft een discussie aangezwengeld over omstandigheden waaronder marteling toch toegestaan zou zijn. Mijn antwoord daarop is duidelijk: onder geen enkele omstandigheid.

Ook het recht op godsdienstvrijheid mag niet worden uitgehold. Vrijheid van godsdienst betekent de vrijheid het eigen geloof te belijden, maar ook de plicht om anderen in hun godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging te respecteren. Het betekent ook het recht om je eigen geloof te kiezen of van geloof te veranderen. Christenen moeten hun geloof in vrijheid kunnen belijden, ook in moslimlanden. En diezelfde vrijheid geldt vanzelfsprekend ook voor moslims in Nederland. Partijen in Nederland die oproepen de Koran te verbieden ondermijnen het uitgangspunt dat mensenrechten voor iedereen gelden. Ik keur dergelijke uitspraken ten stelligste af. De Nederlandse overheid zal nooit en te nimmer aan een dergelijk voorstel meewerken, omdat het een flagrante schending is van de grondrechten die in onze Grondwet en in internationale mensenrechtenverdragen zijn verankerd.

Godsdienstvrijheid lijkt soms op gespannen voet te staan met de vrijheid van meningsuiting. Ik zie het zo. Vrijheid van meningsuiting is een universeel recht, dat beschermd en bevorderd moet worden. Maar het staat niet gelijk aan het beledigen van je medemensen. Vrijheid van meningsuiting brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee, zoals uitdrukkelijk vermeld in het BuPo-verdrag. Eén van die verantwoordelijkheden is dat je de consequenties van je woorden in overweging neemt. In onze meningsuiting moeten we respect tonen voor de ander.

Een tweede uitgangspunt is dat de Nederlandse inspanning om vrede en veiligheid te bevorderen nauw moet aansluiten bij onze inzet op het gebied van mensenrechten. Ik zei het zojuist al: respect voor mensenrechten draagt bij aan stabiliteit. Omgekeerd geldt dat conflicten de kans op mensenrechtenschendingen vergroten. De strijd tegen terreur en de strijd voor mensenrechten gaan wat mij betreft dan ook hand in hand. In het regeringsbesluit om de Nederlandse missie in Afghanistan te verlengen, is dit ook erkend. In onze brief aan de Tweede Kamer wordt duidelijk gesteld dat de missie vooral succesvol kan zijn, als mensenrechten een grotere rol spelen. Ik zal me er absoluut sterk voor blijven maken dat dit gebeurt.

Op de derde plaats: alle mensenrechten zijn even belangrijk. Het is niet zo dat klassieke burgerrechten de core business van het mensenrechtenbeleid vormen, terwijl sociaal-economische en culturele rechten de tweede viool spelen. In mijn optiek zijn alle mensenrechten ondeelbaar, en versterken zij elkaar wederzijds.

Tot slot: je kunt niet uitsluitend met inspanningen van buitenaf de mensenrechtensituatie in een land verbeteren. Verandering zal van binnenuit moeten komen. Het is heel belangrijk dat mensen zelf hun rechten opeisen, maar we kunnen hen daar wel bij helpen. Nederland zal mensenrechtenverdedigers actief ondersteunen in hun werk. Ik heb een Mensenrechtenfonds ingesteld, waarvoor het komende jaar 20 miljoen euro is uitgetrokken. En als eerbetoon aan de mensen die in hun eigen land opkomen voor mensenrechten en daarbij bijzondere moed tonen, stelt Nederland een onderscheiding in die ieder jaar op 10 december - internationale mensenrechtendag - zal worden uitgereikt: de Mensenrechten Tulp.

Al met al heb ik over de volle breedte een intensivering van het mensenrechtenbeleid in gang gezet. Ik zeg niet dat er eerder niets gebeurde, maar wel dat wij nu een extra inspanning leveren. Waar wij eerder aarzelden om man en paard te noemen -mensenrechten zijn immers een lastig onderwerp-, zullen mensenrechten nu een vanzelfsprekend onderdeel uitmaken van elke dialoog. Dat betekent dat Nederland in al zijn contacten met andere landen aandacht zal besteden aan mensenrechten en alert zal reageren wanneer mensenrechten worden geschonden, ook als dat door bevriende naties en bondgenoten gebeurt.

Binnen de Europese Unie wil Nederland de rol van aanjager op zich nemen, zodat de EU nog actiever gaat optreden tegen mensenrechtenschendingen. Binnen de Verenigde Naties blijft de Mensenrechtenraad een belangrijk forum - Nederland wil zijn lidmaatschap gebruiken om de Raad zo geloofwaardig en effectief mogelijk te maken. Overigens staan wij zelf ook open voor kritiek: in april zal Nederland worden 'geknipt en geschoren' door de Mensenrechtenraad in het kader van de universal periodic review. Nederland maakt deel uit van de eerste groep landen waarvan het mensenrechtenrecord publiekelijk tegen het licht wordt gehouden. We hebben ons vrijwillig opgeworpen; in mijn ogen komt dit onze geloofwaardigheid als kritische partner alleen maar ten goede.

De mensenrechtenstrategie bevat meer dan 100 concrete voornemens, 102 om precies te zijn. En ik voel op mijn klompen aan wat u mij zodadelijk gaat vragen: minister Verhagen, hoe gaat u uw voornemens uitvoeren?

Ik ontleen mijn antwoord aan een uitspraak van Thomas Jefferson, de geestelijke vader van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring. Hij zei het zo: in matters of style, swim with the current; in matters of principle, stand like a rock. Ik leg zijn woorden zó uit. Als het op het principe van respect voor mensenrechten aankomt, legt Nederland de lat hoog, in ieder geval zo hoog als de mensenrechtenverdragen de lat leggen. Dat is de grondslag van mijn beleid en daarover heb ik net uitgebreid gesproken.

Als het op de uitvoering van dat beleid aankomt, bekijken we per keer wat de meest effectieve instrumenten zijn die we kunnen inzetten. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden. In het ene geval bewandelen we het pad van een resolutie, in het andere geval kiezen we voor een harde verklaring of laten we de ambassadeurs ter plaatse aan de bel trekken. Soms geven we ruchtbaarheid aan een zaak, andere keren beroepen we ons op stille diplomatie. Elke situatie, elk land, vraagt om zijn eigen benadering.

Vorige week was ik in Israël, de Palestijnse Gebieden en Syrië. Mensenrechten vormden een belangrijk gespreksonderwerp tijdens die reis. Met mijn Israëlische collega besprak ik onder andere de situatie in Gaza. Ik heb minister Livni en premier Olmert gezegd dat ik begrip heb voor Israël's zorgen op het gebied van veiligheid, maar dat gelegitimeerde veiligheidsmaatregelen wel proportioneel moeten zijn, en zich niet tegen onschuldige burgers mogen richten. In dat verband heb ik gepleit voor het openstellen van de grenzen. Een eerder pleidooi om de grenzen open te stellen voor de export van Palestijnse bloemen en aardbeien naar Nederlandse markten was al succesvol. Dat is belangrijk: Palestijnse burgers moeten niet in de armen van Hamas worden gedreven, maar hen moet juist een alternatief worden geboden.

De Mensenrechtenraad in Genève wijdde vorige week een speciale zitting aan de situatie in Gaza, op verzoek van de Arabische Groep en de Organisatie van Islamitische Landen (OIC). De resolutie die daar voorlag, was niet evenwichtig van aard. De Israëlische acties werden scherp werden veroordeeld, terwijl de tekst geen melding maakte van de raketaanvallen en mortierbeschietingen op Isra ël vanuit Gaza. Ik vind dat onterecht. Vorige week heb ik zelf nog in Sederot kunnen zien wat die aanvallen voor een impact hebben. Nederland heeft dan ook besloten zich te onthouden van stemming. In een gemeenschappelijke stemverklaring heeft de EU gezegd de onevenwichtige focus van de resolutie te betreuren.

Ik vind sowieso dat er binnen de VN teveel een cultuur heerst van eenzijdig Israël aanklagen, terwijl het heel moeilijk blijkt om grove mensenrechtenschendingen in landen als Soedan, Zimbabwe, Iran en Noord-Korea aan de orde te stellen. Dat vind ik onaanvaardbaar en het komt de geloofwaardigheid van de VN ook niet ten goede. Nederland stelt zich ten doel dit beeld te corrigeren. We grijpen daartoe nadrukkelijk ons lidmaatschap van de Mensenrechtenraad aan, en ook in New York dragen we ons steentje bij. We zetten ons in voor resoluties die specifieke landensituaties aan de orde stellen. Daarnaast dient Nederland zelf een resolutie in op het gebied van geweld tegen vrouwen en ondersteunen we de EU-resolutie over godsdienstvrijheid. Deze resoluties zijn overigens méér dan een papieren realiteit, ze vervullen absoluut een nuttige functie. Omdat ze een belangrijk signaal afgeven en belangrijke onderwerpen op de kaart zetten, juist ook in landen waar dat niet vanzelfsprekend is. Bovendien zijn die resoluties een grote steun in de rug voor het VN-systeem en NGOs die deze onderwerpen in praktijk brengen.

Eén van de voornemens uit mijn mensenrechtenstrategie is het afkondigen van een Europees verbod op de invoer van producten die tot stand zijn gekomen door de ergste vormen van kinderarbeid. Ik wil hiermee het leven van meer dan 200 miljoen kinderen die nu slachtoffer zijn van kinderarbeid verlichten. Een kind hoort immers niet te werken, maar moet kunnen leren en spelen. In Brussel heb ik afgelopen maandag gesprekken gevoerd met Commissaris Ferrero-Waldner en enkele leden van het Europees Parlement om steun te mobiliseren voor het Nederlandse initiatief.

Maar Nederland is niet alleen binnen de Europese Unie actief, we ondernemen ook zelf actie. Ik noem China, omdat dat recentelijk erg in de aandacht staat vanwege de naderende Olympische Spelen. Mensenrechten maken deel uit van onze dialoog met China. Ik zelf ben in mei 2007 in China geweest, en de mensenrechtenambassadeur bezocht China in november nog. We stellen daar de mensenrechten nadrukkelijk aan de kaak, óók het lot van individuele mensenrechtenactivisten zoals Hu Jia. Op Nederlands aandringen zijn mensenrechten geagendeerd tijdens de afgelopen EU-China top, en wordt het onderwerp ook in de slotverklaring van die top opgepakt. China is een opkomende macht die een steeds grotere rol op het wereldtoneel gaat spelen. Daarbij horen ook bepaalde verantwoordelijkheden, en daar spreken we de Chinese autoriteiten op aan. China is daar ook ontvankelijk voor. Als de Olympische Spelen als katalysator kunnen dienen om de mensenrechtensituatie in China te verbeteren, is dat absoluut meegenomen. Het zijn kleine stapjes, maar ik houd me aan het motto 'frapper toujours' om daarmee veranderingen te realiseren, ook al is dat soms op lange termijn.

Overigens blijkt internationale druk wel degelijk effectief. Neem bijvoorbeeld het Saudische verkrachtingsslachtoffer, dat ik al eerder noemde. Haar lijfstraf werd niet uitgevoerd, en zij is niet in hechtenis genomen, na grootschalige internationale protesten, waaronder van Nederland en van de EU.

Begin volgende week reis ik naar Soedan, samen met collega Koenders. Wij worden op die reis vergezeld door vier studenten, en ik heb begrepen dat drie van mijn reisgenoten hier ook aanwezig zijn. Ik kan u alvast vertellen dat ook dat bezoek nadrukkelijk in het teken zal staan van mensenrechten. Ik zal me laten informeren door NGOs en mensenrechtenadvocaten ter plaatste en ik zal de Soedanese regering aanspreken op haar verplichtingen. De situatie in Darfur en de vluchtelingenkampen in Tsjaad is nog steeds vreselijk en de Soedanese regering blijft een oplossing in de weg staan. De benoeming van de beruchte Janjaweed leider Musa Hilal tot adviseur van de Soedanese regering is een grof schandaal. Het is gewoonweg een klap in het gezicht van de vele slachtoffers, en ook van de internationale gemeenschap. In 2006 legde de Veiligheidsraad immers al sancties op aan Hilal. Ik zal dit punt zeker aan de orde stellen in Khartoum. In Brussel heb ik maandag gepleit voor scherpere maatregelen tegen Soedan, zoals reisverboden voor meer personen.

Dit zijn zo wat voorbeelden van de Nederlandse inzet. Zo moet u zich voorstellen dat ik mijn mensenrechtenstrategie tot uitvoering wil brengen. Kleine stapjes, maar ook met kleine stapjes kan een lange weg worden afgelegd.

Dames en heren,

Tot slot. Zoals u misschien weet, neemt Nederland ieder jaar een jongerenvertegenwoordiger op in zijn delegatie naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De verkiezing van deze jongerenvertegenwoordiger wordt in oktober bekend gemaakt tijdens de Nacht van de VN. Er gaat een hele campagne aan vooraf. De jongerenvertegenwoordiger kiest zelf, in overleg met andere jongeren, voor welk thema hij speciale aandacht wil vragen in zijn toespraak voor de VN.

Toen ik dit najaar in New York was, maakte jongerenvertegenwoordiger Sandra van Beest deel uit van onze delegatie. Ik vond het heel waardevol dat zij erbij was om de stem van jongeren te laten horen.

Daarom ben ik van plan om in maart ook een jongerenvertegenwoordiger mee te nemen naar de Mensenrechtenraad in Genève, en ik zou u willen vragen of u daar belangstelling voor heeft. Het is een uitgelezen kans om te ervaren hoe het er tijdens zulke internationale bijeenkomsten aan toe gaat, en om te zien hoe Nederland optreedt om de mensenrechten wereldwijd te bevorderen. Wij zullen een mooi programma voor u opzetten, en rekenen er dan ook op dat u bij terugkomst bereid bent uw bevindingen met anderen te delen. Misschien kan professor Goldschmidt nog een terugkoppeling organiseren?

Mocht u denken, "dat is iets voor mij", dan zou ik u willen vragen uw CV en een motivatie van maximaal 300 woorden toe te sturen aan mijn ministerie; u ziet het e-mail adres hier geprojecteerd (dvl-ab@minbuza.nl). Omdat het kort dag is, wil ik u vragen dit uiterlijk 8 februari te doen, zodat wij de gelegenheid hebben een goede kandidaat te selecteren.

Wie weet mag ik dus één van u begroeten in de delegatie! Maar voor het zover is, wil ik graag vanavond met u het gesprek aangaan.

Ik dank u wel voor uw aandacht.