Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


2070810700

Vragen van het lid Bosma (PVV) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, over de begeleiding van Poolse leerlingen. (Ingezonden 6 februari 2008)


1.
Vraag:
Bent u bekend met het bericht `School koopt Pool (18) weg bij AH'?

Antwoord:
Ja


2.
Vraag:
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de directeur van het Nova College constateert dat zijn snel groeiende aantal Poolse leerlingen zoveel problemen in de privésfeer heeft, dat extra begeleiding voor deze leerlingen gewenst is? Deelt u de mening dat deze extra begeleiding de druk op het Nederlandse onderwijs enorm vergroot, zo erg dat zelfs ongeschoolde leerlingen nu worden ingezet als maatschappelijk werker?

Antwoord:
Ik heb kennis genomen van het artikel waarin staat dat volgens de heer Mohamed zijn snel groeiende aantal Poolse leerlingen zoveel problemen in de privé sfeer heeft dat ze begeleiding goed kunnen gebruiken.

De school heeft als kerntaak het bieden van goed onderwijs. De school is ook een plek waar maatschappelijke problemen elke dag binnenkomen. De school kan niet (altijd) oplossen wat in andere verbanden, zoals het gezin, is blijven liggen. De school heeft wel tot taak om problemen te signaleren en kinderen door te verwijzen. Veel scholen vervullen deze taak door samen te werken met andere professionals in Zorg- en adviesteams (meer dan 74% in het primair onderwijs, 91% in het VO, 72% in het MBO). Dit zijn netwerken, waarin scholen, Bureau Jeugdzorg, GGZ, maatschappelijk werk, politie, jeugdgezondheidszorg, leerplichtambtenaren en andere betrokken hulpverleners snel passende zorg arrangeren voor leerlingen die dat nodig hebben. De mate waarin extra begeleiding voor leerlingen de druk op het Nederlandse onderwijs vergroot, hangt af van de wijze waarop de zorg in en rondom de school georganiseerd is. Door professionele hulpverleners van maatschappelijk werk en gezondheidszorg op school te laten werken, wordt de druk op het onderwijs niet vergroot, maar het kind wel snel geholpen.

Het inzetten van leerlingen voor het begeleiden van andere leerlingen juich ik toe. Er zijn tal van voorbeelden, waaruit blijkt dat dergelijke vormen van coaching of mentoring kunnen bijdragen aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, het voorkomen van terugval naar lagere onderwijstypen en het verhogen van de schoolmotivatie van leerlingen (zie www.mentoringwijzer.nl). Het zijn juist vaak ook gemotiveerde leerlingen die als mentor worden aangewezen, omdat zij het vertrouwen hebben van medeleerlingen en zich bij uitstek goed in hen kunnen verplaatsen. Deze leerlingen worden ­ evenals in

het genoemde voorbeeld van de Poolse leerling van het Nova College ­ in de regel begeleid door professionals.


3.
Vraag:
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de directeur van het Nova College constateert dat zijn Poolse leerlingen voor een groot deel niet komen om te leren, maar om met hun ouders zo snel mogelijk zoveel mogelijk geld te verdienen, dat ze allemaal minstens één bijbaantje hebben en moe in de klas zitten? Bent u voornemens wat aan deze vorm van kinderarbeid te doen en te onderzoeken op welke schaal dit landelijk voorkomt?

Antwoord:
Ik heb kennis genomen van deze constatering. Voor het antwoord van de mogelijkheden van de school om een oplossing te bieden aan de problemen van kinderen, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Van kinderarbeid is geen sprake bij jongeren van 18 jaar of ouder.