Speech Koenders tijdens Afrikacongres
13-02-2008 | De Doelen, Rotterdam | Toespraak: Koenders - Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Afrika: Turbulente tijden vergen een reality check
Toespraak minister Koenders op het Afrikacongres naar aanleiding van de
IOB-evaluatie van het Afrikabeleid 1998-2006
Dames en heren,
Experts, practicioners, wetenschappers, en vooral u mensen uit de praktijk
die Afrika kennen en doorleven, die van Afrika houden, maar ook het dubbele
beeld van Afrika kennen, enerzijds de vooruitgang, de economische groei, de
teloorgang van autoritaire staten, anderzijds de blijvende armoede en het
conflict.Dank dat u hier allen gekomen bent.
Ik las vanochtend ergens dat ik geprobeerd zou hebben de evaluatie van het
Afrika-beleid ergens weg te moffelen. Alsof het versturen van het stuk aan de
Kamer een doofpotstellende daad is. Het feit dat Maxime Verhagen en ik besloten
hebben hier vandaag dit congres te organiseren, met 400 denkers, doeners en
kenners die bepaald niet op hun mondje zijn gevallen, bewijst hopelijk het
tegendeel. We hebben dit congres niet voor niets georganiseerd: beleid,
nationaal en internationaal, moet permanent onderhevig zijn aan een
reality-check. Dat geldt voor ontwikkelingssamenwerking en voor het
geïntegreerde Afrika-beleid niet minder dan voor prachtwijken, krachtwijken, voor
wegen en zorgstelsels. Klopt het wat we doen? Sluit onze inzet voldoende aan op
de Afrikaanse realiteit? Maken we de juiste keuzes? We zijn daar elke dag, elk
uur mee bezig.
Daarom rapporteren de ambassades ons dagelijks, daarom organiseren we dit
soort bijeenkomsten hier en in ontwikkelingslanden en daarom hebben we op het
terrein van ontwikkelingssamenwerking niet alleen een algemene rekenkamer, en de
resultatenrapportages, maar ook een eigen evaluatiedienst, IOB, die in
onafhankelijkheid werkt. Ik ga niet over hun conclusies en hun methodologie. En
ik ben blij dat ze over 10 jaar Afrika-beleid tot 2006 deze week een lijvig
rapport heeft afgeleverd. Voor een nieuwe Minister is dat essentieel en veel
van de conclusies heb ik gelukkig al verwerkt in mijn beleidsnota 'Een Zaak voor
Iedereen' en in de operationele deelnotities die nu uitkomen op het terrein van
fragiele staten en risico's, op de uitwerking van landbouw en ruraal
ontwikkelingsbeleid, en bijvoorbeeld op het terrein van corruptiebestrijding en
zero-tolerance.
Het feit dat u, als 400 verzamelde denkers doeners en beleidsmakers zich een
dag lang heeft gebogen over het beleid, draagt bij aan de noodzakelijke
reality-check. Wat mij hier vandaag is opgevallen, is de positieve en
constructieve discussie over in feite zeer complexe problemen die met name raken
aan de effectiviteit van Ontwikkelingssamenwerking. Maar daar gaat nog een vraag
aan vooraf: heeft het eigenlijk nut wat we doen?
IOB heeft met zijn rapport gepoogd een schets van de realiteit te leveren. In
het algemeen kan ik zeggen dat ik het in grote lijnen eens ben met de
aanbevelingen. De evaluatie biedt een aantal zinnige suggesties om onze
beleidsaannames kritisch te confronteren met de Afrikaanse realiteit. Een groot
deel van de aanbevelingen is, zoals ik zei, inmiddels zelfs al overgenomen in
het beleid: we hebben niet stilgezeten sinds 2006. We hebben een duidelijke
focus aangebracht. Namelijk: Fragiele staten, groei en verdeling, de positie van
vrouwen en klimaat en energie. Niet meer en niet minder. Deze keuzes hebben een
sterke armoedefocus. Daar gaat het mij om. Sterker nog, we hebben ze gekozen
omdat juist op deze terreinen het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen
het verst buiten bereik ligt. En we hebben gekozen voor maatwerk: met drie
landenprofielen proberen we de hulpinzet te stroomlijnen en zo afgemeten keuzes
te kunnen maken. In andere woorden: de belangrijkste aanbeveling van IOB 'Kies
voor een realistische benadering van ownership, zonder retoriek' staat met
hoofdletters boven de nieuwe aanpak. Er zijn vanzelfsprekend ook een aantal
aanbevelingen waar ik me minder in kan vinden of die ik minder goed onderbouwd
vind. Dit heb ook aangegeven in de beleidsreactie op het IOB-rapport. Deze dag
heeft weer stof geboden om er verder van te leren. We zijn er nog lang niet over
uitgepraat, maar ik zal zo terugkomen op een aantal aanbevelingen uit de
werkgroepen van vandaag die ik nu al zou willen meenemen. Maar voor ik hierop
kom, op de specifieke aanbevelingen over de effectiviteit van
ontwikkelingssamenwerking, wil ik kort stilstaan bij de vraag die daaraan
voorafgaat. Namelijk de vraag naar het belang van moderne
ontwikkelingssamenwerking.
realiteit in ontwikkeling en het nut van OS
Vorige week was ik in Kenia, waar de verkiezingen aanleiding zijn geweest
voor een uitbarsting van geweld. Het land is verscheurd en het beeld is
tragisch. Angst en geweld heersen overal. De onzekerheid is enorm. De oorzaken
liggen echter dieper. De bevolking van Kenia is in korte tijd gegroeid van 8 tot
35 miljoen inwoners, er is daar enorme schaarste. Kenia is bovendien een van de
landen met de meest scheve inkomensverdeling. En met een jonge bevolking, van
jeugdige mannen tussen de 18 en 25 die barsten van het testosteron en geen werk
hebben. Achter de façade van de macht zien we tekenen van slecht bestuur.
Het is een weerspiegeling van de situatie die we wereldwijd zien: de
vermogens- en inkomensverschillen nemen toe. De concurrentie wordt groter en de
eisen die de wereldmarkt stelt zijn hoog. De globalisering stelt de keuzes van
ontwikkelingssamenwerking op scherp: nieuwe kansen, veel mensen die uit de
armoede worden getrokken, maar tegelijkertijd een radicale nieuwe arbeidsdeling
met winnaars en verliezers.
Dat heeft directe gevolgen voor Afrika, in al zijn diversiteit. Ik heb
duidelijk in mijn beleidsnota aangegeven hoe duurzame groei terug moet op de
internationale ontwikkelingsagenda. OS speelt daarbij een katalyserende rol,
samen met internationaal handels-, monetair-, milieu- en migratiebeleid.
Coherentiebeleid is essentieel. Die context is essentieel voor Afrikaanse
ontwikkeling en voor het sturen van onze ontwikkelingsinspanning. Waar gaat het
om? De prijzen van industriële producten dalen wereldwijd door het aanbod van
onder andere goedkope Chinese en Indiase arbeid. Maar de snelle groei van China
en India leidt ook tot een sterk verhoogde vraag naar energie en grondstoffen
waardoor de prijzen van grondstoffen en voedsel sterk stijgen. Voor nieuwkomers
op de wereldmarkt zijn er daarom zeker kansen, maar het blijkt in de praktijk
heel moeilijk om die kansen ook daadwerkelijk te benutten. Voor partnerlanden in
Afrika, en ook elders, hebben deze ontwikkelingen ingrijpende gevolgen. De
economische groei in sommige Afrikaanse landen is zes procent en wordt met name
gegenereerd via exporten met daarin een groot aandeel grondstoffen en gewassen.
De hoge bevolkingsgroei is er mede oorzaak van dat per capita inkomen en
koopkracht slechts weinig toenemen. De armoede neemt daardoor slechts langzaam
af. Consumenten in Afrikaanse landen profiteren wel van de opkomst van China en
India, maar de formele werkgelegenheid neemt nauwelijks toe. Het merendeel van
de Afrikaanse landen kampt met binnenlandse markten die te klein zijn voor het
bereiken van schaalvergroting en kostenverlaging. De industriële basis ontbreekt
om toenemende urbanisatie op te vangen, met groter wordende stedelijke armoede
als gevolg. Kostennadelen door vooral zwakke infrastructuur remmen groeikansen
voor de export van landbouwgewassen. Conflicten, slecht bestuur,
klimaatverandering, de Aids-epidemie en fragiliteit zijn grote remmers op de
ontwikkeling van Afrika. En zo dus ook in Kenia: de instroom van vluchtelingen
uit buurgebieden, de schaarste en een onvoldoende volgroeide democratie
destabiliseren het land enorm.
De vraag is: kan hier vooruitgang worden geboekt? Het antwoord daarop is ja,
maar moeizaam. In het voorbeeld van Kenia: in politiek opzicht werkt Kofi Annan
nu aan een oplossing voor de urgente politieke situatie, samen met de partijen.
Er vinden fundamentele discussies plaats over de verdeling van macht.
Internationale ontwikkelingsdiplomatie is een essentieel onderdeel van ons
beleid. Tegelijkertijd wordt het maatschappelijk middenveld door tal van
initiatieven versterkt en wordt de verdeling van macht over bijvoorbeeld het
politieapparaat onder de loep genomen. In economisch opzicht wordt er gewerkt
aan ontwikkeling van de private sector. Wat voor mij de motor van ontwikkeling
is. De kwestie van de landverdeling wordt aangepakt onder meer met het opzetten
van kadasters. SNV werkt hier ook aan, echt op grassroot-niveau. Het gaat dus om
een combinatie van korte termijn-aktie en bezien hoe OS kan werken aan de
problemen achter de façade: machtsstructuren, schaarste aan land,
werkgelegenheid.
Het probleem moet uiteindelijk een Keniaanse oplossing krijgen. Alleen dan is
het duurzaam. Maar buitenlandse druk kan wel degelijk leiden tot een verandering
van de dynamiek in het Keniaanse debat. De leiders daar trekken zich wel
degelijk iets aan van diplomatieke druk. Het is een kwestie van duwen en
trekken. We trekken samen op met Louis Michel en gelijkgezinden. Dat helpt wel
degelijk. De Kenianen zijn ook bang voor de gevolgen voor het toerisme en de
economie als ze de paria worden van Afrika en van de wereld. En natuurlijk voor
de ontwikkelingsrelatie. We geven hulp aan Kofi Annan en het vredesproces. Geen
begrotingssteun dus, maar een geïntegreerde 3D-benadering, waarover collega
Verhagen vanochtend al uitgebreid sprak, brengen we hier in de praktijk. Zoals
we dat ook doen in Congo, Sudan en elders. We werken hier, zoals IOB aanbeveelt
in de Afrika-notitie aan een geïntegreerde aanpak. En we geven hier geen
begrotingssteun, juist om te voorkomen dat hulp verkeerd terecht komt. Elk land
verdient zijn maatgesneden aanpak, vandaar dat in Kenia een aantal jaren geleden
Nederland de hulp reduceerde vanwege corruptie en wij geen begrotingssteun
verlenen.
IOB en de effectiviteit van OS
Dames en heren,
Ontwikkelingssamenwerking heeft nut en het is nog altijd relevant voor onze
tijd. Nederland staat nog steeds op nummer 1 op de internationale ranglijst voor
de kwaliteit van onze OS. Meer dan ooit kijken we naar kwaliteit en efficiëntie
van ons beleid. En de vraag die natuurlijk vandaag centraal staat is: is het
effectief genoeg en is het efficiënt genoeg?
Aan die twee minimumvoorwaarden moet Ontwikkelingssamenwerking, zoals al het
beleid voldoen. Dat is ook mijn plicht in de richting van belastingbetalers hier
en ontvangers daar. We zijn daar ook steeds mee bezig. Ontwikkelingssamenwerking
is de meest geëvalueerde sector. We hebben de resultatenrapportages waarin tot
in detail wordt aangegeven of onze investering in ontwikkeling daadwerkelijk
iets oplevert. En in de periode die IOB nu evalueerde, de periode 1998-2006,
zijn niet alleen 80 beleidsnotities verschenen, maar ook 53
IOB-evaluatierapporten. Ik vind dat belangrijk: elke euro moet integer worden
besteed. Daar zou ik wel meteen aan willen toevoegen dat het wel een
risico-belegging blijft. Zoals ook geldt voor het investeren in het Nederlands
onderwijs: we kunnen niet van elke euro die we aan het onderwijs besteden,
zeggen dat het leidt tot 1% hogere Cito-toetsresultaten of tot 209.878 jongeren
die kant en klaar op de arbeidsmarkt komen. Daarvoor zijn teveel factoren in het
spel die allemaal niet beïnvloedbaar zijn. Dat geldt a fortiori voor
Ontwikkelingssamenwerking waar een groot aantal factoren aan het werk is en
daarnaast gaat het om risico's nemen, om beleggen, om durfkapitaal dat altijd
risicovol is en wat mij betreft nooit roekeloos.
Mijn aanpak van ontwikkelingssamenwerking is dan ook een politieke. Het
versterken van lokale structuren, achter de façade komen en de root-causes
bespreken van onderontwikkeling. Ik begreep dat hier in de werkgroepen over
resultaatgerichtheid ook het een en ander is gezegd. De toename van de
betrokkenheid bij goed bestuur en de politieke vraagstukken moeten geen holle f
rasen zijn. We moeten kijken wat er echt speelt. De soms doorgeslagen
bureaucratische benaderingen van ons beleid verhullen de praktische realiteit.
Zo interpreteer ik de uitkomsten van deze werkgroep.
Daar zou ik aan willen toevoegen dat ik onze partnerlanden indeel in 3 typen,
die ook sterk variëren in de mate van goed bestuur en in de mate waarin we
resultaten kunnen bereiken. Door deze nieuwe indeling kunnen we veel meer
maatwerk leveren en de effectiviteit van onze inzet te vergroten. En we zien
vooruitgang. Zoals IOB constateert is de toegang tot het onderwijs en de
gezondheidszorg in Afrika in de afgelopen jaren sterk verbeterd. Ook voor de
armsten. Uganda en Zambia zijn erin geslaagd het onderwijsniveau op peil te
houden, ondanks de explosieve toestroom van nieuwe leerlingen. Dat is voor een
groot deel te danken aan het fenomeen begrotingssteun, zo constateert ook IOB.
De steun aan hele sectoren heeft geleid tot ontsnippering van beleid en tot de
mogelijkheid om daadwerkelijk grote sprongen vooruit te maken. Dat lukt
onvoldoende met de ouderwetse projectenbenadering en daarom heeft OS ook veel
geleerd.
aanbevelingen IOB - zeggenschap en begrotingssteun
Laat ik maar eens met dat punt beginnen: begrotingssteun. Begrotingssteun is
onlosmakelijk verbonden aan het begrip zeggenschap. Het is en mag nooit een doel
in zichzelf zijn. Het is een middel dat altijd een reality check nodig heeft.
Begrotingssteun heeft onder meer als doel om zeggenschap te vergroten en die
zeggenschap is wat mij betreft nog veel te gering. Zoals in de werkgroep vandaag
over dit onderwerp ook naar voren kwam: het gaat erom de accountability van
regeringen naar hun eigen bevolking te vergroten. Er is nu teveel bureaucratie,
teveel regels. Naar de mening van IOB worden de pretenties van donoren
(inclusief Nederland) over bevordering van zeggenschap van de ontvanger maar ten
dele waargemaakt. Zeggenschap is vaak een wassen neus volgens de evaluatoren.
Dit zou ook gelden voor algemene begrotingssteun en sectorale steun,
modaliteiten die juist een grotere zeggenschap beogen. Voor zover er sprake is
van nationaal ownership, beperkt die zich veelal tot het desbetreffende
ministerie van Financiën. Dit is misschien at al te scherp gesteld, maar er ligt
hier inderdaad een spanningsveld.
Toen ik Minister werd heb ik hier tegenover mijn mensen direct opgehamerd.
Begrotingssteun kan essentieel zijn om transactiekosten te verlagen, maar er
zitten biases in. Teveel gepraat in de hoofdstad, teveel bureaucratie, teveel
gericht op de techniek en de lijnministeries; te weinig decentraal, met de
private sector en de civiele samenleving, te indirect op armoede gericht. Niet
het kind van de begrotingssteun met het badwater weggooien, wel veel kritischer
zijn.
Laat ik beginnen met zeggenschap. De kwestie van zeggenschap is essentieel;
het gaat om het vergroten van keuzemogelijkheden door de mensen daar en die is
problematisch om drie redenen. Ondanks allerlei afspraken over zeggenschap
bepalen donoren meestal de agenda omdat de verhouding tussen donoren en
partnerlanden nu eenmaal niet gelijkwaardig is en donoren in de praktijk een
geringe bereidheid vertonen om eigen prioriteiten aan te passen en hun
zichtbaarheid te verminderen. In de tweede plaats is de beperkte mate van
zeggenschap ook terug te voeren op de in eerdere beleidsreacties gememoreerde
paradox: de spanning tussen de wens om de partners in het Zuiden de samenwerking
vorm te laten geven en het ontbreken van voldoende capaciteit hiervoor. Dit
leidt er ook toe dat partneroverheden de zeggenschap vaak zelf niet voldoende
opeisen. De vaak overheersende rol van het ministerie van Financiën hangt
doorgaans samen met de aanwezige capaciteit in dit ministerie. Ten derde bestaat
er niet zelden een spanning tussen zeggenschap van de ontvangende overheid en de
donorwensen ten aanzien van de legitimiteit van bestuur. Uit de IOB-evaluatie
van de sectorale benadering uit 2006 blijkt dat Nederland meer dan andere
donoren ruimte laat voor eigen besluitvorming. Nederland zet zich op
landenniveau en internationaal sterk in voor een resultaatgerichte benadering,
waarin de beleidsdialoog en eventuele voorwaarden voor financiering gekoppeld
zijn aan de ontwikkelingsresultaten - en daarvoor benodigde maatreggelen - die
partnerlanden zelf hebben geformuleerd.
Anders gezegd: we proberen het zelflerend vermogen te vergroten en
tegelijkertijd landen te helpen om een aantal kern-sectoren op de rit te
krijgen. Neem bijvoorbeeld de onderwijssector in Uganda. We concentreren ons
daar op 2 zaken: de aanwezigheid van leraren op school en het beperken van
uitval van leerlingen. Beiden zijn essentieel voor de kwaliteit van het
onderwijs. Deze indicatoren zijn ontleend aan het Ugandese onderwijsbeleid, maar
vergen van de overheid wel een grote inspanning die raakt aan 'politieke'
belangen: onderwijzers vormen een belangrijke achterban voor de president. In de
werkgroep onderwijs werd vandaag gepleit voor de participatie van de direct
betrokkenen te vergroten. Dit deel ik zeer. Een belangrijk uitgangspunt blijft
dat de Nederlandse overheid - anders dan bedrijven en NGO's - overheden in onze
partnerlanden als natuurlijke partner heeft. Een ministerie van Financiën
vervult een belangrijke rol als hoeder van de begroting. Maar we overleggen ook
intensief met de vakministeries van bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en
milieu, en met niet-gouvernementele organisaties. We onderstrepen de politieke
verantwoording binnen de partnerlanden zelf.
Die politieke verantwoording, dat is voor mij een kernpunt van het beleid.
Partnerlanden moeten in de eerste plaats verantwoording afleggen aan hun eigen
bevolking. Hoe meer ze hun tijd besteden aan verantwoording aan donoren, hoe
lastiger dat wordt. Daarom gaan we parlementen en ngo's ondersteunen. Ik ben
bezig afspraken te maken met ngo's, SNV, NIMD en anderen omdat handen en voeten
te geven. Om kritische massa te genereren. En natuurlijk om zelf de
beleidsdialoog heel scherp te voeren. Dat laten we zien in Zambia, in Pakistan,
in Kenia, in Ethiopië.
De hulpmodaliteit die zorgt voor maximale zeggenschap van het ontvangende
land zelf en voor minimale versnippering is begrotingssteun. Het is een spannend
instrument dat volop in ontwikkeling is. Ik heb begrepen dat Farah Karimi van
Oxfam/Novib vandaag heeft aangekondigd een campagne te starten voor een hoger
percentage begrotingssteun in de Nederlandse hulpstroom. Begrotingssteun is de
meest radicale wijze om de transactiekosten van donorsteun terug te dringen,
omdat donoren immers volledig aansluiten bij de nationale beleidsprioriteiten en
begrotingssystematiek. Een evaluatie van een consortium van donoren en
wetenschappers, onder leiding van de University of Birmingham, heeft dit laatst
nogmaals onderschreven. Net als IOB constateerden zij met name een positief
effect op de service delivery in het onderwijs en de gezondheidszorg. Niet
alleen door de wensen van de donoren, maar als antwoord op een sterke vraag
vanuit de bevolking in de ontvangende landen naar deze diensten. De
IOB-evaluatie onderkent dat begrotingssteun positieve gevolgen heeft voor
donorharmonisatie en bijdraagt aan toenemende efficiëntie en effectiviteit van
de publieke sector in de desbetreffende landen. U weet dat een land als Tanzania
kampt met 17.000 missies per jaar van allemaal goedwillende donoren en
organisaties die ook vaak bij mij aan de deur kloppen. Dat vreet energie en
beperkt de capaciteit. Dit betreft met name de capaciteit voor planning,
begroting en verantwoording op het nationale niveau. Ook biedt begrotingssteun
beter dan projectsteun een ingang om de tekortkomingen in het beheer van
publieke middelen, inclusief corruptiegevoelige procedures, te bespreken.
Daarnaast heeft begrotingssteun nog een belangrijke functie, namelijk het
uitbreiden van de financiële armslag voor betere dienstverlening door de
overheid en uitgaven die economische groei kunnen stimuleren. Zowel de ruimte
voor investeringen als voor het behouden, beter opleiden en uitbreiden van
personeel neemt toe.
IOB merkt op dat de uiteindelijke effecten van algemene begrotingssteun op
economische groei en de armoedesituatie in de partnerlanden niet zijn aangetoond
in de internationale evaluatie. Dat ligt voor de hand; het effect van
begrotingssteun kan moeilijk worden geïsoleerd van het algemene sociale en
economische beleid van het partnerland zelf. Bovendien zijn er veel andere
contextspecifieke factoren van invloed op groei en (inkomens)armoede.
Maar dit betekent natuurlijk niet het omgekeerde: dat begrotingssteun géén
positief effect heeft. Integendeel: Ik noemde al de drastische uitbreiding van
de sociale dienstverlening. Daardoor hebben ook meer armen toegang gekregen tot
onder andere basisonderwijs en gezondheidszorg. Het is dus niet zo dat, zoals
gisteren in Trouw werd beweerd, de allerarmsten er bekaaid van afkomen,
integendeel! Ik ben blij dat de werkgroep die vandaag hierover plaatsvond mijn
analyse hierover deelde. Diezelfde werkgroep plaatste ook kanttekeningen die ik
ook heb: we moeten letten op de conditionaliteiten en op de lokale
verantwoording, die moet centraal staan. We moeten begrotingssteun gebruiken om
de verantwoording te verbeteren. Dat doen we via de politieke dialoog. We moe
ten daarbij de nadruk leggen op de prestaties van onze partners op hoofdlijnen
en niet te gedetailleerd gaan zitten micro-management, In mijn beleidsbrief
onderstreepte ik dan ook al. Deze aanbevelingen neem ik dan ook zeer ter harte
en deze zal ik opnemen met onze nationale en internationale partners.
aanbevelingen over inhoudelijke oriëntatie
Dames en heren,
Hiermee komen we op de kernvraag. Die van de armoedebestrijding: zijn we in
staat om onze hulpinspanningen te laten aankomen bij de allerarmsten?
Armoedebestrijding stond en staat centraal in het Nederlandse Afrikabeleid. Ik
had overigens graag gezien dat de evaluatie ECHT over het Afrikabeleid ging: wat
is er specifiek aan de Afrikaanse context, geschiedenis,
ontwikkelingsinspanningen die het anders maakt dan de ontwikkelingsinspanningen
in veel Aziatische landen, waar een combinatie van Ontwikkelingssamenwerking,
landhervorming en economische beleid -vaak tegen de regels van het IMF en de WB
in (overigens ook niet geëvalueerd!) tot grote successen heeft geleid. Nu gaat
de evaluatie deels in op bekende studies over algemeen beleid en past ze toe op
een aantal Afrikaanse landen. Dat levert minder resultaat op, maar ik vind het
wel goed dat we er veel lessen uit kunnen leren en dat doen we ook. Het moet en
kan altijd beter.
Bijvoorbeeld in de nieuwe ORET-regeling staat armoedebestrijding centraal. Ik
onderschrijf dan ook de aanbeveling van IOB dat er méér kan worden gedaan om de
armoedefocus te 'revitaliseren'. In mijn beleidsbrief heb ik dit al aangegeven.
De 4 prioriteiten die ik heb gekozen raken direct aan de dieperliggende oorzaken
van sociale uitsluiting, en over de mate waarin partneroverheden verantwoording
afleggen aan de eigen bevolking. Maar we moeten ons wel beseffen dat het bij
structurele armoedebestrijding om langdurige sociaaleconomische en interne
maatschappelijke processen gaat. Enige bescheidenheid omtrent de resultaten die
we met onze hulp op korte termijn kunnen boeken is op zijn plaats. Toch toont
deze evaluatie opnieuw aan dat goed afgestemde en zorgvuldig uitgevoerde
interventies resultaten opleveren en bijdragen aan armoedevermindering.
aanbevelingen IOB - groei & verdeling
Mijn eerste prioriteit is economische groei en verdeling. Een essentiële
doelstelling die in het beleid gedurende de evaluatieperiode tot 2006 wat mij
betreft volstrekt onvoldoende aandacht heeft gekregen. Groei is een
noodzakelijke voorwaarde voor welvaartsstijging en in steeds meer partnerlanden
neemt de economische groei gelukkig ook weer toe. Stijgende wereldmarktprijzen
voor landbouwproducten en grondstoffen en een verbeterd macro-economisch beleid
zijn daar voor een groot deel verantwoordelijk voor. De mate waarin de
allerarmsten hiervan profiteren wisselt echter sterk. Daarom is groei en
verdeling een prioriteit en één van de aangekondigde beleidsintensiveringen
binnen mijn beleid.
Deze intensivering vereist een breder beleid dan hulp alleen. Dit betreft ook
het streven naar een eerlijk en open wereldhandelssysteem. Gelukkig erkent IOB
dat: de initiatieven van Nederland bijvoorbeeld voor een verbeterde markttoegang
van Afrikaanse producenten op het gebied van snijbloemen en katoen worden over
het geheel genomen positief worden beoordeeld. Wij zullen op de ingeslagen weg
van versterking van de coherentie tussen handelsbeleid en ontwikkelingsbeleid
voortgaan. Afrikaanse landen hebben echter ook een eigen verantwoordelijkheid
voor de ontwikkeling en uitvoering van een samenhangende groei- en
ontwikkelingsstrategie, gericht op het scheppen van werkgelegenheid en
vermindering van armoede. Dit vraagt onder andere om macro-economische
stabiliteit en een transparant begrotingsbeleid en -beheer.
De Nederlandse begrotingssteun aan partnerlanden biedt een goede ingang voor
een dialoog hierover met de overheden van de partnerlanden, maar ook met
invloedrijke donoren op dit gebied zoals de Wereldbank en het IMF. En verder is
het natuurlijk een zaak om het ondernemersklimaat te verbeteren. Dat wil zeggen:
ondersteunen van adequate wet- en regelgeving en het tegengaan van corruptie. Ik
wil via de Schokland Akkoorden en de uitvoering van mijn brief over de private
sector ontwikkeling de private sector alle aandacht geven.
aanbevelingen IOB - fragiele staten en andere prioriteiten
Dames en heren,
De tweede prioriteit die ik als minister heb aangebracht in mijn beleid is de
aandacht voor fragiele staten. In Afrika hangt de mate van fragiliteit van een
land en het risico op het uitbreken van gewapende conflicten nauw met elkaar
samen. Er zijn nog teveel landen in Afrika waar de veiligheid zelf in het geding
is, waar ongecontroleerd geweld wordt gebruikt ten koste van burgers en hun soms
schamele bezittingen. Vrede en veiligheid staan dan ook bovenaan de agenda in
deze landen. De door IOB vastgestelde grotere nadruk in het Nederlandse
Afrikabeleid op de bevordering van vrede, veiligheid en ontwikkeling
continueren, inclusief de evaluatie ondersteun ik van harte. We zijn al hard
bezig in Sudan, de Democratische Republiek Congo en Burundi. Samen met onze
internationale partners. Want we kunnen het daar niet alleen. En we moeten
vooral nog beter worden in het overbruggen van de kloof tussen noodhulp en
ontwikkelingssamenwerking. Dat moet beter in elkaar overlopen. Uw aanbevelingen
hierover zijn dan ook zeer welkom.
aanbevelingen IOB - klimaat en energie
Naast groei en verdeling, fragiele staten en de positie van vrouwen, waarop
ik vanwege de dramatische cijfers als het gaat om moeder- en kindsterfte een
essentiële prioriteit van gemaakt heb, gaat no. 4 van beleid over klimaat en
energie. Ik vind het jammer dat klimaat en energie maar zeer beperkt onderdeel
is van de evaluatie. De verdeling van milieugebruiksruimte en de effecten van
klimaatverandering voor ontwikkelingslanden zijn enorme vraagstukken met een
gigantische impact op onze inzet. Ik heb de klimaatverandering in een eerder
speech ietwat pathetisch wellicht, vergeleken met de ramp van de Titanic. Toen
de ramp zich voltrok waren het de rijke mensen die wisten te ontvluchten, en de
armeren, waaronder Leonardo DiCaprio, die het onderspit moesten delven, voor hen
was geen plek in de reddingsbootjes. And the band played on...
Het cynische is dat de ecologische rampen die zich nu voltrekken, veroorzaakt
zijn door de rijke en geïndustrialiseerde landen. Onze ecologische voetafdruk is
vele malen groter dan die van Ontwikkelingslanden. En wie de schoen past trekke
hem aan. Wij moeten onze verantwoordelijkheid nemen om te voorkomen dat door de
droogte en de stijgende temperatuur de landbouwsystemen in elkaar donderen en
600 miljoen mensen ondervoed raken. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen om
te voorkomen dat 1.8 miljard mensen door veranderende regenpatronen en smeltende
gletsjers het hoofd niet langer boven water kunnen houden. We moeten alles op
alles zetten om overstromingen zoals we die laatst weer zagen in Bangladesh te
voorkomen. Deze regering heeft 500 miljoen begroot tot 2011 voor deze
problematiek en de projecten en programma's liggen grotendeels klaar.
aanbevelingen IOB - schuldkwijtschelding
Dames en heren,
Dat brengt mij op mijn laatste punt dat ik hier vandaag wil bespreken voor de
borrel begint. De schuldwijtschelding. In het rapport wordt beweerd dat de
Nederlandse schatkist zou profiteren van de kwijtschelding van
exportkredietschulden en dat het onduidelijk is wat het voor de armen in Afrika
doet. De volledige rekening zou volgens IOB immers uit de begroting van
ontwikkelingssamenwerking worden betaald, terwijl het hier geen
ontwikkelingsrelevante transacties zouden betreffen en de desbetreffende premies
kostendekkend geacht worden te zijn.
Ik wil hier echt afstand van nemen. Dit op basis van een eerdere evaluatie.
Ten eerste moeten we een onderscheid maken tussen de vraag of
schuldkwijtschelding een zinnig hulpinstrument is en de wijze waarop de
budgettaire toerekening plaats vindt. Het is een gemiste kans dat de evaluatoren
vooral ingaan op de budgettaire toerekening van schuldverlichting, waar best
vraagtekens bij te zetten zijn, maar (te) weinig aandacht besteden aan de
positieve effecten van schuldverlichting voor Afrika. De grote
schuldverlichting-initiatieven van de afgelopen jaren leidden tot verbeterde
kredietwaardigheid van deze landen, tot nieuwe financiering voor
ontwikkelingsdoelen, grotere macro-economische stabiliteit en - dooor de
intensieve samenwerking met internationale financiële instellingen -- beter
begrotingsbeheer. Dit hebben ook verschillende studies (bijvoorbeeld van
Wereldbank, IMF, AfDB) uitgewezen. Ik heb mij daar jarenlang als parlementariër
druk over gemaakt en er zijn wel degelijk resultaten geboekt. Nederland blijft
dan ook van harte initiatieven ondersteunen voor schuldverlichting en
-kwijtschelding voor de armste zwaarverschuldigde ontwikkelingslanden onder
internationaal overeengekomen voorwaarden.
Bovendien wil ik zeggen dat Nederland zich bij schuldverlichting al jaren
inzet voor het maken van duidelijke afspraken over armoedebestrijding,
corruptiebestrijding en bestuurlijke en economische hervormingen in
debiteurlanden die voor schuldverlichting in aanmerking komen. Verantwoord
schuldenbeheer is daarbij net zo goed een verantwoordelijkheid van crediteuren
als debiteuren. Daarom pleit ik ervoor om internationaal nieuwe afspraken te
maken hierover. Zo heeft de OESO onlangs, mede op aandringen van Nederland,
regels vastgesteld voor het verantwoord verstrekken van (export)kredieten
aanzwaarverschuldigde ontwikkelingslanden.
Ook in eigen land zal de regering dit in haar herverzekeringsbeleid
uitwerken. Wat betreft de toerekening van de schuldkwijtschelding, daar moeten
we voor de toekomst misschien nog eens naar kijken. Maar voor deze regeerperiode
is in elk geval afgesproken dat die nog even blijft zoals die is. En ik moet
zeggen: het is en blijft dezelfde euro van dezelfde Nederlandse belastingbetaler
die hier wordt ingezet. Van elke euro besteden we nog steeds 8 cent aan
internationale solidariteit, en een klein deel daarvan gaat naar
schuldkwijtschelding. We zullen er vooral aan moeten werken dat we het overige
deel nog efficiënter en effectiever inzetten.
slot
Dames en heren,
Het was een interessante discussie die hier vandaag gevoerd is over een
interessant rapport, waarvoor ik de evaluatoren dankzeg. Ik hoop dat wij blijven
discussiëren over Afrika. Want de turbulente tijden rechtvaardigen een
permanente reality check. Ik dank u voor uw denkkracht en laten we in gesprek
blijven met elkaar. Afrika verdient dat.
Dank u.
---