Investeren in re-integratie loont

06/02/2008 13:53



Boaborea



Tilburg, 6 februari 2008. Na 22 jaar bijstand eindelijk aan de slag, zo kopte een landelijk dagblad twee weken geleden. Het ging om Jilt Postma, 45 jaar oud uit Leeuwarden. De gemeente Leeuwarden was zo verheugd over het feit dat deze recordhouder de bijstand ging verlaten, dat de wethouder aanwezig was bij het ondertekenen van zijn arbeidscontract. En Jilt zelf: "Mijn uitkering bedroeg 760 euro maar nu verdien ik 1.056 euro bruto. Ben allang blij dat ik werk heb, alhoewel het een hele omslag is, waar ik erg aan moest wennen. Mijn laatste baantje was assistent hovenier, op mijn achttiende jaar. Daarna heb ik nooit meer werk gehad. Uitzendbureaus stuurden me altijd weg. Ik mocht me zelfs niet eens inschrijven".

De afgelopen week is het rapport over effectiviteit van de re-integratie door de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer gestuurd. Een genuanceerd rapport met allerlei mitsen en maren. Feit blijft dat we jaarlijks 2 miljard euro op de rijksbegroting zien staan die bedoeld zou zijn om mensen zoals Jilt naar werk te begeleiden. Politiek en media reageerden kritisch na het uitkomen van het rapport. Zijn al die middelen wel nodig? Hadden die mensen het ook niet op eigen kracht gered? En krijgen die re-integratiebureaus nu zomaar betaald, zonder dat daar resultaten tegenover staan, met andere woorden wordt het geld wel goed besteed?

Zijn al die middelen wel nodig?
In de jaren negentig was de toenmalige arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor re-integratie. In een tijd waarin gemeenten dachten dat zeker driekwart van hun uitkeringsbestand niet in staat zou zijn om te werken en we in het jaar 2000 zo'n 335.000 bijstandsontvangers hadden. We kenden een hoogconjunctuur op dat moment. We stelden in Nederland vast dat het roer om moest. Het moest minder makkelijk worden een uitkering te krijgen, en werk zou het aanlokkelijk perspectief moeten worden om mensen ook op lange termijn duurzaam in een eigen inkomen te kunnen laten voorzien. De arbeidsparticipatie moest omhoog. Het gemak waarmee grote groepen uitkeringsgerechtigden afgeschreven werden, is maatschappelijk niet verantwoord, laat staan dat ook de betaalbaarheid van de sociale zekerheid onder druk stond. Zo werd onder leiding van VVD-staatssecretaris Rutte de Wet Werk en Bijstand geïntroduceerd, waardoor gemeenten zelf financiële verantwoordelijkheid droegen voor het uitkeringenbeleid. Gemeenten krijgen vanaf 1 januari 2004 naast het I-deel, waaruit de uitkeringen betaald kunnen worden, een W-deel (totaal 1,6 miljard euro) teneinde te investeren in de eigen uitkeringsgerechtigden. Ben je als gemeente succesvol, dan word je daarvoor beloond. Tegelijkertijd werd een scheiding aangebracht in publiek opdrachtgeverschap en private uitvoering. Door als publieke overheid re-integratie in te kopen, kunnen resultaten beter en meer transparant worden en tegen een betere prijs-kwaliteitverhouding worden gerealiseerd.

Dat dat beleid werkt, mag duidelijk zijn. Voor het eerst is het bijstandsvolume onder de 300.000 terecht gekomen: Jilt zou in de jaren negentig meewarig zijn aangekeken en medewerkers van de sociale dienst zouden vooral hém met relatieve rust gelaten hebben. Dat dat de gemeenschap tot op heden meer dan 100.000 euro heeft gekost, zou in de jaren negentig onbesproken zijn gebleven. Dat dat de gemeenschap wederom ruim 100.000 euro zou kosten, wanneer ook nu niets was gedaan, is in ieder geval bij de gemeente Leeuwarden niet onopgemerkt gebleven. Daar had men de kosten van een re-integratietraject graag voor over. Totale kosten van het re-integratietraject voor de gemeente Leeuwarden: 13.000 euro inclusief de loonkosten voor Jilt.

Hadden die mensen het op eigen kracht kunnen redden?
Werk boven uitkering, dat is het devies van de publieke uitkeringsverstrekkers. Hebben we daar dan ook re-integratie bij nodig, en hadden die mensen het op eigen kracht ook niet gered? Een belangrijke vraag uiteraard voor het maken van beleid. Natuurlijk heeft niet iedereen een re-integratietraject nodig. Zeker in tijden van hoogconjunctuur is te verwachten dat iemand die werkloos wordt weer snel elders aan de bak komt. Maar voor al die mensen die dat niet op eigen kracht lukt en langer werkloos zijn, moet juist zo snel mogelijk ingezet worden op re-integratie naar werk.

Dat brengt ons meteen op vraag drie. Krijgen die re-integratiebureaus betaald zonder dat daar resultaten tegenover staan? Het gaat hier tenslotte om publieke middelen die transparant verantwoord moeten worden. Vanaf 2002 heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zwaar ingezet op het introduceren van resultaatfinanciering, waarbij publieke uitkeringsinstanties op basis van resultaatafspraken re-integratie inkopen bij private re-integratiebedrijven. Voor mensen die relatief makkelijk naar werk te begeleiden zouden zijn werd ingezet op no cure no pay: Geen plaatsingsresultaat, geen betaling. Bij succes wordt een besparing aan uitkering en publieke uitvoeringskosten gerealiseerd en krijgt het re-integratiebedrijf wel betaald. Voor mensen waarbij dat veel moeilijker werd ingeschat - Jilt bijvoorbeeld - is sprake van no cure less pay, waarbij een deel van de financiering rust op de te leveren inspanning en een deel wordt afgerekend op basis van het te behalen resultaat. Dat maakt dat de private re-integratiebedrijven uiteraard goed weten wat voor resultaten zij boeken, anders krijgen ze immers niet betaald. Via benchmarking bij de onafhankelijke stichting Blik op Werk worden periodiek deze resultaten ook bijgehouden. Over de jaren 2004 tot en met 2006 zijn in het totaal 400.000 trajecten gestart. Van deze trajecten zijn er 278.000 succesvol afgerond, conform de afspraak die hierover met de opdrachtgever is gemaakt en zijn 121.938 mensen duurzaam naar werk begeleid. Met name gemeenten kopen naast de begeleiding naar werk ook veelvuldig trajecten in die gericht zijn op delen van de uitvoering en op sociale activering. De Staatssecretaris gaf in Buitenhof al aan hoe belangrijk hij dat deel achtte

Worden er dan miljarden verdiend in de re-integratiebranche? Het antwoord daarop is kortweg Nee! Op basis van deze resultaten en de publieke begrotingen is te constateren dat de omzet van private re-integratiebedrijven circa 360 miljoen euro bedraagt. De rest van de 2 miljard, zo'n 83% van het totale budget, gaat naar andere doeleinden als gesubsidieerde arbeid en re-integratieactiviteiten van UWV en gemeenten. In ieder geval niet naar private re-integratiebedrijven.

Het kabinet heeft zich ten doel gesteld 200.000 mensen extra aan het werk te helpen. Maar voor mensen die tot nog toe nog niet hebben kunnen profiteren van de aantrekkende arbeidsmarkt is een nadrukkelijk andere aanpak nodig. Op diverse plekken in het land zijn hiervoor innovatieve aanpakken gerealiseerd. Die leiden er langzamerhand toe dat voor groepen waarvan voorheen werd ingeschat dat het toch niet zou lukken (en men dus deze groepen ook niet voor re-integratie in aanmerking liet komen) nu wel de deuren open gaan. Alle zeilen zouden bijgezet moeten worden om ook aan die mensen het perspectief op participatie te bieden. Dat versterkt de sociale samenhang en hiervan zijn de economische en sociaal maatschappelijke rendementen enorm. Zo heeft SEO Economische onderzoek berekend dat het netto rendement na inzet op re-integratie op 1,1 miljard kwam ofwel 164% van de kosten, waarbij niet alleen de kosten voor het re-integratietraject zijn inbegrepen, maar ook de uitkering en de uitvoeringskosten van de overheid. Een substantiële besparing van uitkeringsgelden en een flinke vergroting van de werkende beroepsbevolking is daarmee de afgelopen jaren al gerealiseerd. Investeren in mensen loont, mensen afschrijven nooit.





http://www.boaborea.nl