Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk ASEA/LIV/2008/1749 Datum 31 januari 2008

Onderwerp Kabinetsreactie Armoedemonitor 2007

Op 18 december 2007 hebben het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de Armoedemonitor 2007 uitgebracht. Dit rapport, dat op eigen initiatief van SCP en CBS wordt uitgebracht, geeft een uitgebreid beeld van de omvang en ontwikkeling van de armoede in Nederland. Op verzoek van de Vaste Commissie van SZW geef ik in deze brief de kabinetsreactie op de Armoedemonitor 2007.

Omvang armoede
De Armoedemonitor 2007 laat zien dat de armoede ­ gemeten volgens verschillende armoedematen ­ in 2005 wat hoger uitkwam dan in eerdere jaren. Dit komt zowel door een hogere werkloosheid als doordat de koopkracht in 2005 over de hele linie daalde. Voor de periode 2006-2008 wordt een daling van de armoede voorzien. Het voor 2008 verwachte aandeel lage inkomens komt hiermee op een historisch laag niveau uit. Deze daling hangt samen met de lage werkloosheid en de relatief gunstige koopkrachtontwikkeling in de periode 2006-2008. Het beleid draagt mede bij aan de gunstige koopkrachtontwikkeling voor mensen met lage inkomens via koppeling van de uitkeringen aan de contractloonstijging en de diverse maatregelen gericht op de verbetering van de inkomenspositie van ouderen1 en gezinnen met kinderen2.

Het kabinet heeft ook voor de periode na 2008 diverse maatregelen in petto ter verbetering van de inkomenspositie van groepen met lagere inkomens. In hoeverre de armoede daadwerkelijk afneemt, is echter sterk afhankelijk van de conjunctuur. Uiteindelijk biedt werk de beste mogelijkheid om uit armoede te ontsnappen. Dit kabinet heeft dan ook de ambitie om de participatie te verhogen. Op het moment dat ook mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag komen, kan dit een structurele bijdrage leveren aan de afname van de armoede voor een grote groep die nu aan de kant staat.


1 Zoals verhoging ouderenkorting, verhoging AOW-tegemoetkoming, vervangen van no-claim door een lager eigen risico en invoering van compensatieregeling voor mensen met meerjarig hoge ziektekosten.
2 Zoals gratis ziektekostenverzekering voor kinderen, invoering kindertoeslag, verhoging van de kinderbijslag, verhogen kinderopvangtoeslag, het afschaffen van lesgeld en gratis schoolboeken voor het voortgezet onderwijs.

Ons kenmerk

Risicogroepen
Uit deze en vorige armoedemonitor(en) blijkt dat een laag inkomen naar verhouding het meest voorkomt onder eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen. Het kabinet heeft dan ook extra ingezet op het ondersteunen van gezinnen. Met ingang van 2008 profiteren werkende alleenstaande ouders met een beperkt inkomen al van de omzetting van kinderkorting naar kindertoeslag. Deze omzetting voorkomt bij alleenstaande werkende ouders met een laag inkomen een verzilveringsprobleem en levert een inkomenssprong van ca. 900 op. Vanaf 2009 profiteren gezinnen met meerdere kinderen (waaronder eenoudergezinnen) met een inkomen tot ca. 1,5 * modaal van het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt voor het kindgebonden budget (oplopend tot op jaarbasis 456 mln. in 2011).

Dat onder de lage inkomens relatief veel uitkeringsgerechtigden zijn, is niet verrassend. Werk is en blijft de beste remedie tegen armoede. Uit het rapport blijkt echter dat ook zelfstandig ondernemers een hoger risico hebben op armoede. Verderop in deze brief ga ik nader in op de positie van zelfstandigen en andere werkende armen.

De armoedemonitor meldt ook dat onder niet-westerse allochtonen het risico op armoede blijvend hoog is. In eerder onderzoek - de Armoedemonitor 2005 - is meer in detail naar deze groep gekeken. Hieruit is gebleken dat naast de ongunstige positie op de arbeidsmarkt ook een rol speelt dat tweeverdienershuishoudens betrekkelijk weinig voorkomen onder niet-westerse allochtonen. Dit eerdere onderzoek liet ook zien dat de inkomenspositie van recent ingekomen niet-westerse immigranten door werkaanvaarding er duidelijk op vooruit gaat. Het is mijn inzet dat in de komende kabinetsperiode niet-westerse allochtonen vaker aan het werk komen, zodat ook zij uit armoede kunnen ontsnappen. De forse daling van de werkloosheid onder niet- westerse allochtonen van 14,2% in september 2006 naar 8,7% in september 2007 stemt mij hoopvol op dit punt.

Financiële problemen
In 2006 is het aantal huishoudens met betalingsachterstanden gedaald ten opzichte van 2005. Het aantal is echter nog steeds fors hoger dan in 2001. Deze cijfers bewijzen opnieuw dat het van groot belang is dat een problematische schuld zo veel mogelijk voorkomen dan wel opgelost wordt. In mijn brief van 19 oktober 2007 (TK 24515, nr. 119) heb ik een groot aantal preventieve maatregelen uiteengezet, onder meer om ervoor te zorgen dat betalingsachterstanden niet leiden tot problematische schulden.

De armoedemonitor laat een forse stijging zien van het aantal huishoudens met een laag inkomen dat zegt moeilijk rond te kunnen komen, van 27% in 2001 naar 47% in 2006. Opvallend is wel dat tegelijkertijd in 2006 ca. 20% van de huishoudens met een laag inkomen aangeeft gemakkelijk tot zeer gemakkelijk te kunnen rondkomen. Inspanningen op het gebied
---

Ons kenmerk

van gemeentelijke regelingen, terugdringen van het niet-gebruik en schuldhulpverlening kunnen in specifieke gevallen de gewenste ondersteuning bieden om beter rond te komen.

Werkende armen
In de Armoedemonitor 2007 wordt vermeld dat op basis van één van de gehanteerde armoedegrenzen er 175.000 mensen met een substantiële baan (>24 uur) zijn die als arm worden geclassificeerd. Het gaat hier in meerderheid om zelfstandigen (60%). Het rapport laat tegelijkertijd zien dat werknemers en zelfstandigen met een laag inkomen meestal kortdurend een laag inkomen hebben. Zit bijvoorbeeld van de bijstandsgerechtigden met een laag inkomen ca. 2/3 langdurig (i.e. 4 jaar) op een laag inkomen, bij werknemers en zelfstandigen geldt dit voor minder dan een kwart.

Hoewel het bij armoede onder werkenden veelal om tijdelijke problematiek gaat, vindt dit kabinet het wel belangrijk om werken meer lonend te maken. Op dit front zijn dan ook diverse maatregelen voorzien. Een belangrijk voorbeeld hierbij is de invoering van de inkomensafhankelijke arbeidskorting (EITC) per 2009, waarmee werknemers en zelfstandigen met een laag inkomen profiteren van extra fiscaal voordeel. Als reeds genoemd, is ook de omzetting van de kinderkorting in de kindertoeslag per 2008 gunstig voor werkenden met een laag inkomen.
Specifiek voor zelfstandige ondernemers bestudeer ik de mogelijkheden voor kwijtschelding van door de gemeente of het waterschap opgelegde privébelastingen aan ondernemers met een geringe betalingscapaciteit en zonder vermogen.

Armoedeval
De Armoedemonitor 2007 gaat in op de vraag of ontvangers van inkomensondersteunende regelingen (huurtoeslag, aanvullende bijstand, WTOS, kwijtschelding heffingen) even vaak werk zoeken en vinden als rechthebbenden die geen gebruik maken van deze regeling. De onderzoekers concluderen op basis van de uitgevoerde analyses dat de armoedevalproblematiek meevalt.

Ik heb het Centraal Planbureau (CPB) gevraagd om te reageren op de resultaten in de Armoedemonitor 2007 met betrekking tot de Armoedeval. Het CPB concludeert dat de bevindingen van het SCP-onderzoek geen aanleiding geven tot bijstelling van het overheersende beeld uit economisch onderzoek dat armoedeval wél gedragseffecten heeft (zie ook: notitie `Armoedeval heeft wél gedragseffecten' op de CPB-website). Immers, internationaal onderzoek laat het consistente beeld zien dat op het moment dat werk meer gaat lonen, de inspanning om werk te zoeken toeneemt en uitkeringsgerechtigden ook meer geneigd zijn banen te accepteren.

In de SZW-studie rond de Armoedeval (TK 29674/29675, nr 48) is ­ in lijn met de SCP- analyse - aangegeven dat voor veel mensen met een lage participatiekans de armoedeval niet
---

Ons kenmerk

altijd het meest knellende probleem is. Gebrek aan opleiding, beperkte capaciteiten en andere persoonlijke belemmeringen zijn vaak in hogere mate doorslaggevend. Dit betekent echter niet dat de armoedevalproblematiek er niet toedoet. Voorts is ook principieel van belang dat werk lonend is. Dit geldt niet alleen voor de stap van een uitkering naar werk, maar ook voor herintreding van huisvrouwen, het uitbreiden van het aantal uren en doorstroom naar betere betaalde banen. Het kabinet zet dan ook in op het financieel aantrekkelijker maken van werk, door invoering per 2009 van de inkomensafhankelijke arbeidskorting en ­ specifiek gericht op de minstverdienende partner in gezinnen met kinderen en werkende alleenstaande ouders - de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting. Dit betekent niet dat louter financiële prikkels van belang zijn. Tegelijkertijd wordt dan ook door gemeenten en uitvoeringsorganisaties blijvend gewerkt aan andere factoren die toetreding tot de arbeidsmarkt belemmeren.

Positie ouderen
De mate van sociale uitsluiting van ouderen in Nederland is een van de laagste in de EU. Ook is het aandeel ouderen met een laag inkomen in Nederland relatief laag in vergelijking met de rest van de bevolking. Dat is een positief gegeven. Het biedt ook ruimte om ­ zoals het SCP ook aanbeveelt ­ meer aandacht te besteden aan specifieke probleemgroepen, waaronder 65- plussers met een onvolledige AOW. Zo stimuleer ik acties om het niet-gebruik van aanvullende bijstand en andere inkomensvoorzieningen terug te dringen (zie ook: TK 29.549, nr 13). Als aangegeven in het debat over deze problematiek op 17 januari jl. kom ik voor het zomerreces met een notitie over verruiming van de inkoopregeling voor de AOW en met een notitie over de uitvoering van de aanvullende bijstand voor mensen met een onvolledige AOW.

Positie kinderen
Over armoede en sociale uitsluiting van kinderen meldt de armoedemonitor twee belangrijke zaken. Allereerst: kinderen kennen een verhoogd armoederisico. Door de invoering van het kindgebonden budget wil het kabinet de financiële omstandigheden van gezinnen verbeteren, en zo de armoederisico's voor kinderen terugdringen.

In de tweede plaats laat de Armoedemonitor zien dat kinderen in huishouden met beperkte inkomens vaker sociaal uitgesloten zijn. Het signaal dat 30% van de kinderen boven de 5 jaar uit gezinnen met een beperkt inkomen (minder dan 130% van het sociaal minimum) in 2005 om financiële redenen niet meedoet aan activiteiten in de vrije tijd die geld kosten (lidmaatschap verenigingen; muziekles e.d.), baart mij grote zorgen. Streven is dat het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen deze kabinetsperiode halveert (zie ook brief d.d. 10 december 2007, TK 31200, nr.121). Om dit te bereiken heeft het kabinet twee maal 40 mln euro beschikbaar gesteld. Tegelijkertijd worden de mogelijkheden voor op participatiebevordering gerichte ondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen verruimd door aanpassing van de Wet Werk en Bijstand. Gemonitored zal worden wat de
---

Ons kenmerk

effecten zijn van de ingezette middelen op het maatschappelijk meedoen van kinderen. Omdat gemeentelijk beleid momenteel niet gemeten kan worden met de verschillende door CBS en SCP gehanteerde armoedegrenzen, vertaalt dit beleid zich niet in de armoedecijfers. Dit maakt echter de relevantie voor de ontvangers niet minder.

Inmiddels zijn al veel gemeenten gestart met het ontwikkelen van instrumenten en regelingen om deze kinderen te kunnen bereiken. Om meer zicht te krijgen op de factoren die aan armoede en sociale uitsluiting ten grondslag liggen en op de langetermijneffecten van armoede bij kinderen, zal ik samen met de minister voor Jeugd en Gezin nader onderzoek laten uitvoeren. Ik zal de Kamer hierover later nader informeren.

Samenvattend
De Armoedemonitor 2007 zet nauwgezet feiten en cijfers op een rij en helpt zo bij de onderbouwing van het armoedebeleid. Belangrijke boodschap is dat de omvang van de financiële armoede weer aan het dalen is. Met name bij armoede onder ouderen zijn grote vorderingen gemaakt. Deze cijfers geven echter niet het hele verhaal. Armoede in Nederland heeft vooral te maken met onvoldoende mee kunnen doen. Dat is fnuikend voor kinderen die als gevolg van geldgebrek hun talenten niet optimaal kunnen ontwikkelen.

Belangrijk speerpunt bij het armoedebeleid van dit kabinet is dan ook het terugdringen van armoede en sociale uitsluiting onder kinderen. Verder is het terugdringen van schuldenproblematiek een belangrijk thema. Zoals toegezegd, informeer ik u samen met de Minister van Financiën op korte termijn nader met een overzicht van en tijdspad bij de maatregelen die ik in mijn brief van 19 oktober jl. uiteen heb gezet. Ten slotte werkt dit kabinet hard aan het meer lonend maken van werk, om zo structureel bij te dragen aan de bestrijding van armoede.

Ik beschouw de conclusies van de armoedemonitor als een steun in de rug bij het door ons te voeren in beleid. En tegelijkertijd als een signaal dat er nog het nodige moet gebeuren om armoede in Nederland verder te verminderen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

---