Algemene Onderwijsbond

Persbericht Algemene Onderwijsbond

Ministerie houdt cijfers jaarrekeningen achter
Basis- en speciaal onderwijs kampioen oppotten

Utrecht, 12 februari 2007 - De schoolbesturen in het primair onderwijs hadden in 2006 een eigen vermogen van ruim 2,4 miljard euro. De instellingen voor basis- en speciaal onderwijs zijn daarmee samen de welvarendste van alle onderwijssectoren. Dat blijkt na onderzoek van het Onderwijsblad naar de jaarrekeningen van het primair onderwijs die voor het eerst openbaar zijn. De gemiddelde solvabiliteit - een maat voor de relatieve rijkdom - bedraagt namelijk 60 procent, waarmee alle scholen samen royaal de toch al hoge norm van 45 procent overschrijden. Het overgrote deel van het vermogen bestaat uit tegoeden op bank- en spaarrekeningen ter waarde van 1,8 miljard euro.

Hoe de verdeling van de vermogens per schoolbestuur uitpakt - zijn er bijvoorbeeld binnen deze groep superrijke en hele arme scholen - is nog niet te zeggen. Het ministerie van Onderwijs en het agentschap Cfi hebben ondanks herhaald aandringen nagelaten om de cijfers over de jaarrekening 2006 van de ruim 1.300 schoolbesturen aan het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond te sturen. Deze cijfers zijn volgens de wet openbaar, reden waarom de AOb een juridische procedure start als de gegevens nog langer uitblijven. Dat de cijfers wel openbaar moeten zijn, blijkt onder meer uit het feit dat de totaalcijfers al enkele weken beschikbaar zijn via het CBS, gegevens waar het Onderwijsblad een eerste overzichts-analyse op baseert.

Volgens een woordvoerder van het ministerie wil het departement de cijfers pas openbaar maken in een brief aan de Tweede Kamer, om zo te voorkomen dat in de ogen van het ministerie 'er in de media een verkeerd beeld wordt gegeven over terechte en onterechte reserves'. Hoofdredacteur Robert Sikkes over deze geheimhoudingscultuur: "Het niet verstrekken van de cijfers druist volledig in tegen de regels van de wet openbaarheid bestuur. Tot nu toe was er bij het ministerie van Onderwijs weinig belangstelling voor de vermogens van scholen, maar blijkbaar is men geschrokken van de enorme vermogens bij basis- en speciaal onderwijs."

Het Onderwijsblad besteedt al jaren aandacht aan de voortdurende vermogensgroei in voortgezet onderwijs, bij roc's en hogescholen. Afgelopen jaar moesten de scholen voor primair onderwijs voor het eerst hun jaarrekeningen over 2006 inleveren. Sikkes: "Onze Medewerkster Yvonne van der Meent heeft de vermogensgroei de afgelopen jaren voortreffelijk in kaart gebracht, waardoor er eindelijk op het ministerie nagedacht wordt over maatregelen om de stilliggende vermogens weer actief te maken. Onlangs hadden wij bezoek van accountants van de auditdienst van het ministerie die duidelijk maakten dat er aan een regeling wordt gewerkt. Het verbaast ons dat wij na al onze publicaties de cijfers per schoolbestuur niet krijgen. Want daarmee kunnen wij het personeel en medezeggenschapsraden van scholen informeren over hoeveel geld hun eigen bestuur oppot, zodat zij daar aan hun directie en bestuur kritische vragen over kunnen stellen."

De Algemene Onderwijsbond verzet zich niet tegen alle reserves bij scholen, maar vindt wel dat een groot aantal instellingen te veel spaart en het geld gebruikt moet worden voor onderwijsinvesteringen. Het jaar in jaar uit geld overhouden en toevoegen aan de reserves is onwenselijk, zoals nu in het hele onderwijs het geval is. Samen bezitten alle scholen een eigen vermogen van 9,6 miljard euro. Volgens de AOb is er geen reden om de instellingen te korten op hun subsidie: het geld uit de vermogens is maar één keer in te zetten en kan niet de subsidie voor de lopende kosten vervangen.

Behalve de gegevens van het basisonderwijs zijn via het CBS ook de cijfers van het voortgezet onderwijs over 2006 beschikbaar, die het ministerie tot nu toe ook achterhoudt. Gegevens van roc's, hogescholen en universiteiten waren al wel openbaar. Uit het onderzoek van het Onderwijsblad blijken de volgende trends:


* Het primair onderwijs heeft in 2006 een vermogen van ruim 2,4 miljard euro bijna evenveel als de universiteiten. Deze laatste hebben echter vaak eigen gebouwen, terwijl scholen voor basis- en speciaal onderwijs bijna nooit eigenaar zijn van de schoolgebouwen. Dat blijkt ook uit het vermogen zelf. Het overgrote deel bestaat uit geld dat op bank- en spaarrekeningen staat, namelijk 1,8 miljard euro.


* De solvabiliteit - het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen - van het primair onderwijs komt daarmee in 2006 uit op 60 procent. Als norm beschouwde het ministerie en experts tot voor kort 45 procent al als royaal.


* Het basisonderwijs heeft het hoogste eigen vermogen van alle onderwijssectoren. In het voortgezet onderwijs schommelt de solvabiliteit rond de 45 procent, bij de roc's ligt het steeds om en nabij de 50 procent, hogescholen noteren op of onder 30 procent. Universiteiten - met een groot vermogen in eigen gebouwen - noteren 55 procent. Voor het basisonderwijs is de hoogte opmerkelijk omdat basisscholen nauwelijks over eigen gebouwen beschikken, deze zijn meestal van de gemeente.


* Het primair onderwijs bezit ruim 400 miljoen aan beleggingen in aandelen, obligaties en overige effecten. Dat is relatief weinig en ongeveer evenveel als de scholen voor voortgezet onderwijs en de roc's, terwijl die sectoren veel kleiner zijn.


* Alle ruim 1.300 schoolbesturen hielden samen vorig jaar 144 miljoen euro over op hun lopende begroting, zeg maar de 'jaarwinst' van basis en speciaal onderwijs. De rentabiliteit - een maat voor de 'winst' - ligt daarmee met 1,7 procent iets lager dan de andere onderwijssectoren.


* In het voortgezet onderwijs groeide het totale eigen vermogen van de schoolbesturen met 123 miljoen euro. Daarmee bleef de solvabiliteit stabiel op 45 procent, een percentage dat als royaal wordt beschouwd. In eerdere reportages van het Onderwijsblad werd aangekondigd dat vo-scholen zoveel reserveerden om grote investeringen te doen.


* VO-scholen zijn in 2006 met 430 miljoen euro meer gaan investeren dan het jaar daarvoor (300 miljoen) maar zagen desondanks hun vermogens groeien.


* Op de lopende begroting hielden de vo-scholen samen 115 miljoen euro over, ongeveer net zo veel als vorig jaar.


* Bij de hogescholen en bve instellingen daalde de 'winst' op de lopende begroting, maar deze bleef ten opzichte van hun totale inkomsten met een rentabiliteit van 2 procent (bv) en 2,4 procent (hbo) onverminderd hoog. Beide sectoren zagen dan ook hun eigen vermogen opnieuw stijgen.


* Nu het basisonderwijs in het kader van de lumpsum-regeling jaarrekeningen over 2006 heeft moeten inleveren bij het ministerie is voor het eerst mogelijk om het totale eigen vermogen van de onderwijssector te bepalen. Dat bedraagt 9,6 miljard euro. Met een solvabiliteit van 50 procent betekent het dat de onderwijssector gemiddeld genomen kerngezond is en makkelijk aan alle verplichtingen kan voldoen. Op de lopende begroting hielden alle onderwijsinstellingen samen iets meer dan een half miljard euro over, 552 miljoen.

Meer informatie: Robert Sikkes, hoofdredacteur het Onderwijsblad 06-12967847

Exploitatieresultaat onderwijs
Inkomsten en resultaat ("winst"), alle gegevens: CBS, *voorlopige gegevens CBS, berekening rentabiliteit het Onderwijsblad

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Primair onderwijs 2002

2003

2004

2005

2006*
8.376
144
1,7%

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Voortgezet onderwijs 2002
5.083
90
1,8%
2003
5.441
26
0,5%
2004
5.554
75
1,3%
2005
5.866
119
2,0%
2006*
6.116
115
1,9%

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2002
3.345
33
1,0%
2003
3.560
37
1,0%
2004
3.690
90
2,4%
2005
3.748
123
3,3%
2006*
3.827
78
2,0%

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Hoger beroepsonderwijs 2002
2.321
113
4,9%
2003
2.448
42
1,7%
2004
2.580
40
1,6%
2005
2.715
90
3,3%
2006*
2.803
68
2,4%

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Wetenschappelijk onderwijs 2002
4.571
4
0,1%
2003
4.776
16
0,3%
2004
4.940
45
0,9%
2005
5.125
40
0,8%
2006*
5.306
147
2,8%

totaal inkomsten
exploitatieresultaat
rentabiliteit
Totaal onderwijs 2002

2003

2004

2005

2006*
26.428
552
2,0%

Vermogenspositie onderwijs
Vermogen, vermogensgroei en solvabiliteit, alle gegevens: CBS, *voorlopige gegevens CBS, berekening vermogengroei en solvabiliteit het Onderwijsblad

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
Primair onderwijs 2002
.

2003
.

2004
.

2005
.

2006*
2.421

60%

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
Voortgezet onderwijs 2002
1.308

45%
2003
1.335
27
45%
2004
1.417
82
45%
2005
1.542
125
46%
2006*
1.665
123
46%

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2002
1.633

52%
2003
1.710
77
51%
2004
1.781
71
50%
2005
1.879
98
51%
2006*
1.962
83
48%

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
hoger beroepsonderwijs 2002
711,5

29%
2003
770,2
59
30%
2004
831,7
62
31%
2005
924,8
93
33%
2006*
982,1
57
36%

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
Wetenschappelijk onderwijs 2002
2.435

56%
2003
2.333

-103
54%
2004
2.366
33
55%
2005
2.399
34
55%
2006*
2.544
145
55%

eigen vermogen
jaarlijkse vermogensgroei
solvabiliteit
Totaal gesubsidieerd onderwijs 2002
.

2003
.

2004
.

2005
.

2006*
9.575

50%


----------
AOb, sterk in onderwijs. Meer informatie: www.aob.nl
------------