Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Toespraak bij de Algemene Ledenvergadering Centrale Organisatie voor de Vleessector

Toespraak | 31-01-2008

Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gerda Verburg, Algemene Ledenvergadering Centrale Organisatie voor de Vleessector, 24 januari 2007.

Dames en heren,
Uw voorzitter, de heer Van Pelt, pakt het slim aan. Niet helemaal overtuigd of ik wel op zijn verzoek om hier naar toe te komen, in zou gaan, somt hij in de allereerste alinea van zijn uitnodigingsbrief een aantal indrukwekkende cijfers op:

* De bedrijven die bij de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) zijn aangesloten, zetten 95 procent van de Nederlandse vleesomzet om.
* Die vleesomzet bedraagt zeven miljard euro per jaar, waarvan zeventig procent voortkomt uit de internationale handel.
* En in de vleessector werken 11.000 mensen, terwijl daarnaast nog eens 30.000 mensen voor hun werk afhankelijk zijn van deze sector.

En alsof dat nog niet genoeg is, eindigt de heer Van Pelt zijn poging om mij over de streep te trekken met de opmerking dat de vorige vier ministers van LNV ook op de ledenvergadering hebben gesproken.

Dat is inderdaad indrukwekkende informatie. Maar ik kan u vertellen, mijnheer Van Pelt, het was niet nodig. Ik was al om. Ik weet van het vele goede werk dat de COV - bijvoorbeeld op het terrein van toezicht en controle - heeft verricht. En ik weet hoezeer Nederland is gebaat bij een sterke vee- en vleessector.

Ik heb dus met veel plezier gehoor gegeven aan uw uitnodiging. Zeker ook omdat er in de nabije toekomst belangrijke stappen moeten worden gezet, en die wil ik graag samen met u zetten.

Mijnheer Van Pelt, dames en heren,
Er zijn veranderingen op komst. Dat zal u niet verbazen, want u leest de krant net zo goed als ik. Allereerst zijn er natuurlijk de ontwikkelingen op de internationale markt, Enerzijds neemt de concurrentie toe: uit de andere EU-landen, maar in toenemende mate ook uit Zuid-Amerika. Maar anderzijds snakt een sterk groeiende wereldbevolking naar meer voedsel en vragen groeiende economieën - denk aan China, denk aan India - om een voedselpakket met meer dierlijk eiwit. Mensen die het kunnen betalen, gaan meer vlees eten.

Daar kunnen we zeker een graantje van meepikken, hoewel ik niet de illusie heb dat Nederland daar mega-orders gaat wegslepen. Het zijn immers markten waar zowel Brazilië als de Verenigde Staten reeds een dikke vinger in de pap hebben.

Nederland kan zich beter richten op het leveren van kwaliteitsproducten in het topsegment van de Noord-Europese markt. Daar liggen onze kansen. Immers - naast het vakmanschap - spelen onze gunstige geografische ligging en een omvangrijke voedingsmiddelenindustrie met bruikbare bijproducten ons in de kaart. Waarbij u en ik ons dienen te realiseren dat het - ondanks die net genoemde 'meevallers' - buitengewoon hard werken wordt om de positie van de vleessector in de toekomst veilig te stellen.

Daarmee bedoel ik zeker ook de positie van de sector in Nederland. Want ook dat heeft u ongetwijfeld opgemerkt: de roep om meer dierenwelzijn, meer biologisch wordt sterker. De publieke opinie kan sentimenten opwekken, meningen doen omslaan en discussies sturen.

Daarnaast vind ik dat de sector zich rekenschap dient te geven van de toekomst. En dan vraag ik niet om een trendbreuk, maar dan vraag ik om een duurzaamheidsprong.

U weet waar ik het over heb:

* Over gezonde en sterke dieren in een omgeving waarin ze natuurlijk gedrag kunnen tonen. Dieren die zijn ondergebracht in volledig duurzame stallen en houderijsystemen. Denk aan het Rondeel en de Plantage voor legkippen of de Comfort Class-stal voor varkens.
* Over het radicaal terugdringen van broeikasgassen, ammoniak, fijnstof en geur.
* Over kringlopen tussen productie, consumptie en afval die vergaand zijn gesloten, het cradle tot cradle principe.
* Over het uitbannen van onverdoofd castreren van biggen. Compliment dat u daar al een voorschot op heeft genomen.
* Over het op een diervriendelijke manier transporteren van dieren.
* Over het ontwikkelen van een tussensegment - tussen gangbaar en biologisch vlees - met onderscheidende producten. Dat is echt een niche-markt. Een behoorlijk deel van de consumenten is bereid om daarvoor tien tot twintig procent meer te betalen.
* Ik heb het over rood vlees. Is dat nu gezond of niet? De een prijst rood vlees als leverancier van eiwit, vitamine B en van mineralen als ijzer en zink. En de ander waarschuwt voor de vermeende relatie met darmkanker.
* En tenslotte hebben we het dan natuurlijk ook over de dierziekten. Dat blijft toch een achilleshiel van uw sector. Wat we ook doen, bedenken en uitvinden, het gevaar blijft op de loer liggen. Ook afgelopen jaar weer, met berichten over MKZ in Engeland en blauwtong in Nederland. Het lijkt erop dat we moeten accepteren dat de dreiging van dierziekten blijvend is. Ik hoop dan ook zeer dat Europa besluit breder te gaan werken aan de inzet van preventieve vaccinatie. Daarbij wil ik overigens wel opmerken dat ik niet kan garanderen dat het vlees van gevaccineerde dieren op de korte termijn ook daadwerkelijk door iedereen zal worden afgenomen. Dat kunnen we in Europa niet afdwingen. Dat moet gebeuren op basis van vrijwilligheid. Natuurlijk ga ik me wel inzetten om eventuele belemmeringen op wetgevingsniveau weg te nemen. En daarnaast ga ik - samen met de sector, en ik kijk daarbij zeker ook naar u - elke gelegenheid aangrijpen om alle fabels over de veiligheid van vlees van gevaccineerde dieren de wereld uit te helpen.

Dames en heren,
Totdat het zover is, totdat dat vlees van gevaccineerde dieren breed wordt geaccepteerd, zal Nederland zich - ook vanuit ons grote exportbelang - moeten blijven onderscheiden. Onderscheiden door een ferme en transparante aanpak in de beheersing van de dierziekten. Maar ook door krachtig en efficiënt toezicht dat internationaal gerespecteerd wordt. En daarmee kom ik bij het onderwerp waar ik vanmiddag wat langer bij wil stilstaan: de Voedsel en Waren Autoriteit, de VWA. En uw betrokkenheid daarbij.

Laat ik beginnen met te constateren dat de VWA in de afgelopen jaren een gezaghebbende positie heeft weten op te bouwen. Zo is het vertrouwen van de Nederlandse consument in de voedsel- (en product) veiligheid groot. De algemene gedachte is: 'Als het stempel van de VWA erop staat, dan is het goed. Dan is het te vertrouwen'. En dat vertrouwen wordt nog eens versterkt door het feit dat de VWA een transparante organisatie is. Veel van wat men onderzoekt, wordt op de website gezet. Zo is onder meer met naam en toenaam te achterhalen wat de VWA constateert bij slachthuizen.

Dat is een mooie prestatie. Het betekent namelijk ook dat de ondernemers, organisaties en burgers die in Nederland en in het buitenland met de VWA te maken hebben, de VWA zien en ervaren als een professionele organisatie waar ze van op aan kunnen. Met alle gevolgen van dien, bijvoorbeeld voor de exportpositie van Nederland.

Het is dan ook van groot belang dat de VWA haar werk op een goede manier kan blijven doen. En met 'op een goede manier' bedoel ik in de eerste plaats dat de VWA haar opdracht deskundig, onafhankelijk en kritisch kan blijven uitvoeren. Burgers en bedrijven moeten erop kunnen vertrouwen dat er geen bestuurlijke of politieke invloeden zijn die de onafhankelijkheid van de VWA beïnvloeden.

Die onafhankelijke en internationaal gezaghebbende positie van de VWA loopt echter op dit moment gevaar omdat de VWA haar rekeningen niet helemaal kan betalen. Door taakstellingen, krimp van de veterinaire markt, kostprijsstijgingen en tekorten door het steeds maar uitstellen van de invoering van kostendekkende tarieven, zal het tekort dit jaar negentien miljoen euro bedragen.

Dat kan zo niet langer, want dat tekort vormt een serieuze bedreiging voor de positie die de VWA, sinds de oprichting in 2002, heeft weten op te bouwen. En dat mogen we niet laten gebeuren. De overheid neemt dan ook haar verantwoordelijkheid en trekt de portemonnee.

Echter, we verwachten ook van het bedrijfsleven, van u dus, een bijdrage. Met name voor die werkzaamheden waar het bedrijfsleven zelf profijt van heeft. Dat staat overigens ook zo te lezen in het 'Rapport Maathouden'.

Ook in uw sector - het roodvlees - zijn er financiële tekorten op de keuring en het toezicht. En dat zijn werkzaamheden waar u direct profijt van heeft. Zoals u weet ben ik op dit moment in gesprek met uw vertegenwoordigers over de invulling van het convenant roodvleesbandkeuring.

In dat convenant hebben we - onder andere - met elkaar afspraken gemaakt over een maximale bijdrage van het bedrijfsleven voor VWA-postmortem keuring en toezicht. En dat werkt goed: er wordt efficiënter en goedkoper gewerkt, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit en de geloofwaardigheid van de keuring.

Desalniettemin is er reden om de bestaande afspraken nog eens goed te bekijken. Gelet op de forse taakstelling van het kabinet, zal de VWA ook voor de roodvleessector aan het einde van deze kabinetsperiode kostendekkend moeten zijn. En dat is natuurlijk geen leuke boodschap, want niemand van u zit te wachten op hogere tarieven.

Inmiddels hebben we met uw bestuurders afspraken gemaakt over de aanpassing van de maximale bijdrage voor dit en volgend jaar.

De komende maanden gaan we praten over de tarieven voor 2010 en 2011. En over het pakket aan diensten dat de VWA u kan leveren. Want ook daar hangt een prijskaartje aan. Als u bijvoorbeeld maximale flexibiliteit van de VWA verlangt, dan is dat uw goed recht. Maar dat betekent wel dat de VWA extra dierenartsen aan moet trekken. Met alle gevolgen van dien voor de hoogte van uw kosten en tarieven.

Dames en heren,
Naast die invoering van nieuwe tarieven, verandert er nog iets in de werkwijze van de VWA. En ook dat heeft voor u gevolgen.

Voor de VWA is het belangrijk dat zij flexibel kan blijven inspelen op de ontwikkelingen in de wereld om haar heen. Een wereld die steeds groter of juist steeds kleiner wordt. Nu had de VWA het al druk met het voorkomen en bestrijden van de bekende ziekten, maar door grensoverschrijdende handel - in combinatie met de klimaatverandering - zijn er nieuwe ziekten opgedoken die ook de nodige aandacht vragen. Bluetongue is daar een voorbeeld van. Een tamelijk onschuldig voorbeeld, omdat deze ziekte alleen nog gevolgen heeft voor de diergezondheid. Het risico is echter groot dat onder de nieuwe opkomende ziekten ook bedreigingen zitten voor de volksgezondheid. En daar zal de VWA zich tegen moeten wapenen.

Daarnaast worden door de globalisering de handelsstromen in voedsel zo groot en omvangrijk dat het toezicht het niet bij kan benen. Het toezicht zal dus op een andere manier moeten worden georganiseerd. Door bijvoorbeeld steeds meer uit te gaan van risico-analyses. Op die manier maak je tijd vrij om je met name te richten op productstromen, die de echte risico's vormen voor de voedselveiligheid.

Wil dus de VWA deze ontwikkelingen als gevolg van de toenemende globalisering ondervangen, dan ontkomt ze er niet aan om de toezichtsaanpak te vernieuwen. Zonder dat dit leidt tot kwaliteitsverlies. Want door te kijken naar de grootste risico's in de productieketen, kunnen ook meteen de voedselveiligheidsrisico's worden ingedamd.

Dit past ook in de filosofie van u als ondernemers. Professionele ondernemers willen immers zelf graag de verantwoordelijkheid voor eerstelijns keuring- en borgingssystemen dragen. Ik wil daar graag aan meewerken. Mijn ministerie is graag bereid een groot deel van de verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven neer te leggen, zodat de VWA zich ook daadwerkelijk kan ontwikkelen tot een tweedelijns toezichtsorganisatie.

En ik verwacht - en spreek het bedrijfsleven daar ook op aan - dat dat vertrouwen wordt gehonoreerd doordat bedrijven investeren in goede borgingsystemen die toezien op de veiligheid van producten. Als tegenprestatie zullen die bedrijven minder worden bezocht door inspecteurs.

Van u, de Nederlandse vleessector, weet ik dat ook u graag die verantwoordelijkheid voor de keuring wil dragen. U begrijpt, dat klinkt als muziek in mijn oren en daar wil ik me graag voor inzetten! Echter, dat is geen gelopen race. Vlees ligt gevoelig. De risico's zijn nu eenmaal groter dan bij andere voedselproducten. De tegenwind zal dan ook fors zijn: vanuit de Nederlandse samenleving, vanuit Europa en ver daarbuiten. Toch wil ik graag - samen met u - mijn schouders zetten onder die vernieuwing van het keuringsregime. Want met goede kwaliteits- en borgingssystemen moeten de tegenstanders te overtuigen zijn.

Dames en heren,
Ik ga afsluiten. Aan het begin van mijn verhaal vertelde ik u dat er veranderingen op komst zijn. Zoals u ook hebt kunnen lezen in de brief die ik een week geleden naar de Kamer heb gestuurd, denk ik dat de veehouderij op een belangrijk kruispunt staat. De naoorlogse jaren stonden in het teken van verhoging van de productie. Maar milieuproblemen en dierziekten leggen de grenzen van die productie bloot. Duurzaamheid door innovatie is daarom onze opdracht.

Dat keert terug in de drieslag people, planet, profit. Daarbij gaat het over duurzaamheid in het agro-cluster. Als ik denk aan people, planet profit in de COV-keten, dan denk ik aan innovatie, ambitie en verduurzaming, kortom: ondernemerschap.

Wie de tijd verstaat en de toekomst leest, verzet op tijd de bakens. Ik ken de vleessector als goede ondernemers. Ik wens u een gezonde toekomst toe.

Meer informatie

* Toekomstvisie op de veehouderij