Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 12 februari 2008 IB/2008/4055 22 januari 2008 140379u/PvO/GW

Onderwerp
Beoordeling Commissievoorstellen op
onderwijsterrein

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid van uw Kamer geeft in haar brief van 22 januari jl. aan met mijn brief van 15 januari jl. voldoende te zijn geïnformeerd over het Nederlandse standpunt ten aanzien van de ETF-herzieningsverordening en de mededeling lerarenopleiding. Wel ontvangt de commissie nog graag een verduidelijking van mijn standpunt over de reikwijdte van de bevoegdheden van de Gemeenschap op onderwijsterrein. De juridische basis voor Europese initiatieven op onderwijsterrein wordt gevormd door artikel 149 (onderwijs) en artikel 150 (beroepsopleiding) van het EG-verdrag. Daarin is nadrukkelijk vastgelegd dat de Gemeenschap slechts ondersteunend en stimulerend ten opzichte van de lidstaten mag optreden op dit terrein. Maatregelen die de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten harmoniseren, zijn expliciet uitgesloten. Het Hervormingsverdrag brengt hierin geen verandering. Naar mijn oordeel is de Europese Commissie zich terdege bewust van deze zeer beperkte rol die de Gemeenschap op grond van het Verdrag is toebedeeld. Het aantal voorstellen van de Commissie gebaseerd op deze rechtsbasis is dan ook zeer beperkt. In 2007 ging het om de Erasmus Mundus-II beschikking (art. 149) en de ETF-herzieningsverordening (art. 150). Beide voorstellen vallen naar het oordeel van het Kabinet binnen de bevoegdheden van de Gemeenschap, zoals ook verwoord in de BNC- fiches die over deze voorstellen werden opgesteld. Daarnaast was er nog een viertal mededelingen op het terrein van onderwijs. Deze mededelingen hadden betrekking op de lerarenopleiding, volwasseneneducatie, onderzoek naar taalvaardigheid en de Lissabon-indicatoren op het terrein van onderwijs en opleiding. Ook over deze mededelingen heeft u het afgelopen jaar BNC-fiches ontvangen waarin het oordeel van het Kabinet steeds is verwoord. Op basis van deze concrete voorbeelden concludeer ik dat de Europese Commissie zich inderdaad terughoudend opstelt op onderwijsgebied en dat er geen aanleiding voor mij is om de grenzen van de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten anders te trekken dan ze nu liggen op grond van het Verdrag.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: A.M. van Muijen T +31-70-412 3234 IPC 2300 a.m.vanmuijen@minocw.nl

blad 2/2

Ten aanzien van toekomstige voorstellen kan ik u toezeggen dat u kort na het verschijnen van ieder nieuw inhoudelijk voorstel een BNC-fiche zult ontvangen. Op die manier zal ik van geval tot geval kritisch bekijken of de Commissie zich terughoudend blijft opstellen en niet treedt buiten de grenzen van het Verdrag.
Bovendien zal ik nieuwe voorstellen beoordelen op hun meerwaarde. Zoals ik eerder al aangaf is het voor mij van belang dat Europees optreden meerwaarde heeft ten opzichte van een nationale aanpak. Er zijn op onderwijsgebied in mijn visie wel degelijk terreinen waarop dit het geval is. Zo kan het zinvol zijn om informatie over een onderwijsgerelateerd probleem dat in meerdere lidstaten speelt in Europees verband uit te wisselen (`van elkaar leren') en resultaten van onderwijsbeleid onderling te vergelijken op basis van gemeenschappelijke indicatoren. Ook het op Europees niveau wegnemen van belemmeringen voor mobiliteit in de onderwijssector, het inzichtelijk en vergelijkbaar maken van behaalde kwalificaties en het stimuleren van uitwisselingen heeft mijns inziens meerwaarde. En natuurlijk speelt het onderwijs een voorname rol bij het halen van de doelstellingen van de Lissabon- strategie voor groei en werkgelegenheid, al moet daarbij direct worden aangetekend dat maatregelen die in dat verband worden genomen hoofdzakelijk op het niveau van de lidstaten zijn belegd. Het is deze meerwaarde, in samenhang met inachtneming van de hiervoor beschreven juridische uitgangspunten, die van cruciaal belang is bij mijn beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen op onderwijsterrein. Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan stelt mij dat in staat nieuwe Europese voorstellen op onderwijsterrein welwillend te benaderen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk