Gemeente Stede Broec

Tracékeuze Westfrisiaweg blijft ongewijzigd
Het college van B&W van Stede Broec zal zijn standpunt over de tracékeuze Westfrisiaweg niet bijstellen naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie MER. De belangrijkste conclusie van het toetsingsadvies is dat in de MER (en in de aanvulling daarop) de milieueffecten van de opwaardering voor het oostelijk deel van de Westfrisiaweg goed genoeg zijn beschreven om een afgewogen besluit te nemen.

Tijdens de toetsing van de MER heeft de Commissie, mede naar aanleiding van inspraakreacties, vragen gesteld en aanvullende informatie opgevraagd bij de provincie Noord-Holland. De Commissie heeft de aanvullende informatie ontvangen en betrokken bij de toetsing van de MER.

De Commissie heeft hierbij geadviseerd de mogelijkheid te onderzoeken om via (relatief geringe) wijzigingen van het noordtracé de zaadveredelingsbedrijven te ontzien en de effecten van het noordelijke alternatief positief te beïnvloeden. In de aanvulling op de MER heeft de provincie drie alternatieven voor de doorsteek Enkhuizen beschreven die de gronden van de zaadveredelingsbedrijven ontzien. Deze alternatieven worden door de Commissie MER als reëel beschouwd. De Commissie sluit niet uit dat één van deze varianten op lange termijn het meest milieuvriendelijke alternatief is.

De genoemde alternatieven betreffen het noordtracé, waarbij de weg ter hoogte van de Veilingweg afbuigt naar het zuiden, met een doorsteek van de Hoofdstraat / het Westeinde ongeveer op de gemeentegrens van Stede Broec en Enkhuizen.

Naast het positieve advies over de MER adviseert de Commissie MER om de alternatieven voor de doorsteek Enkhuizen, zoals die in de aanvulling beschreven zijn, bij de besluitvorming over de tracékeuze te betrekken.

Het college van Stede Broec is niet enthousiast over de nieuwe alternatieven. Het college heeft het noordtracé om verschillende redenen al eerder als âniet wenselijkâ bestempeld. De alternatieven bieden geen oplossing voor de nadelen van het noordtracé. Daarbij komt dat de provincie Noord-Holland meent dat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de positieve effecten van de varianten op het milieu, zoals de Commissie MER die aangeeft.

Het college stelt met nadruk dat de MER een toetsing m.b.t. milieueffecten is, dus slechts één van de elementen waarop de besluitvorming gebaseerd is. Het college ziet dan ook geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt instemmen met het Regioakkoord N23 Westfrisiaweg- te wijzigen.