College van Beroep voor het bedrijfsleven

rechtspraak

Berekening omvang persoonsgebonden budget per jaar. Overgangstermijn bij substantiele verlaging

Uitgangspunt is dat de omvang van een Persoonsgebonden budget (PGB) telkens door Agis voor een jaar wordt berekend en in die omvang wordt toegekend. Uit de toekenningsbesluiten over de jaren 2004 en 2005 blijkt dat de berekende bedragen alleen voor die jaren gelden en dat door Agis is meegedeeld dat voor het daarop volgende jaar de bedragen opnieuw zullen worden berekend. Aan die besluiten mag appellante redelijkerwijs niet het vertrouwen ontlenen dat haar voor altijd een PGB in ongeveer dezelfde omvang zal worden toegekend. Dit wordt niet anders doordat zij in 2004 vanwege de toekenning van een PGB van voldoende omvang om de benodigde zorg in te kopen, is verhuisd van het verpleeghuis, waar zij tijdelijk was opgenomen, naar haar eigen woning. De situatie van appellante is niet in betekende mate anders dan die van andere verzekerden van hoge leeftijd die zich genoodzaakt zien zich te laten opnemen in een verpleeghuis. Wel is een uitvoeringsorgaan als Agis op grond van artikel 3:4 van de Awb gehouden om in een geval als het onderhavige, waarin sprake is van een substantiële verlaging van het PGB bij een gelijkblijvende (medische) situatie, een redelijke overgangstermijn in acht te nemen. Met de toezegging van de gemachtigde van Agis ter zitting dat de verlaging van het PGB van ⬠250,-- naar ⬠183,54 per dag pas zal worden geëffectueerd, als appellante een concrete plaats in een instelling kan worden aangeboden, is voldaan aan de eis van een redelijke overgangstermijn. Dit betekent dat een PGB-toekenning over het jaar 2006, voor zover deze gebaseerd zou moeten zijn op een op artikel 3:4 van de Awb steunende overgangsregeling, in rechte stand zal kunnen houden.

LJ Nummer:

BC2691

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 6 februari 2008